De VOORZITTER meent, dat men dit op
prijs moet stellen. Men moet echter de zaken
in hun juiste verband zien. De positie die
spreker heeft ingenomen, heeft hij reeds van
het begin af, vanaf de behandeling van de be-
grooting, ingenomen, en hiervan is de raad
ook niet onkundig.
De heer HAMELINK vervolgt, dat het cri-
terium in deze zaak is, is de positie der ge-
meente verzwakt Integendeel, zij is juist
vooruitgegaan.
De VOORZITTER: U vergeet, dat de ge-
meente nog ieder jaar op het batig slot in-
loopt, door de f 1200, die 10 jaar lang minder
uit het gemeentefonds worden getrokken. Dit
verzwakt toch ook ieder jaar de rekening.
De heer HAMELINK merkt op, dat dit toch
niet van invloed is op wat men thans reeds
heeft.
De VOORZITTER wijst er op, dat het idee
van het college is, dat men thans, nu men nog
kan heffen, ook tot heffing moet overgaan.
De heer HAMELINK: Van wie?
De VOORZITTER vervolgt, dat dit ook een
goed standpunt is. Dat zou de heer Hamelink
als particulier toch ook doen.
De heer HAMELINK vestigt er de aandacht
op, dat hij als particulier zijn deuren niet zou
sluiten wegens gebrek aan handelswaren, als
hij nog reserves had. Hier evenwel zet men
er den domper op. Men moet toch geen ge
brek gaan lijden, als men het behoorlijk kan
uitzingen. Spreker verwacht niet, dat hij
tegen de gebruikelijke mentaliteit zal kunnen
oproeien, doch men behoorde het op prijs te
stellen, dat men een gemeente heeft, die in
de slechtste jaren nog kans zag, een reserve
te vormen.
Naar sprekers oordeel moet men thans voet
bij stuk houden. Spreker wil liever tien keer
verliezen, dan eenmaal het hoofd buigen. De
fout in dezen is, dat de financieele politiek
van Gedeputeerde Staten fundamenteel fout
is. De gemeente Axel heeft het klaargespeeld
in een tijd, dat honderden gemeenten ten
onder gingen, nog een behoorlijke reserve te
kweeken, en wat is er dan tegen, die thans
aan te spreken, nu men een slecht jaar be-
leeft
De VOORZITTER wijst er op, dat Gedepu
teerde Staten daar niet aan willen.
De heer HAMELINK is van oordeel, dat een
loyale waardeering jegens deze gemeente meer
op zijn plaats was.
De VOORZITTER: Daar gaat het hier
thans niet over.
De heer HAMELINK vervolgt, dat men
thans niet mag beschikken over de reserve.
Nu, in het ergste crisisjaar, dat Axel gekend
heeft, doen Gedeputeerde Staten precies als
een deurwaarder en verbieden, aan het geld te
komen. Spreker zal verder van dit onderwerp
afstappen. Het idee van den heer Van 't Hoff
vindt hij fout. Indien men buitengewone ont-
vangsten heeft, moet men die ook op buiten-
gewoon aflossen! Indien men daarmee naar
Den Haag zou gaan, verliest men het ook wel,
doch niet met eere, terwijl we dit wel doen,
als men met het idee van spreker er heen
gaat.
Nu de kwestie, die de heer Fanoy heeft
aangesneden, of het moreel of immoreel is,
de subsidie voor de bewaarscholen te verlagen.
Spreker zou dit argument niet zoo sterk op
den voorgrond willen plaatsen. Naar zijn
meening behoort men het zoo te zien, dat de
subsidie tot wederopzeggens toe is verleend.
Dit is hier altijd gedaan, en het is een goede
usance. Het spreekt vanzelf, dat een raad
zich niet voor altijd kan binden aan een ge-
nomen besluit. Doch pas wanneer de nood er
toe dringt, moet men tot verlaging der sub
sidies overgaan. Gedeputeerde Staten doen
hier wat anders. Het gelijkt er eenigszins op,
of zij, waar de financieele noodzakelijkheid
niet aanwezig is, een bepaald object een trap
willen geven, en indien de raad er dan op zou
ingaan, zou het inderdaad immoreel zijn.
Nu de bewaarscholen het zelf niet hebben,
komt ook de vraag der immoraliteit van ver-
mindering ter sprake. Blijkens de mededee-
ling van den heer Oggel verkeert de nieuw
gestichte bewaarschool in moeilijkheden en
mag men deze thans niet in den steek laten,
omdat, indien deze niet gestieht was gewor-
den, de gemeente een taak zou gekregen heb
ben, die geld had gekost. Thans is het half
om half, het particulier initiatief wer.kt hierin
door, en de gemeente steunt. En of het als
zuivere gemeentedienst goedkooper zou ge-
kund hebben, wordt ook door spreker betwij-
feld. Spreker vindt ook dezen eisch van Ge
deputeerde Staten te streng om er mee door
te gaan. Indien men op deze zaak teveel zou
bezuinigen, zou inderdaad de grens der immo
raliteit bereikt worden.
Men moet er echter niet over gaan spreken
of een vermindering van subsidie moreel of
immoreel is. Deze is moreel, doch indien men
een vereeniging, die in nood zit, in den steek
laat door de subsidie te verminderen, wordt
het immoreel. De vereeniging kan niet zon-
der .deze subsidie en indien men nog verder
zou gaan op den weg van verlaging er van
zonder financieele noodzakelijkheid, zou het
immoreel worden.
Spreker wil den raad voorstellen, op de
gronden, die hij ontwikkeld heeft, bij de
Kroon in beroep te gaan tegen de beslissing
van Gedeputeerde Staten en het standpunt der
gemeente op deze gronden te verdedigen.
De heer DE RUIJTER gelooft toch, dat de
zaak, zooals de heer Hamelink die stelt tegen-
ov-er het standpunt win Gedeputeerde Staten,
eenigszins anders is. Spreker gelooft niet,
dat men te doen heeft, althans in de groote
lijn met een zekere bedilzucht van Gedepu
teerde Staten. Men moet aannemen, dat
wanneer Gedeputeerde Staten de financieele
zijde der gemeente bestudeeren, zij de goede
richting wenschen uit te sturen. Spreker
kan het in het college van Gedeputeerde
Staten waardeeren, als zij de gemeente wijzen
op de zwakke punten in het financieel bestel.
Gedeputeerde Staten gaan in dezen echter te
ver, zij vallen over kleinigheden, over ver-
schillende kleine dingen. En hierin is spreker
niet bereid toe te geven. Hij wil er in toe-
stemmen, de opcenten op de personeele be-
lasting te verhoogen tot 200 en van de reserve
af te blijven, doch op die andere dingen wil
hij niet toegeven. Gedeputeerde Staten gaan
hierin te ver, zij grijpen te veel in in de auto
nomic der gemeenten. En als het dan de
vraag is, zullen Gedeputeerde Staten deze be-
dragen op de begrooting zetten, of is het wet-
telijk noodig in beroep te gaan, dan wil
spreker daartegen in beroep gaan.
De heer VAN 'T HOFF merkt bp, dat de
heeren Hamelink en Fanoy over de extra af-
lossing der leening, waarover spreker het ge-
had heeft, gezegd hebben, dat deze tot den
kapitaal dienst behoorde en het verplichtend
was, deze extra af te lossen. Spreker kan dit
standpunt niet deelen. Wel is het naar zijn
meening zoo, dat uit de vrij komende gelden
van bezittingen de bestaande schuld moet
worden betaald, doch als men het goed naziet,
zal men kunnen ervaren, dat de schuld niet
overwegend, doch integendeel zeer miniem is.
Afbetalen van schuld is nooit slecht werk, dat
wil spreker niet beweren, doch er is hier af-
gelost, nu het niet strikt noodzakelijk was
en men er met dit geld zou kunnen komen,
als het nog in reserve was
De heer FANOYMaar je hebt ze niet
meer!
iDe heer VAjN 't HOFF meent, dat men zal
moeten bekennen, dat er in dezen een fout be-
gaan is en men moet dit dan ook durven zeg-
gen. De mogelijlkheild bestaat naar sprekers
meening zeer zeker, dat er een gedeelte zal
mogen teruggeleend worden, al is.dit dan ook
niet' aanjgenaam.
De heer FANOY aciht deze redeneering on-
logisch. Hij wijst er op, dat in den loop der be-
sprekingen vergeten is, dat de heer 't Gilde
een besloten zitting gevraagd heeft, om enkele
voorstellen te doen, die hij in openbare
zitting niet Wilde rnoemen. De magelijkheid
(bestaat, dat bij aanneming van deze voorstel
len eveniwicht kan verikregen worden. Hij ver-
zoekt daanom den voonzitter, den heer
't Gilide in de gelegenheid te stellen zijn dertk-
beelden naar voren te bremgen.
De heer P. J. VAN RENDEGEM geeft te
kennen, dat de heeren zijn standpunt in dezen,
dat hij ook in Burgemeester en Wethouders
reeds heeft aangenomen, reeds weten. Spre
ker wilde door bezuiniging tot een gedeelte
van den achterstand komen, en dan f 2500 uit
de reserve nemen. Spreker heeft reeds dik-
wijls willen beizuinigen, doch het lukt niet.
Het voorstel om in beroep te gaan, in den
geest zooals de heer Hamelink dit uiteengezet
heeft, zal spreker daarom steunen. 'Hij is be
reid in dezen geest mede te werken. Desnoods
is hij bereid de opcenten op de personeele he-
lasting tot 100 op te voeren en 2500 uit de
reserve te nemen. Kan men dit niet gedaan
'krijigen, dan dient er straf beizuinigd te wor
den. Dit is, wat spreker hierover in laatste
instantie zeggen wil.
De heer 't Gilde heeft een besloten vergade-
ring vertzocht om op andere manier te trach-
ten aan geld te komen. Spreker voelt wel,
wiaarop het zal uitdraaien. Dit zal wel een
zakelijke bedrijfsbelasting worden, en al is het
dan,, dat deze sledhts zou ingaan hij zaJken met
50, 60 of zelfs met 100 abb eiders, spreker is
er tegen, dat de kans om hier nog bedrijven te
krijgen, door 'n zakelijke bedrijfsbelasting den
kop zou wortden iruge'druJkt. Hij i's daar tegen,
daarmede kan hij zich absoluut niet vereeni-
gen.
De heer VAN DE BILT merkt op, dat men
thans een klein beetje wijzer is geiworden dan
eerst. Hij wil alleen den heer Hamelink nog
vragen, dat, indien in beroep wordt gegaan,
toch 2 raadsleden het standpunt van de ge
meente bij den Raad van State moeten ver
dedigen. Indien dit zoo is, dan zou hij hienvoor
de heeren P. J. van Bendegem en Hamelink
willen aanwijzen.
(De heer HAMELINK wijst er op, dat dan
alle leden er voor zouden moeten zijn.
De heer VAN DE BILT vervolgt, dit ge
zegd te hebben, omdat het van belang is, dat
beide leden teten lijn trekken.
De VOORZITTER merkt op, dat, indien be
sloten wordt in beroep te gaan, de raad dan
twee leden aaniwijst om naar Den Haag te
gaan. Men mag aannemen, dat dan de een niet
dit en de ander een ander standpunt gaat in-
namen. Voor de beslilssing valt, moet men
weten,, welke lijn er aanigehouiden zal worden.
Elk lid is het met de redeneering van een der
anidere leden niet altijd geheel eens. Men moet
dus eerst weten, hoe er over gedacht wordt,
anders kan men ook zijn stem niet voor een
bepaald voorstel uitlbrengen.
iDe heer HAMELINK vreest, dat de heer
Van de Bilt niet goed geluisterd heeft. Spre
ker heeft zijn standpunt in den breede uiteen
gezet en op grond daar van heeft hij voorge-
steld, bij1 de Kroon in beroep te gaan.
Indien iemand zich hierbij aansluit en
""hccoord gaat met de gronden waarop, kan
zijn voorstel aangenomen worden en dan kun
nen ook leden worden aangewezen om het
standpunt in dezen te verdedigen.
De heer VAN DE BILT merkt op, dat ook
eerst de heer P. J. van Bendegem het met
den heer Hamelink niet eens was.
De heer HAMELINK meent, dat de heer
P. J. van Bendegem weet, dat niet ieder zijn
zln kan krijgen en dat deze aanvoelt, dat op
de gronden door spreker ontwikkelt, de meeste
meeningen zich zullen samentrekken.
De heer 'T GILDE merkt op, de gelegen-
heid gevraagd te hebben, zijn voorstellen in
besloten vergadering te doen.
De VOORZITTER wijst er op, dat aan de
orde is de behandeling van den brief van
Gedeputeerde .Staten, waarbij goedkeuring aan
de begrooting voor 1938 wordt onthouden.
De heer 'T GILDE deelt mede, deze gelegen-
heid juist gevraagt te hebben, omdat hij met
dezen brief niet accoord gaat. Indien hem de
gevraagde gelegenheid niet wordt geboden, zal
hij zich aansluiten hij het voorstel van den
heer Hamelink.
De heer SEGHERS voelt er niets voor, aan
den wensch van Gedeputeerde Staten betref-
fende heffing van hooger opcenten, gehoor te
geven. En nog minder om wat betreft die
andere kleinigheden toe te geven. Hij zal zich
aansluiten hij het voorstel van den heer Hame
link.
De heer DIELEMAN geeft te kennen, dat,
als alle leden zich uiten, hij dit ook zal moeten
doen. Z.l. is elk raadslid er tegen, de opcen
ten op de Personeele belasting op te voeren
tot 200. We zitten er nu mee. Spreker ziet
het er van komen, dat het er naar toe gaat,
dat men naar den Haag zal gaan. Spreker
k'walificeert dit met den naam „groot doen'".
Verschillende raadsleden: Neen.
De heer DIELEMAN wil nog een kleinigheid
zeggen. Bij de behandeling der begrooting
heeft men toch nog eenige rechten. Spreker
meent, dat men niet gedwongen behoorde te
worden, deze zaak in zijn algemeenheid te
behandelen. Hij acht dit niet reeel. Men
moest de verschillende zaken gescheiden hou
den en apart behandelen, dit maakte het
oordeelen veel gemakkelijker. Spreker vindt
dit in verband met de heffing van 200 op
centen op de personeele belasting ook een
zuiverder idee. Indien dit echter niet kan en
men zijn meening over de heele groep van
maatregelen moet geven, dan ziet spreker
heelemaal niet in, waarom men niet naar Den
Haag zou gaan.
De VOORZITTER schorst de openbare ver
gadering welke overgaat in een zitting met
gesloten deuren.
Na heropeninig deelt de VOORZITTER
mede, dat punt 9 der agenda zeer uitvoerig
is besproken. Uit de beraadslagingen is geble-
ken, dat er leden zijn, die niet aan den wensch
van Gedeputeerde Staten wenschen toe te
geven. Een bepaalde weg is nog niet gekozen,
doch er is een voorstel aantoangig gemaakt
door den heer Hamelink, in beroep te gaan bij
de Kroon. Indien dit voorstel wordt inigediend
en ondersteund door 2 leden, kan dit in stem
ming worden geibracht. Spreker verwacht dan
evenwel een omlijnd voorstel, dat in het kort
omschraven kan zijn. Hierop kan dan door
'den raad worden beslist, en dienen, indien het
voorstel van den heer Hamelink wordt aange
nomen, 2 leden te worden aangewezen om het
standpunt der gemeente te gaan verdedigen.
De tweede weg is zooals spreker gezegd
heeft Gedeputeerde St'aten in alles toe te
geven.
De heer HAMELINK stelt voor, in beroep
te gaan bij de Kroon tegen de besli'ssimg van
Gedeputeerde Staten van Zeeland, op grond
van het feit, dat zijns inziens de situatie der
gemeentefinancien nog niet vereiscM, dat men
tot heffing van 200 opcenten op de Personeele
(belastinig moet overgaan. Buitendien is het
ook sprekers gevoelen, dat Gedeputeerde Sta
ten te sterk ingrijpen in de gemeentelijike auto
nomic, waartoe zij evenmin door den finan-
cieelen toestand der gemeente gerechtigd zijn.
Spreker wil hieraan toevoegen, dat, mocht
eventueel blijken, dat door welke oorzaken
dan ook de financieele toestand verzwakt
mocht worden, er nog andere maatregelen in
het leven kunnen worden geroepen dan een
verthooging der Personeele belasting, welke
naar sprekers gevoelen reeds te sterk op de
toevo'lking druikt.
Het voorstel van den heer Hamelink wordt
ondersteund1 door de heeren 't Gilde en Bssel-
'brugge.
De heer DE RUIIJTER deelt mede, dat, waar
hij thans staat voor de keuze tusschen in be
roep gaan, dan wel toegeven aan de eisethen
van Gedeputeerde Staten, hij alleen op de
laatste gronden, in het voorstel-Hamelink ge-
noemd, voor diens voorstel zal stemmen, om-
reden er ten aamzien van deze laatste over-
weging geen andere keuze bestaat, daar Ge
deputeerde Staten aan hun eischen vastthou-
den. Persoonfllijik is spreker van oordeel, dat
het toch noodilg zal zijn, tot een heffing van
200 opcenten op de personeele belasting over
te gaan, daar zulks noodig zal zijn voor een
ricihtiige huishouding der gemeente.
Het voorstel van den heer Hamelink wordt
aangenomen met 10 tegen 3 stemmen.
'Voor stemmen de heeren Essellbrugge,
't Gil'de, Hamelianlk, Van 't Hoff, De Jonge, De
Ruij.tar, Seghers,, C. van Bendegem, P. J. van
Bendegem en Van de Bilt; tegen stemmen de
heeren Dieleman, Fancy en Oggel.
De VOOREITTER deelt mede, dat naar aan-
ileidiing van de aanneming van dit voorstel
thans 2 heeren dienen aangewezen te worden
om het beroep namens de gemeente te ver
dedigen. Hij vraagt, hoe men er over demkt;
wordt het gewenscfht geacht, dat het 2 voor-
stemmers zijn, of wel, dat ook 1 lid der min-
derhei'd in de deputatie is vertegenwoordigd.
De heer OGGEL is van oordeel, dat het
voorstemmers zullen behooren te zijn, want
tegenstanders kunnen de zaak niet verdedi
gen.
De heer HAMELINK: Dat hebt u goed in
de gaten.
De VOORZITTER meent, dat waar er een
minderheid en een meerderheid in den raad
is, het wellicht gewenscht zou kunnen zijn,
dat zoowel de eene als de andere zijde zou
worden vertegenwoordigd.
De heer 't GILDE is van meening,-» dat
degenen, die er voor waren, het beroep het
beste zullen kunnen verdedigen.
De VOORZITTER voert hier tegen aan, dat
voor de verdediging van het beroep een der
voorstanders kan aangewezen worden.
De heer VAN 't HOFF meent, dat als derde
persoon een tegenstander mee zou kunnen
gaan.
De VOORZITTER laat den raad in dezen
volkomen vrij.
De heer HAMELINK gelooft niet, dat het
juist zou zijn, dat een lid der minderheid mee
zou gaan naar den Raad van State, want de
minderheid gaat niet in beroep. Er is dan ook
naar zijn oordeel geen enkele reden om de
minderheid bij de voorziening hij de Kroon te
doen vertegenwoordigen. Bovendien is het
zoode raad gaat in beroep.
De VOORZITTER: Doch er bestaat een
meerderheid en een minderheid.
De heer HAMELINK antwoordt, dat dit,
indien men zich op wettelijke basis stelt, mis-
schien juist is. Doch ten opzichte van den
Raad van State is het dat niet. Men kan toch
geen beroep gaan verdedigen met een lid,
waarvan men weet, dat zijn meening juist
tegengesteld is aan de eigen meening.
De VOORZITTER ziet dit anders. Er is een
meerderheid en een minderheid. En nu moeten
de belangen der gemeente worden bepleit. Dan
is het ook gewenscht, dat de minderheid ver
tegenwoordigd is. Dan is de Raad van State
in de gelegenheid het voor en tegen in zijn be
slissing te verwerken.
Stemmen: Daar zorgen Gedeputeerde Sta
ten wel voor!
De heer HAMELINK meent, dat de Voor-
zitter de zaak verkeerd stelt. De zaak zal ook
van de zijde van Gedeputeerde Staten wel van
alle kanten belicht worden. Deze zullen ook
hun standpunt wel verdedigen en iemand naar
Den Haag zenden om hun meening toe te lich-
ten. Dit zal de minderheid uit den raad niet
behoeven te doen.
De heer OGGEL: Vooral niet, nu er zoo'n
groote meerderheid voor in beroep gaan is.
De VOORZITTER deelt mede, dat de vorige
keer, dat in beroep gegaan werd, door den
raad een ander standpunt ingenomen werd.
Toen bestond de deputatie uit een voor- en
een tegenstander.
De heer HAMELINK heeft dit toen ook fouf
geacht, al heeft hij dit den Voorzitter niet ge
zegd, om het genoegen van de reis niet te ver-
gallen. Spreker meent dat ten aanzien hier
van een andere grondslag dan de stemmen-
verhouding moet worden aangenomen.
De VOORZITTER heeft dit den raad voor-
gelegd, om dezen zoo objectief mogelijk in de
gelegenheid te stellen, zijn meening te uiten.
Indien de raad het gewenscht acht, dat 2
voorstanders zullen gaan, het is hem wel.
De heer DIELEMAN vraagt, of het mis-
plaatst is, te vragen, of de Voorzitter er heen
wil.
De VOORZITTER antwoordt, dat men dit
slecht van hem zal kunnen verlamgen, dan zou
hij tegen beter weten in moeten spreken.
Uitge'bracht worden 13 stemmen, waarvan
verkrij'gen de heeren Hamelink 10, C. van Ben
degem 1, De Ruijter 7, 't Gilde 4., Seghers 1,
Van de Bilt 2 en Van "t Hoff 1 stemmen.
Zijn alzoo henoemd de heeren Hamelink en
De Ruijter.
De heer DE RUIJTER weet niet of het
juist geizien is, om hem aan te wijzen. Hi
deelt niet het eerste bezwaar van den heer
Hamelink. Hij heeft enkele voor in beroep gaan
gestemd, omdat hem geen keus overbleef, hoe-
wel hij, den eersten grond, waarop de heer
Hamelink zijn voorstel baseerde, niet deelt.
Het zou naar zijn meening beter zijn, indien
twee men'schen aangewezen werden, die het
standpunt van den heer Hamelink ten voile
deed en.
De VOORZITTER is van meening, dat de
heer De Ruijter net zoo goed gaan kan. De
deputatie, die aangeweizen wordt, het beroep
te verdedigen, ontvangt een bepaalde op-
dracht.
De heer DE RUIJTER zegt juist daarom,
dat 'hij er beiziwaar tegen heeft, als zoodanig
te worden aangeiwezen.
De heer OGG'EL merkt op, dat de bezwaren
van den heer De Ruijter toch zoo zwaar
wogen, dat hij er de voorkeur aan gaf, in be
roep te gaan.
De heer DE RUIJTER wijst er op, dat hij
dit heeft gedaan, omdat de handelwijize van
Gedeputeerde Staten naar zijn meening te ver
ingrijpt in de autonomic der gemeenten.
De VOORiZITTER acht het geen bezwaar,
dat d'e heer De Ruijter aangewezen wordt.
Op zijn vraag antwoorden de heeren Hame
link en De Ruijter, hun benoeming te aam-
vaarden.
10. Omvraag.
a. De heer FAN'OY deelt mede een tijdje
geleden in de couranten te hebben gelezen, dat
de tertiaire wegen in behandeling zullen
komen en dat in het Land van Hulst reeds
diverse wegen aangewezen zouden zijn, om
voor verlbetering in aanmerking te komen.
Spreker vraagt,, of Burgemeester en Wethou-
ders ook biertoe reeds pogingen hebben aan-
gewend.
De VOORZITTER antwoordt, dat het col
lege in dezen zeer actief geweest i's. Zij heb
ben hienomtrent inlichtingen gevraagd aan den
inigenieur van den Provineiailen Waterstaat,
(docih deze zaak is nog loopende.
De heer FANOY constateert, dat er dus
nag geen resultaat bereikt is.
(De VOORZITTER stemt diit toe. Er kan
ook nag geen resultaat bereikt zijn.
De heer FANOY is van oordeel, dat het
courantenlbericht dan vooribarig was.
De VOORZITTER deelt mede, dat het be-
treffende wetsontwerp noig moet ingediend
worden en dat, indien het eenmaal wet gewor-
den i's, een veirzoek om in aanmerking te
komen voor venbetering, kan worden inge-
dienid1.
b. De heer DIELEMAN bad een kleine
vraag willen stellen, doch werd verwezen naar
de omrvraag. Hij merkt op, dat aan het By-
locqueplein 2 nieuwe woninigen zijn gebouwd
en vraa'gt, of hieromtrent het adivies van de
bouwcommissie is ingeroepen.
De VOORZITTER antwoordt, dat het door
de betrokkenen is aangervraagd, adivies van de
bouwcommissie is ingewonnen en deze com-
missie heeft het ontwerp weer aan Burge
meester en Wethouders terwggezonden. Spre
ker kan hieraan toevoegen, dat noch Burge
meester en Wethouders, noch de bouwcom
missie aanleiding vonden, dit ontwerp af te
keuren. Gewoonllijlk geeft men de keuze tus
schen verschillende ontwerpen. Indien een
plan binmenkamt, dat zoo sober is, dat men
het moet afikeuren, dan word't dit ook gedaan,
doch m|en kan niet alles afikeuren. Indien het
echter zoo is, dat het ontwerp grenst aan dat
voor een mindere soort woningen, moet men
(het wel af keuren. Er wordt vastgehouden aan
de grens van het molgelijke. Mien moet in een
en ander een beetje soepelhei'd betrachten.
De heer DIELEMAN bedoelt ei'genlijk niet
het gelbouiw zelf, doch den voorgevel. Deze is
zoodanig, dat een oud systeem wordt toege-
past, dat -zou spreker het willen uitdruk-
ken nocihtans nieuiw is. Hij' bedoelt, de plan-
ken die over elkaar getimmerd zijn aan den
geivel, zooals het bij de schuren ook nog wel
voorkomt.
De VOORiZITTER antwoordt, dat dit thans
weer modem" is.
De heer DIELEMAN noemt het een men-
gelmoes.
c. De hear HAjMELINK heeft eens een
kijtkje genomen op de plaats voor de woon-
wagens. Hij daclht, dat een en ander in orde
gemaakt was, dodh moest constateeren, dat
er nog al het een en ander aan mankeerde.
Zoo heeft hij gezien, dat er nog op geenerlei
wijze is voorzien in de sanitaire behoeften en
dat ook niet het geiheele terrein is afgerasterd.
Hij verzoekt, hiermede spoed te betrachten.
Ook wat het drinkwater betreft, is het er nog
niet in orde. Burgemeester en Wethouders
hebben gezegd, dat ze de inrichting van het
kamp niet luxueus zouden maken, doch de
wooniwagenbewoners zijn toch ook menschen
en doordat er geen drinkwater is, wordt den
menschen in de omgeving overlast aangedaan.
Indien zoo iemand aan de deur komt om water
te vragen, laat men hem ook niet weg-
igaan. Noo'd'ge'dwongen heeft men de Oudewijk
ontlast van die menschen, doch thans is het
noodig om den overlast voor de omwonenden
en aanpalende eigenaars te voorkomen, althans
niet grooter te maken dan strikt nood
zakelijk is. Spreker meent, dat het noodzake
lijk is, dat deze voorzieningen worden getrof-
fen. Indien de Voorzitter hem kan toezeggen,
dat dit op korten termijn kan gebeuren, kan
hij zich hiermede teivreden stellen.
d. De heer HAMELINK heeft nog een an
dere vraag. De raad der gemeente Vogel-
waarde heeft in zijn vergadering van 22
Decemiber 1.1. 'besloten, toe te treden tot den
Krlihig Axel voor den Vleescihkeuringsdienst.
Tot hiertoe heeft men er hier verder niets
van vernomen. Hoe is de toestand op 'it
occgenlblik? Is al met de gemeente Axel als
centrumigemeente onderhandeld
De VOORZITTER antwoordt, dat Burge-
meester en Wethouders in de volgende ver
gadering over deze aangelegenhei'd volledig
verslag zullen uitlbrengen
'De heer HAMELINK vraagt in aansluiting
hiarop, hoe de gang van zaken is bij een groep
van gemeenten, die op grond van het betref-
feride wetsartikel in dezen samemwerken. Is
het zoo, dat een beslissing van den raad van
Axel voldoende is?
De VOORZITTER antwoordt, dat hierbij
verschillende gemeenten betrokken zijn. De
centrumgemeente neemt een besluit, ditzelfde
besluit dienen de andere aangsloten gemeen
ten ook te nemen. Die besluiten moeten door
Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd. Bij
wijziging moet dus een besluit worden ge
nomen door de gemeente Axel en alle bij den
Keuringsdienst aangesloten gemeenten, ter
wijl Gedeputeerde Staten in dezen de eindbe-
slissing hebben.
De heer HAMELINK veronderstelt, dat men
dus eerlang een voorstel van Burgemeester
en Wethouders aangaande deze zaak zal
mogen tegemoet zien.
De VOORZITTER deelt mede, niet te kun
nen zeggen, of in een volgende vergadering
een voorstel zal kunnen worden gedaan. Bur
gemeester en Wethouders hebben de betref-
fende stukken bestudeerd en bekeken.
De heer OGGEL deelt mede, dat hierover
reeds vroeger mededeeling zou zijn gedaan,
doch dergelijke zaken kunnen lang aanloopen.
Spreker is er voor, dat van een en ander door
de raadsleden ter secretarie kennis genomen
kan worden, dan wel, dat Burgemeester en
Wethouders dan raad hieromtrent schriftelijk
inlichten.
De VOORZITTER merkt op, dat er niets
gebeuren kan, dan met medewerking van den
raad. Hij zegt toe, dat deze aangelegenheid
in de eerstvolgende vergadering zal worden
aangesneden.
De heer HAMELINK acht den gedachten-
gang van den Voorzitter niet verkeerd. Er
is evenwel door den raad van Vogelwaarde een
besluit genomen, dat aan de centrumgemeente
aansluiting zou verzocht worden. Is dit reeds
gebeurd
De VOORZITTER antwoordt, dat er corres
pondence is gewisseld met Burgemeester en
Wethouders van Vogelwaarde, doch dat van
de gemeente Vogelwaarde geen verzoek tot
den raad van Axel is gericht.
De heer HAMELINK constateert, dat er dus
correspondence is gevoerd tusschen Burge
meester en Wethouders van Vogelwaarde en
het gemeentebestuur van Axel. Het spreekt
vanzelf, dat indien een uitweg wordt gezocht,
een bepaald standpunt moet worden inge
nomen, voor of tegen een bepaalde zaak. Spre
ker meent, dat verwacht mag worden, dat
in de eerstvolgende vergadering dit standpunt
kan worden bepaald.
De VOORZITTER deelt mede, dat de ver-
onderstelling <van den heer Hamelink niet
;uist is. Indien aan Burgemeester en Wet
houders inlichtingen worden verzocht, geven
Burgemeester en Wethouders die.
De heer HAMELINK: Dus een formeele
aanvraag tot aansluiting is nog niet gekomen!
De VOORZITTER: Aan den raad niet. Dit
zal ik niet ontkennen.
De heer P. J. VAN BENDEGEM is er voor,
dat deze zaak thans ter tafel wordt gebracht.
De VOORZITTER zegt, dat dit onmogelijk
is. Het is niet de gewoonte dat een niet drin-
gende zaak op dergelijke wijze wordt taehan-
deld. De raad zal te zijner tijd volledig op de
hoogte worden gesteld.
De heer P. J. VAN BENDEGEM wijst er op,
dat Burgemeester en Wethouders zoowel een
meerderheid als een minderheid is. Het stand
punt van Burgmeester en Wethouders in deze
zaak is reeds bepaald.
De VOORZITTER merkt op, dat eerst ver
schillende cijfers moeten worden verstrekt.
De raad mag volkomen weten, wat er gebeurt.
Indien men het wenscht, wil spreker desnoods
de volgende week een vergadering beleggen.
De heer P. J. VAN BENDEGEM vraagt,
wat er tegen is, deze zaak thans te behan
delen. In Burgemeester en Wethouders is er
een meerderheid en een miniderheid, die
beide hun standpunt bepaald hebben.
De VOORZITTER vraagt, wat men er mee
opschiet, dat thans deze zaak behandeld
wordt.
De heer P. J. VAN BENDEGEM geeft te
kennen, dat dan de leden althans het stand
punt van Burgemeester en Wethouders ken
nen. Het is al meer gebeurd, dat een zaak,
die discutabel was, staande de vergadering
ter tafel werd gebracht.
De VOORZITTER merkt op, dat dit drin-
gende zaken betrof, waarvoor uitstel niet
mogelijk was, die niet konden wachten. Doch
thans betreft het geen spoedeischend geval.
De heer HAMELINK is het er mee eens,
dat indien geen verzoek is ingekomen, men
ook niet anders kan dan afwachten.
e. De heer C. VAN BENDEGEM wil iets
vragen, waarop hij in deze vergadering geen
antwoordt wenscht, al zou het misschien
kunnen. Hij wil in de volgende vergadering
ingelicht worden, hoe hoog het loon is voor de
arbeiders, niet in werkverschaffing gesub-
sidieerde noch andere doch de losse arbeids-
krachten in dienst der gemeente.
De VOORZITTER zegt toe, dit antwoord
in de volgende vergadering te zullen geven.
f. De heer 't GILDE wil nog eens terug-
komen op het parkeeren op Zaterdag. Hier
over is reeds veel gesproken. Er moest een
parkeerterrein komen in verband met de pre-
tenties als stad, die men hier heeft, en nu het
er is, wordt er zoo goed als geen gebruik van
gemaakt.
Er is op het parkeerterrein ook een man
met een roode pet, en van tijd tot tijd komt
er misschien ook wel eens een verkeersagent,
doch geen parkeerende auto's. Spreker vraagt,
waarom deze toestand blijft bestaan. Thans
blijven de auto's geregeld door de gemeente
rondzwerven, en staan dikwijls tot ongerief
van het publiek, en stagneerend voor het ver-
keer, op de wegen. Spreker verzoekt den
voorzitter, zoo spoedig mogelijk maatregelen
te treffen, dat het parkeerterrein zal worden
benut voor het doel waarvoor het is gestieht.
De toestand is thans werkelijk treurig.
De VOORiZITTER zal de opmerking van
den heer 't Gilde heel graag in Burgemeester
en Wethouders behandelen. Hij wijst er op,
dat er destijds een raadsbesluit is genomen,
en een verordening op het parkeeren in de
gemeente is vastgesteld. Gedeputeerde Staten
hebben toen aanmerkingen gemaakt. deze
zaak is weer in den raad geweest, doch de
vastgestelde verordening is nog niet terug
ontvangen. Spreker heeft reeds eenigen tijd
terug gevra>agd, of de verordening nu ver
wacht kon worden. En indien deze goedge
keurd terugontvangen wordt, dan kan spreker
optreden, doch thans niet. Spreker kan thans
niet verbieden, dat de auto's in de stad ge-
parkeerd staan. Eerst dient de betreffende
verordening goedgekeurd te zijn, voordat hij
van zijn bevoegdheid gebruik kan maken, om
de automobilisten naar het parkeerterrein te
verwijzen.
De laatste paar weken is spreker bezig
geweest in de Kerkdreef, de toestand is daar
nu in orde, en ook in de Prins Hendrikstraat
is het geregeld.
g. De heer SEGHERS wijist er op, dat on-
getwijfelid aan alle leden bekend zal zijn de
circula'ire van den Minister van Sociale
ZaJken over het uitzenden van arbeiders over
'de grenzen. Spreker zou gaame vernemen,
hoe deze circulaire hier wordt toegepast, en
hoe men hier tegenover het puibliek Oiptreedt,
verder of er oak werkelijk gebruik van ge
maakt wordt.
De VOORZITTER deelt mede, dat de in-
houd van deze circulaire aan de betrokken ar-
Ibeiders kenbaar gemaakt is, met de mededee
ling, dat gega'digden zich bij den agent der
arlbeidslbemiddeOing kunnen opgeven. 5 men
schen hefoiben izich aangemel'd, en verschillende
andere, gehuwde arbeiders hebben er geen ge
bruik van gemaakt.
Morgen ontv'anigt spreker den agent der ar-
(beidslbeimiiddelin'g, opdat deze over deze en nog
enkele andere zaken verslag zal uitbrengen.
De heer SEGHERS vraagt, of er hier ook
een zekere drang op de menischen wordt uit-
geoefend, zooals het in den volsksmond heet,
zboal's het onthouden van steun enz.
'De VOORiZITTER antwoordt, dat dit hier
niet wordt toeigeipast.
De heer SEGHERS merkt op, dat, indien
dit hier het geval mocht zijn, to-ch wel ver-
zachtende omstanidiigheden in aanmerking
mogen worden genomen. Spreker heeft dezer
dagen. iemand ontmoet, die in de onmiddellijke
nalbijheid van den Minister verkeert en deze
de elide hem mede, dat eerstdaags een nieuwe
circulaire zou uitkomen, die veel zachter ge
steld is.
Hierlbij ontvangen de gemeentebesturen het
reeh't, van de verscherpte bepalingen af te
wijken, waarom spreker reeds nu zou wiilen
voorstellen, deize niet toe te passen.
iDe VOO'RiZITTER hedhaalt, dat enkele
jon'ge menschen van d'e gefboden gelegenheid
gelbruik helbben gemaakt. Morgen of over-
morgen ontvangt spreker den agent der ar-
Ibeidstoemiddeling, om verslag uit te brengen.
Indien de aan'gekondiigde circulaire komt, zul
len Burgemeester en Wethouders die toepas-
sen zooals het moet.
h. De heer SEGIHERS komt terug op zijn
vraag in kite vorige vergadering, betreffende
het trottoir in de Walstraat. Toen hij die
vraag stelde, deeide de Voonzitter mede, dat
er nog geen materialen waren.
IDe VOORIZITTER antwoordt, dat hij nog
'denizelfden avond met den bouwimeester daar-
over gesproken heeft. Zoodra de materialen
aangekomen zouden zijn, zou hiermede begon-
nen worden.
De heeir SEGHERS merkt op, dat het toch
maar een kleine oppervlakte is.
De VOORZITTER stemt toe, dat het in
orde moet Ikomen.
(Hij sluit de vergadering door het uitspreken
van het dank'getxd.