Fataal noem ik daarom een dergelijke poli- tiek, en ik betreur het ten zeerste, dat er geen meerderheid in Burgemeester en Wethouders blijkt te zijn, die zich tegen deze bedenkelijtke politiek verzet. In vind het op den duur niets meer of min der dan een tantalus-kwelling. Natuurlijk is er wel het een en ander waar over te spreken valt. De verlaging van de subsidie van het bewaarschool-onderwijs van 12,50 op 11,25 heeft mijn goedkeuring. Ik vind deze subsidie ook .dan nog aan den hoogen kant en kon deze m.i. best op f 10,ge- bracht worden. Dat is een zaak waaraan wij wettelijk bovendien niet verplicht zijn en be- hoeft in een tijd, dat de publiekrechtelijke lichamen zoo moeten worstelen en tornen om rond te komen, niet met al te groote barm- hartigheid behandeld te worden. Daar is het nu ten eenenmale de tijd niet voor. In dezen moeten wij terug naar wat meer particulier initiatief, en dan is er op een an.dere manier nog wel wat te bereiken in financieel opzicht, zooals de- ervaring dagelijks leert. Er zijn waarschijnlijk ook nog wel andere posten, waarover te praten is, en ik betreur dan ook, dat deze zaak nu zoo hals over kop moet be handeld worden. M.i. zou ons ten opzichte van deze zoo togrijpende aangelegenheid wel eens een meer behoorldjke tijd van studie mogen zijn gegeven. Ik zou daarom in de allereerste plants willen adviseeren vanidaag geen beslissing te nemen en binnen 14 dagen b.v. opnieuw bijeenkomen, nadat de raad b.v.. in comitd-generaal nog eens emstig de zaak onder de loupe heeft genomen. Daartoe zou ik een voorstel willen doen, mijnheer de Voorzitter. Ik ben de meening toegedaan, dat deze zaak te diepgaand, te ermstig is en onze gemeente als geheel, dus niet alleen als belasting-betalera van Axel, maar ook onze plaats-zelf als woonstad te zwaar en te drukkend treft om hier vanmid- dag zoo maar voetstoots ja en amen op te zeggen. Weinig gemeenten hebben terzake van hun beheer een zoodanige mate van zuinigheid be- tracht en steeds gevoerd als Axel en daarom moeten wij allerminst behandeld worden als het ,,zwarte schaap" onder de Zeeuwsche ge meenten. Ik doe daarom het voorstel om deze aangelegenheid 14 dagen te verdagen en eerst in besloten zitting te overwegen, wat ons nog vender kan te doen staan in den vorm van bezuiniging hier of daar of anderszins. De VOORZITTER merkt op, zich niet te kunnen vereenigen met de eindconclusie, waar- toe de heer 't Gilde komt, nl. de voorstellen van Burgemeester en Wethouders opschorten, en in comite-generaal nogmaals de begrooting onder de loupe nemen. Spreker heeft hier- tegen bezwaren, en wel, ten eerste, dat de begrooting- voor 1938 is opgemaakt en in openbare vergadering behandeld. De heer 't Gilde kent toch de begrooting voor 1938. Ver- der moet spreker er tegen opkomen, dat vol- gens den heer 't Gilde Axel zou behandeld worden als het zwarte schaap. Dat is niet te vinden in den brief van Gedeputeerde .Staten. Het is niet, alsof door Gedeputeerde Staten een brief is gedicteerd, in den toon van: jullie moeten, doch indien de heer 't Gilde dezen brief behoorlijk had gelezen zooals hij als raadslid ook verplicht is had hij kunnen ziem, dat Gedeputeerde Staten schrijven: „wij verzoeken u, de noodige wijziging te bevorde- ren, c.q. de noodige inlichtingen te verstrek- ken". De heer 't Gilde moet goed begrijpen, dat Gedeputeerde Staten niet alleen verantwoor- delijk zijn voor het toezicht op de gemeente, doch Gedeputeerde Staten is verder voor de gemeente ook verantwoondelijik tegenover de regeering. Men moet niet denken, dat de ge meente Axel wordt taeschouwd als het zwarte schaap, doch men moet ten voile den ernst van de huidige situatie onder oogen zien. Het is de plicht van Gedeputeerde Staten, te handelen zooals de toestand het hen voorschrijft. En dan is spreker het volkomen eens met Gede puteerde Staten, dat dit college een goede, reeele politiek voorstaat. Indien men uitgaven voteert, dient men ook de consequenties daar- van te aanvaarden. Indien gezegd wordt: dat hebben we noodig, moeten er ook de mid.delen voor zijn. Daar staat tegenover, dat in deze begrooting niet gedekt is een bedrag van 1421 waarvoor dus nog de middelen moeten worden gevonden. Verder is besloten, een be drag van f 2500 te halen uit de reserve. Spre ker is het eens met Gedeputeerde Staten en heeft dit in de betreffende raadsvergade- ring ook duidelijk doen uitkomen dat het daarvoor thans niet de tijd is. Men moet hem goed begrijpen, ook hij is niet een voorstander van belastingverhooging, doch men moet de consequenties van zijn daden willen inzien. Dit is ook geen zaak, die er nu eens door Burge meester en Wethouders doorgejakkerd wordt. Deze zaak is tijdig aanhangig gemaakt, moei- ljjke problemen zitten er voor de leden niet meer in, ieder raadslid moet waar deze be grooting al reeds behandeld is -op de hoogte zijn van het voor en tegen in dezen. De heer VAN't HOFF geeft te kennen, dat het bekend is, dat de raad in het geheel niet voor verhooging der opcenten op de personeele belasting van 180 tot 200 is. Dit is ook reeds geibleken bij de behandeling der begrooting. Spreker stelt thans de vraag, of men als leden van den raad er van doordrongen is, dat het zeer noodzakelijk is, de opcenten te bren gen van 180 op 200, en als het dan moet, dan moet het gebeuren. Uit het antwoord van den voorzitter aan den heer 't Gilde maakt spre ker op, dat de burgemeester als voorzitter van den raad daarvan wel doordrongen is, dat de financieele toestand der. gemeente het wel vraagt. Spreker neemt ook aan, dat de voor zitter niet voor verhooging der belastingen is. Doch als het eenmaal moet, en de bewijzen zjjn aanwezig dat het moet, dan moet spre ker er zich bij neerleggen. Aan deze vraag wil spreker nog een vraag vastknoopen. Uit het prae-advies leest men, dat de meerderheid van Burgemeester en Wet houders een voorstel doet. Daaruit blijkt, dat er ook een minderheid in dit college moet zijn, en waar ook de be- trokken wethouder met de financien der ge meente terdege op de hoogte zal zijn, stelt hij er prijs op, ook de meening van die minderheid te vememen en te hooren op welke gegevens deze van oordeel is, dat verhooging der op centen niet noodig zal zijn. Verder zou spreker in eerste instantie niet willen gaan, doch alleen zou hij willen vememen of er uit den boezem van de minderheid in Burgemeester en Wethouders ook reden aanwezig geacht kunnen worden, waardoor van een verhooging der opcenten kan worden afgezien, en welke reden daarvoor bestaan. In eerste instantie zal spreker het hierbij laten, en later kan dan het eindresultaat van eon en ander bepalen, welke richting hij zijn stem zal geven. Het voorstel 't Gilde, het is waar, kan zijn nut hebben, dit zal spreker niet tegenspreken. Doch de groote vraag is, indien men het te nemen besluit later neemt, of men er dan beter, slimmer van zal zijn geworden. Of men nu, dan wel over 14 dagen een besluit neemt, het zal een wijs besluit moeten zijn, en een besluit, zooals de toestand noodig maakt. De VOORZITTER is het met den heer Van 't Hoff volkomen eens, dat men deze belang- r rijke zaak rustig moet overwegen en bespre- ken. De meerderheid van Burgemeester en j Wethouders heeft zich uitgesproken, spreker zal daarom het woord verleenen aan wethou der Van Bendegem, die de minderheid vormt, opdat deze zal kunnen uiteenzetten, hoe deze denkt het tekort weg te werken. De heer P. J. VAN BENDEGEM deelt mede, in eerste instantie niet van plan te zijn, veel over deze zaak te zeggen. Zooals ook in het prae-advies wordt gezegd, is zijn standpunt voldoende bekend. In Burgemeester en Wet houders heeft spreker ook gezegd, liever te bezuinigen, dan verhooging van opcenten op de Personeele belasting te helpen bevor- deren. Spreker zou dan willen beginnen met de subsidie voor de burgerwacht. Temeer, waar hij ook heeft gehoord, dat men er in de gemeente niet zooveel aan hecht, zou hij de subsidie aan deze instelling willen schrappen. Wat betreft de frobelscholen, het meerder- heidsvoorstel van Burgemeester en Wethou ders luidt, de subsidie per leerling te brengen van 12,50 op f 11,25. Ook in dezen is spre- kers standpunt bekend, en wil hij voorstellen, deze te brengen op f 10. Dit vormt al een bedrag van 350. En dan zou spreker willen schrappen de subsidies aan de Handelsdag- school en de Landbouwschool. Het valt niet mee, de opcenten op de Personeele belasting te verhoogen, en het is ook, zooals de heer Van de Bilt zegt, dat er menschen wonen in groote huizen, die feitelijk een verhooging van blasting niet betalen kunnen, doch hun wonin- gen niet kunnen verlaten. Door sprekers voorstel wordt een 1100 a f 1200 gevonden. Spreker zou dan willen pro- beeren, verder dit jaar met de reserve door te scharrelen tot het volgend jaar, dit zal naar hij denkt wel goedgekeurd worden, en bij de behandeling der begrooting voor 1939 er goed het mes in willen zetten. Bij de begrooting wordt thans eerst behandeld de uitgaven en daarna de inkomsten, spreker zou het anders- om willen behandeld zien en eerst de inkom sten behandelen en pas daarna de uitgaven, opdat dan een ieder duidelijk voor oogen staat, wat gedaan kan worden. Dit heeft hij in Bur gemeester en Wethouders ook reeds gezegd. Nu voelt spreker wel en hij verwacht ook niet veel van zijn voorstel dat de heeren er niet voor zijn, doch dan moet hij er op wijzen, dat hij het vorig jaar bij de behandeling dezer begrooting ook reeds heeft gezegd, dat men consequent moet blijven, en als men iets doet, de consequenties daarvan dient te aanvaarden. Spreker heeft ook reeds gezegd, dat de bouw van een nieuw stadhuis zal eischen pl.m. 20, opcenten. Naar sprekers meening worden er te groote bedragen gevoteerd, ook op andere posten. Dit besluit kan men nu niet meer gaan intrekken, waarom spreker dan ook bovengenoemd voorstel heeft gedaan en zou willen trachten, verder met de reserve het jaar door te boeren. De heer DE RUTJTER geeft te kennen, dat de heer Van 't Hoff heeft gezegd, dat als de bealsting verhoogd moet worden en men er anders niet van tusschen kan, dit moet ge beuren. Spreker heeft het schrijven van Gede puteerde Staten met aandacht gelezen en be- grepen, dat dan eerst de begrooting nog voor den dag zou moeten komen. Spreker heeft deze dan ook bij de bestudeering van zijn voorstel geraadpleegd en geconstateerd, dat er allereerst is een post van onvoorzien van 1780. Daarbij komt, dat, indien het zoo blijft als het zich laat aanzien, er misschien nog een meevaller van 400 zal zijn. Daar staat tegenover, dat men ook tegenvallers heeft. Ten eerste de 1420, die de gemeente minder uit het gemeentefonds zal trekken. Dan komt het spreker voor, dat er volgens art. 225 voor onderwijs nog f 800 meer zal moeten worden uitgegeven. Indien men deze meevallers en tegenvallers, met den post voor onvoorzien, tegenover elkaar stelt, vervalt de post voor onvoorzien geheel. En de gemeente kan eigenlijk geen dag rondkomen, zonder een post voor onvoorziene uitgaven. Dan is er de kWestie, dat f 2500 is genomen uit de reserve, doch dat door Gedeputeerde Staten deze han- deling niet is goedgekeurd. Daarna heeft spre ker zich afgevraagd, hoe dit moet worden gedekt. Indien de personeele belasting ver hoogd wordt met 20 opcenten, zal dit uit- maken een bedrag van rond f 3800. Dan heeft men weer f 1300 voor onvoorzien. Nu behoort spreker ook tot de tegenstanders van belas tingverhooging, doch hij kan niet zeggen, dat het voorstel van de minderheid van Burge meester en Wethouders hem meer licht ge- bracht heeft. Deze minderheid bezuinigt f 1200, doch of dit nog een bezuiniging is, moet spreker betwijfelen, want indien de voorstellen van den heer Van Bendegem zouden worden aangenomen, dan zou de begrooting opnieuw moeten worden vastgesteld en spreker weet niet of dit wel gaat. Ook het nut van het voorstel-'t Gilde kan spreker niet inzien. Ook 'hij wil graag ver hooging der belastingen tegengaan en heeft ei ook aan meegewerkt, toen bij de behandeling der begrooting leek, dat men er van tusschen zou kunnen, terwijl nu blijkt, dat Gedeputeer de Staten de genomen stappen niet goedkeu- ren. Spreker zal gaame van de andere leden vernemen, hoe het zit, en of zij het mogelijk achten, dat er aan verhooging der belasting ontkomen kan worden. Wethouder Van Ben degem heeft gezegd, dat de bouw van het stadhuis ongeveer 20 opcenten vergt. Deze bouw zal dit jaar van de gemeente een bedrag van pl.m. f 1000 vragen. Natuurlijk verhoogt een dergelijke uitgaaf de belastingen, doch spreker ziet niet de mogelijkfheid aan die uit gaaf te ontkomen, deze was noodzakelijk. Spreker kan ook niet inzien, hoe het mogelijk zou zijn, aan verhooging der personeele be lasting te ontkomen, gezien het feit, dat de meevallers plus de post voor onvoorzien, ge- steld tegenover de tegenvallers maken, dat men thans quitte is en de post door onvoor zien geheel is verbruikt. Zoo heeft spreker het opgemaakt uit de stukken. Zijn meening is natuurlijk aanvecht- baar en spreker hoopt dan ook, dat er andere leden zullen zijn, die er in slagen hem aan te toonen, dat hij niet juist heeft gerekend. Zijn conclusie is, dat thans een post voor onvoor zien niet meer aanwezig is, terwijl bovendien het bedrag van 2500 dat uit de reserve is genomen, niet gebruikt mag worden. De iheer VAN 't HOFF was nieuwsgierig naar hetgeen de heer P. J. van Bendegem naar voren zou brengen, doch hiji is er niet slimmer van geworden. De oplossing, die de heer Van Bendegem aan de hand deed, heeft hem niet bevredigd. De bezuiniging, die de heer Van Bendegem thans weer ter sprake brengt, is bij de behandeling der begrooting in den breede besprokesn en de gevoteerde subsidies zijn met meerderheid van stemmen aangenomen. Spreker acht het goed recht van den heer Van Bendegem, dat deze .dit voor zichzelf wil bezuinigen en overhouden de din- gen die h ij wil steunen, doch de meerderheid van den raad wilde dit niet. Spreker ver wacht, dat het thans niet aniders zal zijn. Spreker had verwacht, dat de heer Van Ben degem hem meer licht had kunnen sahenken op financieel gebied, waardoor zou gebleken zijn, dat men er beter uitkon, zonder verhoo ging der belastingen. De heer Van Bendegem wil bezuinigen op de burgerwacht, op het bewaarschoolonder- wijs, de landbouwschool en de Handelsdag- school, doch dan gaat men de heele begroo ting, zooals die is vastgesteld, weer door elkaar halen. Er blijft dan niets over dan het geen de heer Van Bendegem graag wil en daar is niets tegen als hij ihet gedaan kan krijgen doch men verwacht toch niet, dat de tegenstanders van hetgeen de heer Van Bendegem voorstelt, thans zijn voorstel zullen slikken. Spreker zal nog graag afwachten, of er voorstellen komen, die meer licht versprei- den. De heer HAMELINK: Dit klopt dus met op het geval! De heer FANOY heeft met zeer veel be- langstelling den 'brief van Gedeputeerde Sta ten gelezen en spreker moet eerlijik zeggen, dat hoewel deze brief hem tegenviel -hij niet kan vinden, dat hieruit spreekt een com- mando-geest, zooals de heer 't Gilde meende, dien te moeten constateeren. In dit schrijven wordt door Gedeputeerde Staten alleen geconcludeerd qua cijfers. Spreker meent dan ook, dat de geest, dien de heer 't Gilde in het schrijven van Gedepu teerde Staten veronderstelt, er niet in zat. Een ander geval is, of men het met dit schrij ven in zijn geheel eens is. Wat betreft een gewrjzigde rageling der begrafenisrechten, in den geest, zooals Gedeputeerde Staten zich die voorstellen, daaraan zal spreker zijn stem^ nooit geven. Spreker vindt de tegemwoordige regeling een heel mooie regeling, er bestaat geen klasse, er zijn geen rangen en standen. Spre ker vindt, dat het juist is, dat men ten aan zien van de menschen, als hun stoftfelijk ower- schot aan den schoot der aard'e wordt toever- trouwd, geen' verschil to rang of stand is. Hij is van meening, dat men te dezen geen onder- scheid behoort te maken. En dan lijkt hem een zoodanige regeling practisch niet uitvoer- baar. Dit is een practisch bezwaar, doch voor spreker weegt to dezen het zwaarst het ideele betzwaar, dat men ter wille van een paar cen- ten de overledenen in rangen en kiassen gaat indeelen. Wat betreft de verhooging der schoolgelden, spreker heeft er bij de behandeling der be grooting al op gewezen, dat de opbrengst over 1937 achter is gebleven bij die van 1936. En dat betrof dan het to'komen over 1935, niet- tegenstaande de inkomsten over 1935 ruimer vloeiden dan die over 1934. Het resultaat is dus, dat geconcludeerd moet worden, dat de opbrengst niet voldoet aan de ramtog en er derhalve een fout to de verord'entog moet zijn. De verlaging der subsidie voor het bewaar- schoolond'erwijs vormt een gering bedrag, dat feitelijk to dezen niet meetelt. In den aanhef van hun schrijven concludee- ren Gedeputeerde Staten, d'at de gemeente in- teert een bedrag van f 7700. Voor zoover spreker kan zien is dit juist. Daar komt bij, dat is geraamd een te hooge bijdrage uit het gemeentefonds van 1421, terwijl de ge meente bovendien ten behoewe van het onder wijs nog moet bijpassen 20 pet. togevolge art. 225, wat vroeger slechts om de twee jaar be- hoefde, te gebeuren. Al met al komt spreker dan tot de conclu sie, dat de gemeente meer uitgeeft dan ont- vangt een bedrag van 10.000. Spreker laat hierbij buiten beschouwing het batig slot, waarover beschikt werd, doch zooals hij de zaak thans heeft gezien, is het zoo in elkaar geschroefd, dat de uitgaven de inkomsten overtreffen met f 10.300,71. Spreker kan bet geen gezond financieel beleid achten, als er niet gezorgd wordt, te voorkomen, dat de uit gaven db inkomsten overtreffen met 10.000. Gedeputeerde Staten verzoeken, om het te kort te d'ekken, een verhooging der Personeele belasting met 20 opcenten. Dit zal opbrengen pl.m. 3820, zoodat nog ongedekt blijft ruim f 6500. Zou dit gedekt worden op de wijze zooals Gedeputeerde Staten zioh dit voorstel len, dan beschikt men nog over het batig slot van 1936 ad f 6900, zoodat er voor onvoorzien overblijft f 420. Dat is dan de heele post voor onvoorzien. Spreker moet tot de conclusie komen, dat er met aannemtog van een voor stel tot verhooging van de opcenten op de Personeele belasting met 20 nog geen gezonde begrooting wordt verkregen. Spreker heeft met belangstelltog geluisterd naar het voorstel van den heer 't Gilde, om de begrooting nad^r te ondenzoeken en te trachten op an'd'ere wijze een oplossing te vinden. Hij wenscht dit voorstel te ondersteu- nen, niet om de verhooging der opcenten met 20 te ontgaan, doch om te trachten, de be grooting gezond te maken. Het spijt hem, dat hij dit nu pas heeft ontdekt, doch gezien het feit, d'at hij dit heeft moeten constateeren, is hij er voor, dat een beslissing over deze zaak nog eens wordt uitgesteld en zoo noodig een commissiie ingesteld, als gebeurt bij de behan deling der begrooting, om deze zaak nog eens nader te bekijken, of wel, dat de raad eens samenkomt, zonder dat er een officieele raads- vergadertog wordt gehouden, om de situatie nog eens zeer serieus te bekijken. Spreker kan zich met het voorstel van den heer 't Gilde best vereenigen en wil zijnerzijds zijn voile medewerking geven om te trachten, den toe stand gezond te maken. In hun praeadvies zeggen Burgemeester en Wethouders, dat het niet uitgesloten geacht moet worden, dat de verhooging der opcenten weer spoedig van de baan zal zijn. Hij kan zich hiermede niet vereenigen, d'och heeft to- tegendbel de overtuiging, dat men jaren en jaren met een hoogere heffing zal zitten. Al die heffinigen die tijdelijk ingesteld worden, voor een jaar b.v., hebben to dten loop van tijd zoodanig burgerrecht verlkregen, dat ze voor- loopig nog niet weg zijn. Spreker voorziet dan ook, dat als de gemeente 200 opcenten gaat heffen, men er voorloopig nog niet van af is. De heer Van de Bilt heeft geizegd', dat de groote gaztonen en de kleine middenstanders door de verhooging het zwaarst getroffen zullen worden. Inderdaad kunnen de men schen met de minste tokomens en de groot- ste gezinnen het minste missen, d'och dan moet men ook weer niet uit het oog verliezen, dat de grootste gezinnen ook de meeste af- schrijvtogen genieten. Wethoudter Van Bendegem heeft d'en bouw van het stadhuis te berde gabracht. Spreker acht dit niet juist. Want, was er besloten om geen nieuw stadhuis te. stichten, dan zou er moeten zijn overgegaan tot venbouwtog, die ook duizenden zou heitaben gekost. Voor den bouw van een nieuw stadhuis heeft men het geluk gehad', een leentogstermijn te verkrij- gen van 40 jaar, zoodat daze niet zwaar op de financien drukt. Bij reparatie zou men naar sprekers overtuiging nooit een dergelijiken leentogstermijn hebben kunnen bedtogen, zoo dat de financien zwaarder dan thans zouden gedrukt worden. Tegen de rsdeneering van Gedeputeerde Staten heeft spreker een bezwaar en wel het volgende. De reserve die gekweekt wordt, is bestemd om slechte jaren op te vangen. Dan vraagt spreker zich ook af, of het thans voor de gemeente geen slecht jaar is. Aan den anderen kant vindt spreker het feit, dat men de belastingen zbu moeten gaan verhoogen om te sparen buitengewoon absurd. Het is nu toch eigenlijk precies hetzelfd'e. De gemeente teert in en raakt zijn geld kwijt, terwijl men thans nog eens zou wenschen, dat er meer belasting betaald moet worden. Op een post van de begrooting wil spreker thans nog terugkomen, en wel den werkloo- zensteun. In 1937 is ongeveer uitgekeerd aan werkloozensteun f 30.000, de bijdrage aan het armbestuur is in het vorig jaar verhoogd, en zal naar hij vernam nog verhoogd moeten worden, zoodat veilig mag aangenomen wor den, dat deze f 40.000 zal vergen. Dan schat spreker het bedrag, dat de diaconieen aan armenzorg betalen op 11.000. Dit zal onge veer de wenkelijkheid benaderen, want spreker heeft eens de gelegenheid gehad, de opbrengst der collectes na te gaan, en kwam, bij den omslag, rekemend met de bestaande percen tages, op een bedrag van f 11.000. Dan komt hij tot een totaalbedrag van f 55.000, dat aan ondersteuning en armenzorg wordt uitgekeerd. De bevolking der gemeente stellend op 6400 inwoners, maakt dit per inwoner 8,60 per jaar. Een normaal gezin rekenend op 4 per- sonen, komt dit per gezin op 34, en ver der rekenend, dat der bevolking een jaar op een of andere wijze gesteund wordt, kost dit f 100 per gezin per jaar. Dit is absotout onevenredig. Daarom acht spreker ook de vraag gewettigd, of Burge meester en Wethouders niet den tijd gekomen achten, te overwegen, of dit niet op eeniger- lei wijze naar beaieden te brengen is. Hij stemt toe, dat degenen, die behoeftig zijn, .geholpen mogen worden en niet den lid van den raad zal van spreker kunnen zeggen, dat hij daaraan ooit getornd heeft. Bij overweging kan spreker geen enkel argument vinden, dat spreekt voor het voor stel van wethouder Van Bendegem. Deze vindt door verschillende subsidies geheel of gedeeltelijk te laten vallen een bedrag van f 2000. Doch dit bedrag valt in't niet bij het bedrag van 10.000 dat spreker geconsta teerd heeft, dat ingeteerd wordt. Zijn er ideeen te krijgen, dan zou spreker aanraden, niet te spoedig een besluit te nemen. Er wordt in elk geval f 10.000 meer uitge geven den ontvaingen; dit is een ongezonde toestand, dat kan een particulier niet en zeker niet een gemeente, die daarin het voorbeeld geven moet. De heer HAMEDINK geeft te kennen, dat het wel blijkt uit den toon, waarto de redevoe- ringen gesteld zijn, en die van het begin tot het einde in mineur zijn gesteld, dat de kwes- tie. die op het oogenblik behandeld wordt zeer belangrijk geacht wordt. Men staat thans voor de vraag, al of niet gehoor te geven aan den wenk van Gedepu teerde Staten, de opcenten op de Personeele belasting te verhoogen. Met zeer veel belangstelltog heeft spreker geluisterd naar de verschillende oplossingen, die voorgesteld worden, doch is er niet to ge- slaagd, in deze oplossingen lichtpunten te ontdekken. De heer P. J. van Bendegem stelt voor, verschillende posten te verminderen of te schrappen. Dat er wat gedaan wordt, als men niet kan uitkomen, kan spreker goed vinden, doch niet op de manier van: hak af, lclaar! Dit is geen besturen. Op die wijze zou men er toe komen, het cultureel leven geheel dood te drukken. Als het niet anders zou kunnen, zou het moeten, doch men mag niet zeggen, dat er to Axel zooveel aan het cultureel leven gedaan wordt. Axel is op dit gebied wel een der meest krenterige gemeen ten. Bovendien gelooft spreker niet, dat men er daarmee, wat dat aangaat, zou zijn. Men is met de wenscihelijkheid uit te spre- ken niet klaar. Hier staat men tegenover het financieel inzicht van Gedeputeerde Staten. Deze verlangen, dat de begrooting sluitend wordt gemaakt, maar hoe Dit college wenscht, dat een der pijlers, die de raad heeft aangesproken, wordt ondergraven. Dit col lege acht het aanspreken van een financieele reserve in algemeenen zin fout en dit is ook juist. Doch men moet juist elke zaak apart beschouwe®. En ten aanzien van deze kwestie hebben heeren gedeputeerden geen rekening gehou den met den gang van zaken. Deze finan cieele reserve is maar afkomstig uit een jaar en is voor het eerst opgebracht op de begroo ting -voor 1937 en dus uit den dienst 1935 voortgekomen. De zaak werd toen zoo gesteld: we vormen eeoi financieele reserve, 'en kunnen er altijd aan als het noodig is, terwijl we tevens de begrooting niet camoufleeren. Om als het ware de begrooting niet te mooi te maken, wordt deze reserve opzij gelegd, om te gebrui- ken to slechte tijden. Bij de behandeling van deze begrooting had spreker de gedachte, dat het dus in orde zou zijn, dezen reservepost voor een deel aan te wendlen om de begrooting sluitend te maken. Want in de eerste plaats is de reserve niet een spaarpot voor een verre toekomst, doch als men ruim to het geld zit, gaat het niet aan te gaan potverteren, maar legt een gedeelte opzij voor tijden, dat het noodig is. Door den bouw van het stadhuis en andere dtogen, moest worden uitgezien naar dekking voor een gedeelte der geraamde uitgaven. Sprekers voorstel om het ontbre- kende te nemen uit de reserve, is toen aan- vaard. En hij meent nog altijd, dat dit juist gezien is. Vroeger werd niet gereserveerd, doch werden de batige sloten van vorige jaren in de 'begrooting verwerkt. Indien de ge meente meer had gedaan voor het cultureel leven, indien zij dit wat ruimer had opgevat, meer had uitgegeven voor de straten, voor versiering der gemeente en sociale voorzienin- gen, dan zou men thans niet op de vingers getikt worden, omdat bet voorheen altijd zoo gedaan was. Nu het niet gedaan is, blijkt dat het geld, dat de gemeente gespaard heeft, niet te harer beschikking staat, maar dat dit tot eeuwig sieraad op de begrooting moet blijven prijken. terwijl toch de bedoeling is geweest, dit geld opzij te leggen voor een moeilijken tijd. En zoo ooit de gemeente een moeilijken tijd heeft aoorgemaakt, dan is dit thans .toch wel het geval. De begrooting voor 1938 was sluitend, om dat gebruik gemaakt werd van de gereser- veerde inkomst, die men meende, dat ten dienste stond. Spreker houdt staande, dat het getuigt van goed financieel beleid, als de be grooting op die wijze sluitend wordt gemaakt. Maar nu komt er wat anders. Na de vast- stelling der begrooting blijkt, dat er een tegehvaller komt in de uitkeering van het rijk, ten bedrage Van 1421,07. Indien dit tijdens de behandeling der begrooting bekend was geweest, had men als goede financiers dit bedrag in de dekking moeten betrekken, waar- uit logisoh voortvloeit, dat spreker voor zijn persoon nog bereid is, dit te dekken, desnoods door verhooging der belasting, als het moet. Er behoeft dus eigenlijk anders niets te gebeuren, dan dat men voor dezen tegenvaller een behoorlijk dekktogsplan beraamt. 'Spreker begrijpt, hoe het zal verloopen, indien het voorstel van den heer 't Gilde zou worden aanvaard. Men kan deze zaak uitstellen, en nog eens uitstellen, doch men kan ook nu beslissen. Indien de raad besloot op zijn standpunt te blijven staan, en in beroep te gaan, begrijpt spreker, dat men niet naar Den Haag kan gaan zonder behoorlijk dekktogsplan. Spreker voelt zich dan ook verplicht, dit bedrag te dekken. Maar om dit te doen op de manier, zooals de heer Van Bendegem dit voorstelde, daarvoor gevoelt spreker niets. Het spreekt wel van- zelf, dat hij de Burgerwacht geen traan na zou weenen, als de subsidie daarvoor ver- dween, doch deze subsidie is reeds door den raad vastgesteld. Even moet spreker iets zeggen op (het soai- bere betoog van den heer Fanoy. Volgens dezen spreker getuigt het niet van gezond financieel beleid, nu hij de begrooting bekijkt, dat vastgesteld moet worden, dat 10.000 meer wordt uitgegeven, dan ontvangen wordt. Naar zijn meening rekent de heer Fanoy hier fout, want hij rekent er af, hetgeen de ge meente heeft ingebracht als reserve van den vorigen dienst. En men kan het ten slotte nergens vandaan halen, als men het niet heeft. Het is vroeger altijd de gewoonte geweest, dat de uitgaven gedekt werden met behulp van de batige sloten van vorige diensten. En spreker is er van overtuigd, dat ook deze dienst met een 'batig saldo zal sluiten. Er kan dus sleohts over gesproken worden, dat men d'ezie 2500 niet ^ou mogen g'ebrui- ken, nu het batig slot van 1935 niet to de be grooting is ■verwerkt, zooas voorheen geschled- de, doch gereserveerd is. Wij zijn toch Gedeputeerde Staten niet. wij zijn de gemeente Axel, en de reserve is ge- vormd om te gebruiken in tijden, dat dit noo dig igeoordeeld moet worden. En dan moet men ook durwien zeggen, Gedeputeerde Staten, dat is van ons, tolijf er af. Dat is in dezen het twistpunt. Als spreker zijn zto zou krijgen, zou Gedeputeerde Staten medegedeeld worden, dat de gemeente Axel dit heeft gespaard voor zichzelf, niet voor Gedeputeerde Staten. Nu maakt hij zich geen illusies omtrent een beroep op de Kroon. Hij heeft er ervaring van en al had hij dit niet, dan nog zou hij uit de kranten kunnen wet en, dat een dergelijk (beroep steeds op verliazen uitloopt. Doch al moet het dan zoo zijn, dan zou spreker het nog niet overbodig achten, om dat hij er tegen zou zijn, dat de todruk ge- wekt wordt, dat Axel zwicht voor een wensch ■van Gedeputeerde Staten, die weliswaar als een verzoek maar toch met een zekeren cammandotoon wordt uitgedrukt. Axel is altijd zeer zutoig geweest to zijn be heer, is eigenlijk altijd te zuinig geweest, en thans heeft de zuinigheid de wijsheid bedrogen. Men mist thans een groote som uit het egali- satiefonds, en dit had voorkomen kunnen wor den, indien men vroeger niet zoo zutoig had beheer d. Naar sprekers meening moet men niet gaan reserveeren voor een betere toekomst, en to een tijd, dat het moeilijk is, de bevolking las- ten opleggen, terwijl de middelen om die ver- zwaarde lasten tegen te gaan, aanwezig ztyn, doch men ze van Gedeputeerde Staten niet gebruiken mag. Wat betreft de begrafenisrechten, gelooft spreker met den heer Fanoy, dat men dit niet moet doen. Men moet niet gaan op den weg van somtmige gemeenten, de overledenen in kiassen in te d'eelen. Spreker meent, dat men het beetje zelfstandigheid, dat nog aan de ge- meenten gebleven is, to dezen dient te behou- den en zich niet van dit stukje moet laten afdrtogen. Bovendien zal het slechts enkele centen opbrengen. Wat betreft de subsidie voor de bewaar- scholen, welke enkele leden willen verlagen tot f 10, spreker moet hierop antwoorden, dat men dan consequent moet zijn, en de subsidie geheel moet afschaffen. Men zit hieraan ech- ter een beetje vast. Toen deze torichttogen werden igesticht, heeft de gemeente een soort moreele verplichttog op zich genomen, en spreker acht het dan ook plicht der gemeente I dat men de besturen in staat moet stellen, hun torichtingen te driven, al mag niet ver wacht word'en, dat men voor dit doel kapitalen zal mogen putten uit de berooide gemeente- kas. Spreker kan er evenwel niet aan mee- helpen, d'eze torichttogen te helpen diesorgani- seeren. Hij meent, dat de oplossing van het vraag- stuk, waarvoor men thans staat, dlchter bij ligt. En wel, dat de raad Gedeputeerde Staten bericht, bereid te zijn, het bedrag van 1421,07 te dekken, door middel van verhooging der opcenten op de Personeele belasting en voor de rest niet op de aanwijzingen van Gedepu teerde Staten in te gaan. Er zijn nog een paar dtogen, waarover spreker het hebben wil, en dat is in de eerste plaats de stadhuiskwestie. Spreker had den heer Van Bendegem niet beter kunnen beantwoorden, dan de heer Fanoy dit gedaan heeft. Hij kan zich niet voor stellen, dat, todien niet tot den bouw van een nieuw stadhuis zou zijn 'besloten, men ontkomen zou zijn aan een gron'dige reparatie die duizenden zou hebben gekost. En daar voor had1 men niet kunnen leenen. Spreker i is er dan ook van overtuigd, dat, todien een voorstel gedaan zou worden, om te leenen voor reparatie van tost stadhuis, hij er tegen j zou gestemd hebben. M!en gooit toch geen goed geld naar kwade zaken. Was er geen nieuw stadhuis gekomen, d'at was. het noodzakelijk geweest, het stadhuis te voorzien van een nieuw dak enz., en d'at zou duizenden gekost hebben, terwijl dan zeker belastingverhooging niet te ontgaan' zou zijn geweest. De hesr Van de Bilt heeft met zeer veel medeled'en gesproken over de menschen die groote gezinnen hebben en groote huizen be- wonen, terwijl ze er niet altijd' uit kunnen. Inderdaad zullen er zijn, die zwaard'er zitten I dan men zich todienken kan en die er geen nieuwe last meer bij zullen kunnen verdra- gen. Indertijd heeft spreker zich alle mogelijke moedbe gegeven om een progressieve heftfmg* toigevoerd te krrj'gen, waarbrj juist een groote speltog bestomd to d'e middenklasse. Men kon het bij sprekers voorstel halen, waar het was, terwijl diegenen die minder hadden, werden ontlast. Bovendien gaf de wijze van hefftog, zooals spreker die had voorgesteld, een meer- dere tokomst van pl.m. f 1700. Dit voorstel is evenwel door den raad niet geaccepteerd. Spreker heeft nog andere tokomst-bronnen aangeweizen, doch de raad heeft indertijd zijn voorstel tot het tovoeren van een zakelijke bedrijfsibelasttog afgewezen. Het is toen wel niet tot e:n voorstel gekomen, doch de mo- gelijkheden voor het verkrij'gen dezer inkom sten zrjn nog aanwezig. Spreker moet zich er tegen verklaren, dat de geconstateerde tegenvaller gedekt zou wor den op de wijize als de heer Van Bendegem heeft Voorgesteld, daar men hierdoor krijgt een gewrongen cultureele vertooudtog, die spreker totaal verkcerd acht. Hij stelt voor, het togenomen standpunt tegenover Gedeputeerde Staten te handhaven, de erkenntog uit te spreken, dat een dekktogs plan moet worden gevormd voor den tegen valler van f 1421,07, dat hiervoor dus een to komst moet word'en gevonden. Dit is sprekers conclusie. Hij stelt dan voor, ter dekktog van het bedrag van f 1421.07 de opcenten op de personeele belasting te verhoogen, en voor bet overige de begrooting op dezelfde wijze be handhaven. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1938 | | pagina 6