Fataal noem ik daarom een dergelijke poli-
tiek, en ik betreur het ten zeerste, dat er geen
meerderheid in Burgemeester en Wethouders
blijkt te zijn, die zich tegen deze bedenkelijtke
politiek verzet.
In vind het op den duur niets meer of min
der dan een tantalus-kwelling.
Natuurlijk is er wel het een en ander waar
over te spreken valt. De verlaging van de
subsidie van het bewaarschool-onderwijs van
12,50 op 11,25 heeft mijn goedkeuring. Ik
vind deze subsidie ook .dan nog aan den hoogen
kant en kon deze m.i. best op f 10,ge-
bracht worden. Dat is een zaak waaraan wij
wettelijk bovendien niet verplicht zijn en be-
hoeft in een tijd, dat de publiekrechtelijke
lichamen zoo moeten worstelen en tornen om
rond te komen, niet met al te groote barm-
hartigheid behandeld te worden. Daar is het
nu ten eenenmale de tijd niet voor. In dezen
moeten wij terug naar wat meer particulier
initiatief, en dan is er op een an.dere manier
nog wel wat te bereiken in financieel opzicht,
zooals de- ervaring dagelijks leert. Er zijn
waarschijnlijk ook nog wel andere posten,
waarover te praten is, en ik betreur dan ook,
dat deze zaak nu zoo hals over kop moet be
handeld worden. M.i. zou ons ten opzichte van
deze zoo togrijpende aangelegenheid wel eens
een meer behoorldjke tijd van studie mogen
zijn gegeven.
Ik zou daarom in de allereerste plants willen
adviseeren vanidaag geen beslissing te nemen
en binnen 14 dagen b.v. opnieuw bijeenkomen,
nadat de raad b.v.. in comitd-generaal nog eens
emstig de zaak onder de loupe heeft genomen.
Daartoe zou ik een voorstel willen doen,
mijnheer de Voorzitter. Ik ben de meening
toegedaan, dat deze zaak te diepgaand, te
ermstig is en onze gemeente als geheel, dus
niet alleen als belasting-betalera van Axel,
maar ook onze plaats-zelf als woonstad te
zwaar en te drukkend treft om hier vanmid-
dag zoo maar voetstoots ja en amen op te
zeggen.
Weinig gemeenten hebben terzake van hun
beheer een zoodanige mate van zuinigheid be-
tracht en steeds gevoerd als Axel en daarom
moeten wij allerminst behandeld worden als
het ,,zwarte schaap" onder de Zeeuwsche ge
meenten. Ik doe daarom het voorstel om
deze aangelegenheid 14 dagen te verdagen en
eerst in besloten zitting te overwegen, wat
ons nog vender kan te doen staan in den vorm
van bezuiniging hier of daar of anderszins.
De VOORZITTER merkt op, zich niet te
kunnen vereenigen met de eindconclusie, waar-
toe de heer 't Gilde komt, nl. de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders opschorten,
en in comite-generaal nogmaals de begrooting
onder de loupe nemen. Spreker heeft hier-
tegen bezwaren, en wel, ten eerste, dat de
begrooting- voor 1938 is opgemaakt en in
openbare vergadering behandeld. De heer 't
Gilde kent toch de begrooting voor 1938. Ver-
der moet spreker er tegen opkomen, dat vol-
gens den heer 't Gilde Axel zou behandeld
worden als het zwarte schaap. Dat is niet te
vinden in den brief van Gedeputeerde .Staten.
Het is niet, alsof door Gedeputeerde Staten
een brief is gedicteerd, in den toon van: jullie
moeten, doch indien de heer 't Gilde dezen
brief behoorlijk had gelezen zooals hij als
raadslid ook verplicht is had hij kunnen
ziem, dat Gedeputeerde Staten schrijven: „wij
verzoeken u, de noodige wijziging te bevorde-
ren, c.q. de noodige inlichtingen te verstrek-
ken".
De heer 't Gilde moet goed begrijpen, dat
Gedeputeerde Staten niet alleen verantwoor-
delijk zijn voor het toezicht op de gemeente,
doch Gedeputeerde Staten is verder voor de
gemeente ook verantwoondelijik tegenover de
regeering. Men moet niet denken, dat de ge
meente Axel wordt taeschouwd als het zwarte
schaap, doch men moet ten voile den ernst van
de huidige situatie onder oogen zien. Het is de
plicht van Gedeputeerde Staten, te handelen
zooals de toestand het hen voorschrijft. En
dan is spreker het volkomen eens met Gede
puteerde Staten, dat dit college een goede,
reeele politiek voorstaat. Indien men uitgaven
voteert, dient men ook de consequenties daar-
van te aanvaarden. Indien gezegd wordt: dat
hebben we noodig, moeten er ook de mid.delen
voor zijn. Daar staat tegenover, dat in deze
begrooting niet gedekt is een bedrag van
1421 waarvoor dus nog de middelen moeten
worden gevonden. Verder is besloten, een be
drag van f 2500 te halen uit de reserve. Spre
ker is het eens met Gedeputeerde Staten
en heeft dit in de betreffende raadsvergade-
ring ook duidelijk doen uitkomen dat het
daarvoor thans niet de tijd is. Men moet hem
goed begrijpen, ook hij is niet een voorstander
van belastingverhooging, doch men moet de
consequenties van zijn daden willen inzien. Dit
is ook geen zaak, die er nu eens door Burge
meester en Wethouders doorgejakkerd wordt.
Deze zaak is tijdig aanhangig gemaakt, moei-
ljjke problemen zitten er voor de leden niet
meer in, ieder raadslid moet waar deze be
grooting al reeds behandeld is -op de hoogte
zijn van het voor en tegen in dezen.
De heer VAN't HOFF geeft te kennen, dat
het bekend is, dat de raad in het geheel niet
voor verhooging der opcenten op de personeele
belasting van 180 tot 200 is. Dit is ook reeds
geibleken bij de behandeling der begrooting.
Spreker stelt thans de vraag, of men als
leden van den raad er van doordrongen is, dat
het zeer noodzakelijk is, de opcenten te bren
gen van 180 op 200, en als het dan moet, dan
moet het gebeuren. Uit het antwoord van den
voorzitter aan den heer 't Gilde maakt spre
ker op, dat de burgemeester als voorzitter
van den raad daarvan wel doordrongen is, dat
de financieele toestand der. gemeente het wel
vraagt. Spreker neemt ook aan, dat de voor
zitter niet voor verhooging der belastingen is.
Doch als het eenmaal moet, en de bewijzen
zjjn aanwezig dat het moet, dan moet spre
ker er zich bij neerleggen.
Aan deze vraag wil spreker nog een vraag
vastknoopen. Uit het prae-advies leest men,
dat de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders een voorstel doet.
Daaruit blijkt, dat er ook een minderheid
in dit college moet zijn, en waar ook de be-
trokken wethouder met de financien der ge
meente terdege op de hoogte zal zijn, stelt hij
er prijs op, ook de meening van die minderheid
te vememen en te hooren op welke gegevens
deze van oordeel is, dat verhooging der op
centen niet noodig zal zijn. Verder zou spreker
in eerste instantie niet willen gaan, doch
alleen zou hij willen vememen of er uit den
boezem van de minderheid in Burgemeester
en Wethouders ook reden aanwezig geacht
kunnen worden, waardoor van een verhooging
der opcenten kan worden afgezien, en welke
reden daarvoor bestaan. In eerste instantie
zal spreker het hierbij laten, en later kan dan
het eindresultaat van eon en ander bepalen,
welke richting hij zijn stem zal geven.
Het voorstel 't Gilde, het is waar, kan zijn
nut hebben, dit zal spreker niet tegenspreken.
Doch de groote vraag is, indien men het te
nemen besluit later neemt, of men er dan
beter, slimmer van zal zijn geworden. Of
men nu, dan wel over 14 dagen een besluit
neemt, het zal een wijs besluit moeten zijn,
en een besluit, zooals de toestand noodig
maakt.
De VOORZITTER is het met den heer Van
't Hoff volkomen eens, dat men deze belang- r
rijke zaak rustig moet overwegen en bespre-
ken. De meerderheid van Burgemeester en j
Wethouders heeft zich uitgesproken, spreker
zal daarom het woord verleenen aan wethou
der Van Bendegem, die de minderheid vormt,
opdat deze zal kunnen uiteenzetten, hoe deze
denkt het tekort weg te werken.
De heer P. J. VAN BENDEGEM deelt mede,
in eerste instantie niet van plan te zijn, veel
over deze zaak te zeggen. Zooals ook in het
prae-advies wordt gezegd, is zijn standpunt
voldoende bekend. In Burgemeester en Wet
houders heeft spreker ook gezegd, liever
te bezuinigen, dan verhooging van opcenten
op de Personeele belasting te helpen bevor-
deren. Spreker zou dan willen beginnen met
de subsidie voor de burgerwacht. Temeer,
waar hij ook heeft gehoord, dat men er in de
gemeente niet zooveel aan hecht, zou hij de
subsidie aan deze instelling willen schrappen.
Wat betreft de frobelscholen, het meerder-
heidsvoorstel van Burgemeester en Wethou
ders luidt, de subsidie per leerling te brengen
van 12,50 op f 11,25. Ook in dezen is spre-
kers standpunt bekend, en wil hij voorstellen,
deze te brengen op f 10. Dit vormt al een
bedrag van 350. En dan zou spreker willen
schrappen de subsidies aan de Handelsdag-
school en de Landbouwschool. Het valt niet
mee, de opcenten op de Personeele belasting
te verhoogen, en het is ook, zooals de heer
Van de Bilt zegt, dat er menschen wonen in
groote huizen, die feitelijk een verhooging van
blasting niet betalen kunnen, doch hun wonin-
gen niet kunnen verlaten.
Door sprekers voorstel wordt een 1100 a
f 1200 gevonden. Spreker zou dan willen pro-
beeren, verder dit jaar met de reserve door te
scharrelen tot het volgend jaar, dit zal naar
hij denkt wel goedgekeurd worden, en bij de
behandeling der begrooting voor 1939 er goed
het mes in willen zetten. Bij de begrooting
wordt thans eerst behandeld de uitgaven en
daarna de inkomsten, spreker zou het anders-
om willen behandeld zien en eerst de inkom
sten behandelen en pas daarna de uitgaven,
opdat dan een ieder duidelijk voor oogen staat,
wat gedaan kan worden. Dit heeft hij in Bur
gemeester en Wethouders ook reeds gezegd.
Nu voelt spreker wel en hij verwacht ook
niet veel van zijn voorstel dat de heeren er
niet voor zijn, doch dan moet hij er op wijzen,
dat hij het vorig jaar bij de behandeling dezer
begrooting ook reeds heeft gezegd, dat men
consequent moet blijven, en als men iets doet,
de consequenties daarvan dient te aanvaarden.
Spreker heeft ook reeds gezegd, dat de bouw
van een nieuw stadhuis zal eischen pl.m. 20,
opcenten. Naar sprekers meening worden er
te groote bedragen gevoteerd, ook op andere
posten. Dit besluit kan men nu niet meer
gaan intrekken, waarom spreker dan ook
bovengenoemd voorstel heeft gedaan en zou
willen trachten, verder met de reserve het
jaar door te boeren.
De heer DE RUTJTER geeft te kennen, dat
de heer Van 't Hoff heeft gezegd, dat als de
bealsting verhoogd moet worden en men er
anders niet van tusschen kan, dit moet ge
beuren. Spreker heeft het schrijven van Gede
puteerde Staten met aandacht gelezen en be-
grepen, dat dan eerst de begrooting nog voor
den dag zou moeten komen. Spreker heeft
deze dan ook bij de bestudeering van zijn
voorstel geraadpleegd en geconstateerd, dat
er allereerst is een post van onvoorzien van
1780. Daarbij komt, dat, indien het zoo blijft
als het zich laat aanzien, er misschien nog
een meevaller van 400 zal zijn. Daar staat
tegenover, dat men ook tegenvallers heeft. Ten
eerste de 1420, die de gemeente minder uit
het gemeentefonds zal trekken. Dan komt het
spreker voor, dat er volgens art. 225 voor
onderwijs nog f 800 meer zal moeten worden
uitgegeven. Indien men deze meevallers en
tegenvallers, met den post voor onvoorzien,
tegenover elkaar stelt, vervalt de post voor
onvoorzien geheel. En de gemeente kan
eigenlijk geen dag rondkomen, zonder een post
voor onvoorziene uitgaven. Dan is er de
kWestie, dat f 2500 is genomen uit de reserve,
doch dat door Gedeputeerde Staten deze han-
deling niet is goedgekeurd. Daarna heeft spre
ker zich afgevraagd, hoe dit moet worden
gedekt. Indien de personeele belasting ver
hoogd wordt met 20 opcenten, zal dit uit-
maken een bedrag van rond f 3800. Dan heeft
men weer f 1300 voor onvoorzien. Nu behoort
spreker ook tot de tegenstanders van belas
tingverhooging, doch hij kan niet zeggen, dat
het voorstel van de minderheid van Burge
meester en Wethouders hem meer licht ge-
bracht heeft. Deze minderheid bezuinigt
f 1200, doch of dit nog een bezuiniging is, moet
spreker betwijfelen, want indien de voorstellen
van den heer Van Bendegem zouden worden
aangenomen, dan zou de begrooting opnieuw
moeten worden vastgesteld en spreker weet
niet of dit wel gaat.
Ook het nut van het voorstel-'t Gilde kan
spreker niet inzien. Ook 'hij wil graag ver
hooging der belastingen tegengaan en heeft ei
ook aan meegewerkt, toen bij de behandeling
der begrooting leek, dat men er van tusschen
zou kunnen, terwijl nu blijkt, dat Gedeputeer
de Staten de genomen stappen niet goedkeu-
ren. Spreker zal gaame van de andere leden
vernemen, hoe het zit, en of zij het mogelijk
achten, dat er aan verhooging der belasting
ontkomen kan worden. Wethouder Van Ben
degem heeft gezegd, dat de bouw van het
stadhuis ongeveer 20 opcenten vergt. Deze
bouw zal dit jaar van de gemeente een bedrag
van pl.m. f 1000 vragen. Natuurlijk verhoogt
een dergelijke uitgaaf de belastingen, doch
spreker ziet niet de mogelijkfheid aan die uit
gaaf te ontkomen, deze was noodzakelijk.
Spreker kan ook niet inzien, hoe het mogelijk
zou zijn, aan verhooging der personeele be
lasting te ontkomen, gezien het feit, dat de
meevallers plus de post voor onvoorzien, ge-
steld tegenover de tegenvallers maken, dat
men thans quitte is en de post door onvoor
zien geheel is verbruikt.
Zoo heeft spreker het opgemaakt uit de
stukken. Zijn meening is natuurlijk aanvecht-
baar en spreker hoopt dan ook, dat er andere
leden zullen zijn, die er in slagen hem aan te
toonen, dat hij niet juist heeft gerekend. Zijn
conclusie is, dat thans een post voor onvoor
zien niet meer aanwezig is, terwijl bovendien
het bedrag van 2500 dat uit de reserve is
genomen, niet gebruikt mag worden.
De iheer VAN 't HOFF was nieuwsgierig
naar hetgeen de heer P. J. van Bendegem
naar voren zou brengen, doch hiji is er niet
slimmer van geworden. De oplossing, die de
heer Van Bendegem aan de hand deed, heeft
hem niet bevredigd. De bezuiniging, die de
heer Van Bendegem thans weer ter sprake
brengt, is bij de behandeling der begrooting
in den breede besprokesn en de gevoteerde
subsidies zijn met meerderheid van stemmen
aangenomen. Spreker acht het goed recht van
den heer Van Bendegem, dat deze .dit voor
zichzelf wil bezuinigen en overhouden de din-
gen die h ij wil steunen, doch de meerderheid
van den raad wilde dit niet. Spreker ver
wacht, dat het thans niet aniders zal zijn.
Spreker had verwacht, dat de heer Van Ben
degem hem meer licht had kunnen sahenken
op financieel gebied, waardoor zou gebleken
zijn, dat men er beter uitkon, zonder verhoo
ging der belastingen.
De heer Van Bendegem wil bezuinigen op
de burgerwacht, op het bewaarschoolonder-
wijs, de landbouwschool en de Handelsdag-
school, doch dan gaat men de heele begroo
ting, zooals die is vastgesteld, weer door
elkaar halen. Er blijft dan niets over dan het
geen de heer Van Bendegem graag wil en
daar is niets tegen als hij ihet gedaan kan
krijgen doch men verwacht toch niet, dat
de tegenstanders van hetgeen de heer Van
Bendegem voorstelt, thans zijn voorstel zullen
slikken. Spreker zal nog graag afwachten, of
er voorstellen komen, die meer licht versprei-
den.
De heer HAMELINK: Dit klopt dus met
op het geval!
De heer FANOY heeft met zeer veel be-
langstelling den 'brief van Gedeputeerde Sta
ten gelezen en spreker moet eerlijik zeggen,
dat hoewel deze brief hem tegenviel -hij
niet kan vinden, dat hieruit spreekt een com-
mando-geest, zooals de heer 't Gilde meende,
dien te moeten constateeren.
In dit schrijven wordt door Gedeputeerde
Staten alleen geconcludeerd qua cijfers.
Spreker meent dan ook, dat de geest, dien de
heer 't Gilde in het schrijven van Gedepu
teerde Staten veronderstelt, er niet in zat.
Een ander geval is, of men het met dit schrij
ven in zijn geheel eens is. Wat betreft een
gewrjzigde rageling der begrafenisrechten, in
den geest, zooals Gedeputeerde Staten zich
die voorstellen, daaraan zal spreker zijn stem^
nooit geven.
Spreker vindt de tegemwoordige regeling
een heel mooie regeling, er bestaat geen
klasse, er zijn geen rangen en standen. Spre
ker vindt, dat het juist is, dat men ten aan
zien van de menschen, als hun stoftfelijk ower-
schot aan den schoot der aard'e wordt toever-
trouwd, geen' verschil to rang of stand is. Hij
is van meening, dat men te dezen geen onder-
scheid behoort te maken. En dan lijkt hem
een zoodanige regeling practisch niet uitvoer-
baar. Dit is een practisch bezwaar, doch voor
spreker weegt to dezen het zwaarst het ideele
betzwaar, dat men ter wille van een paar cen-
ten de overledenen in rangen en kiassen gaat
indeelen.
Wat betreft de verhooging der schoolgelden,
spreker heeft er bij de behandeling der be
grooting al op gewezen, dat de opbrengst over
1937 achter is gebleven bij die van 1936. En
dat betrof dan het to'komen over 1935, niet-
tegenstaande de inkomsten over 1935 ruimer
vloeiden dan die over 1934. Het resultaat is
dus, dat geconcludeerd moet worden, dat de
opbrengst niet voldoet aan de ramtog en er
derhalve een fout to de verord'entog moet zijn.
De verlaging der subsidie voor het bewaar-
schoolond'erwijs vormt een gering bedrag, dat
feitelijk to dezen niet meetelt.
In den aanhef van hun schrijven concludee-
ren Gedeputeerde Staten, d'at de gemeente in-
teert een bedrag van f 7700. Voor zoover
spreker kan zien is dit juist. Daar komt bij,
dat is geraamd een te hooge bijdrage uit het
gemeentefonds van 1421, terwijl de ge
meente bovendien ten behoewe van het onder
wijs nog moet bijpassen 20 pet. togevolge art.
225, wat vroeger slechts om de twee jaar be-
hoefde, te gebeuren.
Al met al komt spreker dan tot de conclu
sie, dat de gemeente meer uitgeeft dan ont-
vangt een bedrag van 10.000. Spreker laat
hierbij buiten beschouwing het batig slot,
waarover beschikt werd, doch zooals hij de
zaak thans heeft gezien, is het zoo in elkaar
geschroefd, dat de uitgaven de inkomsten
overtreffen met f 10.300,71. Spreker kan bet
geen gezond financieel beleid achten, als er
niet gezorgd wordt, te voorkomen, dat de uit
gaven db inkomsten overtreffen met 10.000.
Gedeputeerde Staten verzoeken, om het te
kort te d'ekken, een verhooging der Personeele
belasting met 20 opcenten. Dit zal opbrengen
pl.m. 3820, zoodat nog ongedekt blijft ruim
f 6500. Zou dit gedekt worden op de wijze
zooals Gedeputeerde Staten zioh dit voorstel
len, dan beschikt men nog over het batig slot
van 1936 ad f 6900, zoodat er voor onvoorzien
overblijft f 420. Dat is dan de heele post voor
onvoorzien. Spreker moet tot de conclusie
komen, dat er met aannemtog van een voor
stel tot verhooging van de opcenten op de
Personeele belasting met 20 nog geen gezonde
begrooting wordt verkregen.
Spreker heeft met belangstelltog geluisterd
naar het voorstel van den heer 't Gilde, om
de begrooting nad^r te ondenzoeken en te
trachten op an'd'ere wijze een oplossing te
vinden. Hij wenscht dit voorstel te ondersteu-
nen, niet om de verhooging der opcenten met
20 te ontgaan, doch om te trachten, de be
grooting gezond te maken. Het spijt hem, dat
hij dit nu pas heeft ontdekt, doch gezien het
feit, d'at hij dit heeft moeten constateeren, is
hij er voor, dat een beslissing over deze zaak
nog eens wordt uitgesteld en zoo noodig een
commissiie ingesteld, als gebeurt bij de behan
deling der begrooting, om deze zaak nog eens
nader te bekijken, of wel, dat de raad eens
samenkomt, zonder dat er een officieele raads-
vergadertog wordt gehouden, om de situatie
nog eens zeer serieus te bekijken. Spreker kan
zich met het voorstel van den heer 't Gilde
best vereenigen en wil zijnerzijds zijn voile
medewerking geven om te trachten, den toe
stand gezond te maken.
In hun praeadvies zeggen Burgemeester en
Wethouders, dat het niet uitgesloten geacht
moet worden, dat de verhooging der opcenten
weer spoedig van de baan zal zijn. Hij kan
zich hiermede niet vereenigen, d'och heeft to-
tegendbel de overtuiging, dat men jaren en
jaren met een hoogere heffing zal zitten. Al
die heffinigen die tijdelijk ingesteld worden,
voor een jaar b.v., hebben to dten loop van tijd
zoodanig burgerrecht verlkregen, dat ze voor-
loopig nog niet weg zijn. Spreker voorziet dan
ook, dat als de gemeente 200 opcenten gaat
heffen, men er voorloopig nog niet van af is.
De heer Van de Bilt heeft geizegd', dat de
groote gaztonen en de kleine middenstanders
door de verhooging het zwaarst getroffen
zullen worden. Inderdaad kunnen de men
schen met de minste tokomens en de groot-
ste gezinnen het minste missen, d'och dan
moet men ook weer niet uit het oog verliezen,
dat de grootste gezinnen ook de meeste af-
schrijvtogen genieten.
Wethoudter Van Bendegem heeft d'en bouw
van het stadhuis te berde gabracht. Spreker
acht dit niet juist. Want, was er besloten om
geen nieuw stadhuis te. stichten, dan zou er
moeten zijn overgegaan tot venbouwtog, die
ook duizenden zou heitaben gekost. Voor den
bouw van een nieuw stadhuis heeft men het
geluk gehad', een leentogstermijn te verkrij-
gen van 40 jaar, zoodat daze niet zwaar op de
financien drukt. Bij reparatie zou men naar
sprekers overtuiging nooit een dergelijiken
leentogstermijn hebben kunnen bedtogen, zoo
dat de financien zwaarder dan thans zouden
gedrukt worden.
Tegen de rsdeneering van Gedeputeerde
Staten heeft spreker een bezwaar en wel het
volgende. De reserve die gekweekt wordt, is
bestemd om slechte jaren op te vangen. Dan
vraagt spreker zich ook af, of het thans voor
de gemeente geen slecht jaar is.
Aan den anderen kant vindt spreker het
feit, dat men de belastingen zbu moeten gaan
verhoogen om te sparen buitengewoon absurd.
Het is nu toch eigenlijk precies hetzelfd'e. De
gemeente teert in en raakt zijn geld kwijt,
terwijl men thans nog eens zou wenschen, dat
er meer belasting betaald moet worden.
Op een post van de begrooting wil spreker
thans nog terugkomen, en wel den werkloo-
zensteun. In 1937 is ongeveer uitgekeerd aan
werkloozensteun f 30.000, de bijdrage aan het
armbestuur is in het vorig jaar verhoogd, en
zal naar hij vernam nog verhoogd moeten
worden, zoodat veilig mag aangenomen wor
den, dat deze f 40.000 zal vergen. Dan schat
spreker het bedrag, dat de diaconieen aan
armenzorg betalen op 11.000. Dit zal onge
veer de wenkelijkheid benaderen, want spreker
heeft eens de gelegenheid gehad, de opbrengst
der collectes na te gaan, en kwam, bij den
omslag, rekemend met de bestaande percen
tages, op een bedrag van f 11.000. Dan komt
hij tot een totaalbedrag van f 55.000, dat aan
ondersteuning en armenzorg wordt uitgekeerd.
De bevolking der gemeente stellend op 6400
inwoners, maakt dit per inwoner 8,60 per
jaar. Een normaal gezin rekenend op 4 per-
sonen, komt dit per gezin op 34, en ver
der rekenend, dat der bevolking een jaar
op een of andere wijze gesteund wordt, kost
dit f 100 per gezin per jaar.
Dit is absotout onevenredig. Daarom acht
spreker ook de vraag gewettigd, of Burge
meester en Wethouders niet den tijd gekomen
achten, te overwegen, of dit niet op eeniger-
lei wijze naar beaieden te brengen is.
Hij stemt toe, dat degenen, die behoeftig
zijn, .geholpen mogen worden en niet den lid
van den raad zal van spreker kunnen zeggen,
dat hij daaraan ooit getornd heeft.
Bij overweging kan spreker geen enkel
argument vinden, dat spreekt voor het voor
stel van wethouder Van Bendegem. Deze
vindt door verschillende subsidies geheel of
gedeeltelijk te laten vallen een bedrag van
f 2000. Doch dit bedrag valt in't niet bij het
bedrag van 10.000 dat spreker geconsta
teerd heeft, dat ingeteerd wordt.
Zijn er ideeen te krijgen, dan zou spreker
aanraden, niet te spoedig een besluit te nemen.
Er wordt in elk geval f 10.000 meer uitge
geven den ontvaingen; dit is een ongezonde
toestand, dat kan een particulier niet en zeker
niet een gemeente, die daarin het voorbeeld
geven moet.
De heer HAMEDINK geeft te kennen, dat
het wel blijkt uit den toon, waarto de redevoe-
ringen gesteld zijn, en die van het begin tot
het einde in mineur zijn gesteld, dat de kwes-
tie. die op het oogenblik behandeld wordt zeer
belangrijk geacht wordt.
Men staat thans voor de vraag, al of niet
gehoor te geven aan den wenk van Gedepu
teerde Staten, de opcenten op de Personeele
belasting te verhoogen.
Met zeer veel belangstelltog heeft spreker
geluisterd naar de verschillende oplossingen,
die voorgesteld worden, doch is er niet to ge-
slaagd, in deze oplossingen lichtpunten te
ontdekken. De heer P. J. van Bendegem stelt
voor, verschillende posten te verminderen of
te schrappen. Dat er wat gedaan wordt, als
men niet kan uitkomen, kan spreker goed
vinden, doch niet op de manier van: hak af,
lclaar! Dit is geen besturen. Op die wijze
zou men er toe komen, het cultureel leven
geheel dood te drukken. Als het niet anders
zou kunnen, zou het moeten, doch men mag
niet zeggen, dat er to Axel zooveel aan het
cultureel leven gedaan wordt. Axel is op dit
gebied wel een der meest krenterige gemeen
ten. Bovendien gelooft spreker niet, dat men
er daarmee, wat dat aangaat, zou zijn.
Men is met de wenscihelijkheid uit te spre-
ken niet klaar. Hier staat men tegenover het
financieel inzicht van Gedeputeerde Staten.
Deze verlangen, dat de begrooting sluitend
wordt gemaakt, maar hoe Dit college
wenscht, dat een der pijlers, die de raad heeft
aangesproken, wordt ondergraven. Dit col
lege acht het aanspreken van een financieele
reserve in algemeenen zin fout en dit is ook
juist. Doch men moet juist elke zaak apart
beschouwe®.
En ten aanzien van deze kwestie hebben
heeren gedeputeerden geen rekening gehou
den met den gang van zaken. Deze finan
cieele reserve is maar afkomstig uit een jaar
en is voor het eerst opgebracht op de begroo
ting -voor 1937 en dus uit den dienst 1935
voortgekomen.
De zaak werd toen zoo gesteld: we vormen
eeoi financieele reserve, 'en kunnen er altijd
aan als het noodig is, terwijl we tevens de
begrooting niet camoufleeren. Om als het
ware de begrooting niet te mooi te maken,
wordt deze reserve opzij gelegd, om te gebrui-
ken to slechte tijden. Bij de behandeling van
deze begrooting had spreker de gedachte, dat
het dus in orde zou zijn, dezen reservepost
voor een deel aan te wendlen om de begrooting
sluitend te maken. Want in de eerste plaats
is de reserve niet een spaarpot voor een verre
toekomst, doch als men ruim to het geld zit,
gaat het niet aan te gaan potverteren, maar
legt een gedeelte opzij voor tijden, dat het
noodig is. Door den bouw van het stadhuis
en andere dtogen, moest worden uitgezien
naar dekking voor een gedeelte der geraamde
uitgaven. Sprekers voorstel om het ontbre-
kende te nemen uit de reserve, is toen aan-
vaard. En hij meent nog altijd, dat dit juist
gezien is. Vroeger werd niet gereserveerd,
doch werden de batige sloten van vorige jaren
in de 'begrooting verwerkt. Indien de ge
meente meer had gedaan voor het cultureel
leven, indien zij dit wat ruimer had opgevat,
meer had uitgegeven voor de straten, voor
versiering der gemeente en sociale voorzienin-
gen, dan zou men thans niet op de vingers
getikt worden, omdat bet voorheen altijd zoo
gedaan was.
Nu het niet gedaan is, blijkt dat het geld,
dat de gemeente gespaard heeft, niet te harer
beschikking staat, maar dat dit tot eeuwig
sieraad op de begrooting moet blijven prijken.
terwijl toch de bedoeling is geweest, dit geld
opzij te leggen voor een moeilijken tijd. En
zoo ooit de gemeente een moeilijken tijd heeft
aoorgemaakt, dan is dit thans .toch wel het
geval.
De begrooting voor 1938 was sluitend, om
dat gebruik gemaakt werd van de gereser-
veerde inkomst, die men meende, dat ten
dienste stond. Spreker houdt staande, dat het
getuigt van goed financieel beleid, als de be
grooting op die wijze sluitend wordt gemaakt.
Maar nu komt er wat anders. Na de vast-
stelling der begrooting blijkt, dat er een
tegehvaller komt in de uitkeering van het rijk,
ten bedrage Van 1421,07. Indien dit tijdens
de behandeling der begrooting bekend was
geweest, had men als goede financiers dit
bedrag in de dekking moeten betrekken, waar-
uit logisoh voortvloeit, dat spreker voor zijn
persoon nog bereid is, dit te dekken, desnoods
door verhooging der belasting, als het moet.
Er behoeft dus eigenlijk anders niets te
gebeuren, dan dat men voor dezen tegenvaller
een behoorlijk dekktogsplan beraamt. 'Spreker
begrijpt, hoe het zal verloopen, indien het
voorstel van den heer 't Gilde zou worden
aanvaard. Men kan deze zaak uitstellen, en
nog eens uitstellen, doch men kan ook nu
beslissen.
Indien de raad besloot op zijn standpunt te
blijven staan, en in beroep te gaan, begrijpt
spreker, dat men niet naar Den Haag kan
gaan zonder behoorlijk dekktogsplan. Spreker
voelt zich dan ook verplicht, dit bedrag te
dekken.
Maar om dit te doen op de manier, zooals de
heer Van Bendegem dit voorstelde, daarvoor
gevoelt spreker niets. Het spreekt wel van-
zelf, dat hij de Burgerwacht geen traan na
zou weenen, als de subsidie daarvoor ver-
dween, doch deze subsidie is reeds door den
raad vastgesteld.
Even moet spreker iets zeggen op (het soai-
bere betoog van den heer Fanoy. Volgens
dezen spreker getuigt het niet van gezond
financieel beleid, nu hij de begrooting bekijkt,
dat vastgesteld moet worden, dat 10.000
meer wordt uitgegeven, dan ontvangen wordt.
Naar zijn meening rekent de heer Fanoy hier
fout, want hij rekent er af, hetgeen de ge
meente heeft ingebracht als reserve van den
vorigen dienst. En men kan het ten slotte
nergens vandaan halen, als men het niet heeft.
Het is vroeger altijd de gewoonte geweest,
dat de uitgaven gedekt werden met behulp
van de batige sloten van vorige diensten. En
spreker is er van overtuigd, dat ook deze
dienst met een 'batig saldo zal sluiten.
Er kan dus sleohts over gesproken worden,
dat men d'ezie 2500 niet ^ou mogen g'ebrui-
ken, nu het batig slot van 1935 niet to de be
grooting is ■verwerkt, zooas voorheen geschled-
de, doch gereserveerd is.
Wij zijn toch Gedeputeerde Staten niet. wij
zijn de gemeente Axel, en de reserve is ge-
vormd om te gebruiken in tijden, dat dit noo
dig igeoordeeld moet worden. En dan moet
men ook durwien zeggen, Gedeputeerde Staten,
dat is van ons, tolijf er af.
Dat is in dezen het twistpunt. Als spreker
zijn zto zou krijgen, zou Gedeputeerde Staten
medegedeeld worden, dat de gemeente Axel
dit heeft gespaard voor zichzelf, niet voor
Gedeputeerde Staten. Nu maakt hij zich geen
illusies omtrent een beroep op de Kroon. Hij
heeft er ervaring van en al had hij dit niet,
dan nog zou hij uit de kranten kunnen wet en,
dat een dergelijk (beroep steeds op verliazen
uitloopt.
Doch al moet het dan zoo zijn, dan zou
spreker het nog niet overbodig achten, om
dat hij er tegen zou zijn, dat de todruk ge-
wekt wordt, dat Axel zwicht voor een wensch
■van Gedeputeerde Staten, die weliswaar als
een verzoek maar toch met een zekeren
cammandotoon wordt uitgedrukt.
Axel is altijd zeer zutoig geweest to zijn be
heer, is eigenlijk altijd te zuinig geweest, en
thans heeft de zuinigheid de wijsheid bedrogen.
Men mist thans een groote som uit het egali-
satiefonds, en dit had voorkomen kunnen wor
den, indien men vroeger niet zoo zutoig had
beheer d.
Naar sprekers meening moet men niet gaan
reserveeren voor een betere toekomst, en to
een tijd, dat het moeilijk is, de bevolking las-
ten opleggen, terwijl de middelen om die ver-
zwaarde lasten tegen te gaan, aanwezig ztyn,
doch men ze van Gedeputeerde Staten niet
gebruiken mag.
Wat betreft de begrafenisrechten, gelooft
spreker met den heer Fanoy, dat men dit niet
moet doen. Men moet niet gaan op den weg
van somtmige gemeenten, de overledenen in
kiassen in te d'eelen. Spreker meent, dat men
het beetje zelfstandigheid, dat nog aan de ge-
meenten gebleven is, to dezen dient te behou-
den en zich niet van dit stukje moet laten
afdrtogen. Bovendien zal het slechts enkele
centen opbrengen.
Wat betreft de subsidie voor de bewaar-
scholen, welke enkele leden willen verlagen
tot f 10, spreker moet hierop antwoorden, dat
men dan consequent moet zijn, en de subsidie
geheel moet afschaffen. Men zit hieraan ech-
ter een beetje vast. Toen deze torichttogen
werden igesticht, heeft de gemeente een soort
moreele verplichttog op zich genomen, en
spreker acht het dan ook plicht der gemeente I
dat men de besturen in staat moet stellen,
hun torichtingen te driven, al mag niet ver
wacht word'en, dat men voor dit doel kapitalen
zal mogen putten uit de berooide gemeente-
kas. Spreker kan er evenwel niet aan mee-
helpen, d'eze torichttogen te helpen diesorgani-
seeren.
Hij meent, dat de oplossing van het vraag-
stuk, waarvoor men thans staat, dlchter bij
ligt. En wel, dat de raad Gedeputeerde Staten
bericht, bereid te zijn, het bedrag van 1421,07
te dekken, door middel van verhooging der
opcenten op de Personeele belasting en voor
de rest niet op de aanwijzingen van Gedepu
teerde Staten in te gaan.
Er zijn nog een paar dtogen, waarover
spreker het hebben wil, en dat is in de eerste
plaats de stadhuiskwestie.
Spreker had den heer Van Bendegem niet
beter kunnen beantwoorden, dan de heer
Fanoy dit gedaan heeft. Hij kan zich niet voor
stellen, dat, todien niet tot den bouw van
een nieuw stadhuis zou zijn 'besloten, men
ontkomen zou zijn aan een gron'dige reparatie
die duizenden zou hebben gekost. En daar
voor had1 men niet kunnen leenen. Spreker i
is er dan ook van overtuigd, dat, todien een
voorstel gedaan zou worden, om te leenen
voor reparatie van tost stadhuis, hij er tegen j
zou gestemd hebben. M!en gooit toch geen goed
geld naar kwade zaken. Was er geen nieuw
stadhuis gekomen, d'at was. het noodzakelijk
geweest, het stadhuis te voorzien van een
nieuw dak enz., en d'at zou duizenden gekost
hebben, terwijl dan zeker belastingverhooging
niet te ontgaan' zou zijn geweest.
De hesr Van de Bilt heeft met zeer veel
medeled'en gesproken over de menschen die
groote gezinnen hebben en groote huizen be-
wonen, terwijl ze er niet altijd' uit kunnen.
Inderdaad zullen er zijn, die zwaard'er zitten I
dan men zich todienken kan en die er geen
nieuwe last meer bij zullen kunnen verdra-
gen. Indertijd heeft spreker zich alle mogelijke
moedbe gegeven om een progressieve heftfmg*
toigevoerd te krrj'gen, waarbrj juist een groote
speltog bestomd to d'e middenklasse. Men kon
het bij sprekers voorstel halen, waar het was,
terwijl diegenen die minder hadden, werden
ontlast. Bovendien gaf de wijze van hefftog,
zooals spreker die had voorgesteld, een meer-
dere tokomst van pl.m. f 1700. Dit voorstel is
evenwel door den raad niet geaccepteerd.
Spreker heeft nog andere tokomst-bronnen
aangeweizen, doch de raad heeft indertijd zijn
voorstel tot het tovoeren van een zakelijke
bedrijfsibelasttog afgewezen. Het is toen wel
niet tot e:n voorstel gekomen, doch de mo-
gelijkheden voor het verkrij'gen dezer inkom
sten zrjn nog aanwezig.
Spreker moet zich er tegen verklaren, dat
de geconstateerde tegenvaller gedekt zou wor
den op de wijize als de heer Van Bendegem
heeft Voorgesteld, daar men hierdoor krijgt
een gewrongen cultureele vertooudtog, die
spreker totaal verkcerd acht.
Hij stelt voor, het togenomen standpunt
tegenover Gedeputeerde Staten te handhaven,
de erkenntog uit te spreken, dat een dekktogs
plan moet worden gevormd voor den tegen
valler van f 1421,07, dat hiervoor dus een to
komst moet word'en gevonden.
Dit is sprekers conclusie. Hij stelt dan
voor, ter dekktog van het bedrag van f 1421.07
de opcenten op de personeele belasting te
verhoogen, en voor bet overige de begrooting
op dezelfde wijze be handhaven.
(Wordt vervolgd.)