woord over gevallen, docli zooals het nu is,
vinden vele menschen en terecht dat zij
uitgesloten zijn. Er zijn vele mensclien, die
een groote dochter hebben, en waar er op het
land weinig werk is, willen trachten, daar
hun brood te verdienen. Nu zijn zij daarvoor
niet in de gelegenheid geweest. Was de aan
besteding bij inschrijving geschiedt, dan ston-
den alien gelijk en hadden Burgemeester en
Wethouders nog het recht, om iemand, waar-
op zij niet veel zicht hadden, uit te schakelen.
Zij waren dan nog vrij geweest, het al of niet
aan den laagsten inschrijver te gunnen.
Spreker bedoelt met zijn woorden niet, eri-
tiek te leveren op het werk van Burgemees
ter en Wethouders, doch het college heeft niet
den weg bewandeld, zooals men dat gewoon
was. De menschen voelen nu ook zelf, dat zij
geen kans gehad hebben. Achteraf bezien,
moet spreker dit zeggen. En was het nu een
buitengewoon laag bedrag geweest, dan was
het nog iets anders geweest, doch de kosten,
die men nu heeft, krijgt men dubbel, omdat
de andere school betaald wordt naar de kosten
van de openbare school. En geven Burgemees
ter en Wethouders nu onderhands dit werk
weg, dan hebben zij rfog geen bewijs, dat het
beter zal gebeuren.
De ViOORZITTER weet niet of dit laatste
wel juist is. Men kent zoo verschillende men
schen en weet, wat men van hen verwachten
kan. Als een werk aanbesteed wordt, weet
men niet, wat men krijgt. Want een dergelijk
werk mag toch ook niet gaan ten koste van
de school, dus uiteindelijk ten koste van de
kinderen.
De heer DE KRAKER is het met de rede-
neering van den Voorzitter niet eens. Burge
meester en Wethouders hebben toch het recht
om op te treden, en moeten dit doen ook, als
er dingen gebeuren, die niet in orde zijn.
De heer A. MEERTENS is het daarmede
volkomen eens. 18 jaar is de school thans
door een persoon schoongemaakt, en spreker
herinnert zich, dat het al dien tijd werd aan
besteed, hoewel er in 16 jaar geen briefje is
ingediend. Spreker dacht, dat de Voorzitter
de zaak volledig zou uitgelegd hebben, doch
nu deze dit niet doet, zal hij het doen. In de
vergadering van Burgemeester en Wethou
ders in November, las de Secretaris de inge-
komen stukken en daaronder was een schrij-
ven van de Wed. Rinkhout, dat zij met 1 Jan.
1938 ontslag nam. Spreker vervolgt: „ik zeg,
dat is makkelijk, dan kunnen we het aanbe-
steden". Echter vernam spreker, dat de
hoofdonderwijzer Ocke met een aanbeveling
voor iemand was gekomen
De heer DEN HAMBR: Men moet niet een
lief kind benoemen!
De heer A. MEERTENS vervolgt, dat deze
met iemand gekomen was, n.l. de weduwe
Vermeulen. Spreker heeft gezegd, dat is een
net menseh, daarmede kan i'k me wel vereeni-
gen, maar je zult oppositie krijgen. Hierop
heeft wethouder Haak gevraagd, of de heer
Oake niet Ibij spreker was geweest, waarop
hij ontkennend heeft geantwoord. Spreker
heeft niet vender aangedrongen op aanbesite-
den, omdat hij wist, dat hij er toch omderdoor
ginig. Later zijn verschillende menschen bij
hem gekomen, en heeft hij ize gevraagd, of
ze het wel igoed hiadden uitgerekend, want dat
er geen 280 van zou overschieten. Hij heeft
ze er op1 gewezen, dat er voor hun dochter
mdssichien een 150 zou overlblijiven. Want
men moet rekenen, dat igeleverd moeten wor-
den olie, dweilen, ibeizems eruz.
De heer Den 'Haimer heeft geizegd, dat 99
was uitgesloten, maar hoe kornt hij daar aan,
want niet iedere crisissteun-genieter kan dit
werk doen, omdat de inkomsten daarvan van
zijn steun worden afgebouden.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
A. Meertens niet mag zeggen, dat den heer
Ocke niet hij hem geweest is. Spreker is zelf
met den heer Ocke (bij hem' geweest.
De heer A. MEERTENS: Bij mij? Dat
is albsoluut niet waar.
De heer J. A. MEERTENS vindt ook de
opmerkinig van den heer Den Hamer wel wat
overdreven.
De heer DEN HAMER constateert, dat
99 is voorfbijgegaan.
De heer SOHEEILE: U bedoelt 99 van
diegenen, die er voor in aanmerking kwamen.
De heer J. A. MEERTENS merkt op, dat
de vrouw, die het tot nu toe deed, geen aan-
stelling gekregen had. Het was altijd be-
steed. Doch zooals wethouder Meertens heeft
opgemerkt, was er al die jaren niemand, die
insdhreef, omdat het een arme weduwvrouw
betrcf.
De heer DEN HAMERDat was heel
netjes.
De heer J. A. MEERTENS vervolgt, dat dit
heel netjes was, zooals den heer Den 'Hamer
zeer juist opmerkt. Die vrouw deed het en
omdat zij1 het deed, probeerde een ander er
niet aan. Doch nu zij het niet meer deed, had
ieder een kans moeten krijgen en thans heb
ben Burgemeester en Wethouders niet ieder
een kans gegeven. Spreker is er voor, dat
dergelijke dingen puibliek besteed worden.
De heer SGHEIELE vraagt naar aanleiding
van de woorden van den Voorzitter, als zou
er iemand voor benoemd zijn op anbeidscon-
tract, of er thans een benoeming heeft plaats
gehad. Is dat het getval, dan wordt er ook
geen aanbesteding meer gehouden. Of heeft
de Burgemeester zich hierin vengisit?
Be VOORZITTER stemt toe, zioh verkeerd
te helbben uitgedrukt.
De heer DEN HAMER vraagt. of het is,
zooals de Voorzitter zegt, dat hij met den
heer Ocke bij wethouder Meertens geweest is.
De heer A. MEERTENS: Dat is een leugen!
De VOORZITTER: Dat mag u niet zeg
gen. U mag niet zeggen, dat ik lieg.
De heer A. MEERTENS: In de vergade
ring van Burgemeester en Wethouders is mij
gevraagd, of de heer Ocke bij me geweest
was.
De VOORZITTER: En dat is ook zoo.
Want dezelfde morgen zijn we samen bij u
geweest.
De heer A. MEERTENS: Maar ik was toen
niet thuis.
De VOORZITTEREn in de wethouders-
vergadering hefo ik dit ook gezegd, we hebben
u albsoluut niet voorfoij wiillen gaan.
U mag dus niet zeggen, dat ik lieg.
De heer A. MEERTENS: Doch in de wet-
boudersvargadering hefo ik direct gezegd:
„dat is gemakkelij'k, dan kunnen we het aan-
besteden". Doch daaVop hebt u gezegd, dat
Burgemeester en Wethouders voornemens
waren, hiervoor vrouw Vermeulen te nemen.
Toen hefo ik gezegd: „het is miji gelijk, maar
je zult er oppositie tegen krijgen". En toen
is gevraagd of de heer Ocke bij me geweest
was, waarop ik ontkennend hefo geantwoord.
Later is de heer Ocke bij me geweest, maar
toen was het al gefoeurd.
(De heer SOHEELE: Herhaaldelijk wordt
hier de naam van den heer Ocke genoemd,
doch laat die er uit. Het zijn Burgemeester
en Wethouders, die in dezen gehandeld
hebben.
De VOORIZITTER deelt mede, dat de heer
Qckd bij hem geweest is, om de weduwe Ver
meulen aan te bevelen. Deze was er dus
zij/delinigs bij foetrokken, zooals bijivoorfoeeld
ook het raadslid Scheele, dat met een of an
dere zaak bij den Voorzitter van den raad
komt, daarlbij zijdelings betrokken kan zijn.
Den heer DEN 'HAMER constateert, dat
dus de heer Oake een vriendinnetje heeft aan-
bevolen. Het is hier wel ongeluklkig als men
bij 'Burgemeester en Wethouders ndet in de
flank valt.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders toen geredeneerd
beblben, idat zij er thans wel van overtuigd
waren, dat het werk goed gedaan zou wor
den. En daarvan had men geen zekerheid,
als het openfoaar aadbesteed werd.
De heer SOHEELE merkt op, dat men toch
so'llicitanten had kunnen oproapen. Dan zou
de officdeele weg bewandeld zijn geweest. En
dan hadden Burgemeester en Wethouders het
nog kunnen gunnen aan d'iegene, die zij er
het haste voor in staat achten. Thans heerscht
onder het publiek de meening om het maar
platweg te zeggen dat er een lieve-vriend-
jes-pol'itiek is igevodgd. Burgemeester en
Wethouders hadden toch het werk kunnen
gunnen, al was dan misschien de geschikste
iets hooger geweest. Doch dan was de offi-
cieele weg bewandeld en was daar niets tegen
geweest. Doch de kwestie zit dieper. Er
zijn verschillende personen geweest, die wilden
inschrijiven en daanvoor ook wel in aanmer
king kwamen en die thans geen kans gehad
hefolben. Het ibedrag van f 300 ver'hoogt de
begrooting niet, als daarin alles inibegrepen
is. Doch spreker had ook liever gezien, dat
het puibliek aanlbesteed geworden was, dan
bad ieder gelijik gestaan, en had ieder zijn
kans gehad.
De heer DEN HAMER kan zich niet ver-
eenigen met de redeneering van den heer
Scheele. Als er een aanbesteding gehouden
wordt, moet het werk aan den laagsten in
schrijver gegund worden.
De heer SCHEELE zegt niet, dat Burge
meester en Wethouders het moeten, doch bet
kan voorkomen, dat men tevoren weet, dat de
laagste inschrijver niet geschikt is.
De beer DEN HAMER wijst er op, dat men
in de gemeente een gemeente-opzichter beeft,
een (burgemeester en een paar wethouders.
Die kunnen toch het werk nagaan en is het
niet igoed, dan moet de betroklkene er uit.
De VOORZITTER is het daarmede niet eens.
De heer DEN HAMBR: Indien een boer
ons aanneemt en we doen ons werk niet goed,
dan boudt die boer ons geen jaar, doch dan
zegt hij: Zaterdag kun je gaan.
De heer SOHEELE weet wel, dat dit moei-
lijkheden opleveren kan.
De heer DEN HAMER wijst er op, dat de
menschen betaald worden, en er ook hun
plicht voor moeten doen. En als ze niet bun
plicht doen, moeten Burgemeester en Wethou
ders hen er ook op willen wijzen.
De heer DE KRAKER: Ze moeten ook dur-
ven optreden.
De heer A. MEERTENS: Ik heb geweten,
dat er oppositie tegen komen zou!
De beer DEN HAMER stelt voor, een
hieuwe aanbesteding te houden.
Dit voorstel wordt gesteund door de heeren
De Kraker en Jansen.
De VOORZITTER wil hierover tocb ook nog
wat zeggen. Indien dit zou plaats hebben, en
het blijkt Burgemeester en Wethouders bij
voorbaat, dat de laagste inschrijver iemand
zou zijn, die er niet voor zou deugen, dan be-
houden Burgemeester en Wethouders zich bet
recht voor, dien inschrijver voorbij te gaan.
De heer DEN HAMER: Dan kan men het
wel laten ook. Burgemeester en Wethouders
hebben nu de beste vrouw! Neen, ik moet er
dan op aandringen, dat het aan den laagsten
inschrijver gegunid wordt, en dan hebben Bur
gemeester en Wethouders bet recht, als het
werk niet goed gebeurt, neen, den plicht, daar
op te wijzen.
De beer SCHEELE merkt op, dat die
vrouw nu aangesteld is. Kan men nu niet
beter eerst tot Mei wachten b.v. en het dan
aanbesteden.
De beer DEN HAMER: Waarom? Ze heeft
nu nog maar een paar keer de school schoon
gemaakt.
De heer SOHEELE wijst er op, dat met Mei
het nieuwe leerjaar begint en dan zou men het
ook tegelijk kunnen aanbesteden.
De heer A. MEERTENS vraagt, of de be-
slissing hierover nu bij den raad behoort, of
wel uitsluitend bij Burgemeester en Wethou
ders.
De heer DEN HAMER wijst er op, dat er
een voorstel is aangenomen, dat alle sommen
boven de 50 zullen worden aanbesteed.
De heer SOHEELE, meent, dat de heer Den
Hamer in zooverre gelijk heeft, dat Burge
meester en Wethouders den officieelen weg
moeten bewandelen. En dat is in dezen niet
gedaan. De beer A. Meertens beeft verklaard,
dat er oppositie tegen zou komen. Doch ten
slotte zijn Burgemeester en Wethouders het
uitvoerend comite voor de besluiten van den
raad.
De heer A. MEERTENS herinnert zich, dat
vroeger bepaald was, dat voor sommen boven
25 aanbesteding moest plaats hebben. Dat
was wat lastig, waarom Burgemeester en
Wethouders voorgesteld hebben, dit te bren-
gen op f 50. Spreker weet niet hoe bet gaat.
Moet nu voor een zinkput of een eindje weg
aanbesteding plaats hebben? Zouden Burge
meester en Wethouders bet recht hebben, dit
anders te doen, dan kan de heer Den Hamer
zijn voorstel laten zakken, nl. indien het enkel
behoort tot de competentie van Burgemeester
en Wethouders.
De heer SCHEELE merkt op, reeds gezegd
te hebben, dat de uitvoering der besluiten
behoort tot de competentie van Burgemeester
en Wethouders. Doch als Burgemeester en
Wethouders den officieelen weg niet bewan
delen, beeft de raad het recht, daarover zijn
wantrouwen jegens Burgemeester en Wethou
ders uit te spreken.
De beer J. A. MEERTENS merkt op, dat
de heer A. Meertens gelijk heeft en de uitvoe
ring behoort tot de competentie van Burge
meester en Wethouders. Doch een lid van
Burgemeester en Wethouders mag niets door-
zetten tegen den wil van den raad. Men voelt
wel, dat men den raad niet mag afvallen, doch
met de besluiten daarvan rekening moet
houden.
De heer A. MEERTENS zou liever door-
gaan, zocals de beer Scheele voorstelt.
De heer DEN HAtMER merkt op, dat daar
wel oppositie tegen zal komen.
De VOORZITTER: Dus u wilt per se, dat
er een nieuwe aanbesteding plaats .vindt!
De heer DEN HAMER: Ja, en dat de op-
zichter of Burgemeester en Wethouders het
werk nagaat. Toen de weduwe Rinkhout bet
deed, is er uit sympathie niet ingeschreven.
Doch dat thans een gosd wijfje, dat bevriend
is met den heer Ocke, dit wenk krrjgt, wil er
bij spreker niet in.
De beer JANSEN merkt op, dat er nooit
oppositie tegen gekomen is, toen de weduwe
Rinkhout het deed. Laat het dan ook nu aan
besteed worden.
De heer SCHEELE: Laat den heer Ocke
er buiten.
De heer DEN HAMBR: Die moet er nu net
tusschen.
De beer SCHEELE merkt op, dat dit van
geen invloed is voor het bepalen van het stand-
punt ten opzichte van Burgemeester en Wet
houders.
De heer J. A. MEERTENS stemt in met
den heer Den Hamer, wat betreft diens be-
ginsel. Laat men thans echter een voorstel
aannemen, dat het in het vervolg aanbesteed
zal worden. Burgemeester en Wethouders heb
ben wettig met dit werk thans iemand
belast. Het is reeds weggegeven.
De heer DEN HAMER: Als wij het willen
hebben, anders niet. Alswij zeggen, dat het
niet goed is, gebeurt het niet. Burgemeester
en Wethouders zetten ook de puntjes op de i,
als het de werkloozen betreft, waarom dan
niet hier?
De heer A. MEERTENS: Dat hebt u mis.
Uw gezegde houdt geen steek.
De heer DEN HAMER: Dat zal ik bewijzen.
De heer A. MEERTENS: En ik zal het ook
bewijzen. Vrijdag voor 14 dagen is er een
geval geweest, waarover gesproken is met
den heer Akkerman. En deze heeft toen ge
zegd, dat Burgemeester en Wethouders het
recht niet hadden, daarop in te gaan.
De heer DEN HAMER merkt op, dat de
heer Akkerman niet gezegd heeft, dat het
niet kan.'
De heer A. MEERTENS antwoordt, dat de
heer Akkerman dat tegen hem niet gezegd
heeft. Hij heeft gezegd, als Burgemeester en
Wethouders soepel zijn, kunnen ze het doen.
De heer DEN HAiMER geeft te kennen, dat
de heer Akkerman tegen hem gezegd heeft,
dat het op enkele uitzonderingen na zoo is.
Doch zegt hij als er correspondentie met
Den Haag over komt, zetten ze de puntjes op
de i.
De heer A. MEERTENS heeft dit den heer
Den Hamer ook gezegd. De heer Akkerman
had aangeraden, daarover niet te schrijven.
Allen zijn voor spreker gelijk. Ook tegen den
heer Den Hamer heeft spreker gezegd: „voor
mijn part krijg je het".
De heer DEN HAMER: Laat mij er buiten.
De heer A. MEERTENS wijst op J. Ver-
helst. Deze had het van hem ook kunnen
krijgen. Spreker kent ook niet alle Ministe-
rieele circulaires van buiten. Hij heeft geen
geleerdheid van een advocaat.
De heer DEN HAMER merkt op, dat het
daarom niet gaat. Doch de jongens van de
zuster van den wethouder zijn, zonder dat er
iets over gevallen is, kostwinner gemaakt.
En de bewuste jongen was toen 17 jaar. De
oudste paste niet goed op en toen hebben
Burgemeester en Wethouders den jongste
kostwinner gemaakt. Een jongen van de Knol,
Ko de Feijter, werd gezegd, dat hij niet kon
trekken, maar dat Burgemeester en Wethou
ders het nog eens zouden bekijken. Doch een
jongen van Leijs is al sinds Kerstdag kost
winner gemaakt.
De heer A. MEERTENS wist daar totaal
niets van. Hij geeft den heer Den Hamer ver-
gunning naar Leijs te gaan en het hem te
vragen. Er is geen woord over gesproken.
De heer DEN HAMER wil maar zeggen,
dat, indien Burgemeester en Wethouders er
voor zijn, er veel kan. Maar als ze er tegen
zijn, kan er niets.
De heer A. MEERTENS is ivoor ieder werk-
man. Want men kan nu eenimaal zonder
geld riiet lev en. Doah de klepel zit hier
dieper.
De heer HAAK komt terug op de vraag
van wethouder Meertens of deze zaak behoort
tot de competentie van Burgemeester en
Wethouders. Van bevoegde zijde moet ver
klaard worden, of dit tot de competentie van
Burgemeester en Wethouders behoort en of
zij op grond van de overtudiging, dat het be-
lang der gemeente er mee gediend was, dit
doen mochten. Thans is er oppositie tegen
in den raad en naar diens oordeel behoort dit
tot de competentie van den raad. Eerst dient
dit dus ten voile he si is t te zijn, en daarna
kan men oondeelen of Burgemeester en Wet
houders juist gehandeld hebfoen.
De heer SCHEELE merkt op, dat de kiwes-
tie niet is, zooals de wethouder dit zegt. De
kwestie is, dat, als de raad besluiten neemt,
Burgemeester en Wethouders die hefolben te
vo'lgen. En juist in detze kwestie is niet de
offi'cieele weg, zooals de raad dit besloten
heeft, gevolgd.
De heer 'HAAK herhaalt, dat eerst moet
worden uitigemaakt, of dit behoort tot de
competentie van Burgemeester en Wet
houders.
De heer SCSHBELE: Het behoort tot de
competentie van Burgemeester en Wethou
ders. Dat hefo ilk al driemaal gezegd. Doch
Burgemeester en Wethouders hefohen den
schijn gewakt, alsof zij een besli'ssdnig (hefolben
genomen, die niet in het helanig van de ge
meente was. Het gaat hij spreker niet om
den persoon. Er is den sdhijn gewekt, dat
een lieve-vriendjes-politiek is gevolgd, omdat
er nog meer gegadiigden waren voor inschrij
ving naar dit werk. Het komt er hij den raad
op neer, dat Burgemeester en Wethouders een
besluit ihefclhen genomen, waartbij zij niet den
officieelen weg bewandeld hefolben, zooals de
raad dien had vastgesteld. De raad had
mogen verwachten, dat dit pufolidk aanlbe
steed geworlden zou zijn.
iSpreker staat op het standpoint, dat er in
dezen esn vergissing is begaan. Daarom stelt
hij voor, het voor dit jaar zoo te laten
loopen, doch de heer Den Hamer zegt: ,,neen".
Hij uit zijn wantrouwen jegens Burgemeester
en Wethouders en stelt den eisch, dat opnieuw
aanlbesteed wordt.
De VOORZITTER: En dan met de conditie,
dat de laagste inschrijver door Burgemeester
en Wethouders henoeimd wordt.
De heer DEN HAMER: Eh dat Burgemees
ter en Wethouders nagaan, dat het goed ge
daan wordt.
De he:r A. MEERTENS verwondert er zich
over, dat men thans met deze kwestie aan-
kcimt. Aan Ko Bedet en Hamelinik Wordt het
toch ook van jaar tot jaar gegeven, zonder
dat er van de zijde van den raad een woord
over valt. Hamelink heeft izelfs te kennen ge
geven, voor het onderhoud van de gehoorzaal
10 per jaar meer te moeten helbben, omdat
hij het voor het bedrag, dat er voor stond,
niet doen kon. En hieroiver valt vender niets.
Er is een meerderheid en e;n minderheid in
Burgemeester en Wethouders. Spreker staat
aan den kant van den heer Scheele en zal
diens voorstel steunen. Wordt het aanlbesteed,
dit is dan spreker zeer aangenaam, doch men
kan anderzijids de betrokkene geen schade
laten lij'den. Sprelker acht het beter, er zand
over te gooien.
De heer DE KRAKER: Dan kun je wel
overal zand over goioien.
De heer A. MEERTENS wil niets liever
dan recht door zee gaan. Er is tegen de han-
deling van Burgemeester en Wethouders van
thans een oppositie gekomen. Doch hij de
voriige sehoonmaakster is het oo'k voorige-
komen, dat de dag waarop zij de school ge
daan had, de spinnewefohen nog aan de ramen
hiinigen. Zouden toen Burgemeester en Wet
houders haar ontslagen hefoben, dan zou er
een oppositie van geweld tegen gekomen zijn.
De heer DEN HAMER geeft te kennen, dat
Burgemeester en Wethouders er in zoo'n ge
val op moeten wijizen, dat de betrokkene
haar plicht moet doen.
De heer JANSEN hieeft nu al dikwijls hoo-
ren zaggten, dat er een besluit genomen is,
dat alle somen boven 50 moeten aanbesteed
worden. Is dit toch zoo?
De heer DEN HAMBR moet uit de heele
hanldelinig van Burgemeester en Wethouders
opmaken, dat er hier een lieve-vriendjes-poli
tiek is gavoerd.
De heer JANiSEN vraagt zicih af, waarom,
indien zoo'n ibesluiit genomen is, er dan bui-
tenom ge'gaan wordt.
De heer DEN HAMER is van oordeel, dat
Burgemeester en Wethouders nu net als
bij een vorige vergadering over pensioentoe-
slag voor Ko Verlinde niet moeten gaan
napraten.
De heer SCHEELE vraagt, of de heer Den
Hamer zijn voorstel hanldhaaft.
De VOORZiTTBR: Dient u er dan een
amendement op in.
De heer SOHEELE wenscfot te weten, of de
heer Den Hamer er mee aocoord gaat, de zaak
nog te laten loopen.
De heer DEN HAMER: Neen.
De heer SOHEELE dient dan een amende
ment op het voorstel van den heer Den
Hamer in, in dien zin, dat deze zaak voor dit
jaar zoo folijft doorloopen, doch dat voor het
volgend jaar pufolieke aanbesteding zal plaats
vinden.
De heer J. A. MEERTENS geeft te kennen,
dat ook hij het op prijs stelt, dat pufolieke
aanbesteding plaats heeft. Dit moet dan ook
gegunid wortden aan den laagsten inschrijver.
Het is precies hebzelfde als met de verbete-
rinig van de foegraafplaats voor het leggen
van de buizen. Als dit aangenomen wordt voor
f 40, terwijl de raming f 60 is, moet de be
trokkene dit zelf weten, doch hij moet het
uitvoeren, zooals het apgegeven is. Nu vindt
spreker het voorstel van den heer Den Hamer
wel wat hand ten opzichte van de betrokkene.
Deze was voor N'ieuwjaar reeds aan den gang
en is wettig door Burgemeester voor dit
werk aangesteld. Wel kan spreker er zich mee
vereenigen, dat voor het volgend jaar ouder-
gewoonte een aanlbesteding plaats vindt.
De VOORZITTER komt terug op hetgeen
de heer Meertens zegt omtrent de aanbeste
ding van de verbetering van de hegraafplaats.
Als nu de laagste inschrijver iemand zou zijn,
die het niet zou kunnen, zouden Burgemeester
en Wethouders dan toch verplicht zijn, het
werk aan hem te gunnen.
De heer DEN HAMER: Zeker, zet er dan
iemand bij. Een schop vasthouden kan ieder.
De VOORZITTBR meent, dat als men
iemand zou aanstellen, die er niet voor deugt,
dit toch ook niet goed kan werken.
De heer DEN HAMER voert hier tegen aan,
dat men dan geen beslissing kan nemen, voor-
dat men het werk gezien heeft.
De VOORZITTER wil het amendement van
den heer Scheele in stemming brengen.
De heer SOHEELE verzet zich hier tegen,
daar het voorstel van den heer Den Hamer
var. de verste strekking is.
Het voorstel van den heer Den Hamer
wordt verworpen met 4 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Den Hamer, Jan
sen en De Kraker; tegen stemmen de heeren
Scheele, Haak, J. A. Meertens en A. Meertens.
Het voorstel van den heer Scheele wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
t
e. De heer JANiSEN: Wordt er bij de
blijde gebeurtenis feest gevierd of niet?
De VOORZITTER: Ja, buiten den raad om.
De heer JANSEN bedoelt of er officieel
feest gevierd wordt, of niet.
De heer SOHEELE: U hebt net uw stem
gegeven voor een schoolfeestje!
De heer JANSEN: Doch de Voorzitter zegt
net, dat er feest gevierd wordt buiten den
raad om.
De heer SOHEELE: De raad feest mee,
doch feest zelf niet.
f. De heer DE KRAKER merkt op, gezien
te hebben de hooge posten, die op de begroo
ting voorkomen voor schrijf- en bureaubehoef-
ten f 400 en voor boeken voor de openbare
school eveneens f 400, samen 800.
De heer DEN HAMER heeft zoo juist ge
wezen op de hoter, die gedistribueerd wordt
en gepleit voor de winkeliers. Hier heeft men
iets, dat de moeite waard is, om onder de
inwoners der gemeente te doen leveren. Thans
wordt het alles in andere gemeenten besteed,
kan dit nu hier niet gekocht worden.
De VOORZITTER antwoordt, dat het hem
toelijkt van niet. Men heeft hier in de ge
meente wel enkele winkeliertjes, doch deze
zijn geen boekhandelaar. Ook worden veel
formulieren gebruikt van Samson".
De heer DE KRAKER vindt het eigenaar-
dig, dat het in een andere gemeente wel kan,
terwijl de winkeliers hier gewoon uitgesloten
wprden.
De VOORZITTER antwoordt, dat de ge
meente dit wel in een andere gemeente beste-
den moet, daar er hier geen boekhandelaars
zijn.
De heer DE KRAKER vindt dit prachtig.
De heer J. A. MEERTENS wijst er op, dat
er b.v. in Ter Neuzen 4 drukkers zijn, terwijl
er hier geen enkele gevestigd is.
De heer DEN HAMER herinnert er aan, dat
hij ditzelfde voorstel 4 jaar geleden ook ge
daan heeft. De winkeliers hier krijgen toch
hun percenten van de leveranciers. Waar
wordt nu gekocht?
De VOORZITTER wijst er op, dat het niet
aangaat, b.v. de formulieren van Samson"
te laten drukken.
De heer DE KRAKER herinnert, dat toch
vroeger ook wel in de gemeente aangekocht
is. Spreker meent, dat het best zal gaan, de
behoeften in de gemeente aan te koopen.
De VOORZITTER is van meening, dat het
geen gebeurt in het belang der gemeente is.
Spreker gaat hierbij af op het advies van
degene, die er verstand van hebben. Het is
b.v. voorgekomen, dat het materiaal, dat voor
het onderwijs geleverd werd, minderwaardig
was.
De heer DE KRAKER weet een dergelijk
advies te waardeeren. Spreker gelooft, dat
een kind, dat schoolgaat, evengoed leert schrij
ven op een schrift van 2 cent, als op een van
3 cent, bit is naar zijn meening een kwestie
van geven en nemen. Als de winkeliers er
voor in aanmerking komen, dan -kunnen zij er
ook een boterham aan verdienen.
De VOORZITTER gunt hen ook hun boter
ham wel, doch meent, dat een kind op een
schrift van goede kwaliteit gemakkelijker zal
leeren schrijven dan op een van mind ere kwa
liteit. Hij raadt den heer De Kraker aan,
dan voor te stellen, het benoodigde in de ge
meente aan te besteden.
De heer A. MEERTENS merkt op, dat deze
aangelegenheid hij de behandeling der begroo
ting behandeld is. Deze zaak is afgehandeld.
Spreker kan echter wel zeggen, dat het vroe
ger al eens is voorgekomen, dat men materiaal
heeft moeten weggooien. Het is van belang,
dat er goede waar geleverd wordt, men moet
het omiei wijzend personeel maar eens vragen
hoe dit in elkaar zit.
De heer J. A. MEERTENS meent, dat wet
houder Meertens terecht gezegd heeft, dat
deze zaak bij dd begrooting ter sprake ge
komen is. De heer De Kraker en spreker
waren toen niet aanwezig. De begrooting is
in een wettige vergadering vastgesteld en
rndien de heer De Kraker dit had willen be-
spreken, bad hrj moeten zorgen er te zijn, dan
had hij de posten een voor een kunnen behan-
delen, na voorlezing door den Secretaris.
De heer DE KRAKER: Dus het wordt zoo
bescbouwd, dat er niets meer over gezegd
mag worden, omdat het behandeld is.
De heer J. A. MEERTENS: Als er iets
geheurd was, idat niet naar uw zin was, had
u er moeten zijn.
De heer A. MEERTENS herhaalt, dat deze
zaak reeds behandeld is. Indien de heer De
Kraker wegens ziekte afwezig geweest was,
zou het een ander geval geweest zijn, doch nu
de lieei De Kraker wegens werkzaamheden
afwezig is geweest, had hij moeten zorgen, ter
vergadering te zijn, als hij oppositie wenschte
te voeren, tegen iets dat niet in zijn kraam
te pas kwam, nu hem iets tegengevallen is.
De heer DE KRAKER: Mis. Ik ga op die
aantijging niet verder in, doch wensch voor
te stellen schrijf- en bureaubehoeften en
schoolhehoeften aan te besteden onder de win
keliers in de gemeente.
De VOORZITTER vraagt den heer De
Kraker, dit uit te stellen, om dit eens te be-
spreken in een onderonsje met het hoofd der
school.
De heer DE KRAKER gevoelt niets voor
orideronsjes.
De heer A. MEERTENS: De Voorzitter
bedoelt een onderonsje van den raad, met bet
hoofd der school.
De VOORZITTER vraagt of het voorstel
van den heer De Kraker gesteund wordt.
De heer SCHEELE vraagt, hoe de heer De
Kraker zich voorstelt, dit aan te besteden.
De heer J. A. MEERTENS herhaalt, dat er niet
een enkele drukker of boekhandelaar in de ge
meente gevestigd is. Er is thans een kruide-
nier of een manufacturier, die tevens wat in
drukwerk enz. doet. En de betrokkenen zul
len ook ondervinden, dat dit niet doorgaat,
als eenmaal de vestigingswet er is. Spreker
acht b.v. een schoenmaker iemand die geen
verstand van drukwerk "heeft. Had men in
de gemeente een drukker of een boekhande
laar, dan was dit nog lets anders. Als het
was als in Ter Neuzen, waar er 4 zijn, behoef-
de er niet aan gedacht te worden, naar een
andere gemeente te gaan, doch thans meent
spreker, dat er geen aanleiding is, hiervoor
menschen uit de gemeente in te schakelen.
De heer DEN HAMER is het niet eens met
den heer Meertens. Burgemeester en Wet
houders hebben ook geen verstand van klin-
kers, doch als er geleverd moeten worden,
worden er ook monsters ingeleverd, die aan
bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Dat
kan met het papier ook. Er kan een monster
gesteld worden en bepaald, dat het te leveren
papier aan die voorwaarden voldoen moet.
De heer JANiSEN vraagt, hoe het nu ge
beurt.
De SECRETARIS deelt mede, dat de
sdhoolibehoeften worden aangekociht door het
hoofd der school.
iDe heer DEN HAMER: O, door het hoofd
der school!
De heer HAAK: Ja, door het hoofd der
school
De heer SOHEELE meent, dat het daar ook
behoort. Dit is een technisch onderdeel van
zijn weilk. De heer De Kraker heeft opge
merkt, dat een kind evengoed schrijven leert
op een schrift van 2 ct. als op een van 3 ct.,
het kan er ook op leeren schrijven, doch even
goed niet. De gemeente is verplicht, de mid-
delen te scheppen voor het geiven van onder
wijs, en dan moet men ook behoorlijike ma
terialmen koopen. In deze zaiken kunnen de
leden geen oordeel vellen.
De heer J. A. MEERTENS merkt op, dat
het hoofld der school ook niet het geheele
kwantum ineens Ibestellt, doch dit doen het ge
heele jaar door, naar dat de behoefte is. Spre
ker herinnert er aan, dat toen het tagenwoor-
dige hoofld der school hier gekomen is, hij
een nieuwe methode heeft ingevoerd. Dit
kostte een hodp gel'd en toen is hij eerst hier-
mede bij Burgemeester en Wethouders ge
komen, met een begrooting der kosten, en
heeft overleigd, dat als het bezwaarlijik was,
dit in een jaar te doen, er dan twee over te
doen.
Het voorstel van den heer De Kraker wordt
ondensiteund door den heer Den Hamer.
Het wordt verworpen met 5 tegen 2
stemmen.
Voor stemmen de heeren Den 'Hamer en De
Kraker; tegen stemmen de heeren Scheele,
Haak, Jansen, J. A. Meertens en A. Meertens.
g. De heer DE KRAKER heeft een vraag
omtrent de leges voor het verlengen van een
rijfoewijis. Is oo'k hij legesverordening bepaald,
dat boven de provinciate leges ad f 1,50 door
de gemeente 1 leges gebeven wordt hij ver-
nieuwdng van een rijlbewijs? Iedere autohezit-
ter moet om, de 2 jaar zijn rijlbewij-s laten ver-
nieuwen, waarvoor f 1,50 provinciale leges
wordt geheven. Heft de gemeente daar boven-
op nog 1 Spreker heeft de legesverorde
ning voor zich, doch kan dat daaruit niet
lezen.
De SECRETARIS antwoordt, dat de pro
vinciale leges 1,50 bedragen, hierboven wordt
door de gemeente 1 geheven.
iDe heer DE KRAKER merkt op, dat de
Secretaris dan wel een andere legesverorde
ning moet heblben dan hij. Hij kan het in de
zijne niet vinden.
De SECRETARIS geeft lecture van art. 1.
lid 1 (letter 1) der betreffenide verordening,
lu'idenlde
'Voor de afgifte, de a an vr age of de verlen-
ging van een fouitenlamdsch pasipoort, een na-
tionaliteitshewijs, een bewijs van Nederlander-
sclhap of een rijlbewijs fl..
De heer DE KRAKER: U hebt gelijk.
h. De heer DE KRAKER heeft gezien, dat
in de vorige vergadering een verzoek van
Verlinde om toeslag op zijn pensioen, is ver
worpen.
Waar deze een laag pensioen heeft, zou hij
willen voorstellen, er een paar cent bij te doen.
Naar hij meent bedraagt zijn pensioen /381.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit voor
stel in de vorige vergadering is verworpen.
Het komt hem voor, dat het niet gewenscht
is, daarop terug te komen.
De heer DE KRAKER: Het was geen
voorstel, doch een verzoek!
De VOORZITTER: Doch Burgemeester en
Wethouders hebben voorgesteld, daarop niet
in te gaan.
De heer DE KRAKER: Niet het voorstel
van Burgemeester ep Wethouders is aange
nomen, doch het verzoek van Verlinde is ver
worpen.
De heer A. MEBRTENiS wil hierover een
kleinigheid zeggen. Er bestaat een oud raads-
besluit, dat degenen, die meer dan f 300 pen
sioen hebben, geen toeslag krijgen. Men moet
dus eerst beginnen dit oude besluit van een
30 of 40 jaar terug, in te trekken.
De heer DE KRAKER merkt op, dat men
nu met een oud raadsbesluit voor den dag
komt, terwijl men een nieuw raadsbesluit niet
uitVoert.
De VOORZITTER vraagt den heer De
Kraker, of deze een voorstel heeft.
De heer DE KRAKER stelt voor, een toe
slag van 100 te verleenen.
Dit voorstel wordt dndersteund door den
heer Den Hamer en verworpen met 5 tegen
2 stemmen.
Voor stemmen de heeren Den Hamer en
De Kraker; tegen stemmen de heeren Scheele,
Haak, Jansen, J. A. Meertens en A. Meertens.
De VOORZITTER sluit de vergadering.