Hoofdstuk IV.
Astnspraken in geval van vacantia, verlof en
afwezigheid wegens ziekte.
Artikel 15.
I>e ambtenaar behoudt aanspraak op zijn
bezoldiging gedurende:
a. de hem toegekende jaarlijkscbe vacantie;
h. een hem wegens dringende redenen ver-
leend verlof;
c. het vervullen van den militairen dienst-
plicht, uitgezonderd bij verblijf onder de
wapenen wegens straf.
Artikel 16.
Den ambtenaar, wiens verleende vacantie
oai dringende redenen van dienstbelang is in-
getrokken, wordt geldelijke schade, welke hij
tiengevolge van deze intrekking mocht lijden,
door de gemeeirte vergoed.
Artikel 17.
Op den ambtenaar, die wegens ziekte of
ongeval verhinderd is zijn ddenst te verrich
ten, zijn de artt. 42 tot en met 53 van het
aanlbtenarenreglement der gemeente van over-
eenkomstige toepassing, met uitzondering
nochtans van de bepalingen, betrekking heb-
bende op het verleenen van ontslag.
Hoofdstuk V.
Wachtgeld.
Artikel 18.
1. Den ambtenaar in vasten dienst, aan
wien eervol ontslag wordt verleend wegens
o-pheffing zijner betrekking of wegens ver-
andering in de organisatie der gemeentepolitie,
waardoor zijn werkzaamheden overbodig zijn
geworden, wordt voorzoover hij alsdan niet in
de termen valt, om pensioen, uitgezo'nderd
vervroegd ouderdomspensioen, bedoeld in
artikel 48, eerste lid onder b, der pensioenwet
1922 (Stbl. 240) te genieten, met ingang van
den dag van ontslag, een wachtgeld toege-
kend ten laste der gemeente op den voet van
de bepalingen van de artt. 55 t/m 65 van het
ambtenarenreglement der gemeente.
2. Een zoodanig wachtgeld kan ook wor-
den toegekend aan een ambtenaar als bedoeld
in het eerste lid, die ontslag vraagt nadat
hem het voomemen is medegedeeld om zijn
betrekking op te heffen of de organisatie der
gemeentepolitie zoodanig te veranderen, dat
zijn werkzaamheden overbodig zullen worden.
Hoofdstuk VI.
Slotbepalingen
Artikel 19.
1. Deze verordening kan worden aange-
haald als verordening gemeentepolitie.
'2. Zij treedt in werking met ingang van
2 Maart 1938, op welke datum vervalt de ver
ordening, regelende de rangen, het aantal, de
3&rnenstelling de eischen van benoembaarheid
en de bezoldiging van de ambtenaren der ge
meentepolitie, vastgesteld 10 November/29
December 1932 goedgekeurd bij Koninkjijk
Besluit van 2 Maart 1933 no. 40 en zooals
deze laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 22
April 1937 goedgekeurd bij Koninklijk Besluit
van 4 Juni 1937 no. 55.
De heer LAMBRECHTS EN VAN RITTHEM
verwijst naar art. 2, waar staat:
Hun aantal bedraagt:
1 in den rang van inspecteur van politie;
1 in den rang van hoofdagent-rechercheur
van politie;
8 in den rang van agent van politie.
Hij vraagt den Voorzitter, of deze als hoofd
der politie 8 agenten voldoende acht.
De VOORZITTER: Eigenlijk niet.
De heer LAMBRECHTS EN VAN RITTHEM
varwondert er zich over, dat Burgemeester en
Wethouders dan geen voorstel doen, dit aan
tal van 8 uit te breiden. Ais men na 8 uur
's avonds het bureau van politie ophelt, is dit
gesloten. Men heeft dus, indien noodig,
's avonds na 8 uur geen politiehulp.
De VOORZITTER meent, dat de vraag, die
de heer Lambrechtsen van Ritthem stelt,
eigenlijk meer een algemeene vraag is, die bij
de begrooting behandeld kan worden. Het on-
cierwerp, waarom het hier gaat, betreft meer
teen wijziging van het salaris van den in
specteur.
Destijds is gebleken, dat de raad niet be-
reid was, een hoogeren post toe te staan.
Spreker betneurt het ook, dat het politie-
bureau 's nachts niet te bereiken is.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
vraagt, welk aantal agenten van politie de
Voorzitter noodig acht.
De VOORZITTER merkt op, dat dit eerst
bekeken zou moetsn worden.
De heer SGHEELE: In Axel zijn er twee
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
stelt voor, deze zaak alsnog in studie te nemen,
en eventueel voorstellen te doen het aantal
politieagenten te vergrooten.
De VOORZITTER vraagt den heer Lam
brechtsen van Ritthem of deze zaak niet beter
in een volgende vergadering besproken kan
worden. De verordening.n betreffende de
politie behooren tot diegene, die door de
Kroon moeten worden goedgekeurd.
De heer SCHEELE geeft den raad, hier-
mede ecus te wachten tot de volgende begroo
ting. Men kan dan zien hoe arm en hoe rijk
men is.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
deelt mede, deze aangelegenheid te hebben be-
studeerd. Indien mien het telefoonboekje op-
slaat, dan vindt men: Politie no. 9... en er is
miemand als men na 8 uur belt. Spreker
meent, dat de inspecteur toch ook telefonisch
aamgesloten was, doch hiervan is niets te
widen.
D: VOORZITTER: Toen was het telefoon
boekje al uitgegeven!
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
geeft in overweging hij. no. 9 te vermelden:
.bij geen gehoor" en dan het nhmmier van den
inspecteur.
De VOORZITTER zegt toe, dat dit in het
volgende boekje zoo zal worden opgenomen.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
acht het van veel belang, dat hekend is, dat
took de inspecteur taLsfonisch te bereiken is,
en ook, dat de hoofdagent een telefonische
verbinding krrjgt, voor bet geval dat de in
specteur niet aanwezig is.
Spreker stelt voor, ook den hoofdagent-
Techercheur een telefonische aansluiting te
geven.
De VOORZITTER: Ik voor mij ben het
daarmede volkomen eens, doch gaat ook de
mad daarmede accoord?
De heer 't GILDE: Als men het hern vraagt,
zal hij waarschijnlrjk zeggen: ,,alsjeblieft niet".
De heer SOHIEHLE meent, dat dit een
tewestie is voor het hoofd der politie. Indien
deze de noodzakalijkheid er van constateert,
meent hij, dat de raad er niet tegen zal zijn.
De VOORZITTER: Ik vind het wel nood-
Eakelijk.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
merkt op, dat het dam gebeuren kan, als de
raad toestemming geeft.
Met algemesne stemmen wordt besloten, den
hoofdagent-rechercheur van politie een tele
fonische aansluiting te verleenen.
De heer VERLINDE moet over het diploma
van den inspecteur iets vragen. Spreker
meemt aan, dat, indien de inspecteur van poli
tie eventueel van hier zou vertnekken, en sol-
Jficitanten voor deze betrekking zouden worden
opgeroepen, ook geeischt zal worden, dat deze
in het bezit van een diploma is. En is het dan
ook da bediDeling, die f 100 toelage te geven
Sprek.r voor zich is van oordeel, dat een
inspecteur van politie aan bepaalde eischen
moet voldoen, en dan ligt het in de lijn, dat dit
aangetoond wordt door een diploma. Doch
dan ligt het evenzeer in de lijn, dat er voor
het diploma niet extra betaald wordt. Spreker
ziet deze zaak zoo in, dat de toestand vroeger
zoodanig was, dat de agenten b.v. gewoon be-
noeznd werden. Dit waren meestal menschen,
die gewoon onderwijs hadden genoten en geen
diploma hadden. Later is de eisch gesteld,
dat deze zich moesten bekwamen, en toen is
er een tijd geweest, dat voor het bezit van
diploma extra betaald werd. Deze toelage
was dan ook behoorlijk.
Doch als men eenmaal inspecteur is, vindt
spreker, dat er voor het diploma niet extra
betaald moet worden.
De heer SOHEELE acht het terecht, dat de
heer Verlinde deze aanmerking maakt. Er is
ook hier een tijd geweest, dat de pohtie-agen-
ten geen diploma hadden. Toen de heer Hack
hier kwam, heeft dez.e in hetzeifde gedacht
gewerkt :en is gaan werken voor het inspec-
teursdiploma. Dit heeft hij gehaald, nadat hij
3 jaar in dienst was. Dit is de vrucht van
zijn eigen werken en op eigen initiatief ver-
kregen.
De heer VE5RLINDE denkt er persoonlijk
zoo over en dit strookt ook met de opvat-
ting van den heer Scheele, dat als de inspec
teur zichzelf zooveel mogelijk bekwaamt, hij
diit doet om een betere positie te kunnen krij-
gen. Hij weet tevoren, dat, als hij solliciteert,
men hem vraagt naar een diploma. Dit ge-
beurt dus niet terwille van de politie, dit ge-
beurt terwille van zichzelf.
De heer SCHEELE merkt op, dat de politie
agenten ooik geen diploma behalen ter wille
van den dienst.
De VOORZITTER stemt hiermede in.
De heer VERLINDE merkt op, dat altijd ge
vraagd wordt naar een diploma. Een onder-
wijzer bijv. weet, dat hij een onderwijzersacte
moet bezitten. Als er een onderwijzer wordt
gevraagd, wordt er toch ook niet bijgevraagd,
dat hij het onderwijzersdiploma hebben moet.
De VOORZITTER: Deze hebben aparte
acten.
De heer VERLINDE meent, dat in elk ge
val de diploma's behaald worden, om een
betene betrekking te kunnen krijgen. De be-
trokkenen doen dit dus ter wille van zichzelf..
De heer SiCHIEELE: En ook om verhooging
te krijgen.
De heer VERLINDE meent, dat de verhoo
ging natuurlrjk in het salaris ligt opgesloten.
De heer COLSEN merkt op, dat dus des
tijds de raad: een inspecteur heeft benoemd,
die het niet was. Spreker dacht, dat hij een
diploma had. Hij vindt dat een inspecteur een
diploma moet hebben. Dus we hadden
iemand als inspecteur, die geen inspecteur
was tenminste niet op papier de raad
had dus iemand benoemd, die het niet was en
hij was het wel.
De heer 't GILDE: Hij was het wel.
De heer OOLSEN vervolgt, dat hij van oor
deel is, dat men als gemeente-ambtenaar ver
plicht is, over papieren te beschikken. De
hesr Hack had deze niet, toen hij pas inspec
teur was geworden en nu heeft hij ze wel.
Spreker meent, dat met dit voorstel van f 100
een scheeve verhouding wordt geschapen en
moet dan ook werkelijk het voorstel van den
heer Verlinde steunen.
De heer GEELHOIEDT is er van meet af
aan in Burgemeester en Wethouders tegen ge
weest, dat aan den inspecteur f 100 voor
diploma werd gegeven. Wlanneer dit wordt
toegestaan, zijn er andere consequent!es, die
de gemeente geld kosten kunnen. Alle amb
tenaren hebben diploma's, de heer Dees heeft
zelfs boven het diploma van gemeente-secre-
taris nog een ander diploma.
De heer DE KRlAKER geeft te kennen, ge-
zienjfret feit, dat het overal geheurt, dat de
agenten f 50 vergoeding hebben voor diploma,
hij acht, dat een dergelijke vergoeding voor
den inspecteur niet teveel is. Naar sprekers
meenihg vloeit dit er uit voort.
De heer VAN DRIEL zal billijkheidshalve
de meening van den heer De Kraker onder-
steunen en billijkheidshalve met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders meegaan.
Hij verwacht evenwel, dat indien in de toe-
komst in de vacaturs van inspecteur voorzien
moet worden, er een inspecteur met diploma
zal gevraagd worden.
De heer DE KRAKER meent, dat het er
nog hij zou moeten komen, dat er voor den
inspecteur geen vergoeding werd verleend,
waar dit voor de agenten wel geldt.
De heer VERLINDE geeft te kennen, dat,
indien hij wist, dat alle agenten een diploma
hebben, hij zou voorstellen, hun salaris met die
toelage voor diploma te verhoogen en dat voor
den inspecteur ook.
De VOORZITTER merkt op, dat het zoo
een algemeene negel is.
De heer VERLINDE: Dat is zoo gegroeid.
De VOORZITTER vervolgt, dat bekend is,
dat een agent met diploma een toelage krijgt.
En daar houdt men rekening mee.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
kan gedeeltelijk met het voorstel van den heer
Verlinde meegaan. Ook hij zou de vergoeding
voor diploma willen laten vallen.
De VOORZITTER meent, dat dit niet direct
een voorstel is. Men kan hiermede in de toe-
komst rekening houden. Doch thans dient
men den regelmatigen weg te volgen.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
meent, dat toch wel lets voor de meening van
den heer Verlinde te zeggen is. Men voorkomt
hiermede preoedenten.
De heer SCHEELE merkt op, dat er op
zichzelf alles voor is. Doch hij moet den heer
Lambrechtsen van Ritthem toch opmerken,
dat destijds besloten is, dat de hoof den van
dienst een salaris van f 3000 zouden hebben.
Als er nu een van hen tot 3100 komt, kun
nen daaruit consequenties voortvl'oeien.
De heer VERLINDE: Daar hebt u het al.
Nu zegt u het zelf!
De heer SOHEELE voert hier tegen aan, dat
de andere hoofden van dienst, toen zij in dienst
der gemeente kwamen, reeds in het bezit
waren van him wetenschap. Deze niet.
De heer DEN HAMIER moet zich verklaren
tegen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders, niet om de centen. Hij wil evenwel
een bemididielingsvoorstel doen en wel zoo
danig, dat aan den inspecteur een vergoeding
van f 50 wordt verleend voor diploma. Hij
staat dan gelijk met de ander en, in verhouding
met het salaris.
Het voorstel van dsn heer Den Hamer wordt
niet ondersteund, en kan derhalve geen onder-
werp van beraadslaging uitmaken.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt aangenomiE.n met 10 tegen 5
stemmen.
Voor stemmen de heeren Riemens, De
Kraker, Duurinck, Van Hecke, Colsen, Van
Driel, 'it Gilde, De Vos, Scheele en Lambrecht
sen van Ritthem; tegen stemmen de heeren
Den Hamer, De Bruijn, Van Cadsand, Geel-
hoedt en Verlinde.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
wenscht, voor van dit onderwerp afgestapt
wordt, nog nadere inlichtingen te vernemen.
H:t valt hem op, dat indien 's nachts gepa-
trouilleerd wordt, d/it steeds met 2 man ge
heurt, terwrjl in verschillende groote plaatsen
slechts 1 man patrouilleert.
De VOORZITTER heeft (lit cnderzocht. De
corzaak is, dat, indien .ventueel hulp noodig
is, er een man beschiktaar is om hulp te
halen.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
merkt op, dat men hem toch zal tcegeven, dat
dit toch anders zou kunnen.
De VOORZITTER: Daarom zou ik ook een
nachtdienst willen invoeren.
De h:er OOLSEN merkt op, dat hij vorige
week laat van een vergadering door Ter Neu-
zen kwam. Dat was om half twaalf, en het
was in Ter Neuzen net zoo stil als op Zaam-
slag. Spreker heeft g.sen mensch gezien, dan
de politie, want die was er. Spreker meent,
dat uitbreiding niet noodig is. Als men een
ambtenaar aanstelt, moet men ook zijn salaris
betalen. Spreker kan niet inzien, dat nu dade-
lijk tot uitbreiding moet worden overgegaan.
's Nachts om half twaalf is het hier net zoo
stil als op Zaamslag.
5. Vaststellen instructie gemeente-genees-
heeren en -vroedvrouwen.
Burgem,:ester en Wethouders. berichten:
In de instructie van de gemeente-genees-
heeren, belast met de armenpraktijk, behooren
- blijkens sohrijven van den Minister van
Binnenlandsche Zak-n, d.d. 27 Mei 1937,
no. 32855, geregeld te worden de bezoldiging,
de schorsing en het ontslag dezer functionaris-
sen. Nu is in de bestaande instructie niet
geregeld de bezoldiging, zoodat aanvulling van
de instructie hiermede dient te geschieden.
Daar thans door ons in deze vergadering
wordt voorgesteld voor Sluiskil een genees-
heer, belast met de armenpraktijk, te benoe-
men en de instructie ook in verband daarmede,
dient gewijzigd te worden, stellen wij u voor
een nieuwe instructie vast te stellen, waarin
de rechtspositie van de geneeskundigen vol-
ledig is geregeld.
INSTRUCTIE voor de gemeentegenees-
heeren en de gemeentevroedVrouwen,
belast met de armenpraktijk in de
gemeente Ter Neuzen.
Artikel 1.
De gemeentegeneesheeren en de gemeente-
vroedvrouwen worden door den gemeenteraad
voor onbepaalden tijd benoemd, uit een door
Burgemeester en Wethouders op te maken
voordracht van zoo mogelijk twee, wettelijk
bevoegde personen.
Artikel 2.
De dienst van de gemeentegeneesheeren
omvat
a. het verleenen van kostelooze genees- en
heelkundige hulp en van kostelooze ver-
loskundige hulp, voor zoover de vroed
vrouwen daartoe niet bevoegd zijn, een
en ander aan de armen binnen de ge
meente, die van een bewijs voor koste
looze hulp van het Burgerlijk Armbestuur
voorzien zijn.
b. het verleenen van de onder a. bedoelde
hulp aan personen, die door de politie zijn
opgenomen, voor zoover die hulp door of
vanwege het hoofd der politie wordt in-
geroepen;
c. het kosteloos verrichten van inenting en
herinenting waarvoor door de gemeente
kosteloos gelegenheid wordt gegeven,
overeenkomstig door Burgemeester en
Wethouders te geven voorschriften;
d. het kosteloos verrichten van de dood-
schouw, indien zij daartoe overeenkomstig
het bepaalde in artikel 4, vierde lid,
tweede zinsnede- der wet van 19 April
1869, Stbl. 65, zooals die wet nader is
gewijzigd, door Burgemeester en Wethou
ders zijn aangewezen;
e. het verstrekken van inlichtingen en advies
aan den Burgemeester, Burgemeester en
Wethouders en aan den gemeenteraad
omtrent aangelegenheden de uitoefening
der armenpraktijk betreffende.
Artikel 3.
1. De taak van de gemeentevroedvrouwen
is het verleenen v$.n kostelooze verloskundi-
gen bijstand, overeenkomstig het bepaalde in
de artikelen 15, 16, 16a en 16b der wet van
1 Juni 1865, Stbl. 60 regelende de uitoefening
der geneeskunst en overeenkomstig de rege-
len, die voor een goede uitoefening,van haar
praktijk gelden.
2. Zij verleenen die hulp slechts aan haar,
die:
a. van een bewijs- voor kostelooze hulp van
het burgerlijk armbestuur voorzien zijn;
b. door de politie zijn opgenomen, voor zoo-
Ver die hulp door of vanwege het hoofd
der politie wordt ingeroepen.
Artikel 4.
1. Indien de gemeentegeneesheeren en ge
meentevroedvrouwen meenen dat ten onrechte
een bewijs voor kostelooze geneeskundige hulp
is afgegeven, kunnen zij hun bezwaren ter
kennis van het burgerlijk armbestuur brengen.
2. In spoedeischende gevallen verleenen zij
kostelooze hulp, zonder dat hen bet bewijs
bedoeld onder a van artikel 2 en 3, wordt ge-
toond. Zij g-even van het verleenen van die
hulp onverwijld kennis aan het burgerlijk arm
bestuur en zetten haar niet voort, indien het
burgerlijk armbestuur hen bericht zendt, dat
er voor het verleenen van kostelooze hulp geen
termen aanwezig zijn.
Artikel 5.
De gemeentegeneesheeren en de gemeente
vroedvrouwen wonen, op verzoek van het bur
gerlijk armbestuur de vergaderingen van dat
college bij ter beraadslaging over vooraf te
hunner kennis gebrachte vragen van genees
kundige armenverzorging.
Artikel 6.
1. De gemeentegeneesheeren houden dage-
lijks spreekuur, waarvan door hen opgaaf ge-
daan wordt aan Burgemeester en Wethouders.
2. Zieken, die niet op het spreekuur kun
nen komen, bezoeken zij aan huis of in het
ziekenhuis, zoo dikwijls dat voor een goede
behandeling noodig is.
Artikel 7.
De gemeentegeneesheeren verleenen huip,
wanneer de gemeente-vroedvrouwen, die hulp
inroepen, ingevolge de wet van 1 Juni 1865
.(Stbl. 60) regelende de uitoefening der ge
neeskunst, zooals deze wet nader is gewijzigd.
Artikel 8.
1. De gemeentegeneesheer aangewezen voor
de kom geniet een jaarwedde van f 1300;
2. Die voor Sluiskil geniet een jaarwedde
van 300;
3. De gemeente-vroedvrouw in de kom en
die te Sluiskil genieten een jaarwedde van
f 1000;
4. Zij hebben recht op hun bezoldiging tot
den dag van ingang van het ontslag uit hun
ambt of tot op den dag van overlijden.
Artikel 9.
1. De gemeentegeneesheeren en de ge
meentevroedvrouwen hebben jaarlijks aan
spraak op een vacantie met behoud van be
zoldiging van tenminste 14 werkdagen.
2. De regeling van deze vacantie geschiedt
door Burgemeester en Wethouders in onder-
ling overleg met belanghebbenden.
Artikel 10.
1. De gemeentegeneesheeren en de ge
meentevroedvrouwen behoeven voor afwezig
heid buiten de gemeente gedurende langer dan
twee dagen de toestemming van den Burge
meester.
2. Ingeval van afwezigheid of verhindering
(ook wegens ziekte) van den gemeentegenees
heer te Sluiskil, is die aangewezen voor de
kom, verplicht, zonder aanspraak op eenige
vergoeding, in den dienst te voorzien.
3. Ingeval van afwezigheid of verhindering
(ook wegens ziekte) van den geneesheer in
de kom, is die te Sluiskil verplicht in den
dienst te voorzien.
Voor deze eventueele vervanging ontvangt
hij een jaarlijksche vergoeding van 100.
Ontstaat een vacature van gemeentegenees
heer te Sluiskil, dan treedt met ingang van
den dag dier vacature de andere geneesheer
automatisch in de rechten en verplichtingen
van den ontslagen geneesheer, tot opnieuw in
de vacature is voorzien.
4. In geval van afwezigheid of verhinde
ring (ook wegens ziekte) van haar collega is
de andere gemeentevroedvrouw verplicht zon
der eenige vergoeding in de vervanging te
voorzien.
5. De gemeentegeneesheeren en de ge
meentevroedvrouwen blijven gedurende den
tijd van vervanging in het genot van hun
bezoldiging.
Artikel 11.
1. De gemeentegeneesheeren en de ge
meentevroedvrouwen kunnen door Burgemees
ter en Wethouders worden geschorst:
a. indien zij om eenigerlei reden niet in
staat geacht moeten worden de hen opge-
dragen werkzaamheden behoorlijk uit te
voeren;
b. indien zij stoornis brengen in den gere-
gelden gang van zaken;
c. in afwachting van een onherroepelijk
geworden beslissing omtrent te verleenen
ongevraagd ontslag.
2. Gedurende den termijn van schorsing
wotdt d-e bezoldiging doorbetaa d.
Artikel 12.
1. De gemeentegeneesheeren en de ge
meentevroedvrouwen, die de hen opgelegde
verplichtingen niet of niet behoorlijk na-
komen of zich overigens aan plichtvenzuim
schuldig maken, kunnen worden gestraft met
een der volgende straffen:
a. berisping;
b. ongevraagd eervol ontslag;
c. niet eervol ontslag.
2. De straf onder a wordt opgelegd door
Burgemeester en Wethouders die onder b en c
door den gemeenteraad, onverminderd het
bepaalde in artikel 37 der Armenwet.
Artikel 13.
1. Schorsing bedoeld in artikel 11, en de
straffen bedoeld in artikel 12 worden niet
uitgesproken dan nadat de gemeentegenees
heeren en de gemeentevroedvrouwen in de
gelegenheid zijn gesteld zich voor Burgemees
ter en Wethouders te verantwoorden.
2. Van de schorsing en de straffen wordt,
onder vermelding van de reden binnen twee-
maal 24 uur mededeeling gedaan aan de ge
meentegeneesheeren, de gemeentevroedvrou
wen en aan den gemeenteraad.
Artikel 14.
1. De gemeentegeneesheeren en de ge
meentevroedvrouwen worden onverminderd
het paalde in artikel 37 der Armenwet door
den gemeenteraad ontslagen.
2. Het ontslag wordt eervol verleend:
a. op verzoek;
b. wegens ongeschiktbeid voor bun betrek
king. Indien deze ongeschiktheid bet
gevolg, is van ziels- of lichaamsgebreken,
moet zij blijken uit een geneeskundig on-
derzoek dan wel uit de beslissing van den
iPensioenraad of van den Centraien Raad
van beroep bedoeld in de Pensioenwet
1922 Stbl. 240;
c. wegens opheffing der betrekking of
wegens verandering in de inrichting van
het dienstvak, waarbij een geneesheer en
een vroed'vrouw werkzaam is en waardoor
zijn (haar) werkzaamheden overbodig
zijn geworden;
d. in het geval, bedoeld in artikel 11 eerste
lid onder b;
e. op den len Januari volgende op den dag,
waarop een gemeentegeneesheer den
ouderdom van 65 jaar heeft bereikt;
f. op den len Januari volgende op den dag,
waarop een gemeentevroedrouw den
ouderdom van 55 jaar heeft bereikt.
3. Niet-eervoi ontslag wordt alleen ver
leend bij wijze van straf.
4. De gemeentegeneesheeren en de ge-
meentevroeaVrouw-en kunnen zich niet ont-
trekken aan straf door indiening van een ver
zoek om ontslag.
Artikel 15.
1. Aan de gemeentegeneesheeren en de
gemeentevroedvrouwen kan eervol ontslag
worden verleend op grond van revolutionaire
gezindheid.
2. Onverminderd het bepaalde in het eer
ste lid van dit artikel kan voorts eervol ont
slag worden verleend aan den gemeente
geneesheer en een gemeentevroedvrouw, die
lid is van een vereeniging waarvan de voor
zitter van den raad van Ministers, ingevolge
artikel 97b, tweede lid van het algemeen rijks-
ambtenaren-reglement verklaart heeft, dat
zij om' de doeieinden welke zij nastreeft, of
de middelen welke zij aanwendt, ten aanzien
van den ambtenaar in 's Rijiks dienst onder
scheidenlijk ten aanzien van den ambtenaar
in gemeentelijken dienst de behoorlijke ver-
vulling van zijn plicbt als ambtenaar in gevaar
kan brengen of schaden, of die op eenigerlei
wijze medewerking of steun verleent aan een
zoodanige vereeniging of aan van baar uit-
gaande actie.
Artikel 16.
1. De opzeggingstermijn, zoowel van de
zijde van de gemeente als die van de gemeen
tegeneesheeren en gemeentevroedvrouwen be
draagt 2 maanden.
2. Ingeval van niet-eervol ontslag behoeft
geen opzeggingstermijn te worden in acht
genomen.
3. De gemeenteraad kan in bijzondere ge
vallen den opzeggingstermijn verkorten.
Geschiedt dit niet op verzoek van een ge
meentegeneesheer of een gemeentevroedvrouw
dan wordt hen bij bet ontslag de bezoldiging
uitbetaald voor den tijd, die nog aan den op
zeggingstermijn ontbreekt. Geschiedt dit
wel op verzoek van een gemeentegeneesheer
of vroedvrouw, dan voorziet deze op eigen
kosten ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders in de vervanging gedurende het
tijdvak dat aan den opzeggingstermijn ont
breekt.
Artikel 17.
Voor zoover niet met de wet of deze in
structie in strijd, is bet Reglement voor de
ambtenaren in dienst der gemeente Ter
Neuzen op de gemeentegeneesheeren en vroed
vrouwen van toepassing.
Artikel 18.
1. De instructie treedt in werking 1 Janu
ari 1938.
2. Op dat tijdstip vervalt de instructie
voor de geneeskundigen en de vroedvrouwen,
belast met de armenpractijk, vastgesteld den
18en Juli 1913, gewijzigd bij raadsbesluit van
22 Mei 1930.
De heer 't GILDE verwijst naar art. 15 der
instructie. Hij heeft dit artikel werkelijk met
verwondering gelezem. Als een arts reserve-
officier is, is deze bepaling voor hem niet
noodig, want dan valt hij onder de militaire
bepalingen. Voor zoover spreker weet is dit
niet het geval, er is hem van een geneesheer
slechts zijn politieke richting bekend. Dehken
Burgemeester en Wethouders, dat er gevaar is
voor revolutionaire gezindheid. En hoe den-
ken zij zich dat in Meenen zij dat een
geneeshEer een patient zal behandelen volgens
revolutionair recept Of dat een moeder door
een vroedvrouw op revolutionaire wijze zou
worden geholpen?
De VOORZITTER antwoordt, dat deze per
sonen gemeent;-ambtenaren zijn, en als zoo
danig moet deze bepaling in de instructie
worden cpgenomen.
De heer 't GILDE merkt op, dat naar het
ambtenarenreglement wordt verwezen, als
zoodanig is dus deze bepaling niet noodig.
De heer COLSEN merkt op, dat deze be
paling in alle instructies voorkomt.
De heer 't GILDE stelt voor, art. 15 te
sc-hrappen.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit niet
kan. Het moet er in staan.
De heer t' GILDE: Moet het er perse in
staan?
De heer DEN HAMER merkt op, dat indien
het voor een persoon gewenscht is,-de ge
meente het recht in handen heeft.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat de
betrokken personen gewone ambtEnaren zijn.
Ook de vroedvrouwen zijn ambtemaressen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat de
heer 't Gilde aanteekening kan vragen, tegen
gestemd te hebben.
De heer VAN DRIEL verzoekt namens zijn
fractie aanteekening, tegen dit artikel te heb
ben gestemd.
De heer OOLSEN heeft een voorstel in ver
band met art. 8. Hij stelt voor te lezen, dat
de gemeentegeneesheerte Sluiskil een salaris
geniet van 500 gedurende 1938. Spreker wil
dit toelichten, door te zeggen, dat hi; dit
voorstelt in verband met het vervalien van een
ander artikel, dat nl de arts te Sluiskil niet
zal waamemen.
De VOORZITTER: U bedoelt alleen, dat het
salaris van 500 zal werden verleend over
1938. De instructie kan dan alleen worden
vastgesteld voor 1938, anders zouden de be-
trokkenen zonder salaris zijn, en dat is toch
ook niet de bedoeling.
De heer COLSEN stemt dit toe. Men kan
dan zien hoe het loopt. Hij stelt voor, den ge
meentegeneesheer te Sluiskil alleen voor 1938
een salaris te verleenen van /500, met dien
verstande, dat vervalt art. 10, lid 2 en de
eerste alinea van lid 3.
Het voorstel van den heer Colsen wordt
verworpen met 10 tegen 5 stEmmen.
Voor stemmen de heeren Van Hecke, Colsen,
Van Driel, 't Gilde en De Vos; tegen stemmen
de heeren Riemens, De Kraker, Duurinck,
Den Hamer, De Bruijn, Van Cadsand, Geel-
hoedt, Scheele, Verlinde en Lambrechtsen van
Ritthem.
De VOORZITTER stelt aan de orde het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer VAN CADSAND geeft te kennen,
dat dit juist het voorstel is, dat in besloten
vergadering is besproken.
De VOORZITTE5R wijst er op, dat de vraag
alleen nog is, of de instructie uitsluitend voor
1938 vastgesteld moet worden. Burgemeester
en Wethouders stellen dit niet voor.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel
van Burgemeester en Wethouders aanvaard.
6. Benodmaen gemeentegeneesheer, belast
met de armenpraktijk te Sluiskil.
Ifigekomen is een schrijven van den volgen-
den inhoud:
Geeft met verschul'ddigden eerbied te ken
nen, Komelis Johannes Nanninga, arts, wo-
nende Middenstraat 24, Sluiskil, geboren 15
Augustus 1908;
dat hij in aanmerking wenscht te komen
voor de vacante betrekking van gemeente-
genEesheer te Sluiskil;
dat hij sedert 2 November 1937 practisch
werkzaam is te Sluiskil;
reden waarom hij verzoekt te worden be
noemd tot gemeentegeneesheer te Sluiskil.
De VOORZITTER verzoekt de heeren Van
Cadsand en De Bruijn, met hem het stem-
bureau te vormen.
Met algemeene stemmen wordt de heer
Nanninga tot gemeentegeneesheer te Sluiskil
benoemd.
De VOORZITTER deelt mede, dat de benoe-
ming zal ingaan 1 Januari 1938.
De heer SOHEELE meent, dat van deze
plaats den heer Stevens dank gehracht moet
worden voor zijn medewerking, omdat hij het
Burgemeester en Wethouders in dezen zoo ge-
makkelijk gemaakt heeft.
De VOORZITTER sibetat dit toe. Een woord
van dank voor de algemeene medewerking
van den heer Stevens is op zijn plaats. De
heer Stevens heeft zich jegens Burgemeester
en Wethouders buitengewoon tegemoetkomend
betoond.
7. Beginsel-besluit toetreding fraude-
onderlinge.
Burgemeester en Wethouders schrijven den
raad:
Nu binnenkort in werking treedt de bjj de
wet van 22 April 1937 Stbl. 311 aangekondig-
de wijziging van de Gemeentewet en intrek
king van de Gemeente-borgtocbtenwet, dient
het vraagstuk der verzekering van gemeente-
gelden tegen fraude geregeld te worden. De
verplichte zekerheidssteliing van den ge-
meenteontvanger zal na de inwerkingtreding
van genoemde wet komen te vervalien.
De verzekering van de gemeentegelden
tegen benadeeling door piaatseiijke ambtena
ren en anderen, waarover de raad tot dusverre
in vrijheid kon beslissen, is voor de gemeente
dan verpiichtend geworden.
De gemeente staat thans voor de keuze: een
verzekering te sluiten bij particuliere maat-
schappijen of dael te nemen in een fraude-
onderlinge der gemeenten.
Daar de Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten het initiatief genomen heeft tot op-
richting van een vereeniging, waarbij de ge
meenten gezamenlijk het risdeo van de ver
zekering zullen dragen, zouden wij op deze
vereeniging de z.g. Fraude-risico-Onderlinge
onze keuze willen laten vallen.
Als motieven, welke voor de deelneming in
deze onderlimge pledten kunnen wij o.a. noe-
men: le. het voile vertrouwen dat wij kunnen
stellen in een instelling, welke door de samen-
werking van de gemeenten zelve is tot stand
gekomen en besituurd wordt door de Ver. van
Ned. Gemeenten; 2e. de gemeenten, welke aan