Vestigingswet Kleinbedrijf.
Buitenland
Wet van 13 Maart 1937 houdende regeling betreffende het
vestigen van inrichtingen, waarin eenige tak van detailhandel,
ambacht of kleine nijverheid zal worden uitgeoefend.
DE KWESTIE BUMA—
OMROEP'VEREENIGINiUEN.
Blijkens net voor loo-pig verslag van de
Tweede Kamer voor de Justitie-lbegrooting
zouden vers-che-id-ene leden bet op prijs stellen
uitivoerige inlichtingen te ontvange-n over de
bemoei'ingen welke bet Departement van
Justitie heeft gelbad of nog heeft inzake de
-eischen, die bet bureau voor muEiekauteurs-
rechten (-B.U.M.A.iaan de vier groote om-
i roepvereeniigingen heeft gesteld. Deze aan-
gelegenheid is in een acuut stadium gekomen,
nadat bij vonnis aan B.U.M.A. het recbt is
toegeikend de uitiz'en-ding van muziek, waar-
voor auteursrechten verschuldigd zijn, te ver-
bieden op straffe van een dwangsom, zoodat
reeds thians de vier groote omroepvereemgin-
gen eiken dag zulk een dwangsom verschul
digd zijn.
[Men herinnerde er aan, dat op 21 September
1935 een destijds met medewerking van den
Minister van Justitie samengestelde arbitrage-
conomissie bepaalde, dat over 1934 50.000
aan auteursrechten moest worden betaaid. In
de anbitrale uitspraak was een grondslae ge-
geven ook voor Iberekening over voigende
jaren. B.U.M.A. weigerde evenwel dezen
grondslag te aanvaarden en eischte verhoo-
gingen boven de bedoelde f 50.000 per jaar
met sprongen tot een maximum van f 200.000
per jaar over enkele jaren. Naar het oordeel
van de hier aan het woord zijnde leden heb-
ben de omroepvereenigingen terecht gemeend
dezen jaarlijkschen last niet te kunnen aan
vaarden. Tot foevordering van een vergelijk
of aanvaarding van een nieuwe arbitrage
schijnt B.U.M.A. echter niet bereid.
lDe Minister, aldus deze leden, kan het ver-
loop van deze zaak niet lijdelijk aanzien. Voor
deze opvatting pleit een destijds bij de beban-
delin'g van de Auteurswet gegeven toezegging,
dat tegen excessen op dit terrein zou worden
gewaakt, terwijl bet middel van een dwang-
lioentie tegen mistoruik van de bedoeiingen
der wet mogelijk werd geoordeeld.
In elk geval drongen deze leden er op aan,
dat de Minister, in overleg met zijn ambtge-
noot van Binnenandsche Zak'en, ten beboeve
van deze zaiak ten spoedigste zal bevorderen.
Andere leden meenden, dat de regeering
met eventueele bemoeiingen behoort te wach-
ten, totdat de procedure tusschen B.U.M.A.
en de omroepvereenigingen, welke nog bij den
Hooge Raad aanhangig is, definitief zal zijn
beeindigd.
Verscheidene leden ve-stigden er voorts de
aandaeht op, dat in het orgaan van den Ne-
deriiandsclhen Bioscocpibond van 1 September
j.l. een artikel voorkcmt, waarin wordi mede-
gadeeld, dat over de jaren 1933; 1934 en 1935
de ontvangsten van B.U.M.A. resp. f 132 000,
f 236.000 en f 259.000 beliepen, terwijl de on-
kosten in deze jaren resp. 86.000, 113.000
en 133.000 toedroegen, voor 1931 ontvingen
de Nederlandsche aangeslotenen van het
totaaifb-edrag aan uitkeeringen ad f 100.901,47
slechts 16.061,61 of 16 pet.
Gaame zou men van den minister vernemen
■of deze cijfers juist zijn. Is dat het geval, dan
zijn izij wel zeer ongunstig. Het bureau beant-
woordt dan wel sl-echt aan de bedoeiingen,
waarmee het is opgericht.
BALING VAN HET AANTAL
MILLIONNAIRS.
Uit de statistieken van inkomen en vermo-
gens blijkt, dat het aantal millionnairs in Rot
terdam sterl* is gedaald. Het is sinds 1926 on-
geveer tot op de helft van dat aantal terug-
gcvallen. Mien heeft er slechts 55 meer.
IDe gege'vens van de belastingadministratie
laten hun licht schijnen over het m-illion-nairs-
vraagstuk. Van 1926/'27 op 1927/'28 daalde het
aantal der rijkaards met zes nullen in de
Maasstad van 104 op 98; van 1927/'28 tot
1930/'31 s-teeg het tot 114; van 1930/'31 tot
1936/'37 duurde een regelmatige daling tot 55.
En dus heerscht er eigenlijk mlllionnairsnood
in de s-tad aan Maas en Rotte.
De corzaak hiervan is tiweeledig: in de
eerste plaats zijn voortdurend draagkrachtige
ingezetenen naar elders vertrokken en boven-
dien had de crisis een waardevermindering van
fondsen en go e der en ten geVolge. Dus: er zijn
millionnairs heengegaan en er zijn millioenen
heengegaan.
NAOHTELIJK VEKKEEB IN PALESTINA
GESTAAKT.
De toestand in Palestina is nu zoo oWeilig
gewo-rden, dat Ibijna alle reizen uitsluitend
overdag gemaalkt worden. De spoorwegmaat-
schappijen laten de n'achttreinen voorloopig
niet meer loopen en zelfs de grootste ver-
keerswegen zijn na zonsondergang totaal ver-
nen terugvallen, en die aan de kamers ook uit
eigen beweging gegsvens verstrekt uit haar
centrale documentatie, welke voor een deel
berust op de berichtgeving van de Nederland
sche diplomatieke en consulaire vertegenwoor-
digers in den vreemde, voor een ander deel op
de resultaten van eigen rfesearch-arbsid.
Anderzijds- vormen de kamers de regionale
instellingen, welke den centralen dienst met
gegevens van localen aard ten dienste staan,
en daarenboven voor het bedrijfsleven ge-
schikte aanknoopingspunten vormen om, wan-
neer de behoefte daaraan bestaat, ter plaatse
mondeling van gedachten te wisselen over de
inlichtingen die men wenscht. Een meer of
minder omvangrijk aantal aanvragen zal uit
den aard der zaak steeds rechtstreeks door de
kamers kunnen worden afgedaan. Het betreft
hier in principe die aanvragen, welker beant-
woording krachtens het regionale karakter
der kamer tot haar normale taak behoort, en
ten behoeve waarvan het verzamelen en bij-
houden van gegevens voor haar de moeite i
loont.
Op deze basis is tusschen de kamers van
koophandel en fabrieken eenerzijds, den Eco-
nomischen Voorlichtingsdienst anderzijds, een
logische samenwerking mogelijk, die haar gun-
stig 'effect op de snelbeid en betrouwbaarheid
van de voorlichting van het Nederlandsche be-
drijfsleven niet zal missen.
DE VRIJE UNIVEIiSITEIT HEBDENKT
Dr. A. KUYPER.
De Vrije Universiteit te Amsterdam heeft
gisteren het eeuwfeest van haar stichter, Dr.
A. Kuyper, op pleehtige wijze herdacht met 'n
ledenlvergadering en een open-bare senaatszit-
tinig in de Apoll-ohal, aldaar.
De belangstelling in de Apollohal was over-
weldigend groot.
De minister-president, dr. H. Colijn, werd bij
zijn binnentreden met gejuich en appiaus be-
groet.
De bijeenkomst begon met bet zingen van
Psalm 146 het lste en 3de vers en het voor-
lezen van Psalm 138, waarna Dr. Colijn in ge-
bed voorging.
Dr. Colijn zeide, dat deze vergadering eigen
lijk een gewone ledenvergadering is van de
vereeniging voor hooger ond-erwijs, wellicht
met meer introdueees dan gewoonlijk, doch
spreker wenschte te volstaan met de korte
openinigsformule.
De vergadering werd daarop officieel ge-
opend.
Het 'Hollandsch Vocaal Kwartet bracht
hierop een tweetal liederen ten gehocre.
Vervol-gens verkreeg mevrouw S. Verdam
Okma, presid-ente van het vrouwen V.U. plan
1937, het woord om aan heeren directeuren het
gespaarde bedrag over te dragen.
Als netto opbrengst vermeldt de notarieel
gepasseerd-e akte het bedrag van f 311,781,89.
Mevrouw L. B. Woltjes-van Schelven kreeg
vervolgens bet woord om namens het comite
voor het ,,5-jarenplan" van de vrouwen in
Indie de in Indie verzamelde som, ruim f 5000,
aan de directeuren van de Vrije Universiteit
aan te bieden.
Mevrouw J. PotgieterOlivier sprak hierna
namens de Zuid-Afrikaansohe vrouwen in haar
landstaal een rede uit en hood daarop de bij-
drage van Zuid-Afrika voor de universiteit
aan.
Toespraak van Dr. H. Colijn.
Vervolgens hield de president-directeur van
de Vrije Universiteit, dr. H. Colijn, een toe
spraak, welke hij voomamelijk bedoelde als
een woord van dank, dat hij richtte tot mevr.
Verdam, mevr. Wpltjes en mevr. Potgieter en
al degenen, die hadden medegewerkt om deze
herdenk-ing te doen slagen.
Voomajmelijk de actie van het vrouwen-
comite was het, die spr. met erkenteiijkheid
herdacht en bet fonds dat de universiteit in
stand houdt. Dit fonds is bijeengefbracht door
gaven van eenVoudigen en ontwikkelden, ook
door vrouwen, zoo zeide spr., die in het huis-
hou'den de dweil ter hand nemen. Het is het
geloof van het e-envoudige vrome volk, cfllt
deze hoogeschool dr-aagt.
Wlanneer wij nu heanigaan, zoo vervolgde
spr., dan wet-en wij, hoe wij een kracihtigen
steun kunnen verleenen aan de vrije universi
teit. De geslaagde anbeid, waarvan wij zoo-
juist de vruchten hebben ge-zien, wijst ons den
weg daartoe aan.
Dr. Colijn besloot met de voorlezing van
een stuik door staatsraad Idenburg in de Stan-
daard, waarin een pleidooi voor de Vrije Uni
versiteit wordt gehouden, en deed dan mede-
deeling van enk-ele giften voor het fonds die
ui't de vergadering waren hinnenigek-omen. Na
geme-ensichappelijken zang werd het mode-
ramen van het vrouweneomite decharge ver-
leend. In totaal was e-en bedrag van f 313.000
bijeengebracht.
iMevr. ,G. van Baren-van der Voom Grooten-
b-oer sprak namens het moderam-en van het
,,V.U.-plan 1937" een woord v:an dank tot
mevrouw Verdam, van wie de gedachte voor
de spaaractie is uitgegaan, en die de actie op
zoo aangename wijze geleid b-eeft. Zij deed
deze woorden van een geschenk vergezeid
gaan.
Hierop volgde een toespraak van den presi
dent-curator, oud-mdnister mr. dr. S. de
Vries Clzn.
Nadat het 'Hollandsoh Vocaal Kwartet zich
wederom met drie liederen had doen hooren,
sprak de rector-magnificus prof. dr. G J.
Siz-oo, een rede uit, waarin hij uiting gaf aan
de gevoelens van hlijdscihap,' van hooge waar-
deering en diepe er.kentelijk!heid, die den
senaat bij bet getuige zijn van de aan-bieding
van het gespaarde bedrag hebben vervuld.
De presiden-t-directeuT sloot hierop de bij
eenkomst.
Ope-nbare zitting van den Senaat.
In de 's middags, eveneens in de Apoilohai,
gehouden openlbare zitting van den Senaat der
vrije universiteit heeft, nadat d-e rector-mag
nificus, prof. dr. G. J. Sizoo, de zitting had
geopend, prof. dr. F. W. Grosheide een rede
gehouden over: ,,Kuyp-er's geloofsstuk".
TEGEN HET CABEAUSTELSEL.
Aan het slot van het nation-ale conigr-es voor
wettelijke beteugelin-g van het cadeaustelsel te
Utrecht gehouden, fts voorlezing gedaan van
een door h-et bestuur gered-igeerde samenvat-
ting van de con-clusies der inleiders, welke aan
de regeering zal worden a-an-geiboden. Deze
resolutie luidt als vol'gt:
Het nationaal congres voor wettelijke be-
teugeling van -het cadeaustelsel, bijeen on-der
de auspicien van het nationale eomi te tot be-
teugeling van het cadeaustelsel en d-aarbij
aangesloten organ'isaties, vertegenwoordigen-
de (belangrijke groep-en fabrikanten, i-mpor-
teurs, distribuanten en consumenten, conclu-
deerd geh-oord de verschillende uiteenzet-
tingen tot de onto-elaatbaarheid van dit
verkoo-psysteem omdat:
-het cadeaustelsel als verkoopmethode on-
waaraehtig en misleid-ehd is;
het cau'deaustelsel in zijn huidigen omvang
en veelzijdiigheid van toepassi-ng emstig af-
foreuk doet aan de eerlij-kheid, oprechth-eid en
klaarheid van de verhoudin-g tusschen produ-
cent, distribuant en consu-ment en hierdoor in
ems-tige mate 'de uit ec-onomisch en maat-
schapp-elijk oogpunt van groote beteekenis
zijnde nuttige functies, welike de regelmatige
handel voor de samenleving v-ervult, schaadt
zond-er daar iets beters- tegenover te stellen;
het cadeaustelsel door zijn wezen den prijs
van de artik-elen verdo-ezelt en het voor het
publiek zeer mc-eilijk zoo niet onm-ogelijk
maakt zich een goed oordeel te vormen over
de wa-arde van hetge-en het kocpt en het prik-
kelt tot het d-oen van onnoodiige-, onjuiste- en
ontijdige uitgaven, waardo-or een zoo goed en
zoo nuttig mogelijk bes-teden van het inkomen
wo-rdt beleirumerd;
het cadeaustelsel een distributievorm is,
waarbij het belang van den distribuant bij het
cadeau of nevenartikel goedd-eels ontbre-ekt en
voor zooverre aanwezi'g bijna steeds van tijde-
lijken aard is en vo-lkomen ondergeschikt aan
dat bij het hoofdartikel, waardoor niet de ge-
fcrui'kelijke en n-oodzakelijke behoedzaamheid
in acht worden genomen ten opzichte van de
distributie dier bij-artikelen, dat hierdoor vaak
groot en blijvend nadeel wordt toegebracht aan
d-e pulieke waardeering voor -deze artikelen,
waardoor de normale handel van de getrof-
fen branches de noodige bedrijfsstabiliteit ver-
liest en in voortdurende onrust .wordt gehou
den als geviplg van d-e oneerlijke concurre-ntie
haar door h-et cadeaustelsel aanged-aan;
de particulier-economische voordeelen, welke
het cadeaustelsel voor een of meer deelen van
bevolkingsgroepen zou kunnen oplev-eren, niet
mogen worden aaruvaard, indien ze worden
verkregen met moreel ontoelaatbare middelen,
aangezden het econotais-che hand-elen onderge
schikt zijn aan de ethis-che n-ormen;
het nadeel, dat door afschaffing van het
cadeaustelsel door sommigen zou worden ge-
led-en, zoomede de m-oeilijkheden en beizwaren
verlbonden aan a-anpassing aan and-ere ver-
koopsysteman vaak overdreven worden voor-
gesteld met opzettelijk voorbijgaan van de
voordeelen, welk een wettelijke beteugeling
van het cadeaustelsel en daarm-ede gepaarde
aanpassing aan andere verkoopmethoden in
den vorm van nieuwe werkigel-egenheid op an
der terrein en vervaniging van cadeau-orders
door normale handelsopdrachten als compen-
satie met -zich zal brengen;
Draagt het bestuur van het nationale comitd
tot beteugeling van het cadeauselsel op er met
den meesten klem bij de regeering en Staten-
Generaal op aan te dringen, dat de bewuste
verkoopmethode zoo spoe-dig mogelijk wette-
lijk wordt beteulgeld en zulks met in aanmer-
king nemien van den aard en de veelzijdigbeid
van d-e consequenties van dit handelseuvel.
I.
Omtrent deze wet, welke 25 Maart 1.1. werd
afgekondigd en waarvan op 8 April d.a.v. een
Koninklijk besluit verscheen, waarbij' werd
bepaald dat zij op 9 April 1937 in werking
trad, heerscht, naar ons bleek, bij velen nog
onbekendheia en bij anderen misverstand,
zoodat wij het nuttig oordeelen daaromtrent
nader een en ander uiteen te zetten.
Het is niet te vermijden, dat wij daarmede
wel eens in herhaling zullen vallen van het-
geen reeds vroeger is vermeld, doch dit is
aangezien dit een wet is die voor den
kleinen middenstand, de winkeliers en de
ambachtsliedenvan groot belang is, en die
naar te verwachten is in de toekomst diep zal
ingrijpen in hunne zaken geen bezwaar.
Kon tot nu toe elk die daartoe op een of
andere wijze kans zag een bedrijf beginnen,
een Winkel openen of zich als ambachtspatroon
vestigen, naar te verwachten is zal zulks in
een nabije toekomst voor verschillende bran
ches niet meer het geval zijn.
Thans kan ieder die den noodigen durf of
ondernemingsgeest bezit, als hij maar de
beschikking over een winkel of een werk-
plaats kan krijgen, een zaak vestigen, als hij
maar over een beetje crediet kan beschikken.
Naar vakkennis wordt hem niet gevraagd,
dat ondervinden mettertijd zijn klanten. En
hoe het met de credietwaardighei-d staat, dat
moeten in vele gevallen grossiers en fabrikan
ten maar riskeeren.
Wij zijn overtuigd, dat nog zeer velen
voornamelijk op het platteland het ver-
schijnen van deze wet en hare aanneming met
bezorgdheid hebben tegemoetgezien. Wij
zouden niet gaarne alle argumenten die door
de vurige voorstanders zijn aangevoerd onder-
schrijven, wij zijn allerminst blind voor de
bezwaren die er uit zullen voortvloeien, doch
wel kan niet worden ontkend, dat de onge-
bondenheid van het mi-ddenstandswezen aan-
leiaing heeft gegeven tot het scheppen van
verkeerde toestanden, die door het van toe-
passing verklaren der Vestigingswet zullen
worden tegengegaan, terwijl in verband met de
te stellen eischen aan de toekomstige midden-
standers, deze, als geheel, op een hooger
ontwikkelingspeil zal moeten komen.
We meenen overigens ook nog te moeten
opmerken, dat een beoordeeling over de al of
niet dringende noodzakelijkheid van de invoe-
ring eener dergelijke wet, die ingrijpt in het
bedrijfsleven, ook voor een groot deel zal
afhangen van den kijk, dien men op grond van
ervaring, van het desbetreffende vraagstuk
heeft gekregen. En dan zullen, indien we de
klachten over de misstanden bij den midden
stand nagaan, de ervaringen in de steden veel
met die van het platteland verschillen.
Er is b.v. sterk gepleit om maatregelen te
nemen tegen het onbezonnen vestigen van
zaken, door menschen zonder vakkennis en
zonder kapitaal. Dit had, zoo betoogde men,
een overstelpen-d aantal faillissementen ten-
gevolge, daar de groote massa mislukte. Er
werd door deskundigen berekend, dat als gevjlg
van dien toestand, in sommige vakken een
tiende deel der zaken per jaar van eigenaar
verandert, terwijl in andere vakken vrijwel
alle zaken van eigenaar veranderd zijn. Ziet,
z u 1 k e toestanden, zij mogen elders, in de
groote steden b.v., voorkomen, hier op
het platteland kennen wij die toestanden
niet. Behoudens uitzonderingen is de toe
stand hier meestal zoo, dat zij die indertijd
als jonge menschen in een zaak traden of deze
oprichtten, deze eerst na verloop van vele
jaren verlaten, dat zij hun zaken ,,overdoen"
aan jongeren wanneer ze na gunstige bedrijfs-
resultaten ,,binnen" zijn, of dat ze hun zaken
verlaten om rustig te leven en het bedrijf aan
hun kinderen over te laten, of wel dat zij, die
niet onder de twee voorgaande categorieen
vallen, na een verscheiden uit het leven plech-
tig door mannen in 't zwart uit hun zaak
worden gedragen om naar hun laatste rust-
plaats te worden gebracht.
Het leven van de middenstanders vliet even
wel niet overal zoo kalm daarhenen, als op
het platteland. Ook daar is er wel eens eenige
beroering, doch dat is slechts een rimpelend
water in een vijvertje, in vergelijking met de
stormen die de middenstanders in de groote
steden beroeren. Men heeft daar te kampen
met moordende concurrentie op allerlei gebied,
concurrentie onderling van wege collega's die
zich op oneerlijke concurrentie toeleggen, van
cooperaties en niet het minst van de groot-
•winkelbedrijven en warenhuizen. Die toestand
houdt voortdurend de geesten warm, daarbij
is daar het organisatiewezen beter en meer
ontwikkeld en in plaats van winkeliersvereeni-
gingen zooals wij die kennen, en die zich
vrijwel bepalen tot het organiseeren van wm-
keldagen of -weken, tot het behalen van
direct voordeel voor hunne zaken, treft men
in het centrum des lands middenstands-
organisaties met wijdere, met cultureele strek-
king, die zich op de wijze zooals zij dat zien
toeleggen op een verhooging van het peil van
den middenstand, en die waar organisatie
van particulieren onmachtig blijkt aan ver
schillende misstanden een eind te maken
een gestadige actie hebben gevoerd om het-
geen ze zelf niet vermochten, te bereiken met
de bulp van den wetgever.
En die aanhoudende roep om steun van de
zijde der Regeering heeft daar ten slotte
weerklank gevonden.
De tijdsomstandigheden zijn o.i. hen daar-
voor bijzonder gunstig gewe'est.
Die roep is vooral luid gaan klinken tijdens
de crisisjaren, welke het normale leven geheel
uit elkaar hebben gerukt. Die stemmen zijn
gekomen in een tijd dat de overheid voor in
standhouding van het bedrijfsleven op velerlei
gebied tot ingrijpen genoodzaakt was, en zij
die voor opheffing der maatschappij heil zien
in ordening van het maatschappelijk en het
bedrijfsleven, vonden een steeds vruchtbaarder
bodem.
En zoo wordt dan ook de middenstand, die
tot voor enkele jaren althans op het platte
land nog vrij was als een vogel in de lucht
en ook als vrijheidminnend kan beschouwd
worden als gevolg van de actie der centrale
middenstandsbonden in de groote centra in
de ordening opgenomen en moet steeds meer
van die vrijheid inboeten.
Een dier eerste maatregelen is geweest de
winkelsluiting, waaronder men in de groote
steden als gevolg van plaatselijke verordenin-
gen reeds lang leefde. Ten zeerste werd daar-
tegen opgezien. Vele bezwaren zijn er tegen
aangevoerd. Nu men er aan gewoon is,
gelooven we dat vele middenstanders dien
maatregel waardeeren.
Een tweede maatregel is geweest de regle-
menteering van de opruimingen en de uitver-
koopen. We zijn overtuigd, dat het euvel
waartegen deze wet is ingevoerd, in de kleine
provincieplaatsen en het platteland ook
slechts in geringe mate is ondervonden, en dat
overigens daar wegens de reglementeering en
de te lande opruimingsperiode „de
aardigheid" van de opruimingen er voor het
koopende publiek voor een groot deel ,,af"
is en als we goed hebben opgemerkt
voor bepaalde winkels ook wel de overloopende
drukte.
Ondertusschen schreed de tijd voort en
drong ook de ordeningsgedachte verder door.
Zij heeft uiting gevonden in de
VESTIGINGSWET
die als gevolg van den krachtigen aandrang
uit de Middenstandsorganisaties op 21 Maart
1936 door de Regeering bij de Tweede Kamer
der Staten-Generaal werd ingediend, en die
beoogde „een regeling te treffen betreffende
het vestigen van inrichtingen, waarin eenige
tak van detailhandel, ambacht of kleine nijver
heid zal worden uitgeoefend".
Men houde hier met het oog op wat verder
volgt, wel in het oog, dat niet, zooals zonder
verder nadenken wel eens wordt aangenomen,
alleen de winkeliers tot den middenstand
worden gerekend, doch dat ook de ambachts
lieden daartoe worden gerekend en ook de
ondernemers van fabrieken van bescheiden
omvang.
De memorie van toelichting.
We hebben bij de indiening der wet hiervan
reeds melding gemaakt, doch we zijn over
tuigd, dat dit destijds, toen de wet nog in het
verre versehiet lag, niet ten voile de belang
stelling der betrokkenen heeft gehad. Nu zij
binnenkort met de werking der wet zullen te
maken hebben, zal die belangstelling allicht
grooter zijn.
De toenmalige Minister van Handel, Nijver
heid en Sdheepvaart schreef bij de toelichting
van het wetsontwerp de voigende inleiding:
Van onderscheiden aard zijn de zorgen,
waaronder de handeldrijvende en de
industrieele middenstand gebukt gaan.
Voor zoover het aan den wetgever staat,
daarin verandering te brengen, moeten
onderscheiden worden bijzondere op zich
zelf staande vraagstukken, die meer aan
de oppervlakte liggen (als b.v. het stellen
van regelen in zake uitverkoopen en
opruimingen of het incasseeren van kleine
vorderingen) en anderzijds het geheel der
algemeene dieper liggende problemen,
welke rechtstreeks wortelen in de sociaal-
economische positie van den middenstand
in onze samenleving. Onder den invloed
van de tijdsomstandigheden is dit com
plex van vraagstukken in bijzondere
mate actueei geworden.
De onaergeteekende is intusschen van
gevoelen, dat de in deze te nemen maat
regelen alleen d&n doel zullen treffen,
indien zij wijzen in de richting van duur-
zame verbetering en mitsdien daarvan
ook voor minder ongunstige tijden nuttig
effect mag worden verwacht. Het is in
dit licht, dat hij de denkbeelden, welke
hieronder worden ontvouwd, zoude wen-
schen beschouwd te zien.
De vrijheid van vestiging, welke tot n-u
toe in detailhandel, ambacht en kleine
nijverheid, in welke branches het midden-
standsbedrijf nog altijd de overhand heeft,
geldt, heeft juist hier veelal andere -dan
gunstige gevolgen gehad. Zoo is geens-
zins nieuw de klacht, dat het aantal der-
genen, die met weinig of geen vak- of
koopmansbekwaamheid als zelfstandig
ondernemer een zaak beginnen, alle
perken te buiten gaat. Mogen al enkelin-
gen slagen, groot is het aantal dergenen,
die bij gebrek aan kennis en ervaring
teleurgesteld uitkomen en zoodoende het
weinige kapitaal, dat zij als inzet in den
strijd om een zelfstandig bestaan konden
bijbrengen, inboeten. Van mededinging, die
een heilzame, selecteerende werking uit-
oefent, tot een rationeeler berijfsbeheer
leidt of de kosten van voortbrenging op
een lager peil brengt, is hier geen sprake.
Veeleer wordt ald-us een ongezonde con
currentie' in de hand gewerkt, kapitaal
vemietigd en door vermindering van de
omzetten per onderneming daling der
kosten belemmerd, wellicht zelfs prijsver-
hooging teweeggebracht.
Alleen wie met het bovenstaande reke-
ning houdt, begrijpt waarom de gemiddel-
de levensduur der winkelzaken ontstellend
kort, hun sterftecijfer ontstellend hoog i3,
getuige onderstaande door het Economisch
Inatituut voor den Middenstand op grond
van nauwgezet onderzoek bijeengebrachte
cijfers.
Van 109 kruidenierswinkels, in Mei 1928
te Tilburg geteld, hestonden er in Juli
1-934 nog slechts 53. In het Hoefkade-
distriet te 's-Gravenhage werden in 1927
95 kruidenierswinkels aangetroffen, waar
van er in Juli 1932 nog 36 „in leven"
bleken te zijn.
Tijdens een in een achttal gemeenten
ingesteld onderzoek naar het euvel der
uitverkoopen (November 1933/Februari
1934) verdwenen er in 16 weken tijds 61
van de 2049 winkels, waarover zich het
onderzoek uitstrekte.
Tot schade van zich zelf en van anderen,
wier debiet zij uiteraard ongunstig bein-
vloeden, tot schade ook veelal van hun
leveranciers, moeten de personen, om wie
het hier gaat, ervaren, dat men zich niet
straffeloos zonder kennis van zaken in het
bedrijfsleven kan wagen.
laten. Slechts ziet men hier en daar een ge-
pantserden auto, waarmed-e de militairen
lar.lgs -de wegen patrouilleeren.
Cat 'd-size maa-tre-gelen niet overboidig zijn,
bleak bij 'G'aiza, -waar op d-en spoorweg een
bdm lexplodeerd-s even vooT'dat een l-oss-e loco-
motief c'.e voor den passaglenstrein Haifa
Elgyptte uitreed, deze plek bereikte. De spoor
weg werd bij de explo'sie beschadigd. De trein
ha'd een uur opont'houd, d'och pers-oonlijke on-
gelukken waren niet te betreuren. Reeds had
men in1 iden afgeloopen nacht bij de spoorweg
van iGaza idrie toom-men gevonden. Te Jeru-
Eai-am h-adden t-erroristen 'd-e rails opge'broken.
Bij het abattoir te Tel Aviv alsmede te Safed'
en in een bui'tenwijlk van Jeruizalem is weder
om een aantal scho-ten igelost.
De autoriteiten zetten haar strqd tegen de
terroris-ten onvermoeid voort. In de dorpen
van het district Jericho zijn 90 politieagenten
geposteerd, die door de inwoners ond'erhouden
moeten worden. Te Nabloe's heeft de politic
zestig huiizen doorzocht en er zeven met dyna-
rndat in de lucht laten vliagen. Te Nazareth
is de politic op het spoor gekomen van een
terrorist, die de pijpleiding had lekgeslagen.
Het huis van den man werd met den grond
gelij'k gemaakt. Ttwee dorpen bij Nazareth
moe-t-en Vijftig pond sterling boete betalen, om
dat de pijpleiding was beschadigd.
Te Jeruizalem is ander deelneming van meer
dan 5000 menschen, onder wie ook Britsche
aim|btenaren en een aantal vooraanstaande
Joden, het stoffelijlk overschot ter aarde be-
steld van den inspecteur van het Joodsoh-e on-
denwijs, J-ellin, die onlangs bij een schietpartij
gewtond' iwerd en aan de gevolgen daarvan ge-
stortven is.
DE VOEDSELVOORZIENINIG VAN
SINGAPORE IN TIJD VAN OORLOG.
United Press meldt:
IBekende economen hebben hun aandaeht
gewijd aan het vraagstuk van Singapore's
voedselvoorziening in tijden van oorlog en zij
zijn tot een alarmeerend-e ontdekking geko
men; Singapore kan worden uitgehonlgerd.
Het s-ehiere-ilanid, dat het achterland van
Singapore is, brengt slechts de helft op van
de hoeveelheid rijst, die er vedbruikt wo-rdt
en he-t ailanJdje, waarop het gelegen is, zelf
geeft slechts 1 procen-t.
Singapore en Britsch Malaya zijn dus af-
hank-elijk 'van voedselvoonzieningen over zee
Teneinde in deze toestanden verbetering
te verkrijgen, stelt de ondergeteekende
zich ten doel ^het verkrijgen van meer
waarborgen in zake deskundigheid en
financieele draagkracht van hen, die
beoogen zich in genoemde takken van
bedrijf als ondernemer te vestigen. De
toeleg is daarbij niet, te waarborgen dat
slechts volkomen voor hun taak berekende
personen zich vestigen, maar alleen den
grooten stroom van ongeschikten te
keeren, die zich, blijkens de cijfers, bij voor-
keur juist in deze zfine van het economisch
leven plegen te wagen. Verheffing van
het vak is een der voornaamste gedach
ten, die de ondergeteekende aldus wenscht
te verwezenlijken. Daarnevens ziet hij in
eene regeling in dezen trant de mogelijk-
heid, zij het langs indirecten weg, de in
verschillende branches van het kleinbedrijf
bestaande overbezetting tegen te gaan.
Aan dezen modus geeft de ondergetee
kende, althans voor het kleinbedrijf, verre-
weg de voorkeur boven een rechtstreek-
schen afweer, die met inschakeling van
het z.g. behoefte-element de toestrooming
van nieuwe levenskrachtige elementen
in den weg zou staan.
Het is te dien einde, dat de onder
geteekende, als gezegd uitsluitend voor
den detailhandel, het ambacht en de
kleine nijverheid deze laatste zijn prac-
tisch niet gemakkelrjk van elkander te
scheiden zoude wenschen aan te sturen
op het geleidelijk tot stand brengen van
een stelsel van vestigingseischen, wel te
verstaan in dien zin, dat het ieder, die
daaraan voldoet, vrijstaat zich als onder
nemer te vestigen.
De ondergeteekende gevoelt er geen
behoefte aan de mogelijkheden, welke zi-ch
op dit gebied voordoen, te dezer plaatse
in haar algemeen-theoretische strekking
te behandelen. Van actueele beteekenis
toch is inzonderheid slechts de, vraag, hoe
hier te lande en op dit tijdstip, deze mate-
rie door den wetgever moet worden aan-
gevat.
Gezond maatschappelijk inzicht ge-
biedt, naar het den ondergeteekende voor-
komt, met betrekking tot het onderhavige
vraagstuk te streven naar een regeling,
die aan de Overheid geen andere taak
toekent dan het bevorderen, steunen en
bekrachtigen van hetgeen uit het bedrijfs
leven zelf is opgekomen.
Hieruit vloeit aanstonds voort, dat geen
sprake zal kunnen zijn van eenig initiatief
ten deze door de Overheid te nemen in
branches, waarin de bedrijfsgenooten zelf
in dit opzicht tot dusverre in gebreke
bleven (vgl. art. 4).
In het weinig gevor-derde stadium van
ontwikkeling, waarin een deel van de
vakorganisaties van den middenstand zich
bevindt, ligt mitsdien voorshands een
feitelijke beperking van de mogelijkheden,
die zich in het onderhavige geval voor
doen.
De grondslagen der regeling, welke in
bijgaand ontwerp is vervat, zijn hiermede
in algemeenen zin aangeduid. Principieele
handhaving der vrijheid van bedrijf voor
den detailhandel, het ambacht en de kleine
nijverheid z66, dat het zonder uitzonde-
ring aan ieder, die aan bepaalde minima
van deskundigheid en credietwaardigheid
voldoet, vrijstaat zich te vestigen, is daar
van de markante trek.
Hoe deze gedachte in het ontwerp,
waarvan de grondslagen de instemming
van den Middenstandsraad alsook van de
meerderheid van den Econonyschen Raad
mochten verwerven, is beliehaamd, wordt
bij de artikelsgewijze toelichting uiteen-
gazet. De verdere uitwerking, welke
uiteraard voor verschillende takken van
bedrijf zal uiteenloopen, kan bezwaarlijk
anders dan bij algemeenen maatregel van
bestuur plaatsvinden.
Het inschakelen van de Kamers van
Koophandel en Fabrieken als wettelijke
vertegenwoordiging van handel en nijver
heid zal aan de uitvoering der wet stellig
ten goede komen.
Genoemde instellingen toch zijn blijkens
de ervaring met de eischen der practijk
ten voile vertrouwd en houden uit hoofde
van het haar toevertrouwde beheer van
het Handelsregister en anderszins van dag
tot dag met het bedrijfsleven voeling; zij
beschikken daarenboven over eene uitge-
breide kennis van locale verhoudingen en
toestanden en zijn tevens behoorlijk
geoutilleerd.
(Wordt vervolgd.)