Landbouwberichten
Gemengde Berichten
Feuilleton-verteilingen
Burgerlijke Stand
Waar truck en bus bestendig jagen.
FAILLISSEMENTEN.
BRABANTSCHE BRIEVEN.
LOOP DER BEVOLKING
Een ulster, F. Engels, Van Bovenstr. 32.
Damesportemonnaie met inhoud, Bureau van
politie.
Regenjas en een paar handschoenen, G. W.
Verbiezen, Steenkamplaan 55.
Rood handtaschje met inhoud, Dieleman
van Uk, Noordstraat 84.
Portemonnaie met inhoud, Hotel Rotterdam,
Westkolkstraat 8/10.
Een overjas en een paar schoenen, J. Faas,
Axelschestraat 4.
Dames-handtasch, J. D. Bareman, Nieuw-
straat 16.
Bos sleutels, C. Buijze, Tholensstraat 37a.
Rozenkrans, P. Oppeneer, Kerkhoflaan 25.
Tortelduif, A. C. de Feijter, Bernhardstr. 7.
Een dameshoedje, J. Pladdet, Donze-Visser-
straat 106.
Mantelband, W. Rouw, Baandijk 30.
Kinderarmband, J. van Wijck, Steenkamp
laan 34.
Kinderpotemonnaie met inhoud, J. Loof,
Axelschestraat 90.
LANDBOUWBEDEIJFSRAAD VOOR
OOSTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Te Hulst vergaderde de landbouwbedrijfs-
raad voor Oost. Zeeuwsch-Vlaanderen.
Objecten voor werkverschaffing werden
naar voren gebracht, een kindertoeslagrege-
ling in den landbouw werd overwogen en aan-
gedrongen zal worden op meer geschoolde
krachten in de vlasbewerking.
BESMETTELIJKE ZIEKTEN TE
HONTENISSE.
Te Hontenisse zijn niet minder dan drie be-
smettelijke ziekten vastgesteld, n.l. poliomyeli
tis anterior acuta, diphtheric en encephalitis
lethargica. Ofschoon de ziekten thans nog
slechts voorkomen in drie gezinnen, is er
reeds een geval met doodelijken afloop.
eENRICHTINGVERKEER OP EEN
GEDEELTE VAN DEN WBG
GOES—BERGEN OP ZOOM.
Door Ged. Staten van Zeeland is besloten
de op het grondgebied der gemeenten Kapelle
en Kattendijke gelegen Hillewerfweg te slui-
ten voor het verkeer, komende van Goes en
gaande in de richting Bergen op Zoom. Voor
het verkeer van oost naar west blijft deze
weg dus in gebruik. Ge'd. Staten van Zee-
land helblben dit besluit genomen nadat bij dit
college een dekbetreffend verzoek van het ge-
meentebestuur van Kapelle was ingekomen.
Van genoemde Hillewerfweg wordt veel ge
bruik gemaakt voor het verkeer in beide rich
tingen tusschen de gemeenten, gelegen ten
oosten en de gemeenten gelegen ten westen
van de gemeente Kapelle, omreden hierdoor
het rijden door de bebouwde kom van Kapelle
kan worden voorkomen. De eigenlijke Rijks-
weg loopt n.l. door die kom en de Hillewerf
weg om de kom heen aan de noordwestzijde.
Laatstgenoemde weg is echter niet voldoende
breed voor een dergelijk druk verkeer in beide
richtingen, terwijl zich aan beide zijden van
den weg een bermsloot bevindt met steil be-
loop aan den wegzijde. Het wegdek is gebitu-
meerd en in onderhoud bij het waterschap
B.W.I.B.
iHet verkeer van west naar oost zal dus
voortaan geleid worden door de bebouwde
kom van Kapelle, terwijl het verkeer van
oost naar west gebruik kan blijven maken
van den Hillewerfweg.
iWie in den campagnetijd, bij den aanvoer
van de suikerbieten reeds een hoogtepunt van
groote bedrijvigheid en druk verkeer meent te
mogen zien, heeft nog lang geen idee van de
geweldige drukte, die zich in een straal van
50 K.M. rondom de Limburgscihe mijnen dag
in dag uit langs de wegen laat waamemen.
Als de draden van een spinneweb om de
„koel'', zoo noemt men daar de mijn, is daar-
omheen een net van verkeerswegen gespan-
nen, waarover heel den lieven langen dag
de trucks en bussen met snelle vaart
heen en weer razen. Alle verkeer geschiedt
hier in koortsachtig snel tempo. Zelfs binnen
de bebouwde kom van langs den weg gelegen
dorpen en dorpsibuurten staan geen waar-
schuwingsborden met het gewone opschrift:
.Maximum snelheid 20 K.M.". Alle snel-
heden zijn geoorloofd en wonder boven won
der: ongelukken gebeuren maar zelden. Dit
komt in de allereerste plaats, doordat de
wegen zelf op snelverkeer berekend zijn,
meestal dubbele breedte, met langs jninstens
een zijde een fietspad, en ten tweede, omdat
in alle bebouwde kommen ten behoeve van
den nog sporadischen voetganger veiligheids-
maatregelen genomen zijn. Maar bij het over-
steken blijft oppassen en uitkijken de bood-
schap.
Voor dag en dauw beginnen de eerste ge-
luiden de slapers in de woningen langs zoo'n
weg redds uit Droomenland weg te rukken.
De bus is de klok, waarop den nieuwen dag
wordt ingesteld. Het 'is halfzes in den mor-
gen. Van alle zijden komen de „koeulders"
voor de eerste ,,schicht" aanstappen. Zoo
aanstonds zal hun bus arriveeren om hen
naar de ,,koel" te transporteeren. Zwijgend
staan zij daar en kijken rookend den weg
langs. Mijnwerkers zijn geen drukke praters.
Het leven, de arbeid odder den grond, op
gevaarlijike plaatseni, heeft hun het praten
verleerd. Stipt op tijd is de bus ter plaatse
en zwijgend stappen zij in. Binnen een half
uur steken zij in het zwarte mijnwerkerspak
en hefbben zij de zon en het licht voor een
tijdlang vaarwel gezegd. Wie kan zeggen
of er bij het einde van de schicht, de werktijd,
niet een of meer denzelfden tocht naar den
eigen haard niet mee zullen maken.
Vallend gesteente, instortingen, een val van
de lift, hoeveel gevaren kunnen hen in dien
korben tijd hebben achterhaald en gegrepen.
Het zijn moedige kerels, deze mannen, maar
zich beroemen op hun heldhaftigheid doen zij
niet. Bewondering daarover aan den dag
leggen doen alleen zij, die weten wat dit be-
roep an-und-fiir-sich heeft.
Nauwelijks heeft de eerste bus haar stop-
plaats verlaten of daar is de tweede al. Weer
hetzelfde tooneel, sorns nog eenige malen
herhaaJd.
lets later in den morgen komt de bus, die
de beambten naar de plaats van hun bestem-
ming brengt.
Ondertusschen begint het bedrijvige leven
langs alle wegen, die naar en van de mijnen
voeren, meer intensiviteit aan te nemen. Van
de hoofldstad naar het mijngebied jagen de
trucks met of zonder aanhangwagens in onaf-
gebroken file langs de wegen.
Groote tankwagens met benzine bolderen
voorbij om de langs de groote banen staande
tankstations van brandstof te voorzien. Het
encrm drukke moforverkeer heeft n.l. van
afstand tot afstand groote tankstations in
het leven geroepen. Alle maatschappijen zijn
er vertegenwoordigd, maar de Shell beschikt
over de meest uitgebreide service-stations.
Het verkeer in de steden moge met zijn
dooreen krioelen van allerlei voertuigen op
den toeschouwer een imponeerenden indruk
maken, het is evenwel nog slechts een zwakke
afschaduwing van de trafiek langs de wegen,
die mijnwaarts leiden.
Twee spoorlijnen onderhouden een 20 minu-
ten-dienst naar het mijngebied. Maar de
treinen zijn slechts matig bezet. Het leeu-
wendeel van het personenvervoer wordt door
de bussen opgeslorpt. Een 60-tal groote
wagens loopen van den vroegen morgen tot
's nachts 12 uur onafgebroken in alle rich
tingen.
Het aantal zakenauto's is legio en wordt
geschat op 1500 per dag.
Voeg daarfoij de honderden motorfietsen, de
duizenden fietsen en ge hebt een benaderd
beeld van het jachtige leven langs de groote
venkeersbanen, die zich in alle richtingen door
het landschap slingeren.
Voor iemand, uit een rustige plaats afkom-
stig, is het moeilijk om aan die ontzettende
drukte te gewennen. Men acht zich niet vei-
lig. Dat is het dan ook niet, oak niet voor
degenen, die zich reeds lang aan dezen ver-
keerschaos hebben leeren aanpass^n.
Het faillissement van W. J. Groote, molen-
maker te Groede, curator Mr. J. Erasmus,
advocaat en procureur te Oostburg, is opge-
heven wegens gebrek aan baten.
DE STEUNVERLEENUMG AAN KLEINE
BOEREN.
De Ministers van Sociale Zaken en van
Economische Zaken hebben een circulaire aan
de gemeentebesturen gezonden, waarin er aan
herinnerd wordt, dat eenige jaren achtereen
door medewerking van het Departement van
Sociale Zaken de mogelijkhei'd heeft bestaan
onder bepaalde voorwaarden kleine boeren op
eigen bedrijf te werk te stellen.
De regeering heeft thans besloten, aldus de
circulaire deze mogelijkheid uit te breiden,
voor de uitvoering waarvan zij de medewer
king der getmeenten vraagt. Het is de bedoe-
ling, dat de voorbereidende maatregelen zoo
spoedig mogelijk worden getroffen, opdat de
regeling met 1 November a.s. in werking kan
treden.
De regeling, die het verrichten van alle op
het bedrijf voorkomende werkzaamheden om-
vat, gaat in groote lijnen ervan uit, dat er
drie categorien van landgebruikers zijn. Deze
drie groepen zijn de volgende:
A. Kleine grondgebruikers, wier netto-
inkomsten uit het eigen bedrijf slechts van
een aoodanige hoogte zijn, dat zij grooten-
deels op het verrichten van arbeid bij derden
zijn aangewezen. De personen van deze cate-
gorie (groep A) kunnen, voor zoover zij ove-
rigens daarvoor in aanmerking komen, vol-
gens de bestaande regelen der werkverschaf
fing en steunverleening worden geholpen. Zij
blijven dus practisch buiten deze regeling,
iB. De alsdan volgende categorie (groep
B) bestaat uit grondgebruikers, die ook nog
wel bij derden werkten en daardoor onder be
paalde voorwaarden bij de werkverschaffing
waren geplaatst, doch in het vervolg over-
eenkomstig deze regeling uitsluitend kunnen
worden geholpen door tewerkstelling op eigen
bedrijf.
C. De derde categorie (groep C) omvat de
kleine grondgebruikers, die praktisch nooit
bij derden werkten, doch voor wie hulp noodig
is, om het eigen bedrijf economisch meer
weerbaar te maken. Deze regeling zelf is
van den volgenden inhoud:
a. groep B, dat zijn de kleine grondgebrui
kers, die volgens de in de regeling opgenomen
theoretische berekening uit het bedrijfje meer
dan f 4, doch minder dan f 7 per week aan
netto inkomsten ontvangen.
b. groep C, dat zijn de kleine grondgebrui
kers, die volgens die berekening uit het be
drijfje 7 of meer per week aan netto inkom
sten ontvangen.
De vergoeding voor het werken
op eigen bedrijf.
Het basislbedrag voor 2 personen bedraagt
voor alle gemeenten 9 per week.
Voor ieder inWonend gezinslid boven 2 mag
15 ct. per week bijslag worden verstrekt.
Van het totaal wordt afgetrokken:
a. twee derde gedeelte van de nevenin-
komsten van den grondgebruiker, zoomede
tweederde gedeelte van de inkomsten van
diens inwonende gezinsleden;
b. de geheele berekende netto opbrengst
van het bedrijfje alsmede alle inkomsten niet
uit arbeid verkregen, zoowel van den grond
gebruiker zelf als van zijn inwonende gezins
leden.
In tewerkstelling op eigen bedrijf mogen
niet alleen alle normale werkzaamheden wor
den uitge'voerd, maar moeten ook in tijden
van arbeidsoverschot de buitennormale
werkzaamheden worden verricht, zulks op
aanwijzing van den rijkslandbouwvoorlich-
tingsdienst.
De kleine grondgebruiker van groep B, die
voor tewerkstelling op eigen bedrijf in aan
merking wenscht te komen, moet zich even-
als zijn daarvoor in de termen vallende ge
zinsleden van 14 jaar en ouder, als werkzoe-
kende doen inschrij'ven bij het plaatselijk or-
gaan der arbeidsbemiddeling. Zij zijn ver-
plicht aangeboden vrij werk, waarvoor zij
lichamelijk geschikt zijn, te accepteeren, voor
zoover de werkzaamheden in eigen bedrijf
zulks, naar het oordeel van den rijkslandbouw-
voorlichtingsdienst toelaten.
De berekening der bedrijfsinkomsten ge
schiedt overeenkomstig de door de beide be-
trokken Departementen vastgestelde normen
door een gemeentelijke commissie.
De wijze van uitkeering.
Indien de kleine grondgebruiker volgens
theoretische berekening uit het bedrijfje meer
dan 4, doch minder dan f 7 per week aan
netto inkomsten kan trekken (groep B) wordt
de vergoeding in geld uitgekeerd. Indien hij
f 7 of meer uit zijn bedrijfje aan netto inkom
sten kan trekken (groep C) wordt de vergoe
ding in natura verstrekt. In bepaalde indi-
vidueel door de commissie te beoordeelen ge-
vallen, kan echter een gedeelte van deze ver
goeding in geld worden uitgekeerd.
De verdieeling der kosten.
Indien de kleine grondgebruiker volgens de
theoretische berekening uit het bedrijfje 7
of meer aan netto inkomsten heeft (groep C),
komt de vergoeding geheel ten laste van het
Departement van Economische Zaken. De
vergoedingen aan hen, die uit hun bedrijfje
meer dan f 4 doch minder dan f 7 aan inkom
sten trekken (groep B)„ komen ten laste der
betrokken gemeente, die daarin, voor zoover
zij daarvoor in aanmerking komt, onder ge-
woon voorbehoud, de gebruikelijke subsidie
uit het Wer.kloosheidssubsidiefonds kan ont
vangen.
MEISJE IN CACAOFARRIEK TUSSCHEN
MACHINE.
Dinsdagmorgen is in de cacao- en chocolade-
fabriek van de Erven H. de Jong N.V. te Wor-
merveer een ernstig bedrijfsongeluik gebeurd.
Een der Amsterdamsche meisjes, welke aan de
fabriek werkzaam zijn, raakte zoodanig met
haar hoofd bekneld tusschen een der machines
dat met medische hulp, welke verleend werd
door Dr. Lampe, een deel van de hoofdhuid
verwijderd moest worden, ten einde haar uit
den greep van de machine te bevrijden. In
zorgvollen toestand is het meisje daarop naar
het gemeenteziekenhuis te Zaandam over-
gebracht. De politie heeft de zaak In onder-
zoek.
ERNSTIG ONGEL.UK AAN BOORD VAN
EEN MOTORLOGGER.
Dinsdagochtend te circa half twaalf was de
24-jarige motordrijver G. R. aan boord van den
logger Sch. 132, liggende in de Nieuwe Binnen-
haven te Scheveningen, bezig den motor op
gang te brengen.
Hij werd daarbij geassisteerd door twee col-
lega's. Op een gegeven moment sloeg uit den
motor plotseling een groote steekvlam. Deze
had op het met vet en olie doordrenkte pak
van den motordrijver onmiddellijk vat en in
een oogenblik stond de jongeman in lichte
laaie.
Zijn vrienden durfden huh collega niet te
hulp komen, aangezien ook hun kleeren met
vet en olie waren besmeurd. De ongelukkige
R. rende naar het dek en sprong zonder zich
te bedenken in het water tusschen het schip
en den wal.
Twee Scheveningers, die er getuige van
waren, haalden hem weer op het droge. De
man bleek er ernstig aan toe te zijn. Over het
geheele lichaam had hij brandwonden ge-
kregen.
De Geneeskundige Dienst vervoerde hem
naar het Roode Kruisziekenhuis, waar hij ter
verpleging is opgenomen.
EEN JONGEMAN, DIE ROEKEUOOSHEID
MET DEN DOOD BEKOCHT.
Dinsdagnacht te ongeveer kwart over edn
werd de politie van het bureau Singel te Am
sterdam gewaarschuwd, dat een jongeman op
de Heerengracht, tusschen de Reguliersgracht
en de Utrechtschestraat, te water was ge-
raakt.
Zij toog er op uit met dreggen en slaagde
er na twintig minuten in, het lichaam van
den ongeveer 24-jarigen jongeman uit het
water te halen. Onmiddellijk werden pogingen
in het werk gesteld om de levensgeesten op te
wekken, doch dit mocht niet meer baten,
waarna het stoffelijk overschot naar het Bin-
nengasthuis werd vervoerd.
De toedracht van dit ongeluk is, naar ver-
luidt, het gevolg van verregaande roekeloos-
heid van het slachtoffer. De jongeman liep in
gezelschap van een vriend langs het water op
de Heerengracht. Beiden waren weliswaar niet
onder den invloed van sterken drank, doch
blijikbaar toch verre van normaal. Zonder dat
er eenige aanleiding toe was zeide de een tot
zijn kameraad: „Wat wed je dat ik in het
water spring", en zonder dat zijn metgezel
ook maar eenigszins kon vermoeden wat er
zou gebeuren, sprong zijn vriend, de daad bij
het woord voegend, in de gracht. Stom ver-
baasd bleef de ander een oogenblik op den
kant staan, maar toeh hij zijn vriend niet zag
boven komen, sprong hij eveneens in het water
om hem te redden, hetgeen evenwel niet mocht
gelukken.
EEN MEISJE OP BRUTALE WIJZE
AANGEVALLEN.
Toen Dinsdagochtend om half zes een 18-
jarige buffetjuffrouw zich te Amsterdam op
weg naar haar werk bevond, werd zij ter hoog
te van de Prinsengracht, hoek Elandsgracht,
onverhoeds aangevallen door een onbekenden
man.
De onverlaat gaf het verschrikte meisje een
slag in het gezicht, zoodat zij een oogenblik
verblind was. Van deze gelegenheid maakt de
man gebruik zijn slachtoffer het handtaschje
te ontrukken en daarmede spoorloos te ver-
dwijnen.
Het jonge meisje deed aangifte van het ge
val op het bureau Marnixstraat. Zij was zoo
ontdaan, dat zij van den dader geen signale-
ment kon opgeven.
In het handtaschje bevonden zich overigens
slechts waardelooze kleinigheden.
KOKEND VET OVER HET LICHAAM.
Maandagavond trok in een woning in de
Binnen-Visscherstraat te Amsterdam een 1-
jarig kind een pot met kokend vet om. Het
kreeg den inhoud gedeeltelijk over het lichaam.
Met ernstige brandwonden is de kleine naar
het Binnengasthuis vervoerd.
SOLLICITANTEN -O VERVLOED.
Voor de betrekking van commies 2e klasse
aan het bureau van Maatschappelijk Hulp-
betoon en Steunverleening te Voorburg heb
ben zich niet minder dan 357 sollicitanten aan-
gemeld.
TREIN VERPLETTERT KOE.
Maandagavond is een koe de oorzaak ge-
weest van een trein-stagnatie. Tusschen het
station Vreeland en Abcoude kwam een Diesel-
trein ,uit de richting Amsterdam. Eensklaps
reed de trein tegen iets aan en terstond heeft
de wagenbestuurder de remmen aangezet.
Toen de trein tot stilstand was gekomen,
kwam men tot de ontdekking, dat een koe
onder het treinstel was geraakt. Ruim twintig
minuten waren noodig alvorens men de over-
blijfselen van het beest in zooverre had ver
wijderd, dat de trein verder kon rijden.
DOODELIJK ONGELUK.
Maandagmiddag was de ongeveer 28-jarige
gehuwde E. J. van L. tusschen Breda en
Oudenbosch bezig met het laden van stroo.
Bij het aantrekken van de staaldraad schoot
de pal los, waardoor van L. een slag kreeg
van het ijzer, welke zoo hard aankwam, dat
hij op slag dood was. Hij laat een vrouw met
twee kinderen achter.
LOOZE VISSCHERTJES TE OVERSCHIE.
In den nacht van Zaterdag op Zondag
hebben twee mannen te Overschie kans gezien
uit de etalage van een drankwinkel een aantal
flesschen met advocaat, boerenjongens enz. te
bemachtigen. Zij zijn daartoe tegen de pui
opgeklommen, waarna zij door een openstaand
tuimelraam een touw, met een lus aan het
eind listen zakken. Met veel geduld en groote
voorzichtigheid slaagden zij er in af en toe
het touw precies om den hals van een der ten-
toongestelde flesschen te werpen, waarna zij
de lus dicht trokken en den buit behoedzaam
naar boven haalden.
Een waker van den gecontroleerden parti-
culieren nachtveiligheidsdienst te Rotterdam,
die den volgenden morgen van den diefstal
hoorde, had in den nacht te Overschie een
paar veiaacht uitziende personen zien loopen
en hij had voor alle zekerheid hun signalement
maar ecus opgesehreven. Dit heeft hij, zoodra
hij van den diefstal hoorde, aan de politie ter
hand gesteid en aan de hand van die bevchrij-
vmg is de politie er in geslaagd twee mannen
op te sporen, die bekenden den diefstal te
henben gepleegd. 'Zij zijn opgesloten.
Ulvenhout, 23 September 1937.
Meneer Amico,
Mijnen Opa,
ge zult Jm wel
kennen, Drd I van
Ulvenhout, ze ken
nen hem bekanst
overal, Drd I
heeft teugen me
gezeeidDr<5 III
zeet-ie gij mot
deuze week maar
'ns den wekelijk-
schen brief pot-
looien aan m'nen
amico. Ge schrijft
maar sjuust zeet-
ie lijk wij hier on
der malkaar praten zeet-ie en ge trekt oew
eigen Van al die spellings die g'op school ge-
leerd hebt, maar niks aan, want zeet-ie, daar
gerokt 'nen mensch maar van in 't webr-
garen.
Nou meneer Amico, daarin heeft mijnen
Opa veul gelijk! Heeft ie trouwens altij al
wil Opoe daar nie van hooren. Zij weet altij
alles beter dan Drd I. Denkt zij. Maar 't is
nie waar. Ojeenee. Maar zij kan er niks
aan doen dat zij dat denkt. Want mijnen
Opa zeet altij alles mee 'n lachend gezicht,
zoo onder een lolletje deur als ge dat Ver-
staat. Toen ilk nog jong was (ik iben nou
■haast 15, volgend jaar Mei) toen dooht ik
ook wel eens dat Opa zoomaar wat zee. Maar
ik had al rap in de gaten als hij wat zee, dan
kwam het uit ook. Ik was nog heel erg
jong, vier jaren pas, maar ik weet het nog
goed. Ik was op de freubel. Bij de nonne-
kes. In Amsterdam. Je mocht daar niks. Nie
eens vechten en zoo. Ja, nou begrijp ik dat
wel beter meneer Amico, maar toen nouja
ik was pas 4. En ik had al een prachtigen
rechtsohe en 'n besten swing, maar je mocht
daar niks mee doen. In de boompies klimmen
op de spulplaats Niks hoor. Je had dalijk
'n non aan je brock hangen. Meisies plagen
Zelfs dat mocht nie! En toen ik 'nen keer
'n ongelukkie had, moest ik in den gang
staan om uit te luchten, zee Soeur. En de
praat die daarover gemaakt wierd, meneer
Amico, ik haJd Veul moeite om nie te blozen
en om net te doen of ik docht dat Soeur het
had gedaan. Het wierd 'nen triesten dag,
want vader kwam me op de fiets altij van
school halen enne... de rest is oe zekers zoo
kl56r als welwater! Maar toen torak ineens
de zon deur de wolken om 't eens mooi te
zeggen. Maar ik zou 't nog Veul mooier wil-
len zeggen, als ik maar kon. Nie m'nen
paps kwam om twaalf uur binnen om mij te
halen, maar mijnen Opa!! Lachend! Tuur-
lijk! (Eln als Soeur mijn wandaden in kleuren
en nouja geuren vertelde, dan schoot dieen
goeien, leutigen, besten Dr<5 I in den lach, dat
de tranen over z'nen bruinen kop liepen. Ik
vond hem in dieen tijd als ik in Amsterdam
woonde net zoo brum en zoo hard als mijn
schoenen. Nou ben 'k eigens zoo en gewend
aan dat soort Van vel. Oniderweuge van
school naar huis, Dre I en Drd iiin waren voor
't eerst saampies en toen wierden we vrien
den veur ons heele leven, onderweuge dan zee
Opa: manneke zeet-ie da kooike daar is veul
te naauw veur jou.' ik Zal prebeeren 't deurke
los te zetten. Meneer Amico, ik was nog erg
jong, maar de groote menschen hadden me al
zoo dikkels iets onmogelijlks beloofd1, dat ik
er het mijne van docht. Ik was in de freube-
larij gedaan omdat ik thuis te las tig was, nou
weer thuiskomen omdat ik op school te lastig
was, zooiets kon zelfs zo'n grooten, sterken,
-breejen man als Opa, die mij net zoo gemak-
fcelijk droeg of ik 'n zagemeelen pop was,
zo'n wonder kon zelfs mijnen Opa nie doen.
Hij zee dat maar, docht me, om mij te troos-
ten en om z'n eigen iets plazierigs wijs te
maken. Of om teugen mij te bluffen. Groote
menschen bluffen veul teugen kleine kinders.
Maar om vier uur kwam ie me weer halen
en ik moest Soeur 'n handje geven en goeien-
dag zeggen. Den anderen dag zat ik in Ul
venhout op den rug van den grazenden Bles.
En als ik drie maanden later thuiskWam, dan
was er een broertje bij gekomen. Gnzen
Bart.
Kij,k, zie je, meneer Amico, zoo is Opa. Hij
zegt alles mee 'n lachend gezicht, zoo onder
'n lolletje deur, maar hij m£dnt "t. En Opoe
vliegt daar nog dikkels in. Zij denkt, lijk de
meeste menschen, dat seerjeuze dingen alleen
mee 'n zuur gezicht gezeed en gedaan motten
worden. 't Is wel veul makkelijker, zuunkijken,
maar Dre I doet 't nou eenmaal anders. En
ik weet dat al 10 jaar!
Zie je, meneer Amico, hij is een man zooals
je graag zelf worden zou. Z66 sterk, dat je
mee alles lachen kunt. Vooral mee heel seer
jeuze menschen, die denken dat ze te voor-
naam zijn om te lachen. Ge weet wel, dat
soort dat naast z'nen schoenen loopt. Een
groot soort, (in aantal tenminste, zooals ook
konijnen een groot soort zijn). Ja, ik druk
m'n eigen sjecuur uit, want dat mot van Opa.
Hij zee altij: schrijf wa ge te zeggen hebt z66,
dat 'n klein kind oe begrijpen kan, want lezen
is 'n moeilijik ding. SchrijVen zeet-ie, is pra
ten mee menschen, zonder dat z'oew gezicht
zien. Eln daar wij gewend zijn meer mee onze
oogen te praten dan mee onzen mond, motten
wij als we schrijVend-praten ons eigen heel
duidelijk uitdrukken, anders worden we fout
verstaan.
Ja, meneer Amico, ik leer veul van hem.
Op school heb ik 't alb.c. geleerd. Van Drd I
leer ik lezen. Dat zijn twee veul verschillende
dingen. Want 't eene is de freubel, 't andere
't leven; "t eene is 't zaaike, 't andere 't
gewas.
Maar nou wat anders. Ik blijf alsmaar
over Dre I praten en de bedoeling van deuzen
brief is gaar iets anders.
Opa heeft van den zomer een brief geikre-
gen die nog altij op antwoord wacht. Men
schen in Amsterdam, hadden op kantoor over
Opa's brieven gepraat en gelezen dat ik op
den hof van Dre I geplaatst was als a.s. com-
pagnon. Deus kiantoormenschen, die eigens
zonen hebben van mijnen ouwer, vonden het
in deuze tijen nog zoo gek nie, om 'n jongen
in 't boerenbedrijf te doen. Enzoovoorts. Een
ding begrepen ze nie! Dat Drd I op 'n zomer-
dag rustig naar stad ging mee den groen-
tenwagel en mij op 't hooiland achterliet mee
't 'volk, terwijl Opa toch onweer verwachtte.
Toen kwamen de groote Ulvenhoutsche fees-
ten aan de beurt en Opa kost geen gelegen
heid meer vinden om die Amsterdamsche kan-
toorheeren de zaak uit te leggen. Nou schijnt
hij dien menschen beloofd te hebben, dat i k
eigens op huilie vragen zou antwoorden en
zoo zit ik nou mee de gebakken peren. Mee
drie spellingen, die ik op school van drie
ministers heb motten leeren, want ditte komt
in de krant dus het mot er prontjes uitzien
dit schrijfsel en mee 'n vraag die'... nouja, als
die heeren jongens van school waren, zou ik
zeggen: eenen igek kan meer vragen dan hon-
derd wijizen kunnen beantwoorden.
Ja, die spellingen. Op 'nen goeien morgen
zee den klasbroeder op St. Louis in den
Ouwenbosch, dat er veul ennekens (n) waren
afgeschaft dieen nacht. Het was nie meer:
ik krijg den gulden, maar ik krijg de guide.
Docht ik. Maar de gulden bleef heel. Het
was nog voor de deefelewaatsie (zeg ik dat
goed?) Dus het wierd: ik krijg de gulden.
Ik moest 'n hoop afleeren! En ik heb toen
vooral ditte geleerd, meneer Amico, afleeren
is nog moeilijker dan danleeren!
Het was de spelling Terpstraat, geloof ik.
Toen wij al die moeilijk aangeleerde ennekens
afgeleerd hadden, toen vertelde den klasbroe
der op zekeren morgen, dat er nog veul meer
was afgeschaft. Cm te beginnen: alle dub
bele open klinkers. Het was nie meer regee
ring, maar reigering. Eln wij lazen dus „reege-
ring". 'n Visch wierd "n vis en ik ben aan dat
beest-zonder-steert nooit gewend gerokt! Toen
gingen wij op school aan politiek doen. Want
wisten we vroeger maar ainper dat er minis
ters bestonden, nou wisten we zelfs dat er
ministers-van-'n-blaauwen maandag beston
den. Eln als 't zoo nog efikens deurging, dat
er telkens 'n andere taalminister kwam, dan
rokten wij van 'n heel moeilijk vak, van
t Nederlandsch af. Dus op school keken wij
in de krant de advertenties na, of er weer
nuuwe ministers gevraagd wierden. Veural
zoo teugen de overgangsexamens. Volgens
Piet van t Riet hadden we ook wel kans op
'nen makkelijker-sommen-minister.
Misschien is die er nou, ik heb 'm nie meer
meegemoikt. Toen kwam er 'nen minister
mee 'nen baard. Dat zag er bedenkelijk uit,
meneer Amico. Want 'nen minister met 'nen
baard zou zekers geen stukken uit ons Taal-
boek wagkappen. Deus politieke redeneering
kwam uit. Lijk dieen mensch z'nen baard
kweekte, zoo kweekte hij in onze grammatics
nuuwe stekskes op. En ik was aan m'n vierde
spelling.
Kijk, zie je meneer Ajmico, ik ben nouw
dalijk geenen suffert. Ik was op school wel
geenen meteoor zee iBroeder-Overste, maar ik
ging toch altij over, want daar zat een gulden
van Drd I aan vast. En op de Cour nie
om te bluffen, maar de jongens hebben me
toch geschrdven, dat mijn elftal niemeer in
't eerste is, nou ik ben gaan boeren. Ik kon
du,s wel mee, maar vier Nederlandsche talen
leeren in n paar jaren, dat lag me te zwaar
op de maag. Dr£ I heeft me gezeed da'k daar
maar nie te veul over tobben moest (was ik
ook nie van plan) want dat er teugenwoordig
zelfs wel perfesters zijn, die fout schrijven.
En dat 't zelfs nog nie uitgemokt is, of er
dgnen Nederlander bestaat, die z'n Neder
landsch heelegaar sjuust schrijft. Nou
meneer Amico, dat was veul troost, want ik
zou nie geren 'n uitzondering zijn. Ik schrijf
nou dus maar Brabantsch mee 'n Amster-
damsch accent.
D6's ddn.
En nou die Amsterdamsche kantoorheeren.
Dat zit zoo. Opa is hier den baas. En als ge
ooit Opoe eens teugen 't lijf aanloopt kunt
ge me t6ch gelooven!
Den allereersten zorg van den baas is...
het geld. En al spreekt Drd I daar nooit over
in z'n brieven, tdch is ie van deuzen Verant-
woordelijken zorg veur 't bedrr|f diep over-
tuigd. Zij nen groentenwagel is den handel
van 't bedrijf. Daarmee mokt ie z'n geld.
Mot ik nog meer zeggen
Nog iets. Omdat Drd I den baas is en
Drd in z'nen kleinzeun-opvolger, kan den
baas 't volk gerust „aan z'n lot overlaten",
omdat ons volik net zoo slim is, als de arbei-
ders in de stad en ons volk dus wel beseft
dat huilien baas mee mij z'n oogen achter-
laat. En...'t oog van den meester mokt 't
volk vlijtig! Da's twee.
lEn waarom mot Drd I hier blijven als er 'n
onweerswolkske aan komt drijven? Opa kan
veul. Heel veul! Maar 't onweer tegenhou-
wen..., neee, da's nog onmeugelijker dan 4
Nederlandsche talen leeren veur oew 12e jaar!
En 't allerveumaamste is ditte nog: als
Dre I rap iets aan zijnen eompagnon 'hebben
wil, dan zal Dr6 IH toch op eigen beenen
motten leeren staan! En rap ook! En als
ik mijnen Opa goed en vlug wil opvolgen, dan
zal ik alweer rap op eigen beenen motten
leeren staan! Net zoo goed mee mooi weer
als mee onweer.
En mokt guilie oew eigen nie ongerust.
Opa heeft me mee m'n vier jaren al te peerd
gezet. Me zwemmen en schieten geleerd,
zoo jong als kost. Me sterk gemokt mee
groote botrammen, wandelingen en fietstoch-
ten van 100 K.M. per dag. Me vertrouwd ge
mokt mee de beesten en mee 't »volk. 'k Ben
zoo groot als Opa, weeg 165 pond en m'n
handen zijn van eelt. Ik wist in de school-
banken geen raad mee al m'n knieen. Neee,
mokt oe nie ongerust, meneeren, Dre I laat
geen papjong achter op z'n bedrijf, als ie de
klanten afgaat mee onze producten!
Ik sohei er af.
Opoe heeft den avondpap gereed gezet en
Opa lee zijnen paternoster op tafel. den dag
is om.
Veul groeten van Opoe en Drd I en geen
haar minder, meneer Amico, van
Dre HI.
Saluut
SAS VAN GENT.
Huwelijks-voltrekkingen. 14 Sept. Louren-
tius Sierk Roorda (van Bolsward), oud 27 j.
en Johanna Wilhelmina Paulina Josephina
Antonissen, oud 25 j.
Geboorten. 12 Sept. Petrus Eduard, z. van
Camil Petrus Vermeersch en van Augusta
Christina Dhanis. 15 Sept. Marinus Cornells,
z. van Paul Stouthamer en van Johanna Mar-
garetha de Rijke.
SAS VAN GENT.
In de week van 12 tot en met 18 Sept. heb
ben zich in deze gemeente gevestigd:
V. Gilson, onderwijzer, van Amsterdam.
Vertrokken
H. F. Scheffer, fabrieksarb., naar Selzaete.
B. E. Steyaert en kind, zonder beroep, naar
Ter Neuzen.
A. L. M. de Rooij, zonder beroep naar
Waspik.
W. P. Meloen, zonder beroep, naar Evergem.
I. B. Meloen, zonder beroep, naar Axel.
E. M. Schinckels, zonder beroep, naar Ter
Neuzen.