De heer DUURINCK wijst er op, dat men
dan gelijktijdig wielryders krijgt van twee
kanten.
De VOORZ1TTER is van oordeel, dat men
de werking van de bepaling in de praktijk eens
dient te bekijken, of deze tot een betere oplos-
sing van dit verkeersvraagstuk voert.
Verschillende stemmen: Dr.t kan alleen
door een nieuwe brug!
De VOORZITTER: Daar wordt aan
gewerkt.
De heer DE BRUIJN vraagt, of het niet
mogeiijk is, te verkrijgen, dat de brug van
wege den waterstaat door 2 man wordt
bediend.
De VOORZITTER: Dat kan niet, van wege
de bezuiniging.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM:
Dat gebeurt wel tijdens de topuren.
De heer VERLINDE wenscht, nu toch een
wijziging van de politieverordening aan de
orde is, nog eens de aandacht te vestigen op
artikel 76, n.l. de daarin gebrachte bepaling
dat ook voor het aamzetten van een radio-
apparaat in cafe's vergunning noodig is. Daar
is ook bij de behandeling der verordening wel
over gesproken, maar hij wenscht er nu toch
eens op terug te komen. Zooals het er nu
staat, is het in handen gegeven van den Bur-
gemeester, of een cafehouder in zijn inrichting
al of niet zijn radio-apparaat mag aanzetten.
Bij de indiening van het voorstel heeft spreker
het idee gehad, dat de radio alleen werd opge-
nomen om bepaald misbruik tegen te gaan.
Spreker heeft toen verzuimd inlichtingen te
vragen. of het toch de bedoeling was deze
vergunningen te geven tot wederopzeggens
en die alleen in te trekken by misbruik. Maar
wanneer deze regeling aldus wordt opgevat,
dat een cafehouder voor iederen keer dat hij
zijn radio-apparaat wil aanzetten een vergun
ning moet hebben, dan bestaat er bij hem
bedenking tegen en zou het z.i. beter zijn die
bepaling er weer uit te lichten en de oorspron-
kelijke redactie van art. 76 te herstellen, aan-
gezien artikel 87 toch de bevoegdheid schenkt
om tegen misbruik van het gebruik van een
radio-apparaat op te treden. Wanneer iemand
zijn radio gebruikt op een wijze dat daaruit
hinder ontstaat voor zijn omgeving, kan het
verboden worden.
Spreker zou daarom gaarne van den voor-
zitter vememen, of het de bedoeling is voor
radio-apparaten een doorloopende vergunning
te verleenen en daarvan alleen af te wijken
bij gebleken misbruik. Uit het te vememen
antwoord zou hij dan zijn houding willen
bepalen.
De VOORZITTER herinnert, dat deze zelfde
kwestie reeds is besproken bij de vaststelling
der politieverordening. Aan het opnemen der
radio in dit artikel ligt niets bijzonders ten
grondslag. Het is alleen een gevolg van de
vorderingen der techniek. De gemeenteraad
heeft het indertijd noodig geacht een regeling
vast te stellen voor het maken van muziek in
voor het publiek toegankelijke plaatsen. Toen
bestonden nog geen radio-apparaten, maar nu
inmiddels ook door middel van de radio muziek
gemaakt wordt, was het logisch deze er ook in
op te nemen. Spreker begrijpt eigenlijk niet
het bezwaar van den heer Verlinde, daar het
toch niets nieuws is. dat voor het maken van
muziek vergunning moet worden gevraagd.
Het is toch volkomen gelijk of muziek
gemaakt wordt door gebruikmaking van een
radio-apparaat dan wel door een orkest te
laten spelen?
De heer VERLINDE is van meening, dat
er een groot verschil is in het laten spelen
van een orkest of een orgel, om publiek te
'trekken, dan wel in het aanzetten van een
radio. Een radio is een apparaat dat burger-
recht heeft verkregen in de huiskamers, doch
voor een cafehouder is zijn gelagkamer met
zijn huiskamer gelijk te stellen, omdat hij
daarin steeds moet vertoeven. Hij herhaalt
nu zijn vraag aan den voorzitter of het de
bedoeling is aan de cafehouders een doorloo
pende vergunning voor een radio te geven. De
voorzitter kan toch laten nagaan of er mis
bruik gemaakt wordt en dan desnoods ingrij-
pen. Hij zou het niet juist achten, dat de
cafehouders dag aan dag vergunning zouden
moeten gaan vragen, wanneer ze hun radio
willen aanzetten. Indien ze b.v. hun toestel
zouden willen aanzetten voor 'het volgen van
een verslag van een voetbalwedstrijd zouden
ze dan vergunning moeten vragen, welke, als
de vergunningen slechts tijdelijk worden
gegeven, ook kan worden geweigerd.
De VOORZITTER: Of toegestaan!
De heer VERLINDE erkent dit, maar acht
het toch bezwaarlijik dat ook de mogelijkheid
van een weigering bestaat. Hij acht het arti
kel, zooals het thans luidt, izeer ver strekkend.
Hij zou er zich alleen mede kunnen vereeni-
gen, wanneer hem de toezegging wordt ge
geven, dat doorloopemd vergunning zal wor
den verleend, en zou anders moeten voorstel-
len om de radio er uit te lichten, daar men
toch ingevolge artikel 87 tegen misbruik kan
optreden.
De VOOR1ZITTER: Het bepaalde in artikel
87 berust op een geheel anderen grond. Hier
betreft het 't maken van muziek in cafe's.
De heer DE VOS wijst er op, dat hetgeen
hij opm^rkte omtrent de nummering der
artilkels, zich ook voordoet bij art. 76; dat is
nu een ander nummer geworden.
De VOORZITTER: Het is nu 77.
De heer DEN HAMER acht het niet ge-
wenscht een pas vastgestelde verordening
weer al te gaan wijzigen, tenzij dringende
omstandigheden daartoe aanleiding geven, en
die acht hij hier niet aanwezig. De vergunning
kan tot wederopzeggens worden verleend. De
burgemeester heeft de bevoegdheid dat te
doer. Hij wenscht de eenmaal vastgestelde
bepaling zoo te behouden.
De heer VERLINDE zou misschien in het
algeimeen met de stelling van den heer Den
Hamer kunnen instemmen, maar merkt op,
dat thans juist een wij'ziging der vastgestelde
verordening aan de orde is. Aan de reeds
door Burgemeester en Wethouders voorgestel-
de wijlzigingen wenscht hij de thans. door hem
voorgestelde toe te voegen. Bij de eerste be
handeling der verordening is dit punt eigen
lijk aan zijn aandacht ontsnapt.
De heer COLSEN kan dit niet begrijpen,
daar hij er toch de aandacht op gevestigd
heeft.
De VOORZITTER kan niet inzien, dat er
aanleiding is tot wijlziging der vastgestelde
bepaling. Toen de oorspronkelijke bepaling op
het maken van muziek in voor het publiek
toegankelijike lokaliteiten werd gemaakt, had
men nog nooit van radio gehoord. Ondertus-
schen is deze er gekomen en er wordt ook
muziek mee gemaakt. Burgemeester en Wet
houders heblben het nu bij de wijlziging logisch
geacht, de radio er ook in op te nemen, om
niet later te moeten komen met een voorstel
dat er ook in te zetten. Daar zat geen andere
bijzondere bedoeling bij voor.
De heer VERLINDE vindt het toch beter,
om bij de cafehouders de radio niet te weren,
doch ook hen gelegenheid te geven er het ge
bruik van te maken, dat ieder particulier
heeft.
D,e VOORZITTER: Het is ook niet de be
doeling de radio daar te weren.
De heer VERLINDE zou dan graag de toe- j
zegging krijgen dat ieder die er om vraagt
doorloopend vergunning krijgt en deze alleen
bij misbruik zal worden ingetrokken.
De VCiQRlZITTERBij misbruik kan ook bij
anderen dan cafc'houders er tegen opgetreden
worden. Maar wanneer u bezwaar hebt, dat
voor het maken van muziek per radio vergun
ning moet gevraagd worden, waarom bestaat
dat bezwaar dan niet voor muziek die b.v.
met een orgel, piano ctf viool moet worden
voortgefbracht?
De heer VERLINDE beschouwt dat als iets
anders, dat is bspaald het maken van muziek,
met een bepaald doel, en iets geheel anders
dan wanneer men een radiotoestel aanzet. En
aangezien hij tot nu toe niet het antwoord
van den voorzitter op zijn vraag heeft ont-
vangen, .acht hij het maar beter voor te stel
len dat er uit te lichten. Een cafehouder moet,
zooals hij reed's aanstlpte, steeds in zijn cafe
vertoeven. Dat is voor hem als het ware zijn
huiskamer. Als deze, am zich te ontspannen,
zijn radio wil aanzetten,, moet hij dat kunnen.
Hij wijst b.v. op het Hotel Rotterdam. Daar
is de hotelhouder met zijn gezin bijna den ge-
heelen daig in de gelagkamer aanwezig. Wat
is er nu tegen, dat men daar een radiotoestel
aanlzet? Het kan voorkomen, dat een cafe
houder slechts een bezoeker heef't. Dan heeft
hij het dus niet druik ien wil den tijd verdrij-
ven met lui'steren naar zijn radio. Moet hij
dan eerst vergunning gaan vragen om die te
mogen aanzetten? Er is toch niets tegen, dat
die men'schen ook van de radio genieten?
De VOORZITTER: Daar is niets tegen.
De heer VERLINDE stelt thans voor, het
desbetreffende artikel te lezen
,,Het is in een voor het publiek toeganke
lijke inrichting zonder vergunning van den
burgemeester voorboden
Muziek te maken, enz."
Dan blijft de radio er buiten. Dan blijft het
zooals het was.
De VOORZITTER wil toegeven, dat daar-
tegen misschien geen bezwaar is, maar dan
blijft toch de vraag of het aanzetten van de
radio ook niet onder het maken van muziek
valt.
De heer VERLUNDE: Neen, dat is niet het
geval. Dat is al uitgemaakt.
De VOORZITTER en de SECRETARIS
spreken dit tegen.
De heer COLSBN vestigt er de aandacht
op, dat hij bij de vorige behandeling op de
radio al heeft gewezen, doch verschillende
heeren schijnen dat niet begrepen te hebben.
Hij heeft er toen nog op gewezen, dat, als
men dan een spreker beluisterde, terstond de
radio zou moeten afzetten als er muziek
Jtwam en de heer Van Hecke heeft toen ge
wezen op het voorbeeld van een voetlbaliverslag
en dat men, dat beluisterende, de radio zou
moeten afzetten als men het volk'slied ging
spelen, waarop de voorzitter repliceerde. dat
dit onzln was. Spreker heeft toen bepleit, dat
men aan ieder voile vrijheid zou laten om van
de radio te genieten. Hij, zou er ook mee wil
len doorgaan zooals vroeger. Hij vindt het
niet noodig, dat men daarvoor vergunning
moet vragen. lets anders izou het nog zijn, als
doorloopend vergunning gegeven werd, maar
als men daar ied'ere keer vergunning voor
moet .vnagen, gaat dat niet op.
(Hij vraagt, zijn er soms heeren die er een
principled bezwaar tegen hebben, dat de
radio in de cafe's op Zondag speelt? Dat ze
er dan voor uit komen, maar is dat niet het
geval wel, dan is er m.i. geen bezwaar het
voorstel van den heer Verl'inde over te nemen.
Toen spreker het voorstel deed, om de
radio's er uit te lichten, frappeerde hiet hem,
dat hij daarbij geen steun ondervon'd van de
heeren uit Ter Neuzen. Hij dacht toen, met
de toestanden in de ,kom der gemeente ten
slotte niet voldoende op de hoogte te zijn en
dacht, dat er hier bezwaar tegen bestond.
Maar wat SlUiskil ibetreft, heeft hij wel eens
een onderzoek ingesteld en bleek hem, dat ook
in de woningen van menschen die er voor be-
kend staan, dat ze bezwaar hebben tegen
mulzi'ek op Zondag, de radio speelde en dat
ze dit dus niet als muziekmaken beschouwen.
'Hij is dankbaar, dat dit punt op deze wijze
weer aan de orde is gekomen.
De heer 't GliLDE merkt op, dat de voor
zitter zooeven zeide, dat er geen bezwaar
tegen is, dat een cafehouder naar zijn radio
luistert. Hij zet dus zijn toestel aan, als hij
alleen is. Maar nu komt er een klant. Hoe
dan? Die luistert dan ook mee. De cafehou
der kan zeggen: ik doe het niet voor mijn
kilanten, ik doe het voor mij zelf en ik kan
het niet helpen, als anderen nu ook mee-
luisteren, zal dan den man, als hij geen ver
gunning heeft, moeten aangezegd worden er
mee te stoppen?
De heer DE VOS meent, dat het er over
gaat, of een vergunning iederen keer moet
gevraagd worden, dan wel doorloopend
gegeven
De heer VERLINDE: Er staat, dat de ver
gunning doorloopend kan worden gegeven.
Maar nu is het de vraag of dat z a 1
geschieden.
De heer DE VOS meent, het artikel lezende,
dat men zonder vergunning een voetbalverslag
mag volgen.
De heer COLSENOok een redenaar.
De VOORZITTER: Een spreker mag men
beluisteren, zonder vergunning, maar nu
meende de heer Colsen, dat men het toestel
zou moeten afsluiten als het Wilhelmus kwam.
De heer OOLSEN: Maar dat is dan toch
muziek.
De VOORZITTER: Dat zou onzin zijn!
De heer COLSEN verklaart, het voorstel
van den heer Verlinde te steunen.
De heer DE KRAKER verklaart zich voor
behoud van de bestaande redactie. Hij ziet
geen noodzakelijkheid het te wijzigen, hij zou
de bepaling eens willen laten werken. Het
komt in de praktijk dikwijls heel anders uit,
dan in de theorie.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
meent, dat het bezwaar eigenlijk zit in de
zinsnede dat de vergunning tot wederopzeg
gens kan gegeven worden. Is het niet op
te lossen door het woordje ,,kan" te vervangen
door „wordt'\ Dan kan daarover geen twijfel
meer bestaan. Als belanghebbenden de kans
beloopen, dat iederen keer moeten gaan vra
gen, zit daarin wel een onbillijkheid tegenover
andere burgers.
Hij stelt voor de bepaling te lezen: „De
vergunningen worden tot wederopzeggens ver
leend".
De heer VAN CADSAND zou het liever
houden zooals het was. Hij zou alleen de door
Burgemeester en Wethouders voorgestelde
wijzigingen willen aanvaarden en steunt in
deze het voorstel van den heer De Kraker.
De heer DEN HAMER wil den heer Ver
linde volstrekt niet het recht ontzeggen een
voorstel tot wijziging te doen, maar acht het
toch niet raadzaam een pas vastgestelde ver
ordening te veranderen. De thans voorgestelde
wijzigingen zijn een gevolg van opmerkingen
van Gedeputeerde Staten en van inmiddels
nog gebleken leemten. Hij acht het echter
niet gewensoht aan de door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde wijzigingen nog uit-
breiding te geven. Er wordt nu wel gezegd,
dat men misbruik kan keeren door gebruik te
mak'en van art. 87, maar dat bedoelt toch iets
anders, dan het gebruiken van radio in open-
bare plaatsen. Hij hecht er aan de bepaling
te behouden.
De heer SCHEELE wijst er op, dat het
opnemen van de radio onder de instrumenten
waarvoor een vergunning noodig is, de con-
sequentie is van hetgeen vroeger reeds is
bepaald. Het is dan ook als zoodanig bij de
vaststelling der politieverordening aanvasrd.
Nu komt er op eenmaal een gedachte opdui-
ken, alsof daarin eenig gevaar verscholen is.
Was het nu niet beter het te laten zooals het
is en eens af te zien hoe het in de practijk
werkt?
De VOORZITTER zou den heer Verlinde
willen vragen, of er aanleiding is tot het doen
van zijn voorstel. Is het hem bekend, of de
aangenomen bepaling reeds aanleiding heeft
gegeven tot klachten?
De heer VERLINDE zou die vraag met een
tegenvraag willen beantwoorden, n.l.: heeft
de toestand zooals die was vodr de vaststel
ling der nieuwe verordening de noodzakelijk
heid van het opnemen dezer nieuwe bepaling
aangetoond
Tot op dit oogenblik heeft de nieuwe bepa
ling nog geen aanleiding kunnen geven tot
klachten, omdat zij nog niet in werking is
getreden.
Maar spreker herhaalt dit hij heeft
nog geen pertinent antwoord gehad op zijn
vraag. Hij voorziet van deze nieuwe bepaling
moeilijkheden en nu heeft de raad nog de
gelegenheid om die te voorkomen. Hij meent
toch wel te mogen aannemen dat, zoodra zou
blijken dat zich moeilijkheden voordeden, de
raad toch op dit besluit zou terugkomen en
daarom meent hij dat men het dan ook even-
goed nu kan doen, nu de verordening toch nog
moet worden gewijzigd. Het is vroeger goed
gegaan, het kan ook goed blijven gaan. Laat
ons zegt spreker het er thans uitlichten.
De VOORZITTER wijst er op, dat juist, om
dat het artikel vroeger .ten opzichte van
muziek enz. goed voldeed, Burgemeester en
Wethouders er ook de radio in hebben willen
opnemen, zij wenschten een verordening die
up to date was.
Als de heeren er geen bezwaar tegen heb
ben, in te grijpen ten opzichte van gewone
muziek, waarom hebben ze dat dan wel ten
opzichte van de radio? Hij kan het bezwaar
niet begrijpen. En wat de opmerking van den
heer Verlinde betreft, dat spreker geen ant
woord heeft gegeven op zijn vraag op welke
wijze spreker eventueel de vergunningen zai
verleenen, men zal het hem toch wel niet
euvel kunnen duiden, dat hij daarop niet in-
gaat, en zich niet direct voor de toekofnst wil
verbinden? Bovendien, als hij thans een
belofte deed, zou hij toch nog de vrijheid
behouden, die ook weer in te trekken.
De heer COLSEN meent, dat het er hier-
mede daarover gaat, of men het aanzetten
van een radio beschouwt als het maken van
muziek. Beschouwt men de radio als muziek
dan, dat is voldoende bekend, zijn verschil
lende heeren er tegen, ofschoon het van vol
doende bekendheld is, dat er verschillende
menschen van hun richting zijn, die op Zondag
ook de radio aanzetten, en dan is hij van oor
deel, dat de raad uit moreel opzicht ook een
cafehouder niet mag beletten zijn radio te
laten spelen, niet te hard natuurlijk, maar
dan, mijnheer de voorzitter zegt spreker
kunt u dat krachtens de verordening tegen-
gaan.
En dan wil hij naar aanleiding van deze
bespreking wel een waarschuwing richten tot
de overheid, om niet te veel te verbieden. Er
wordt in de laatste tijden veel geklaagd over
verwiWering van het jonge geslacht, en toe-
neming der zedeloosheid, hetgeen wordt toe-
geschreven aan het te veel naar Belgie gaan.
Doch indien dat zoo is, dan meent hij, dat onze
overheden daaraan voor een groot deel schuld
hebben, omdat in ons land bijna alles verboden
is. Het jongere geslacht wil zich ontspannen,
het wenscht iets anders, dan hier nog te
genieten valt. Daarom zoekt men dat over
de grens. Spreker waarschuwt er voor, hier
niet alle ontspanning weg te nemen. Hij
heeft, toen hij de desbetreffende artikelen in
het Dagblad van Zeeland en de Maasbode las,
naar de pen willen grijpen, om eens te wijzen
op de oorzaak van dien trek naar het buiten-
land. En dan moet hij ook constateeren, dat
velen, die zich hier en in de omgeving b.v.
tegen muziek op Zondag en andere dingen
verklaren, daar toch niet zoo afkeerig van
blijken te zijn, wanneer ze in Knocke, Ostende
of Blankeberghe vertoeven. Wanneer ook
zulke menschen die vermaken in het buiten-
land zoeken, is het dan te verwonderen, dat
ook onze jongelieden naar Belgie gaan om zich
te amuseeren?
Hij kent voor bevestigimg van zijn betoog
een mooi voorbeeld. Hij heeft qok al dikwijls
gezien, dat op Zondag een groot aantal jonge-
lui met den trein meegaat, om een bezoek te
brengen aan Selzaete. Maar half Qogst, dat
was op Zaterdag 15 Augustus, toen was het
kermis op Sluiskil. Toen gingen er op dien
feestdag met den trein geen naar Selzaete.
Om .zeker van de zaak te zijn, informeerde
spreker een paar dagen later in Selzaete bij
iemand waar de Sluiskilsche jongelui geregeld
komen en vroeg hem, of er op 15 Aug. ook
nog S'luiskillenaars waren geweeSt. Deze ant-
woordde echter ontkennend, er aan toevoe-
gende: ,,toen was er bij jullie iets te doen".
Als er iets te doen is, blijven de jongelui
dus tihuis.
Spreker heeft het voornemen gehad, in de
pers daarop eens te wijzen.
Men moet oak te Sas van 'Gent aan de grens
maar eens zien, hoeveel volk naar Belgie gaat.
Maar de overheid heeft daaraan ook schuld.
Men moet zorgen, <jat ons land ten slotte niet
het uitgelikte potje is! Wiat geeft het nu, dat
men in een caf<5 de radio laat spelen?
ISpreker wenscht .hierover stemim'ing. Als er
leden zijn die het principieel beschouwen en
zeggen, wij zien het als muzie'k, die wij niet
wenschen, dan zullen zij er tegen moeten
stemmen, maar dan zullen dezen zlchzelf ook
van het aanzetten van de radio moeten ont-
houden.
De heer DEN HAMER verklaart niet tegen
het spelen van de radio be zijn, doch hij wil
niettemin de bepaling behouden, omdat dan
zoo noodig regelen'd kan worden opgetreden
en de vergunning tot wederopzeggens kan
worden verleend.
De heer VAN DRIEL vraagt gelegenheid
zijn stem te motiveereh. Van lieverlede is het
dabat over deze kwestie in een principieel
de'bat verloopen. Hij wenscht daaraan niet
mee te doen. Zijn standpunt ten deze is, dat,
nu het desbetreffend artikel zoo is aange
nomen, dit nu ook maar zoo moet blijven. 'Hij
schaart .zich in dat opzicht aan de zijde van
Burgemeester en Wethouders en zal tegen het
voorstel1 van den heer Verlinde stemmen.
Bij de stemming verklaren zich 7 leden voor
en 7 tegen dat voorstel.
Voor stem/men de heeren Verlinde, Lam-
breclhtsen van Ritthem, Duurinck, Van
Hecike, Colsen, 't Gilde en De Vos; tegen
steimtnen de heeren De Bruijn, Van Cadsand,
Sdheele, Riemens, De Kraker, Van Driel en
Den Hamer.
5. Vaststellen sehoo 1 geIdverordfning.
Burgemeester en Wethouders deelen aan
den gemeenteraad mede, dat de thans gelden-
de schoalgeldverordening, vastgesteld in de
verga'deringen van 30 Juli/19 Novemlber 1936,
tot 1 Januari a.s. Koninklijk is goedgekeurd,
zoodat deze thans opnteuw moet worden vast
gesteld.
'De toepassing der bestaande verordening
geeft tot geen opmerkingen aanleiding, de op-
brengst van het scho.olgeld is even hoog als
onder de ou'de verordening, en waar de be-
grooting voor 1938 verhooging van het tarief
niet noodizakelijk maakt, stellen zij voor, de
verordening onveranderd vast te stellen.
Met algemeene stemmen wordt al'dus be-
sloten.
6. Wijziging legesverordening.
Burgemeester en Wethouders deelen den
raad het volgende mede:
Bij Koninklijk besluit van 31 Maart 1936
zijn nieuwe voorschriften vastgesteld betref-
fende de bemlkingsboekhoudimg. In artikel
105 van deze voorschriften is voorgeschreven
voor het verstrekken van inlichtingen of op-
gaven uit het bevolkingsregister of registers
van den Burgerlijken Stand aan openbare in-
stellingen en bedrijven leges te berekenen.
Het tarief behoort door den gemeenteraad
vastgesteld te worden met inachtneming van
de in het Kon. Besluit gestelde regels. Per
inlichting of opgave mag ten hoogste een ver-
goeding van f 0.05 worden gevorderd, terwijl
voor een geldig blijvend abonnement voor 100,
500, 1000 en 10.000 stuks afnemende bedragen
in rekening moeten worden gebracht. De hier-
bedoelde openbare lichamen zullen in de eerste
plaats zijn de diverse raden van arbeid en
rijksverzekeringsbank. Terwijl ook lichamen
als P.Z.E.M. en Waterleiding Mij hieronder
kunnen vallen.
Waar het verstrekken van deze inlichtingen
voor de gemeentesecretarie werkzaamheden
met zich brengt is het billijk hiervoor een ver-
goeding te vorderen.
Het tweede lid van artikel 105 bepaalt dat
de gemeenteraad dit tarief ook van toepassing
kan verklaren op inlichtingen of opgaven ver-
strekt voor een wetenschappelijk of philantro-
pisch doel. Wij zijn evenwel van meening, dat
het verstrekken van deze inlichtingen in het
algemeen belang zooveel mogeiijk gratis dient
te geschieden.
Een voorstel tot wijziging der legesverorde
ning gelieve U hierbij aan te treffen.
De raad der gemeente Ter Neuzen,
besluit
a. De verordening op de heffing van leges
ter secretarie en van rechten wegens verrich-
tingen van de ambtenaren van den burger
lijken stand in de gemeente Ter Neuzen, als
volgt aan te vullen:
Art. 1 sub C. Voor nasporingen in, inlich
tingen of opgaven uit het bevolkingsregister
of registers van den burgerlijken stand, ten
dienste van openbare diensten, uitgezonderd
die genoemd in art. 104, 2e lid van het besluit
bevolkingsboekhouding 1936, en andere open-
bare instellingen en bedrijven is verschuldigd:
per nasporing
S 0,05
per geldig blijvend abonnement van
100 nasporingen
4,50
per geldig blijvend abonnement van
500 nasporingen
20,—
per geldig blijvend abonnement van
1000 nasporingen
35,—
per geldig blijvend abonnement van
10000 nasporingen
300,—
Inlichtingen of opgaven bestemd voor een
wetenschappelijk of philantropisch doel vallen
niet onder d'e bepaling dezer legesverordening.
Art. 1 sub E. Na verstrekken opgaven
burgerlijken stand" wordt gelezen ,,en bevol
kingsregister"; na ,,huwelijksvoltrekkingen"
wordt gelezen ,,en ingekomen en vertrokken
personen".
b. in te trekken artikel 1 sub F.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
7. Vernieuwing erlpachtsovereenkomst met
het Rijk.
Daze maand venvalt aldus sohrijven
Burgemeester en Wethouders aan den ge
meenteraad de overeenk'oonst met het Rijk
inzaike de uitgifte in erfpaoht van het perceel
grond waarop is gebouwd de ojjenlbare lagere
school D te Sluiskil met onderwij'zerswon'ing.
Het Rijik is genegen een nieuwe overeen-
komst met de gemeente te treffen volgens
de ter inzage liggehde ontwerp-akte.
Uit deize ontwerp-aikte blijkt, dat de erf-
pachtsuitgifte gesch'iedt voor een termijn van
5 jaren, terwijl zoowel de Staat als de ge
meente bevoegd is het erfpadh'tsrecht te alien
tijde 6 maanden na de opzegging te doen ein-
digen.
De erfpachtskanon bedraagt voor het ge-
heele perceel ter groot'te van 6.33 Are f 32.
Wij stellen u voor de erflpacht met de Staat
der Nederlanden te verlengen overeenkomstig
de ontwerp-aklte.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
8. Vaststelling verordening betreffende
het beroep bedoeld in de artt. 13, 15, 17
en 18 van het reglement autavervoer
personen.
Burgemeester en Wethouders schrijven aan
den gemeenteraad:
Bij het reglement autovervoer personen,
is ingevoerd een vergunningsstelsel voor het
exploiteeren van motorrijtuigen tot vervoer
van personen.
De vergunningen worden verleend door
Burgemeester en Wethouders met beroep op
den raad. Wij achten het gewenscht, dat een
nadere regeling van het beroep op den raad
wordt vastgesteld, waarom wij u voorstellen
vast te stellen het navolgende besluit:
De raad der gemeente Ter Neuzen,
gelezen het voorstel van Burgemeester en
Wtethouders d.d. 7 September 1937;
gelet op de artt. 13, 15, 17 en 18 van het
Reglement autovervoer personen;
besluit
vast te stellen de navolgende verordening
betreffende het beroep bedOeld in de artt. 13,
15, 17 en 18 van het reglement autovervoer
personen.
Artikel 1.
Van een besluit van Burgemeester en Wet
houders, betreffende:
a. aanvragen om vergunning voor de uit-
oefening van een autoibusdienst binnen de
gemeente;
b. aanvragen om vergunning voor de uit-
oefening van toerwagenritten binnen de
gemeente;
c. aanvragen om vergunning voor de expl'oi-
tatie van taxi's;
d. aanvragen om vergunning voor de ex-
ploitatie van huurauto's;
kan ,de aanvrager of houder van de vergun
ning of diens gemachtigde binnen dertig
dagen na de verzending van de desbetreffende
kennisgeving bij den gemeenteraad in beroep
komen.
Artikel 2.
Het beroep wordt ingesteld bij een aan den
gemeenteraad te richten verzoekschrift, het-
welk moet bevatten:
a. naam en woonplaats van den belang-
heWbende, of diens gemachtigde;
b. dagteekening en nummer van het besluit,
waartegen het beroep is gericht;
c. de gronden waarop het beroep berust;
d. een aanduiding van de beslissing, die be-
langhe'bbende wenscht.
Artikel 3.
In de eerstvolgende zitting van den ge
meenteraad, volgende op den datum van in
diening van het verzoekschrift neem't de ge
meenteraad eene beslissing.
Artikel 4.
Van het besluit van den gemeenteraad
wordt door Burgemeester en Wethouders,
onverwijld kennis gegeven, door toezending
van een afschrift aan hem, die het beroep
heeft ingesteld, of aan zijn rechtverkrijgende.
Artikel 5.
Indien het raadsbesluit strekt tot het ver
leenen van de vergunning, geldt de kennis
geving, bedoeld in het vorige artikel, als een
door Burgemeester en Wethouders verleende
vergunning
Met algemeenestemmen wordt aldus
besloten.
9. Aanvulling capitulantenverordening.
Burgemeester en Wethouders deelen mede,
dat is ingekomen een schrijven van Gedepu
teerde Staten van Zeeland, waarin deze, met
verwijzing naar een uittreksel uit het schrij
ven van den Directeur van het Centraal Capi-
tulantenbureau, Burgemeester en Wethouders
uitnoodigen, zoo noodig door toepassing van
art. 151, 2e lid, der Gemeentewet te be-
vorderen, dat de in bedoeld uittreksel genoem-
de betrekking alsnog in de Capitulantenver
ordening, zooals die door den gemeenteraad op
19 November 1936 is vastgesteld, wordt opge-
nomen.
Het uittreksel uit het schrijven van den
Directeur van het Centraal Capitulanten-
bureau luidt als volgt:
Uit het overgelegde courantenverslag van
de raadsvergadering van Ter Neuzen blijkt
mij, dat niet alle leden van den gemeenteraad
een behoorlijk inzicht hebben in de strekking
en de toepassing van de belangen van het
Capitulantenreglement 1935.
Immers, van ,,thuis sturen" van een capitu-
lant voor eenigerlei betrekking kan nooit
sprake zijn zonder dat men het capitulanten-
stelsel me£r zou schaden dan bevorderen. Het
is mij daarom verre om ooit een dergelijke
toepassing aan voorgeschreven bepalingen te
geven. Trouwens, in de 14 maanden, dat het
stelsel werkt, is nog nimmer een capitulant
in een functie geplaatst zonder dat te voren
met het tot benoemen bevoegd gezag niet
alleen ter zake overleg was gepleegd, maar
ook geheele overeenstemming was bereikt.
Bovendien wat in voormelde raadsvergade
ring is aangevoerd tegen de aanwijzing van de
functie van ,,klerk bij de arbeidsbeurs", kan
met evenveel recht worden gezegd tegen de
aanwijzing van de betrekkingen van bode,
agent van politie en ongeschoold arbeider, met
welke aanwijzing de gemeenteraad zich blij-
kens het gestelde in de reeds tot stand ge
brachte capitulantenverordening wel heeft
kunnen vereenigen.
De vraag, welke deze quaestie beheerscht, is
echter deze: kan een capitulant, hoe goed zijn
capaditeiten overigens ook zijn, de taak wel
vervullen, welke verbonden is aan de functie
kvan klerk b'ij de arbeidersbeurs, speciaal in de
gemeente Ter Neuzen, waar deze functionaris
ook bemoeienis heeft met de steunverleening
aan werkloozen?
Ik meen deze vraag zonder voorbehoud be-
vestigend te mogen beantwoorden, aan de
hand van mijne bevindingen met het in onder-
scheiden gemeenten in dienst gestelde perso-
neel voor de steunverleening en na overleg met
een tweetal rijkscontroleurs voor de steun
verleening. Niet iedere capitulant, die de ver-
eischte schoolontwikkeling bezit, zal voor de
hier besproken taak geschikt zijn, maar aan
den anderen kant mist de stelling, dat geen
enkele cajlitulant in de bedoelde functie op
zijn plaats zou zijn, elken goeden grond.
Teneinde aan het verlangen van Ged. Staten
te voldoen, stellen Burgemeester en Wethou
ders voor het volgende besluit te nemen:
De gemeenteraad van Ter Neuzen,
gelezen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders van 7 September 1937,
besluit:
in de Staat, bedoeld in artikel 1 der Capitu
lantenverordening voor de gemeente Ter Neu
zen, vastgesteld dd. 19 November 1936 op te
nemen Ambtenaar bij de Arbeidsbeurs, onder
no. 19 van de candidatenlijst bedoeld in bijlage
A van het capitulanten besluit 1936, St.bl.
no. 542.
De heer 't GILDE geeft, ook namens zyn
fractie, te kennen, dat het wel een beleefd
verzoek is, doch dat zij op hetzelfde standpunt
blijven staan en er niet aan wenschen te vol
doen. Wenscht men dan van hooger hand de
wijziging op te leggen, dan moet men dat maar
doen. De raad heeft ten slotte in deze niets
te zeggen, doch hij kan dan toch zijn stand
punt doen kennen.
De heer VERLINDE en DE KRAKER ver
klaren ook te zullen tegenstemmen.
Het voorstel wordt verworpen met 11 tegen
3 stemmen.
Voor stemmen de heeren De Bruijn, Van
Cadsand en Scheele; tegen stemmen de heeren
Verlinde, Lambrechtsen van Ritthem, Riemens,
De Kraker, Duurinck, Van Heake, Colsen, Van
Driel, 't Gilde, De Vos en Den Hamer.
10. Trekking der afdeelingen voor het on-
derzoek der gemeentebegrooting dienst
1938.
De VOORZITTER noodigt de leden uit over
te gaan tot het trekken der afdeelingen voor
de gemeentebegrooting. De begrooting zal de
volgende week aan de leden worden toegezon-
den. Het ligt in de bedoeling de afdeelings-
vergaderingen te houden op 6 en 7 October a.s.
De leden kunnen dan bereids hiermede reke
ning houden.
Het resultaat der trekking is, dat tot de
eerste afdeeling zullen behooren de heeren
Verlinde, De Kraker, Duurinck, Van Driel, De
Vos, De Bruijne en Van Cadsand; tot de twee
de de heeren Lambrechtsen van Ritthem, Rie
mens, 't Gilde, Colsen, Van Hecke en Den
Hamer.
11. Ontheffing hondenbelasting, dienst 1937.
Naar aanleiding van daartoe ingekomen
verzoeken, stellen Burgemeester en Wethou
ders voor:
ontheffing te verleenen van hun aanslag in
de hondenbelasting aan J. B. Ruben, A. L. de
Doelder, M. M. Rouw, J. Greve te Wageningen,
A. B. Elve, G. van den Bergen, D. de Ruijter
en J. Tollenaar, ieder f 2,aan J. A. Rie
mens, A. J. Platteeuw en W. Verdoorn ieder
4,en aan E. F. Willems j 0,50.
Met algemeene stemmen wordt aldus
besloten.
Het tweede lid van art. 151 der Ge
meentewet luidt: Vorderen de wetten, maat-
regelen, reglementen of verordeningen eene
bepaalde medewerking van den raad en wordt
die cjoor dezen geweigerd, dan voorzien Bur
gemeester en Wethouders daarin".
(Wordt vervolgd.)