ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN STAR KWALimn AKKERTJES o. 9640 Om een kind. VRIJDAG 6 AUGUSTUS 1937 77e Jaargang Binnenland Feuilleton 10 CT. TWEEDE BLAD KMNte RADION WIT- DE NATUUR BLEEK CEEVENAARD wmmjmwwm))))!))!)))))))))) BLAUW BAND VOL AROMA WIT BAND EXTRA LICHT AKKER-CACHE - I M tmiKamamman HMutmc-sz-i rhr.- •••i-ir?'«a-*.rc Z-isjvr-Wf M» W fMn&nF F. A«MK«Mntflfl tamxsmrtw m wtwwmsni - CTwr>warw'*rv)6*«s5i^«»-waiwr.-j:»?«j <r" ROMAN VAN NOREERT GARAI. (Nadruk verboden.) 25) Vervolg. ,,Zoolang buiten ons niemand weet, dat het mij bekend was, wie mr. Mitchell is, zoolang zal niemand mij kunnen beschuldigen." „En uw geweten?" vraagt hij spottend. „Ik heb het gevoel, dat de justitieele machinerie u ten onrechte gevat en vemie- tigd heeft. Ik houd het voor mijn plicht u te helpen". En om haar woorden hun wellicht wat al te plechtig karakter te ontnemen, laat zij er op overdreven zakelijken toon op volgen: „U moet mij nu eerst eens alles nauwkeurig ver- tellen! Wie was de man, die in de heide bij Kensington verm«ord is gevonden? Wie was de moordenaar...*.. ,,M'n hemel, miss Osbom", zegt Coverley radeloos, ,,u staat op het punt een geweldige domheid te begaan U mengt zich in dingen, die buitengewoon gevaarlijk voor u kunnen worden. Waarom doet u dat?" En Nicolle moet aan een oude Chineesche spreuk denken, die zij eens in de werken van Li-tai-po heeft gelezenDat is nu eenmaal het noodlot, dat men tegen den eenen mensch slechit moet zijn en goed voor de anderen. IHet noodlot ,,Vertellen... bromt Coverley, terwijl hij ontstemd de kamer op en neer loopt. „U ver- tellen Wat begrijpt u van het leven? U bent nog veel te jong!" DEFILE VAN BUITENLANDSCHE PADVINDERS VOOR PRINSES JULIANA. Op 11 Augustus zullen de buitenlandsche deelnemers aan de wereldjamboree, voorzoo- ver zij dan nog in ons land aanwezig zijn, een excursie ondememen en om kwart voor ddn te Soestdijk voor Prinses Juliana defileeren. Vermoedelijk zal Prins Bernhard mede aan wezig zijn. GELDMIDDELEN EN LEDENTAL DER MODERNE VAKBEWEGING. Het Nederlandsch Verbond van Vakvereeni- gingen heeft een overzicht het licht doen zien over den omvang en geldmiddelen der bij het verbond aangesloten vakorganisaties. De inkomsten van de tot het N.V.V. toe- getreden bonden bedroegen in 1936 totaal if 5.832.600 tegen 5.802.600 in !het daaraan voorafgaande jaar. De uitgaven dezer organi- saties beliepen 5.062.500 tegen f 5.226.500 in 1935. De hoogste inkomsten hadden de Metaal- bewerkersbond met f 920.000 en de Transport- arbeidersbond met 751.700. Aan contributies werd door de gezamenlijke organisaties 5.005.700 geind, tegen f 5.173.500 in 1935. De vermogens der gezamenlijke organisatieis zijn hooger dan in 1936. Deze bedroegen op 1 Januari van dit jaar 16.810.300 tegen 16.040.200 op 1 Januari 1936. Op 31 Decem ber 1936 beliepen de bondskassen totaal 9.801.688, de weerstandskassen 4.474.385 en andere f 2.324.780. Boven het millioen waren de bondskassen der bouwvakarbeiders, diamantbewerkers en van het averheldspersoneel. Wat de weer standskassen betreft waren boven het millioen die van de metaalbewerkers 2.440.854) en van de typografen (f 1.134.803 De uitkeeringen, verstenkt uit de werkloo- zenkassen, bedroegen in de jaren 1930 tot en met 1936 achtereenvolgens f 6,8 millioen, f 12,6 millioen f 13,,1 millioen, f 12,2 millioen, 9,4 millioen, 8,3 millioen en f 7,5 millioen. Het aantal led-en der aangesloten organisa ties, inclusief adspiranten, ibedroeg op 1 Jan. 1929 220.545, op 1 Januari 1933 339.403, op 1 Januari 1936 287.418, op 1 Jan. 1937 285.352. Het totaal ledental van het N.V.V. (zonder adspirantleden) is met 0.9 pet. gedaald, tegen 4.3 pot. in 1935 en 7.2 pet. in 1934. De twee organisaties met meer dan 30.000 leden zijn de Metaalbewerkersbond met 41.469 en de Transportarbeidensbond met 33.716 leden. DE RAMP VAN DE FLAMINGO. Men meldt uit Amsterdam aan de N. R. Crt. Naar de heer P. Guilonard, onder-directeur van de K.L.M., ons Woensdagoohtend mee- deelde, belt men bij de K.L.M. sterk over naar de meening, dat er een brand in de kajuit de oorzaak van de ramp van de Flamingo zou zijn geweest, hoewel en daarop moet zeer sterk de nadruk worden gelegd nog geen enlkele vastomlijnde conclusie is getrokken, door hen, die zich of wel van de zijde van de Belgische regeering of wel van de zijde van de K.L.M. met het onderzoek bezighouden. Men heeft aanvankelijk sterk aan een motorstoring gedacht, zoo zeide de heer Guilonard en het relaas van de ooggetuigen heeft deze meening versterkt. Men herinnert zich hoe ooggetuigen zeer positief verklaard'en, dat zij den linker- motor hadden zien branden, toen het vflegtuig omlaag viel. Thans staat echter vast, dat de ramp geheel andere oorzaken heeft gehad dan men oor- spronlkelijk veronderstelde. De motoren, die door d-e deskundigen zijn uitgegraven, bleken geheel in orde te zijn, waarmee het argument van een motorstoring i!s vervallen. Verschei- dene aanwijzingen heeft men thans, dat er brand in de kajuit moet zijn ontstaan, waar- van men echter nog niet weet hoe. De brand moet met groote snelheid om zich been hebben gegrepen en de zich in het toestel bevihdende personen moeten vrijwel onmiddellijik door den verstikkenden rook, die in de betrekkelijk kleine ruimte hing, bedwelmd zijn geraakt. Waarschijnlijk zijn zij dan ook al gestikt voor het vliegtuig op den grond terechtkwam. De schouwing, die door de doctoren op de lijken werd verricht heeft dit positief uitge- wezen. Bewijzen voor een brand in de kajlflt zijn o.a. een noodluik, dat op grooten afstand5 vhri de plaats, waar het vliegtuig neerkwam, gevonden werd, en dat aan de binnenzijde verbrand was. Aan de sluiting van dit luik mankeerde niets en dit bewijst, dat het op normale wijze geopend werd en dus niet door een explosie werd weggeslingerd. Waar schijnlijk hebben dan ook een of meer passa- giers getracht zich te redden. Een andere aanwijzing is een Meed, dat men heeft gevon den en dat slechts licht verbrand is, terwijl een witte pet waarschijnlijk toebehoorend aan een der leden van de bemanning ook brand- plekken vertoonde. Dit zou erop kunnen wijzen, dat de brand zich heeft voortgeplant naar de cockpit. De brand in de kajuit moet achterin zijn ontstaan. Een bewijs, daarvoor is de deur van de kajuit, die aan de binnen zijde geheel verbrand is. Aan stukken glas van de ruiten heeft men gesmolten duralu- minium gevonden. Voorts vond men nog een verbrand barogram. Er zijn dus voldoende aanwijzingen dat in de kajuit brand is ont staan, doch men staat echter voor de vraag hoe dit gebeurd kan zijn. Men kan denken aan kortsluiting, onvoorzichtigheid van pas- sagiens, blikseminslag en vele andere wijzen, waarop onverwachts brand kan ontstaan. Een conclusie over het ontstaan van den brand is dan ook nog niet getrokken en het is zelfs zeer de vraag of men ooit tot een con clusie dienaangaande zal komen. De ondlerzoekcommissies van de K.L.M. en de Belgische regeering, die de gevonden voor- werpen in beslag hebben genomen, zetten met bekwamen spoed het onderzoek voort en men hoopt, dat zij erin zullen slagen een bevredi- gende conclusie te vinden. Verder, zoo zeide ons de heer Guilonard, moet fir een hevige ibenzdnebrand gewoed hebben. Of en zoo ja, hoe de kajuitbrand en de benzinebrand met elkaar in verband staan, is nog niet opgelost. Men weet van beide branden niet, wielke het eerst begonnen is en hoe zij zijn ontstaan. Omtrent een lamp, die gevonden zou zijn en die nog wijzen zou op blikseminslag kon de heer Guilonard slechts med-edeelen, dat men van de vondst van die lamp niets bekend was. Of de zaaik voor het Belgisch gerecht behandeld zal worden, kon de hier Guilonard niet zeggen. HET VROUWENOVERSOHOT IN NEDERLAND. Blijkens de pas verschenen publicatie van het centraal bureau voor de statistiek, be- droeg het aantal inwoners van Nederland op 1 Januari 1937 8.556.920, waarvan 4.264.126 mannen en 4.292.794 vrouwen, aldus een vrou- wensurplus van niet minder dan 28.668. Door geboorte-overschot nam de mannelijke bevolking met een aantal van 51.347, de vrou- welijke met 46.405 toe, zoodat hierdoor de beVolking met 4942 mannen meer dan vrou wen toenam, terwijl door vestiging en ver- trek een vermindering plaats vond van 7895 mannen en 7443 vrouwen. Voor de bevol- kingsvermeerdering leverde dus 1936 in totaal 4490 mannen meer op dan vrouwen, met als gevolg, dat het vrouwensurplus in genoemd (Ingez Med.) ,,Desondanks vertrouwt u mij uw kind toe. Ik meen toch, dat u ,,Ja, 't is goed", valt hij haar met een af- werende handbeweging in de rede, om dan plotseling voor haar stil te staan en haar met een spottend lachje toe te voegen: ..U zoudt u toch leelijk de vingers branden". En bijna steunend laat hij er op volgen: „Er is im- mers al een mensch aan deze geschiedenis te gronde gegaan. Mijn vrouw! Zij heeft zich op- geofferd, omdat ze mij lief had en omdat ons kindZijn handen ballen zich tot vuisten. ,,En Jimmy is omgekomen. Hij was m'n vriend, een man, die door dik en dun ging met me. M'n vriend Bijna vijandig staart hij Nicolle aan. „Maar uVerduiveld wat hebt u met deze zaak te maken?" ,,Ik heb met u te doen", zegt Nicolle rustig. „Wat?" U, met mij? U bent niet goed wijs. Ik bezit in Australie land, geld en men- schen in overvloed. En vrienden? Aan elken vinger tien, als ik dat wil. En u zoudt met me te doen hebben? Laat u zich toch niet uitlachen!" ,,'En toch bent u daar in Australie, temid- den van al uw rijkdom en vrienden aan de drank geraakt!" zegt Nicolle geduldig en vriendelijk, alsof zij tot een zieke spreekt. Hij krimpt meen, alsof iemand hem in het gezicht heeft geslagen, maar na een oogenblik hervat hij zijn gejaagde wandeling door het vertrek. Nicolle wacht rustig zijn antwoord af. Eindelijk schijnt hij wat kalmer te zijn geworden, want plotseling laat hij zich lang- uit in een fauteuil vallen, vouwt de armen achter het hoofd tezamen en onafgebroken naar het plafond starend, begint hij te ver- tellen. Voor Nicolle ontrolt zich een even avon- tuurlijke als dramatische levensgeschiedenis in snel elkaar opvolgende beelden. jaar niet onbelangrijk daalde. Het aantal vrouwen op 1000 mannen, dat op 1 Januari 1936 nog 1008 bedroeg, was op 1 Januari d.a.v. 1007. Dit laatste cijfer beteekent een laagterecord, want de daling is behoudens zeer geringe schommelingen, van jaar tot jaar doorgegaan sedert 1 Januari 1830 toen er hier te lande nog 1045 vrouwen waren op 1000 mannen. Opmerkelijk is, dat de kleinere gemeenten van 20.000 en minder inwoners 'n mannensur- plus hebben. Dit laatste is niet altijd zoo ge weest, aangezien die gemeenten op 1 Januari 1830 nog 1007 vrouwen hadden op 1000 man nen, doch tusschen 1849 en 1859 geraakten de mannen in de meerderheid en de toestand bleef zich daar ten gunste van de vrouw ont- wikkelen door een voortdurende daling tot 965 vrouwen op 1000 mannen per 1 Januari 1937. In de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners daalde het cijfer gedurende de laat ste eeuw van ongeveer 1200 tot 1072 op heden en in de gemeenten met 20.000 tot 100.000 inw. van 1057 tot 1029. Uit een en ander kan wel worden geconcludeerd dat de grootste gemeenten ook het grootste vrou wensurplus hebben en dat met het voort- schrijden der jaren in alle gemeenten het vrou wensurplus daalt en in de kleine gemeenten het mannensurplus stijgt. In de kleinste ge meenten met 5000 en minder inwoners zijn slechts ruim 943 vrouwen op 1000 mannen. Voor de zeven grootste gemeenten zijn de cijfers als volgt: Amsterdam 380.153 m.ven 403.198 vr., Rotterdam 297.685 m. en 300.936 vr., Den Haag 225.260 m. en 261.494 vr., Utrecht 78.184 m. en 83.642 vr., Groningen 55.808 m. en 60.934 vr., Haarlem 63.699 m. en 69.606 vr. en Eindhoven 52.406 m. en 52.387 vr. Opmerkelijk is hierbij, dat Eindhoven een weinig meer mannen dan vrouwen heeft. Gelet op de provincies hebben Noord-Bra- bant, Gelderland, Zeeland, Friesland, Over- ijssel, Drenthe en Limburg een mannensur plus en Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht en Groningen een vrouwensurplus. DE NIEUWE LEGERORGANISATIE Zullen loting en vrijstelling wegens broederdienst verdiwijnen De N. R. Crt. schrijft: In ons avondblad van Zaterdag j.l. hebben wij medegedeeld, dat in de naaste toekomst het jaarlijksche contingent zou worden ge- bracht op 32.000 man. Naar wij uit goed ingelichte bron ver- nemen, zal ook reeds in 1938 het contingent belangrijk uitkomen boven het tot heden toe normale van 19.500 man, in de wet op den dienstplicht genoemd. Verschillende teekenen wijzen daarop. Een van die teekenen is het volgende: Zjj, die van den commissaris der Koningin bereids de mededeeling hadden ge- kregen, dat zij wegens broederdienst voor goed waren vrijgesteld van den militairen dienst, hebben thans (ingevolge de wet v#n 22 April 1937, Staatsblad 500) bericht ontvan- gen, dat de vrijstelling hun aangekondigd I wegens broederdienst geacht wordt, slechts i voorloopig te zijn verleend. „Of", zoo luidt verder de Kennisgeving van bestemming en inlijving, „deize vrijstelling later zal moeten worden ingetrokken, dan wel of zij zal over- gaan in een vrijstelling voorgoed, zal afhan- gen van een beslissing, welke genomen zal worden, nadat een te wachten nadere wet zal zijn tot stand gekomen. Indien de vrijstelling wordt ingetrokken, zal u o.a. voor eerste oefening moeten opkomen." Deze toevoeging aan genoemde kennis geving duidt er op, dat bij deze nadere wet de voorloopige vrijstelling inderdaad zal wor den ingetrokken. Anders ware de nadere wet ook wel totaal overbodig. Een aantal jongelieden van de lichting 1938, dat er reeds rekening mee had gehouden niet te worden ingelijfd voor eerste oefening, om dat ze wegens broederdienst waren vrijge steld, zal dus zeker nader worden opgeroepen. Hoe groot dat aantal zal zijn, hangt van be- paalde omstandigheden af, en wel voomame- lijk van de vordering der voorbereidende maatregelen om zulk een belangrijk grooter contingent te kunnen legeren en oefenen. Wij vememen, dat de hierbedoelde jonge mannen hoogstwaarschijnlijk zullen worden ingedeeld bij de tweede ploeg, die in Maart 1938 onder de wapenen komt. Een eenvoudige berekening wijst uit, dat met de nu gepubliceerde plannen voor oogen 6n de loting en de vrijstelling wegens broeder dienst wel geheel kunnen verdwijnen. Thans is de toestand zoo, dat jaarlijks ongeveer 75000 jongelieden worden ingeschreven. Daar- l van hebben aanspraak op broederdienst pl.m. 25.000 jonge mannen. Blijft 50.000. Het per centage der afgekeurden is ongeveer 40. Niet meer dan 30.000 jongelieden komen dus in aanmerking om voor eerste oefening te wor den opgeroepen. Neemt men in aanmerking, dat kostwinners, geestelijken en enkele andere kleine groepen nog afvallen, dan is duidelijk, dat de vrijstelling wegens broederdienst in 1939 zeker niet meer zal kunnen worden ver leend. De toestand wordt dan dus zoo, dat van het normale aantal ingeschrevenen van 75.000 man, die alien in aanmerking komen voor den gewonen dienstplicht, bij even strenge keu- ring als thans 40 pet. of 30.000 zullen worden afgekeurd. Er blijven dan 45.000 man over, d.i. nog 13.000 meer dan het nieuwe contingent. Maar art. 27 van de dienstplichtwet zegt, dat het contingent van 19.500 man zal wor- i den vermeerderd met het getal dergenen, die I tot den gewonen dienstplicht opgeroepen in een vorig, door de Kroon aangewezen jaar, zijn in gebreke gebleven, vrijgesteld, ontsla- gen, afgekeurd enz. Het totale aantal dezer uit elke lichting aldus verdwijnenden is even- eens niet gering, n.l. niet minder dan 30 pet. Bij een lichting van 32.000 man ontloopt dat dus de 10.000 man niet veel. Er zou dan nog een speling zijn van een paar duizend man, doch daarin bevinden zich nog kostwinners, geestelijken enz., de categorien, waarop we hierboven ook reeds wezen. Het zou ons dus begrijpelijk voorkomen, indien, waarover ook werkelijk gedacht wordt, de loting totaal werd afgeschaft. Trouwens door een wat ruimer interpretatie van het begrip kostwinner zou de marge van enkele duizenden jonge mannen, reeds dadelijk zeer sterk inkrimpen. Dat de loting bij het tegenwoordige con tingent reeds weinig meer beteekent, blrjkt hieruit, dat dit jaar niet meer dan 574 jonge lieden zijn vrijgeloot. Ook aan hen is de mede deeling gedaan, dat zij slechts geacht worden voorloopig te zijn vrijgesteld van eerste oefe ning. IS EEN RIJKSSTEUNREGELING VOOR SOHIPPERS MOGELIJK? Ter gelegenheid van het bezoek van de deelnemers aan den vacantiecursus van het Onderwijsfonds voor de scheepvaart, die Dinsdagmiddag met het instruetievaartuig Prinses Juliana te Arnhem zijn aangekomen, werd des avonds in de groote zaal van hotel Royal een vergadering gehouden onder leiding van den directeur van het Onderwijsfonds, den heer G. de Jong. In deze vergadering heeft de heer J. Lentz, rijksinspecteur voor de bevolkingsregisters te 's-Gravenhage, een lezing gehouden- over het onderwerp: Wat moet allereerst geregeld wor den voor dat een rijkssteunregeling voor schip- pers mogelijk is? De heer Lentz ving zijn inleiding aan met er aan te herinneren, dat de regeering in het jaar 1933 een commissie in het leven heeft geroepen ter bestudeering van dit vraagstuk. Sindsdien is de oeconomische toestand der schippers veel slechter geworden en van vele kanten is op een steunregeling aangedrongen. Er zijn voorstellen gedaan om een schippers- fonds voor dit doel in te stellen. Maar heeft men gedacht aan de tallooze moeilijkheden, die zich zullen voordoen, zoodra dit fonds moet i gaan werken? De heer Lentz waarschuwde autoriteiten, organisaties en belanghebbenden, voor dien misstap. Daar de schippers niet steeds op dezelfde plaats wonen, zijn verschillende administratieve maatregelen, welke normaal i zijn voor walbewoners, op hen niet toe te I passen. De domicilie-gemeente van den schipper ontvangt echter jaarlijks voor ieder lid van zijn gezin een uitkeering uit .het gemeente- fonds ter bestrijding van de algemeene bestuurskosten. De schipper betaalt daaraan mee. Heeft hij steun noodig, dan moet hij naar het bestuur der gemeente, waar hij dan toevallig verblijft. Maar daar beschouwt men hem als een lastpost, iemand met wien men eigenlijk niets te maken heeft. De schipper spreekt van zijn domicilie, maar hij heeft er feitelij.k geen. Iedere amb- tenaar kan op goede gronden weigeren een huwelijk te sluiten tusschen schipperskin- Ingez. Med. deren. Als hij dat niet doet, berust het op welwillendheid, niet op de wet. Ook het kiesrecht van den schipper wordt beheerscht door de welwillendheid van de zoogenaamde domicilie-gemeente om hem op de kiezerslijst te plaatsen, een recht, waarvan hij inmiddels maar al te vaak geen gebruik kan maken. Met behulp van de cijfers van het register van schipperskinderen van den leerplichtigen leeftijd, korten tijd geleden door het Onder wijsfonds voor de scheepvaart gepubliceerd, wees spr. verder op het tekort zelfs aan lager onderwijs voor de schipperskinderen. In 1936 bezocht-en 3443 schipperskinderen geen school! Na ook nog gewezen te hebben op de finan- cieele moeilijkheden van gemeenten, waar veel schippers komen, die er geen domiciiie hebben, gaf de heer Lentz in groote lijnen aan wat z.i. noodig is voor een organisatie waarbij aan de schippersbevolking en aan de overheid de waarborg wordt gegeven, dat deze bevolkings- groep, die slechts in rijksverband en niet in gemeentelijk verband kan worden gezien, op gelijke wijze als de vaste bevolking haar belangen kan behartigen en haar verplichtin- gen kan nakomen. Daarvoor is z.i. noodig een centrale registra- tie.van de varende bevolking, het verstrekken door de centrale instanties van legimitatie- boekjes aan de schippers, waarmede deze in elke willekeurige gemeente, waar zij verblrj- ven, hun rechten kunnen doen gelden of hun pliehben venvullen, waarmede zij dus in elke gemeente worden beschouwd en behandeld als gelijkwaardig aan ieder inwoner dier gemeente. Tenslotte zette spr. uiteen hoe door de instelling van een centraal orgaan de door hem ontworpen regeling mogelijk is. De vergadering was zeer druk bezocht. Ook de burgemeester van Arnhem, de heer H. P. J. Bloemers, en verschillende ambtenaren op gemeentelijk administratief gebied uit Arnhem en omliggende plaatsen gaven van hun belang- stelling blijk. Ge kunt niet overal alles krijgen. Neemt U daarom zelf een doosje "AKKERTJES" mee, om bij de hand te hebben bij hoofdpijn, „wagen- ziekte", kiespijn, en andere pijnen, maar ook bij 'n kou, 'n griep, enz. Koker met 42 stuks 52 ct. Zakdoosje, 3 stuks 20 ct. (Ingez. Med.) Het is nu vier jaar geleden Directeur Gordon van -de Estna fabrieken tracht zich door een proces het recht te ver- zekeren op een door Gwvertey gedane uitvih- ding. Voor het getuigenhekje staat Reeves. Hij antwoordt kalm en weloverwogen op de vragen van den president. Ja, het betreft hier een uitvinding, waaraan hij voor vijftig pro- cent heeft meegewerkt. Tezamen met Cover- ley heeft hij in de Estna-fabrieken alle expe- rimenten en proefconstructies, welke tot de uitvinding leidden, meegemaakt. Hij schijnt de redelijkheid in persoon en liegt met een zekerheid, die iemand het bloed naar het hoofd doet stijgen. Coverley en zijn vrouw verlaten het paleis van justitie. Beiden beseffen, dat door zijn, onder eede afgelegde verklaring, hun lot be- zegeld is. Er blijft hun niet veel tijd voor overleg. Een taxi. Naar het bureau van de Crosland Company. De teekeningen van de uitvinding worden overgel-egd, de koopsom uitbetaald in een cheque op de Credit Lyonais te Parijs, den volgenden dag inwisselbaar. Een taxi. Naar huis. Een laatste blik op het kind. Weer een taxi, naar het vliegveld. Parijs. Hij dwaalt door de straten. Zijn zakken volgepropt met bankbiljetten van dui zend franc. Zijn signalement in de Engelsche bladen. Bevel tot inhechtenisneming wegens verduistering van fabrieksgeheimen. Er blijft hem maar een ding over: verdwijnen. Zoo spoedig mogelijk verdwijnen! Maar hoe? Havenkroegen in Marseille met dik beslagen vensters, die het onmogelijk maken een blik naar binnen te werpen, en walmende petro- leumlampen. Daar maakt hij kennis met Jimmy, een aan lager wal geraakte Ier, die op het onzalige idee is gekomen de wereld in te gaan. Hij komt niet verder dan Marseille en verdrinkt daar in e£n nacht zijn geheele bezit. Jimmy is zijn man. Naar Australie wil hij en Jimmy zal hij meenemen. Australie! Dat is het land voor vluchtelingen als hij, iemand, die spoorloos moet verdwijnen. Jimmy heeft voortreffelijke relaties onder het eerzame gilde der menschensmokkelaars, die zich bezig houden met het vervaardigen van valsche passen en op alle mogelijke manieren de politie om den tuin weten te leiden. Dan gaat het met Jimmy dwars door den donkeren nacht, achter een man aan, die er met zijn wijde gummi-jas uitziet als een wan- delende duikerklok. Een ijzige wind, die het zilte vocht in het gezicht blaast, over een drassigen grond, taai als leer, waarin de voet bij elke schrede vastzuigt. Dat is ons afscheid van Europa. Ja, Jimmy, je was een pracht kerel. Alleen dat drinken had je moeten laten. Nou ja, ik begon natuurlijk steeds vaker mee te drinken. Dat is daar in Australie immers je eenige troost En voor de rest loopt alles verkeerd. Koop ik een farm, den eersten den besten zomer verdroogt alles, wat op het land staat en komen m'n schapen om van dorst. Heele kudden tegelijk crepeeren. Koop ik een goud- ader in de opgedroogde bedding van een rivier, dan valt de regen na een paar dagen in stroo- men neer. Wekenlang regen en nog eens regen. De rivier wordt een bruisende stroom. Tenten, kisten, auto's, alles spoelt weg. Tenslotte Melbourne, waar ik kennis maak met mr. Mitchell, buitenlandsch vertegen- woordiger van een groote Engelsche firma. 'k Toon weer eens, dat ik een flink ingenieur ben, werk dag en nacht, tot ik weer weg wil. Dap maakt mr. Mitchell mij deelgenoot in zijn zaak. Werken, verdienen, werken, verdie- nen... Speculeeren in wol, verdienen. Grond koopen en verkoopen tenslotte zwem ik in het geld! Maar geen bericht uit Europa. Waarom schrijft Eveline niet? Ik word steeds onge- ruster. Mr. Mitchill geeft mrj z'n pas. In- schepen Calais! Wachten, drinken en weer wachten. Nog steeds geen tijding van Eveline, j Hypodrome. Zesdaagsche wielerwedstrijden met twee Engelschen als favoriet. Ze rijden, of de duivel hen op de hielen zit, maar den vierden dag komt een van hen te vallen. Arrne Fred Bigs. Ik zoek hem op in Z'n cabine, waar hij als een hoopje ongeluk op z'n bed ligt. Wanhopig! Mag niet meer rijden, denkt aan zelfmoord en zoo. Ik trek me z'n lot aan en na een nacht heb ben we samen alle ellende weggespoeld. Een merkwaardig klaverblad: Bigs, Jimmy en ik. Op een ochtend vertel ik aan Bigs, wat ik in Engeland voor zaakje heb op te knappen. Ik moet den strijd aanbinden tegen twee scha- vuiten, die ik helaas niet kan naderen van- wege het bevel tot inhechtenisneming, dat me als de Chineesche muur van de wereld afsluit. j Geen bericht van Eveline. Wat is er gebeurd? Hoe maakt m'n kind het? Bigs, de kleine Engelschman, blijkt een ferme kerel te zijn. Z6<5 in de wolken, z66 in i de put, maar trouw als een hond. Hij zweert j bij alles, wat hem heilig is, dat hij me zal hel- i pen. En hij houdt z'n belofte, steekt naar Engeland over, speurt, informeert en ver- neemt, dat Eveline De schurken! Als jachthonden waren zij achter haar aan. Voortdurend hebben ze haar laten bewaken, brieven en geldzendingen in beslag genomen, tot zij den dood vond in de gevangenis. Dan die aarts-gemeene truck om m'n kind te adopteeren. Die schavuit van een Gordon. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1937 | | pagina 5