ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
STAR
KWALimn
AKKERTJES
o. 9640
Om een kind.
VRIJDAG 6 AUGUSTUS 1937
77e Jaargang
Binnenland
Feuilleton
10 CT.
TWEEDE BLAD
KMNte
RADION WIT-
DE NATUUR BLEEK
CEEVENAARD
wmmjmwwm))))!))!))))))))))
BLAUW BAND VOL AROMA
WIT BAND EXTRA LICHT
AKKER-CACHE
-
I M
tmiKamamman
HMutmc-sz-i rhr.-
•••i-ir?'«a-*.rc Z-isjvr-Wf
M» W fMn&nF F. A«MK«Mntflfl
tamxsmrtw m
wtwwmsni - CTwr>warw'*rv)6*«s5i^«»-waiwr.-j:»?«j
<r"
ROMAN VAN NOREERT GARAI.
(Nadruk verboden.)
25) Vervolg.
,,Zoolang buiten ons niemand weet, dat het
mij bekend was, wie mr. Mitchell is, zoolang
zal niemand mij kunnen beschuldigen."
„En uw geweten?" vraagt hij spottend.
„Ik heb het gevoel, dat de justitieele
machinerie u ten onrechte gevat en vemie-
tigd heeft. Ik houd het voor mijn plicht u te
helpen".
En om haar woorden hun wellicht wat al te
plechtig karakter te ontnemen, laat zij er op
overdreven zakelijken toon op volgen: „U
moet mij nu eerst eens alles nauwkeurig ver-
tellen! Wie was de man, die in de heide bij
Kensington verm«ord is gevonden? Wie was
de moordenaar...*..
,,M'n hemel, miss Osbom", zegt Coverley
radeloos, ,,u staat op het punt een geweldige
domheid te begaan U mengt zich in dingen,
die buitengewoon gevaarlijk voor u kunnen
worden. Waarom doet u dat?"
En Nicolle moet aan een oude Chineesche
spreuk denken, die zij eens in de werken van
Li-tai-po heeft gelezenDat is nu eenmaal het
noodlot, dat men tegen den eenen mensch
slechit moet zijn en goed voor de anderen.
IHet noodlot
,,Vertellen... bromt Coverley, terwijl hij
ontstemd de kamer op en neer loopt. „U ver-
tellen Wat begrijpt u van het leven? U bent
nog veel te jong!"
DEFILE VAN BUITENLANDSCHE
PADVINDERS VOOR PRINSES JULIANA.
Op 11 Augustus zullen de buitenlandsche
deelnemers aan de wereldjamboree, voorzoo-
ver zij dan nog in ons land aanwezig zijn, een
excursie ondememen en om kwart voor ddn
te Soestdijk voor Prinses Juliana defileeren.
Vermoedelijk zal Prins Bernhard mede aan
wezig zijn.
GELDMIDDELEN EN LEDENTAL DER
MODERNE VAKBEWEGING.
Het Nederlandsch Verbond van Vakvereeni-
gingen heeft een overzicht het licht doen zien
over den omvang en geldmiddelen der bij het
verbond aangesloten vakorganisaties.
De inkomsten van de tot het N.V.V. toe-
getreden bonden bedroegen in 1936 totaal
if 5.832.600 tegen 5.802.600 in !het daaraan
voorafgaande jaar. De uitgaven dezer organi-
saties beliepen 5.062.500 tegen f 5.226.500 in
1935. De hoogste inkomsten hadden de Metaal-
bewerkersbond met f 920.000 en de Transport-
arbeidersbond met 751.700. Aan contributies
werd door de gezamenlijke organisaties
5.005.700 geind, tegen f 5.173.500 in 1935.
De vermogens der gezamenlijke organisatieis
zijn hooger dan in 1936. Deze bedroegen op
1 Januari van dit jaar 16.810.300 tegen
16.040.200 op 1 Januari 1936. Op 31 Decem
ber 1936 beliepen de bondskassen totaal
9.801.688, de weerstandskassen 4.474.385 en
andere f 2.324.780.
Boven het millioen waren de bondskassen
der bouwvakarbeiders, diamantbewerkers en
van het averheldspersoneel. Wat de weer
standskassen betreft waren boven het millioen
die van de metaalbewerkers 2.440.854) en
van de typografen (f 1.134.803
De uitkeeringen, verstenkt uit de werkloo-
zenkassen, bedroegen in de jaren 1930 tot en
met 1936 achtereenvolgens f 6,8 millioen, f 12,6
millioen f 13,,1 millioen, f 12,2 millioen, 9,4
millioen, 8,3 millioen en f 7,5 millioen.
Het aantal led-en der aangesloten organisa
ties, inclusief adspiranten, ibedroeg op 1 Jan.
1929 220.545, op 1 Januari 1933 339.403, op 1
Januari 1936 287.418, op 1 Jan. 1937 285.352.
Het totaal ledental van het N.V.V. (zonder
adspirantleden) is met 0.9 pet. gedaald, tegen
4.3 pot. in 1935 en 7.2 pet. in 1934. De twee
organisaties met meer dan 30.000 leden zijn
de Metaalbewerkersbond met 41.469 en de
Transportarbeidensbond met 33.716 leden.
DE RAMP VAN DE FLAMINGO.
Men meldt uit Amsterdam aan de N. R.
Crt.
Naar de heer P. Guilonard, onder-directeur
van de K.L.M., ons Woensdagoohtend mee-
deelde, belt men bij de K.L.M. sterk over naar
de meening, dat er een brand in de kajuit de
oorzaak van de ramp van de Flamingo zou
zijn geweest, hoewel en daarop moet zeer
sterk de nadruk worden gelegd nog geen
enlkele vastomlijnde conclusie is getrokken,
door hen, die zich of wel van de zijde van de
Belgische regeering of wel van de zijde van de
K.L.M. met het onderzoek bezighouden. Men
heeft aanvankelijk sterk aan een motorstoring
gedacht, zoo zeide de heer Guilonard en het
relaas van de ooggetuigen heeft deze meening
versterkt. Men herinnert zich hoe ooggetuigen
zeer positief verklaard'en, dat zij den linker-
motor hadden zien branden, toen het vflegtuig
omlaag viel.
Thans staat echter vast, dat de ramp geheel
andere oorzaken heeft gehad dan men oor-
spronlkelijk veronderstelde. De motoren, die
door d-e deskundigen zijn uitgegraven, bleken
geheel in orde te zijn, waarmee het argument
van een motorstoring i!s vervallen. Verschei-
dene aanwijzingen heeft men thans, dat er
brand in de kajuit moet zijn ontstaan, waar-
van men echter nog niet weet hoe. De brand
moet met groote snelheid om zich been hebben
gegrepen en de zich in het toestel bevihdende
personen moeten vrijwel onmiddellijik door den
verstikkenden rook, die in de betrekkelijk
kleine ruimte hing, bedwelmd zijn geraakt.
Waarschijnlijk zijn zij dan ook al gestikt voor
het vliegtuig op den grond terechtkwam.
De schouwing, die door de doctoren op de
lijken werd verricht heeft dit positief uitge-
wezen.
Bewijzen voor een brand in de kajlflt zijn
o.a. een noodluik, dat op grooten afstand5 vhri
de plaats, waar het vliegtuig neerkwam,
gevonden werd, en dat aan de binnenzijde
verbrand was. Aan de sluiting van dit luik
mankeerde niets en dit bewijst, dat het op
normale wijze geopend werd en dus niet door
een explosie werd weggeslingerd. Waar
schijnlijk hebben dan ook een of meer passa-
giers getracht zich te redden. Een andere
aanwijzing is een Meed, dat men heeft gevon
den en dat slechts licht verbrand is, terwijl
een witte pet waarschijnlijk toebehoorend aan
een der leden van de bemanning ook brand-
plekken vertoonde. Dit zou erop kunnen
wijzen, dat de brand zich heeft voortgeplant
naar de cockpit. De brand in de kajuit moet
achterin zijn ontstaan. Een bewijs, daarvoor
is de deur van de kajuit, die aan de binnen
zijde geheel verbrand is. Aan stukken glas
van de ruiten heeft men gesmolten duralu-
minium gevonden. Voorts vond men nog een
verbrand barogram. Er zijn dus voldoende
aanwijzingen dat in de kajuit brand is ont
staan, doch men staat echter voor de vraag
hoe dit gebeurd kan zijn. Men kan denken
aan kortsluiting, onvoorzichtigheid van pas-
sagiens, blikseminslag en vele andere wijzen,
waarop onverwachts brand kan ontstaan.
Een conclusie over het ontstaan van den
brand is dan ook nog niet getrokken en het is
zelfs zeer de vraag of men ooit tot een con
clusie dienaangaande zal komen.
De ondlerzoekcommissies van de K.L.M. en
de Belgische regeering, die de gevonden voor-
werpen in beslag hebben genomen, zetten met
bekwamen spoed het onderzoek voort en men
hoopt, dat zij erin zullen slagen een bevredi-
gende conclusie te vinden.
Verder, zoo zeide ons de heer Guilonard,
moet fir een hevige ibenzdnebrand gewoed
hebben. Of en zoo ja, hoe de kajuitbrand en
de benzinebrand met elkaar in verband staan,
is nog niet opgelost. Men weet van beide
branden niet, wielke het eerst begonnen is en
hoe zij zijn ontstaan. Omtrent een lamp, die
gevonden zou zijn en die nog wijzen zou op
blikseminslag kon de heer Guilonard slechts
med-edeelen, dat men van de vondst van die
lamp niets bekend was. Of de zaaik voor het
Belgisch gerecht behandeld zal worden, kon
de hier Guilonard niet zeggen.
HET VROUWENOVERSOHOT IN
NEDERLAND.
Blijkens de pas verschenen publicatie van
het centraal bureau voor de statistiek, be-
droeg het aantal inwoners van Nederland op
1 Januari 1937 8.556.920, waarvan 4.264.126
mannen en 4.292.794 vrouwen, aldus een vrou-
wensurplus van niet minder dan 28.668.
Door geboorte-overschot nam de mannelijke
bevolking met een aantal van 51.347, de vrou-
welijke met 46.405 toe, zoodat hierdoor de
beVolking met 4942 mannen meer dan vrou
wen toenam, terwijl door vestiging en ver-
trek een vermindering plaats vond van 7895
mannen en 7443 vrouwen. Voor de bevol-
kingsvermeerdering leverde dus 1936 in totaal
4490 mannen meer op dan vrouwen, met als
gevolg, dat het vrouwensurplus in genoemd
(Ingez Med.)
,,Desondanks vertrouwt u mij uw kind toe.
Ik meen toch, dat u
,,Ja, 't is goed", valt hij haar met een af-
werende handbeweging in de rede, om dan
plotseling voor haar stil te staan en haar met
een spottend lachje toe te voegen: ..U zoudt
u toch leelijk de vingers branden". En bijna
steunend laat hij er op volgen: „Er is im-
mers al een mensch aan deze geschiedenis te
gronde gegaan. Mijn vrouw! Zij heeft zich op-
geofferd, omdat ze mij lief had en omdat ons
kindZijn handen ballen zich tot vuisten.
,,En Jimmy is omgekomen. Hij was m'n
vriend, een man, die door dik en dun ging
met me. M'n vriend
Bijna vijandig staart hij Nicolle aan. „Maar
uVerduiveld wat hebt u met deze
zaak te maken?"
,,Ik heb met u te doen", zegt Nicolle rustig.
„Wat?" U, met mij? U bent niet goed
wijs. Ik bezit in Australie land, geld en men-
schen in overvloed. En vrienden? Aan elken
vinger tien, als ik dat wil. En u zoudt met
me te doen hebben? Laat u zich toch niet
uitlachen!"
,,'En toch bent u daar in Australie, temid-
den van al uw rijkdom en vrienden aan de
drank geraakt!" zegt Nicolle geduldig en
vriendelijk, alsof zij tot een zieke spreekt.
Hij krimpt meen, alsof iemand hem in het
gezicht heeft geslagen, maar na een oogenblik
hervat hij zijn gejaagde wandeling door het
vertrek. Nicolle wacht rustig zijn antwoord
af. Eindelijk schijnt hij wat kalmer te zijn
geworden, want plotseling laat hij zich lang-
uit in een fauteuil vallen, vouwt de armen
achter het hoofd tezamen en onafgebroken
naar het plafond starend, begint hij te ver-
tellen.
Voor Nicolle ontrolt zich een even avon-
tuurlijke als dramatische levensgeschiedenis
in snel elkaar opvolgende beelden.
jaar niet onbelangrijk daalde. Het aantal
vrouwen op 1000 mannen, dat op 1 Januari
1936 nog 1008 bedroeg, was op 1 Januari
d.a.v. 1007. Dit laatste cijfer beteekent een
laagterecord, want de daling is behoudens zeer
geringe schommelingen, van jaar tot jaar
doorgegaan sedert 1 Januari 1830 toen er hier
te lande nog 1045 vrouwen waren op 1000
mannen.
Opmerkelijk is, dat de kleinere gemeenten
van 20.000 en minder inwoners 'n mannensur-
plus hebben. Dit laatste is niet altijd zoo ge
weest, aangezien die gemeenten op 1 Januari
1830 nog 1007 vrouwen hadden op 1000 man
nen, doch tusschen 1849 en 1859 geraakten de
mannen in de meerderheid en de toestand
bleef zich daar ten gunste van de vrouw ont-
wikkelen door een voortdurende daling tot
965 vrouwen op 1000 mannen per 1 Januari
1937. In de gemeenten met meer dan 100.000
inwoners daalde het cijfer gedurende de laat
ste eeuw van ongeveer 1200 tot 1072 op
heden en in de gemeenten met 20.000 tot
100.000 inw. van 1057 tot 1029. Uit een en
ander kan wel worden geconcludeerd dat de
grootste gemeenten ook het grootste vrou
wensurplus hebben en dat met het voort-
schrijden der jaren in alle gemeenten het vrou
wensurplus daalt en in de kleine gemeenten
het mannensurplus stijgt. In de kleinste ge
meenten met 5000 en minder inwoners zijn
slechts ruim 943 vrouwen op 1000 mannen.
Voor de zeven grootste gemeenten zijn de
cijfers als volgt: Amsterdam 380.153 m.ven
403.198 vr., Rotterdam 297.685 m. en 300.936
vr., Den Haag 225.260 m. en 261.494 vr.,
Utrecht 78.184 m. en 83.642 vr., Groningen
55.808 m. en 60.934 vr., Haarlem 63.699 m. en
69.606 vr. en Eindhoven 52.406 m. en 52.387
vr. Opmerkelijk is hierbij, dat Eindhoven een
weinig meer mannen dan vrouwen heeft.
Gelet op de provincies hebben Noord-Bra-
bant, Gelderland, Zeeland, Friesland, Over-
ijssel, Drenthe en Limburg een mannensur
plus en Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht
en Groningen een vrouwensurplus.
DE NIEUWE LEGERORGANISATIE
Zullen loting en vrijstelling wegens
broederdienst verdiwijnen
De N. R. Crt. schrijft:
In ons avondblad van Zaterdag j.l. hebben
wij medegedeeld, dat in de naaste toekomst
het jaarlijksche contingent zou worden ge-
bracht op 32.000 man.
Naar wij uit goed ingelichte bron ver-
nemen, zal ook reeds in 1938 het contingent
belangrijk uitkomen boven het tot heden toe
normale van 19.500 man, in de wet op den
dienstplicht genoemd. Verschillende teekenen
wijzen daarop. Een van die teekenen is het
volgende: Zjj, die van den commissaris der
Koningin bereids de mededeeling hadden ge-
kregen, dat zij wegens broederdienst voor
goed waren vrijgesteld van den militairen
dienst, hebben thans (ingevolge de wet v#n 22
April 1937, Staatsblad 500) bericht ontvan-
gen, dat de vrijstelling hun aangekondigd
I wegens broederdienst geacht wordt, slechts
i voorloopig te zijn verleend. „Of", zoo luidt
verder de Kennisgeving van bestemming en
inlijving, „deize vrijstelling later zal moeten
worden ingetrokken, dan wel of zij zal over-
gaan in een vrijstelling voorgoed, zal afhan-
gen van een beslissing, welke genomen zal
worden, nadat een te wachten nadere wet zal
zijn tot stand gekomen. Indien de vrijstelling
wordt ingetrokken, zal u o.a. voor eerste
oefening moeten opkomen."
Deze toevoeging aan genoemde kennis
geving duidt er op, dat bij deze nadere wet
de voorloopige vrijstelling inderdaad zal wor
den ingetrokken. Anders ware de nadere wet
ook wel totaal overbodig.
Een aantal jongelieden van de lichting 1938,
dat er reeds rekening mee had gehouden niet
te worden ingelijfd voor eerste oefening, om
dat ze wegens broederdienst waren vrijge
steld, zal dus zeker nader worden opgeroepen.
Hoe groot dat aantal zal zijn, hangt van be-
paalde omstandigheden af, en wel voomame-
lijk van de vordering der voorbereidende
maatregelen om zulk een belangrijk grooter
contingent te kunnen legeren en oefenen. Wij
vememen, dat de hierbedoelde jonge mannen
hoogstwaarschijnlijk zullen worden ingedeeld
bij de tweede ploeg, die in Maart 1938 onder
de wapenen komt.
Een eenvoudige berekening wijst uit, dat
met de nu gepubliceerde plannen voor oogen
6n de loting en de vrijstelling wegens broeder
dienst wel geheel kunnen verdwijnen. Thans
is de toestand zoo, dat jaarlijks ongeveer
75000 jongelieden worden ingeschreven. Daar-
l van hebben aanspraak op broederdienst pl.m.
25.000 jonge mannen. Blijft 50.000. Het per
centage der afgekeurden is ongeveer 40. Niet
meer dan 30.000 jongelieden komen dus in
aanmerking om voor eerste oefening te wor
den opgeroepen. Neemt men in aanmerking,
dat kostwinners, geestelijken en enkele andere
kleine groepen nog afvallen, dan is duidelijk,
dat de vrijstelling wegens broederdienst in
1939 zeker niet meer zal kunnen worden ver
leend.
De toestand wordt dan dus zoo, dat van het
normale aantal ingeschrevenen van 75.000
man, die alien in aanmerking komen voor den
gewonen dienstplicht, bij even strenge keu-
ring als thans 40 pet. of 30.000 zullen worden
afgekeurd. Er blijven dan 45.000 man over, d.i.
nog 13.000 meer dan het nieuwe contingent.
Maar art. 27 van de dienstplichtwet zegt, dat
het contingent van 19.500 man zal wor- i
den vermeerderd met het getal dergenen, die I
tot den gewonen dienstplicht opgeroepen in
een vorig, door de Kroon aangewezen jaar,
zijn in gebreke gebleven, vrijgesteld, ontsla-
gen, afgekeurd enz. Het totale aantal dezer
uit elke lichting aldus verdwijnenden is even-
eens niet gering, n.l. niet minder dan 30 pet.
Bij een lichting van 32.000 man ontloopt dat
dus de 10.000 man niet veel. Er zou dan nog
een speling zijn van een paar duizend man,
doch daarin bevinden zich nog kostwinners,
geestelijken enz., de categorien, waarop we
hierboven ook reeds wezen. Het zou ons dus
begrijpelijk voorkomen, indien, waarover ook
werkelijk gedacht wordt, de loting totaal werd
afgeschaft. Trouwens door een wat ruimer
interpretatie van het begrip kostwinner zou
de marge van enkele duizenden jonge mannen,
reeds dadelijk zeer sterk inkrimpen.
Dat de loting bij het tegenwoordige con
tingent reeds weinig meer beteekent, blrjkt
hieruit, dat dit jaar niet meer dan 574 jonge
lieden zijn vrijgeloot. Ook aan hen is de mede
deeling gedaan, dat zij slechts geacht worden
voorloopig te zijn vrijgesteld van eerste oefe
ning.
IS EEN RIJKSSTEUNREGELING VOOR
SOHIPPERS MOGELIJK?
Ter gelegenheid van het bezoek van de
deelnemers aan den vacantiecursus van het
Onderwijsfonds voor de scheepvaart, die
Dinsdagmiddag met het instruetievaartuig
Prinses Juliana te Arnhem zijn aangekomen,
werd des avonds in de groote zaal van hotel
Royal een vergadering gehouden onder leiding
van den directeur van het Onderwijsfonds,
den heer G. de Jong.
In deze vergadering heeft de heer J. Lentz,
rijksinspecteur voor de bevolkingsregisters te
's-Gravenhage, een lezing gehouden- over het
onderwerp: Wat moet allereerst geregeld wor
den voor dat een rijkssteunregeling voor schip-
pers mogelijk is?
De heer Lentz ving zijn inleiding aan met
er aan te herinneren, dat de regeering in het
jaar 1933 een commissie in het leven heeft
geroepen ter bestudeering van dit vraagstuk.
Sindsdien is de oeconomische toestand der
schippers veel slechter geworden en van vele
kanten is op een steunregeling aangedrongen.
Er zijn voorstellen gedaan om een schippers-
fonds voor dit doel in te stellen. Maar heeft
men gedacht aan de tallooze moeilijkheden, die
zich zullen voordoen, zoodra dit fonds moet i
gaan werken?
De heer Lentz waarschuwde autoriteiten,
organisaties en belanghebbenden, voor dien
misstap. Daar de schippers niet steeds op
dezelfde plaats wonen, zijn verschillende
administratieve maatregelen, welke normaal i
zijn voor walbewoners, op hen niet toe te I
passen.
De domicilie-gemeente van den schipper
ontvangt echter jaarlijks voor ieder lid van
zijn gezin een uitkeering uit .het gemeente-
fonds ter bestrijding van de algemeene
bestuurskosten. De schipper betaalt daaraan
mee. Heeft hij steun noodig, dan moet hij
naar het bestuur der gemeente, waar hij dan
toevallig verblijft. Maar daar beschouwt men
hem als een lastpost, iemand met wien men
eigenlijk niets te maken heeft.
De schipper spreekt van zijn domicilie,
maar hij heeft er feitelij.k geen. Iedere amb-
tenaar kan op goede gronden weigeren een
huwelijk te sluiten tusschen schipperskin-
Ingez. Med.
deren. Als hij dat niet doet, berust het op
welwillendheid, niet op de wet. Ook het
kiesrecht van den schipper wordt beheerscht
door de welwillendheid van de zoogenaamde
domicilie-gemeente om hem op de kiezerslijst
te plaatsen, een recht, waarvan hij inmiddels
maar al te vaak geen gebruik kan maken.
Met behulp van de cijfers van het register
van schipperskinderen van den leerplichtigen
leeftijd, korten tijd geleden door het Onder
wijsfonds voor de scheepvaart gepubliceerd,
wees spr. verder op het tekort zelfs aan lager
onderwijs voor de schipperskinderen. In 1936
bezocht-en 3443 schipperskinderen geen school!
Na ook nog gewezen te hebben op de finan-
cieele moeilijkheden van gemeenten, waar veel
schippers komen, die er geen domiciiie hebben,
gaf de heer Lentz in groote lijnen aan wat
z.i. noodig is voor een organisatie waarbij aan
de schippersbevolking en aan de overheid de
waarborg wordt gegeven, dat deze bevolkings-
groep, die slechts in rijksverband en niet in
gemeentelijk verband kan worden gezien, op
gelijke wijze als de vaste bevolking haar
belangen kan behartigen en haar verplichtin-
gen kan nakomen.
Daarvoor is z.i. noodig een centrale registra-
tie.van de varende bevolking, het verstrekken
door de centrale instanties van legimitatie-
boekjes aan de schippers, waarmede deze in
elke willekeurige gemeente, waar zij verblrj-
ven, hun rechten kunnen doen gelden of hun
pliehben venvullen, waarmede zij dus in elke
gemeente worden beschouwd en behandeld
als gelijkwaardig aan ieder inwoner dier
gemeente.
Tenslotte zette spr. uiteen hoe door de
instelling van een centraal orgaan de door hem
ontworpen regeling mogelijk is.
De vergadering was zeer druk bezocht. Ook
de burgemeester van Arnhem, de heer H. P. J.
Bloemers, en verschillende ambtenaren op
gemeentelijk administratief gebied uit Arnhem
en omliggende plaatsen gaven van hun belang-
stelling blijk.
Ge kunt niet overal alles krijgen.
Neemt U daarom zelf een doosje
"AKKERTJES" mee, om bij de hand
te hebben bij hoofdpijn, „wagen-
ziekte", kiespijn, en andere pijnen,
maar ook bij 'n kou, 'n griep, enz.
Koker met 42 stuks 52 ct. Zakdoosje, 3 stuks 20 ct.
(Ingez. Med.)
Het is nu vier jaar geleden
Directeur Gordon van -de Estna fabrieken
tracht zich door een proces het recht te ver-
zekeren op een door Gwvertey gedane uitvih-
ding. Voor het getuigenhekje staat Reeves.
Hij antwoordt kalm en weloverwogen op de
vragen van den president. Ja, het betreft hier
een uitvinding, waaraan hij voor vijftig pro-
cent heeft meegewerkt. Tezamen met Cover-
ley heeft hij in de Estna-fabrieken alle expe-
rimenten en proefconstructies, welke tot de
uitvinding leidden, meegemaakt.
Hij schijnt de redelijkheid in persoon en
liegt met een zekerheid, die iemand het bloed
naar het hoofd doet stijgen.
Coverley en zijn vrouw verlaten het paleis
van justitie. Beiden beseffen, dat door zijn,
onder eede afgelegde verklaring, hun lot be-
zegeld is.
Er blijft hun niet veel tijd voor overleg.
Een taxi. Naar het bureau van de Crosland
Company. De teekeningen van de uitvinding
worden overgel-egd, de koopsom uitbetaald in
een cheque op de Credit Lyonais te Parijs, den
volgenden dag inwisselbaar.
Een taxi. Naar huis. Een laatste blik op
het kind. Weer een taxi, naar het vliegveld.
Parijs. Hij dwaalt door de straten. Zijn
zakken volgepropt met bankbiljetten van dui
zend franc. Zijn signalement in de Engelsche
bladen. Bevel tot inhechtenisneming wegens
verduistering van fabrieksgeheimen. Er blijft
hem maar een ding over: verdwijnen. Zoo
spoedig mogelijk verdwijnen! Maar hoe?
Havenkroegen in Marseille met dik beslagen
vensters, die het onmogelijk maken een blik
naar binnen te werpen, en walmende petro-
leumlampen. Daar maakt hij kennis met
Jimmy, een aan lager wal geraakte Ier, die op
het onzalige idee is gekomen de wereld in te
gaan. Hij komt niet verder dan Marseille en
verdrinkt daar in e£n nacht zijn geheele bezit.
Jimmy is zijn man. Naar Australie wil hij
en Jimmy zal hij meenemen. Australie! Dat
is het land voor vluchtelingen als hij, iemand,
die spoorloos moet verdwijnen.
Jimmy heeft voortreffelijke relaties onder
het eerzame gilde der menschensmokkelaars,
die zich bezig houden met het vervaardigen
van valsche passen en op alle mogelijke
manieren de politie om den tuin weten te
leiden.
Dan gaat het met Jimmy dwars door den
donkeren nacht, achter een man aan, die er
met zijn wijde gummi-jas uitziet als een wan-
delende duikerklok. Een ijzige wind, die het
zilte vocht in het gezicht blaast, over een
drassigen grond, taai als leer, waarin de voet
bij elke schrede vastzuigt.
Dat is ons afscheid van Europa.
Ja, Jimmy, je was een pracht kerel. Alleen
dat drinken had je moeten laten. Nou ja, ik
begon natuurlijk steeds vaker mee te drinken.
Dat is daar in Australie immers je eenige
troost
En voor de rest loopt alles verkeerd. Koop
ik een farm, den eersten den besten zomer
verdroogt alles, wat op het land staat en
komen m'n schapen om van dorst. Heele
kudden tegelijk crepeeren. Koop ik een goud-
ader in de opgedroogde bedding van een rivier,
dan valt de regen na een paar dagen in stroo-
men neer. Wekenlang regen en nog eens
regen. De rivier wordt een bruisende stroom.
Tenten, kisten, auto's, alles spoelt weg.
Tenslotte Melbourne, waar ik kennis maak
met mr. Mitchell, buitenlandsch vertegen-
woordiger van een groote Engelsche firma.
'k Toon weer eens, dat ik een flink ingenieur
ben, werk dag en nacht, tot ik weer weg wil.
Dap maakt mr. Mitchell mij deelgenoot in zijn
zaak. Werken, verdienen, werken, verdie-
nen... Speculeeren in wol, verdienen. Grond
koopen en verkoopen tenslotte zwem ik in
het geld!
Maar geen bericht uit Europa. Waarom
schrijft Eveline niet? Ik word steeds onge-
ruster. Mr. Mitchill geeft mrj z'n pas. In-
schepen Calais!
Wachten, drinken en weer wachten. Nog
steeds geen tijding van Eveline,
j Hypodrome. Zesdaagsche wielerwedstrijden
met twee Engelschen als favoriet. Ze rijden,
of de duivel hen op de hielen zit, maar den
vierden dag komt een van hen te vallen. Arrne
Fred Bigs. Ik zoek hem op in Z'n cabine,
waar hij als een hoopje ongeluk op z'n bed
ligt. Wanhopig! Mag niet meer rijden, denkt
aan zelfmoord en zoo.
Ik trek me z'n lot aan en na een nacht heb
ben we samen alle ellende weggespoeld. Een
merkwaardig klaverblad: Bigs, Jimmy en ik.
Op een ochtend vertel ik aan Bigs, wat ik
in Engeland voor zaakje heb op te knappen.
Ik moet den strijd aanbinden tegen twee scha-
vuiten, die ik helaas niet kan naderen van-
wege het bevel tot inhechtenisneming, dat me
als de Chineesche muur van de wereld afsluit.
j Geen bericht van Eveline. Wat is er gebeurd?
Hoe maakt m'n kind het?
Bigs, de kleine Engelschman, blijkt een
ferme kerel te zijn. Z6<5 in de wolken, z66 in
i de put, maar trouw als een hond. Hij zweert
j bij alles, wat hem heilig is, dat hij me zal hel-
i pen. En hij houdt z'n belofte, steekt naar
Engeland over, speurt, informeert en ver-
neemt, dat Eveline
De schurken! Als jachthonden waren zij
achter haar aan. Voortdurend hebben ze haar
laten bewaken, brieven en geldzendingen in
beslag genomen, tot zij den dood vond in de
gevangenis.
Dan die aarts-gemeene truck om m'n kind
te adopteeren. Die schavuit van een Gordon.
(Wordt vervolgd.)