zijlinie, toe te laten. Evenzoo is het aan per
sonen beneden den leeftijd van 16 jaar ver-
bcden zich te bevinden in eene voor het
publiek toegankelijke localiteit als in het
eerste lid omschreven, anders dan in gezel-
schap van meerderjarige bloed- en aanver-
wanten in den tweeden graad in de rechte
linie of in den derden graad in de zijlinie.
Artikel 84.
'Wanneer in eene localiteit als in art. 83 be-
doeld, eene besloten bijeenkomst wordt gehou-
den, met voorafgaande vergunning van den
burgemeester, blijft het verbod van art. 83
voor zooveel die localiteit betreft buiten toe-
passing vanaf een half uur v66r den aanvang
der bijeenkomst tot een half uur na afloop
daarvan.
iHet verbod is niet van toepassing op per-
sonen beneden den leeftijd van 16 jaren, die
hetzij alleen, hetzij in gezelschap van anderen,
als reiizigers kunnen worden aangemerkt.
Artikel 85.
iHet houden van inrichtingen tot het plegen
van ontucht of het op eenigerlei wijze aan
anderen gelegenheid verschaffen tot het ple
gen van ontucht is verboden.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
een inrichting, waarin in strijd met het be-
paalde in het eerste lid wordt gehandeld,
oogenlblikkelijk te sluiten en van die sluiting
door het aanplafcken van een afschrift van
hun besluit bij den ingang of het plaatsen
van politietoezicht te doen blijken.
Een ieder is verplicht toe te laten, dat het
in het vorig lid bedoelde afschrift wordt aan-
geplakt. Slechts op last van den burge
meester mag het worden verwijderd.
Artikel 86.
Hn elk der in artikel 78 genoemde inrich
tingen moet een uitreksel der algemeene poli-
tieverordening, bevattende de artikelen 76 tot
en met 84 op eene voor het publiek zichtbare
plaats worden opgehangen.
Voor de eerste maal wordt aan ieder der
Ibelanghebbemden een afschrift of afdruk kos-
teloos uitgereikt.
Ben afdruk dier bepalingen is voor belang-
heibbenden ter secretarie der gemeente tegen
betaling van 50 cent te verkrijgen.
Artikel 87.
Het is verboden door middel van een mecha-
nisch bewogen of een electrisch instrument
waarmede muiziek of de menschelijke stem
kan worden hoorbaar gemaakt, geluid te
maken of te doen maken, hetzij in de buiten-
lucht, hetzij in een geheel of gedeeltelijk afge-
sloten ruimte, wanneer het geluid door open-
staande deuren, vensters of andere afsluitin-
gen of door opening en in muren of wanden
of in deuren, vensters of andere afsluitin-
gen de buitenlucht kan bereiken.
Bit verbod is niet van toepassing, wanneer
gehandeld wordt krachtens eena algemeene
of bijzondere schriftelijke vergunning van
Burgemeester en Wethouders en de daaraan
verfbonden voorwaarden worden nagekomen,
noch wanneer het verwekte geluid alleen in
de onmiddellijke nabijheid van het instrument
hoorbaar is.
Het is den gebruiker van een open terrein
of van eene geheel of gedeeltelijk afgesloten
ruiimte verboden toe te laten dat daarop of
daarin in strijd met het bepaalde in het tweede
lid van dit artikel eenig geluid, op de wijze,
als in het eerste lid vermeld, wordt gemaakt.
Be heer 't GH/DE merkt op, h'ierop een
toelichting te hebben gevraagd.
Be VOORZITTEJR antwoordt, dat de bedoe-
ling is, radiohinder tegen te gaan.
(De heer 't GILDE vraagt, wat men daar-
onder verstaat.
Be VOORZITTER antwoordt, dat men b.v.
in den turn kan zitten en de radio zoodanig
kan regelen, dat men die zelf hoort, doch
dat de buren er geen hinder van ondervinden.
Be heer 't GILBE merkt op, dat het er
maar op aan komt, wat men onder hinder
verstaat. In dezen warmen tijd, kan men, als
men de radio aanzet, deze in het algemeen
op straat beluisteren, als men deze vol open
zet, zoodat alle tcnen goed doorkomen. Ban
maakt het een beetje leVen. lets anders is
het, als dit opzettelijk gebeurt en men een
buitengewoon hard toestel heeft, zoodat men
Ter Neuzen er wel mee kan vergasten. Doch
indien men bjv. een tooneelspel heeft, moet
men het toestel wel hard zetten, om het goed
te kunnen beluisteren.
De VOORZITTER wijst er op, dat radio-
muziiek niet hinderlijk mag zijn.
Be heer 't GUIDE vraagt zich af, wat hin
derlijk is. lets kan b.v. voor iemand hinder
lijk zijn, als het naar iemands meening in de
eerste graad is, terwijl een ander bij de zes-
tigste graad zegt: het gaat nog.
De heer VERLINDE is van oordeel, dat
men bij de papieren buizen van tegenwoordig
nog in staat zou zijn, zijn buurman te verbie-
den, de radio aan te zetten,
Be VOORZITTER herhaalt, dat men kan
verbdeden, deze zoodanig aan te zetten, dat
het hinderlijk is. Er wordt herhaaldelijk ge-
klaagd.
De heer VEHU3NBE: Indien ik dus een
lastige buurman heb, kan deze het zoover
bremigen.
De VOGR1ZITTER herhaalt, dat er herhaal-
delijk klachten binnenkomen. Wat hinder
lijk is, moet ten slotte de rechter uitimaken.
Be heer 't GILBE merkt op, dat er staat,
dat het niet strafbaar is, wanneer het slechts
in de onmiddellijke nabijheid gehoord kan
worden. Bit is naar zijn meening grensloos.
Dit kan 3 meter, loch ook 30 meter zijn.
Spreker is er niet voor een ander te hinde-
,ren, doch ook dit kan verscbillend worden
opgevat. Indien spreker bjv. in de achiter-
kamer zijn radio aanzet, kan hij deze beluis
teren, terwijl men in de voorkamer gewoon
een gesprek kan voeren. Indien echter zijn
docbter de radio aanizet, wil deze van de mu-
ziek genieten en zet de radio hard.
Be VOORZITTER is van meening, dat het
te veroordeelen is, de muziek zoo knalhard te
laten doorkomen. Men kan net zoo goed lee-
ren, van zachte muiziek te genieten.
Be heer t GILDE is van meening, dat men
er tegenwoordig weinig meer van merkt. Dat
was in 't begin anders, teen moest men van
de muziek genieten en liet de bezitter van
een radiotoestel zijn buurman gewoonlijk ook
mee genieten. Het komt spreker voor, dat
deze bepaling betrekkelijk overbodig is.
Be VOORZITTER meent, dat degenen die
gewoon zijn, hun toestel hard aan te zetten,
moeten leeren, dit zacht te doen.
(Be heer DEN HAMIER voelt veel voor zoo'n
artikel'. Indien men zijn toestel gewoon aan
zet, hindert men zijn buurman niet, al is het
dan dat het to de onmiddellijke nabijheid
hoorbaar is. Spreker zou het woord hoorbaar
daarom liever vervangen door ,,stoortoaar".
Be VOORZITTER begrijpt den heer Den
Hamer niet.
Be heer DEIN HAMER licht toe, dat hij het
woord „hoonbaar" in dit artikel wenscht te
vervangen door ,,stoonbaar".
Be heer 't GILBE acht dan ,,storend hoor
baar" beter.
Be VOORZITTER merkt op, dat de heer
Den Halmer dit artikel verkeerd leest.
Be heer DEN HAMER stemt dit toe. Hij
trekt zijn voorstel to.
Be heer 't GILBE heeft hierover nog iets
anders te zeggen. Wellicht kon bij dit artikel
worden ingelascht, dat ook andere storende
muziek verboden kon worden. Spreker weet
niet wie die grappenmaker is, doch het komt
voor, dat zoo 's avornds am een' uur of 11 er
iemand op een oecarino gaat jammeren. Het
komt hem voor, dat dit ook verboden be-
hoorde te worden.
Be heer VAiN CABSAND meent, dat er
werkelijk iets voor dit artikel te zeggen is.
Het is den heer Colsen ook bekend, dat er te
Sluiskil iemand was, die handelde in radio-
toestellen, die een luidspreker voor zijn ven-
ster staan had, welke zoo hard speelde, dat
het in de heele buurt hoorbaar en ook werke
lijk storend was.
Be heer VEJRLINDE is van oordeel, dat
men dus de radio mag laten spelen als men
de deuren dicht doet.
Be VOORZITTER merkt op, dat men deze
gerust open mag laten. Men kan to den tuin
de muziek beluisteren, mits men er slechts
in de onmiddellijke nabijheid van geniet.
De heer VERT INDE meent, dat er reden
is voor *dit artikel. Als men zoo'n stuk of 4
toestellen in de buurt heeft, kan het inder-
daad hinderlijik zijn, vooral als de eene dit en
de ander een ander station aan staan heeft.
De heer 't GILDE: En die oocarino?
Be VOORZITTER zal zorgen, dat dit op-
houdt.
Artikel 88.
Het is verboden:
1. aan tabakverkoopers tabak, sigaren of
sigaretten aan personen beneden den leeftijd
van 14 jaren te verkoopen of te verstrekken.
2. aan personen beneden den leeftijd van
14 jaren in het openbaar tabak, sigaren of
sigaretten te rooken of ibij zich te hebben.
Artikel 89.
Ieder ingezetene is verplicht de stookplaat-
sen en sichoorsteenen in zijn woning schoon
te houden en die te doen vegen.
Zoo vaak hun dit noodig voorkomt zullen
Burgemeester en Wethouders ter zake een
algemeen onderzoek doen instellen door den
opperbrandmeester of door dengene, die hem
vervangt, waarvan tenminste acht dagen te
voren bij pulblicatie zal worden kennis ge-
geven.
Artikel 90.
Het is verboden een schoorsteen, waarto
brand heeft plaats gehad, verder te gebruiken,
tenzij na schriftelijke verklaring van den ge-
meentebouwmeester, of diens plaatsvervanger,
dat zulks zonder gevaar kan geschieden.
Artikel 91.
Het is verboden brandstoffen, olie, benzine,
hooi, stroo, krullen of uit het oogpunt van
brandgevaar daarmede gelijkstaande stoffen
anders dan uitsluitend voor huiselijk gebruik
te bewaren, tenzij met vergunning van Bur
gemeester en Wethouders, in een in gebruik
zijnde stookplaats of rookgeleiding in het-
zelfde vertrek of ruimte.
Voor wat betreft hooi, stroo, vlas of hak-
hout is het bepaalde to het eerste lid niet van
toepassing op hen, die het landlbouwbedrijf uit-
oefenen buiten de kommen der gemeente.
Artikel 92.
Het is verboden:
1. in ruimten waar vlas, hooi, stroo of. an
dere licht brandbare stoffen voorhanden zijn,
te rooken en kunstlicht te gebruiken anders
dan in gesloten lantaams;
2. in gebouwen, dienende tot magazijn of
bergplaats van hooi, stroo, vlas en andere
licht brandbare stoffen vuur te Stoken;
i3. peulhoopen of andere voorwerpen to het
veld te verbranden anders dan tusschen zons-
opgang en 2 uur des namiddags.
Artikel 92a.
In garages en andere lokaliteiten of opslag-
plaatsen waar licht brandbare goederen of
stoffen worden opgeborgen of bewaard, moet
aanwezig zijn een bak met droog wit zand of
een goed werkend snelschuimbluschapparaat.
Be heer 't GUIDE vraagt tolichttogen om-
trent art. 92a.
Be VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders het voorstel van den
heer Lambrechtsen van Rittbem hebben over-
genomen.
Artikel 93.
Het is verboden te rooken of brandende
tabak brj, zich te hebben in daarvoor door den
burgemeester aangewezen voor het puibliek
toegankelijke scihouwburgen, bioscopen of -in
richtingen, waar openbare vermakelijkheden
plaats vinden.
Be beheerders der to het le lid van dit
artikel bedoelde gelbouwen of inrichtingen zijn
verplicht te zorgen, dat het rookverbod ter
kennis der bezoekers wordt gebracht.
Artikel 94.
De plaatsen waar hooi, stroo, vlas of andere
licht brandbare stoffen aanwezig zijn, anders
dan voor huishoudelijk gebruik, zijn onderwor-
pen aan een onderzoek van den opperbrand
meester of'die hem vervangt.
Ingeval door hem geconstateerd wordt, dat
het hooi, stroo of vlas zoodanig broeit, dat
het gevaar loopt te ontbranden, zijn de eige-
naren verplicht te gedoogen, dat de opper
brandmeester of die hem vervangt, dit nader
onderzoekt en zoo noodig het hooi, stroo of
vias op kosten van den eigenaar doet ver-
wijderen.
Artikel 95.
Het is verboden:
1. bij het aanleggen van nieuwe of het doen
van herstellingen aan oude dakgoten, of bij
het leggen of herstellen van daken, de soldeer-
bouten of andere hulpmiddelen, anders te ver-
warmen dan op den beganen grond en buiten
gebouwen
2. zonder schriftelijke vergunning van Bur
gemeester en Wethouders de to het eerste lid
bedoelde werkzaamheden uit te voeren met
behulp van toestellen, waarbij de verwarming
geschiedt door middel van benzine of spiritus.
Artikel 96.
IHet is verboden in de bebouwde kom der
stad:
1. varkens te houden, tenzij met vergun
ning van Burgemeester en Wethouders:
2. op den openbaren weg stalmest te ver-
voeren des Zaterdags na 10 uur in den voor-
middag;
3.i in de openbare kanalen, grachten, sloo-
ten, putten en watergangen, honden, katten
of andere dieren te verdrtoken of krengen
daarin te werpen;
4. puin, afbraak, kaf, stroo, zand, papier
of vuilnis in eenig openbaar water of op den
openbaren weg te werpen op andere plaatsen
dan door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen;
5. op den openbaren weg buiten de open-
bare waterplaats en privaten datgene te ver-
richten, waarvoor die inrichtingen bestemd
zijn.
6. mest, modder, vuil, kwalijk riekende
stoffen, waaronder begrepen bloedingewanden
of andere afval van geslachte dieren, op min
der dan 50 M. afstand van den openbaren
weg of een bewoond perceel te bewaren of te
hebben.
Buiten de bebouwde kom der stad mogen
de onder de vorige alinea gestelde voorwerpen
of stoffen niet worden bewaard op minder dan
10 M. afstand van den openbaren weg of een
bewoond perceel.
Artikel 97.
Het is to de bebouwde kom der stad ver
boden aal, bloed, keuken- .of hemelwater uit
perceelen anders af te yoeren dan door goten
of pijpen, welke volgens de daarvoor door
Burgemeester en Wethouders te geven voor-
schriften to het gemeenteriool of to de ge
meente (straat)-goten moeten uitloopen.
iVftikel 98.
Het is verboden bloed, ingewanden of
anderen afval van geslachte dieren, schelpen
van mossels, kr&uikels of ander straatvuil op
den openbaren weg of in de straatgoten te
werpen of de openbare ontvangputten op
eenige wijze te verontreiriigen.
Artikel 99.
Ieder eigenaar, vruchtgebruiker of beheer-
der van g&bouwehis Verplicht, binnen drie
dagen na eeh daa-rtbe strekkend bevel van
Burgemeester en Wethouders, zijn privaat-
putten, riolen, zinkputten of andere verzamel-
plaatsen van vuil te doen ledigen en den in-
houid er van te doen wegruimen, onvermtoderd
zajne verpliohtto^en om te allien tijde te zor
gen, dat den inhoud er van niet overvloeit.
Artdikel 100.
Het is verboden in de bebouwde kommen
mest, modder en dnd'ere dergelijke stoffen,
welke van de erveh'iif tot de huizen der in-
gezetenen vervoerd moeten worden, op of ter
zijde van de openbare straten of wegen neer
te leggen dan ter plaatse door de politie aan
te wijzien.
Artikel 101.
Onvermtoderd het bepaalde bij de artikelen
66 en 67 van het reglement op de wegen en
voetpaden In Zeeland en de artikelen 17 en 19
van het reglement van politie voor de polders
in Zeeland, moeten de slooten binnen een der
kommen van de gemeente igelegen, welke tot
af- of doorvoer van water of andere vloeiibare
stoffen dienen 'n inwendige bovenbreedte van
minstens 1 meter, een diepte van minstens
0,75 meter en een bodembreedte van minstens
0,30 meter hebben.
Als dit voor een behoorlijke afwatering
noodig is, kunnen Burgemeester en Wethou
ders voor bepaalde slooten of voor bepaalde
gedeelten van slooten door hen aan te wijzen,
grootere afmetingen vorderen.
Deze bepailing geidt ook voor de verlenging
of voortzetting van deze slooten buiten een
der kommen van de gemeente gelegen, totdat
zij een sloot of andere waterloozing ontmoeten,
waarop het reglement op de wegen en voet
paden to Zeeland of het reglement van politie
voor de polders to Zeeland toepasselijk is.
De eigenaars, vruchtgebruikers of beheer
ders van zoodanlge slooten, welke een min-
dere bovenbreedte, diepte, of bodembreedte
hebben, dan in het eerste en tweede lid van
dit artikel is bepaald, zijn verplicht deze
slooten zoodanig te verbreeden en tot te die-
pen, dat zij aan het eerste en tweede lid van
dit artikel voldoen, zoo ddkwijls en voor zoover
Burgemeester .en Wethouders dit bevelen en
voor het to dat bevel genoemde tijdstip.
Artikel 102
Mochten <Je eigenaars, vruchtgebruikers of
beheerders, die het to het vorige artikel ge
noemde bevel tot het verbreeden of verdiepen
ontvangen hebben, hun slooten willen riolee-
ren, dan zijn zij daartoe alsnog bevoegd,
mits zij:
1. Voor het verstrijken van den tertmijn voor
de verbreeding en verdieping to het bevel toe-
gestaan, daarvan schriftelijk kennis geven aan
Burgemeester en Wethouders;
2. voor de rioleertog buizen of kokers ge
bruiken, welke towendlg eene wijdte hebben
van ten minste 1550 centimeter. Burge
meester en Wethouders zullen voor elk bij-
zonder geval met inachtnemtog van deze be
paling de minimum wijdte vaststellen;
3. de buizen ten genoegen van Burgemees
ter en Wethouders zoodanig leggen, dat de
af- en doorvoer van water en andere vloei-
bare stoffen behoorlijk kan geschieden; en
4. de rioleertog in orde gemaakt hebben
binnen 14 dagen na het verstrijken van den
termijn, voor de verbreeding en verdieping
bepaald.
Artikel 103.
In de artikel 104 bedoelde slooten mogen
geen dammen of andere ibeletselen worden
gelegd, zonder vergunning van Burgemeester
en Wethouders.
Wordt die vergunning verkregen, dan
moeten de dammen of beletselen worden voor-
zien van buizen, duikers of dergelijke voor
waterloozing dienende voorwerpen van vol-
doende bij de vergunning te bepalen af
metingen.
Over slooten mag zonder vergunning van
Burgemeester en Wethouders geen hout, stroo
of dergelijke, gelegd of gestapeld worden.
Artikel 104.
Alle eigenaren of gebruikers van slooten of
wateren zijn verplicht, indien die slooten of
wateren voor de openbare gezondheid gevaar-
lij'k of schadelijk worden geacht volgens het
oordeel van Burgemeester en Wethouders die
slooten of wateren, na ontvangen schriftelijk
bevel van Burgemeester en Wethouders te
dempen, of door riolen te doen vervangen,
binnen zoodanigen tijd his in het bevel wordt
aangegeven.
Ongeacht het vonnfe, dat uitgesproken zal
worden zal worden tegen overtreddng van de
bepaling to dit artikel, zullen Burgemeester
en Wethouders bij weigering van de totvoe-
rlng, het werk doen uitvoeren op kosten van
den betrokken eigenaar of gebruiker.
Artikel 105.
Het is verboden zonder vergunning van
Burgemeester en Wethouders binnen de be
bouwde ikom der stad, eenig gebouw hoe ook
genaamd, tot koe-, paarden- of varkensstal in
te richten of daarvoor te gebruiken.
Dit verbod is niet van toepassing op be-
staande gebouwen, die vddr of op 1 Januari
3 920 geheel of gedeeltelijk voor stalling van
paarden, varkens, of vee waren togericht,
zoolang die gebouwen to handen van denzelf-
den eigenaar blijven.
Artikel 106.
Het is verboden, tenzij met vergunning van
Burgemeester en Wethouders, binnen ide be
bouwde kom der stad faecalien te storten op
open of besloten erven of to tuinen.
Buiten de bebouwde kom der stad is zulks
eveneens verboden op minder dan 10 M. af
stand van den openbaren weg.
Artikel 107.
Het is verboden zich te begeven op het
terrein, dat in geval van brand of brand
gevaar op last van de politie of van de brand-
weer is afgezet.
Dit verbod niet van toepassing op hen,
die met het bVusstihtogswepk zijn belast, de
ibewoners en eigenaren der brandende of be-
dreigde perceelen, de ambtenaren van justitie
en politde en verder zij die idoor den leider van
het blusschingswenk zijn totgeizonderd.
Onder terrein, to het eerste lid van dit
artikel ibedoeld, wordt mede begrepen het ge-
deelte van openbare wegen, welke toegang
geven tot de brandende of bedneigde perceelen.
Artikel 108.
Het is verboden vleesch- of vischwinkel te
openen, over te nemen of te verplaatsen of
handel to vleesch of visch te drijven, zonder
voorafgaande schriftelijike kennisgeving aan
Burgemeester en Wethouders, met aanwijzing
van het gebouw waarto de winkel of de handel
zal gevestigd zijn en de iwijze waarop de han
del zal gedreven worden.
Burgemeester en Wethouders geven binnen
veertien dagen nadat de in het eerste lid be
doelde kennisgeving ontvangen is, aan belang-
hebbenden bericht van onitvangst dezer ken
nisgeving.
Artikel 109.
Het is verboden lijders aan besmettelijke
ziekte, langs den openbaren weg te geleiden,
anders dan met inachtneming van de voor-
schriften in de volgende' artikelen vervat.
Artikel 110.
Gevallen van drtogenden spoed uitgezonderd
is een ieder, die een lijder aan ©en besmette
lijke ziekte langs den openbaren weg wil doen
vervoeren, verplicht van zijn voomemen
schriftelijk minstens den uur vddr het vervoer,
kennis te geven aan den Burgemeester, onder
overlegging van eene schriftelijke verklaring
van een geneeskundige, diat de toestand van
iden lijder het vervoer gedoogt, of hoodzake-
iijik maakt.
Artikel 111.
Het vervoer mag alleen plaats beibben to
daartoe bastemde voerttogen of overdekte
draagbaren, voorzien van een van buiten
duidelijk zichtbaar en door den Burgemeester
te bepalen zichtbaar en door dnnt tg Dein
te bepalen kenteeken dragen. Zoolang voer
ttogen of draagbaren voor dit vervoer zijn
bestemd, blijven zij dit kenteeken dragen.
Andere voertuigem of draagbaren, mits
geene openbare middel en van vervoer zijnde,
mogen alleen worden gebezigd, wanneer de
geneeskundige ischriftelijk verklaart, dat dit
vervoer zander gevaar voor besmetting kan
geschieden.
Artikel 112.
De fcleedingstukken van hen, die bij het ver
voer behulpzaam zijn geweest, moeten, indien
de geneeskundige het noodig oordeelt, worden
ontsmet.
Artikel 113.
Het is verboden op of aan den openbaren
weg, voorwerpen, behoorende tot het huisraad
van eene woning waarto, een der ziekten
heerscht genoemd in art. 2 van het Kontoklijik
Besluit van 1 October 1929, Stbl. 448, op
andere uren en plaatsen tot te kloppen dan
Idoor Burgemeester en Wethouders daarvoor
zullen worden 'aangewezen.
Tapijten en vloerkleeden, uit zulk eene
4woning komende, mogen niet buiten die
woning vervoerd worden, voordat zij volgens
de bepaling der wet ontsmet zijn.
Artikel 114.
Het is aan hen, die het beheer of de zorg
hebben over inrichtingen, ten doel hebbende
de tijdelijke verzorging, bewaking, verstande-
lijke of lichamelijkie ontwikkeling van ktode-
ren of leerlingen, verboden kinderen of leer-
ltogen in die inrichtingen toe te laten, die
lijidende zijn aan 'besmettelijke oogziekten,
hoofdizeer of anderen huiduitslag of die blijken
fcleerltozendragers te zijn.
Artikel 115.
Ouders, voogden of verzorgers van kinderen
en leerlingen als in artikel 114 bedoeld, zijn
verplicht deze van de school verwijderd te
houden.
Onvermtoderd de straf, welke op overtre-
'dtog 'dezer 'bepaling bestaat, hebben de hoof-
den van soholen het recht, kinderen die lijden-
de zijn aan een der bovengenoemde ziekten of
die dragers zijn van ikleerluizen van de school
te verwijderen.
Artikel 116.
Be bepalingen to de artikelen 114 en 115
voorkomende, zijn niet meer van toepassing
wanneer de belanghebbende het hoofd of de
hoofden der instellingen, genoemd to artikel
116 eene geneeskundige verklaring wordt
overgelegd, waaruit blijkt, dat gevaar voor
besmetting is geweken.
Artikel 1;17.
Op de algemeene begraafplaats zal geene
begraving mogen plaats hebben dan door den
daartoe van gemeentewege aangestelden graf-
delver of die hem vervangt en zullen daarbij
in acht genomien moeten worden die voor-
schriften, door Burgemeester en Wethouders
in het belang der openbare orde of gezond
heid te geven.
Artikel 118.
Het is verboden, lijken te begraven of te
vei*voeren, anders dan in gesloten kisten,
welke voorzien moeten zijn van handVaten.
Artikel 119.
Hij, die een lrjkkist levert of vervaardigd,
is verplicht zorg te dragen, dat daaruit geen
vocht kan loopen.
Artikel 120.
Hij, die een lijk op de algemeene begraaf
plaats wil doen begraven, geeft, of doet daar
van kennis geven, mitostens 24 uren tevoren,
aan den grafdelver, onder overlegging van
het bewijs, bedoeld bij art. 4 der wet van 10
April 1869, Stbl. no. 65.
Artikel 121.
De gewone tijd van begraven op de to de
gemeente gelegen ibegraafplaatsen, wordt
vastgesteld van des morgens 7 ure tot des
namiddags 4 ure.
Hij, die op een buitengewoon uur wil begra
ven, heeft daartoe verlof noodig van Burge
meester en Wethouders.
Tijdens het heerschen eener besmettelijke
ziekte kan de gewone tijd van begraven door
Burgemeester en Wethouders zoodanig gewij-
zigd worden, als zij to het belang der open-
bare orde of gezondheid wenschelijk achten.
Artikel 122.
Het is ieder ander dan een bestuurder ver
boden plaats te nemen op een lijkwagen zoo
lang zich daarin een lijk bevindt.
(Bij het vervoer van aan besmettelijke ziekte
gestorven lijders is het verboden 'Zich naast de
kist, die het lijk bevat to een afgesloten rrj-
of voertuig neer te zetten.
Artikel 123.
Brj het heerschen van besmettelijke ziekten,
worden bij het vervoer van daaraan gestor
ven lijders, de voorschriften to acht genomen,
vastgesteld door den burgemeester.
Artikel 124.
Lijken in wier begraving door nabestaanden
of belangheblbenden niet wordt voorzien, wor
den op kosten der gemeente op doelmatige
wijze to een gesloten kist, met een zwart
kleed gedekt, van het sterfbuis afgehaald en
to een graf op de algemeene begraafplaats
overgebracht.
Artikel 126.
Gedurende het begraven van lijken is de
toegang tot de begraafplaats verboden, be-
halve voor hen, die tot den begrafenisstoet
behooren, die er zich ambtshalve moeten be
vinden, of die den stoet uit belamgstelltog
wenschen te volgen.
Artikel 126.
Met het toezicht op de naleving en het op-
sporen van de feiten, strafbaar gesteld bij
deze verordening, zijn' behalve de bij art. 141
van het Wetboek van Strafvordering ge
noemde ambtenaren belast de ambtenaren der
gemeente-politie, de gemeente-bouwmeester
en de opperbrandmeester.
Be voofmelde ambtenaren en de beambten
zijn ten alien tijde bevoegd ter inbeslagnemimg
de uitlevertog te Vorderen van alle voor in
beslagneming vatbare voorwerpen.
Artikel 127.
Met inachtneming van de voorschriften der
wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83)
hebben de ambtenaren der politie en zij. die
met de uitvoering van deze verordening be
last zijn of daartoe moeten medewerken, de
bevoegdhedd om de woningen der ingezetenen
huns ondanks, binnen te treden, tot onder
zoek omtrent de naleving van de artikelen
89 t/m 92, 94, 96, 99, 105, 106, en 108 tus
schen zonsop- en -ondergang en van de arti
kelen 36, 37, 76 t/m 88 en 93 van deze ver
ordening te allentijde.
Artikel 128.
Overtreding van een <*er artikelen van deze
verordening wordt gesitraft met een geld-
boete van ten hoogste honderd gulden of eene
hechtenis van ten hoogste dertig dagen.
Voorwerpen door middel van het feit ver
kregen of waarmede, of met betrekking tot
welke het feit is begaan, kunnen worden ver-
beurd verklaard. De vernietigtog of onbruik-
baarmaking van die voorwerpen kan in het
vonnis worden gelast. Eveneens kan open-
baarmaklng van de gerechtelijke uitspraak
worden voorg"esclirev€n.
Artikel 129.
Met ingang der inwerkingtreding dezer ver
ordening vervallen alle verordeningen tegen
wier overtreding straf is bedreigd met uitzon-
dering van de bouwverordening, de verorde
ning op de woonwagens, de verordening be
treft end e het keuren van waren en de veror-
ning op den keuringsdienst van vee en
vleesch, in verband met de vleeschkeurings-
wet.
Artikel 130.
Deze verordening kan worden aangehaald
onder den titel „Algemeene Politieverorde-
nto'g der gemeente Ter Neuzen".
De algemeene politieverordening wordt met
algemeene stemimen vastgesteld.
De heer VAN H1BQKE moet nog opmerken,
dat het schijnt, dat aan de Middensluis een
vuihusbelt wordt gestiicht. Spreker zag althans
deze week, dat twee man met een schop een
put met vuil stonden leeg te maken. Het
komt spreker voor, dat daar, in de vrije toe-
loop, een dergelijke toestand niet thuis be-
hoort.
De VOORZITTER zegt toe, dit te zullen
nazien.
9. Vaststielling preoarioverordentog.
Be VOORZITTER stelt voor, waar de tijd
reeds ver is gevorderd, de vaststeliing der
precarioverordening uit te stellen tot de vol
gende vergadering.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
10. Omvraag.
a. De heer BE KRAKER vraagt naar de
mogelij'kheid om de straten, die onlangs te
Bnewegen door de gemeente zijn overgeno-
men, namen te geven.
De VOORZITTER zegt toe, dit onder oogen
te zullen zien.
b. De heer DE BRUXJN heeft gezien, dat
aan de gemeentehaven een dijk wordt gelegd.
Naar spreker meent, is hieromtrent toch geen
voorstel in den raad ingekomen.
De VOORZITTER antwoordt, dat de be-
staande dijk aldaar wordt doorgetrokken. Be
muur, die daar stond, leverde gevaar op. Het
is de eenige manier, om deze zaak weer goed
te krijgen, dat de dijk wordt doorgetrokken.
c. Be heer 't GILBE merkt op, dat inder-
tijld' een verzoek is afgewezen om bankjes op
de pieren te plaatsen. Waar de heer Verlinde
er iziich over beklaagd heeft, dat men niet kan
gaan zitten, zou spreker het op prijs stellen,
dat bankjes werden aangebracht.
Be VOORZITTER zal dit onder oogen zien.
d. Be heer't GILBE heeft nog een tweede
vraag. Waar is aangenomen, dat men to een
kano zal mogen varen, tenzij voorzien van een
bewijs, zal het spreker aangenaam zijn, indien
de gemeente hdervoor formulieren beschikbaar
wil stellen. Deze behoeven niet zoo groot te
zijn, doch het lijkt hem aan te bevelen, als deze
uniform van grootte en inhoud zijn.
Be VOORZITTER zegt toe, ook dit te zul
len bekijken.
e. De heer VAN HECHE geeft te kennen,
dat hij todertijd een regellng heeft verzocht
voor de wachtenden aan de Axelsche brug,
wanneer 'deze voor het verkeer gesloten is.
Aangebracht zou worden een stopstreep,
zoodat het verkeer naar de Rosegracht nor-
maal voortgang kan vinden.
Be VOORZITTER zegt toe, dit onder oogen
te zullen zien.
f. Be heer OQLSiEN wijst er op, dat to
dertijd de gemeente besloten heeft, een jaar-
lijksche sulbsidde toe te kennen voor de ha
vens. Daarin was verwerkt een plan, den weg
van den Baandijk naar de Blikstraat door te
trekken, aan de oostzijde van de spoorlijn. Nu
ligt deze weg er, maar slechts tot aan de
hofstede van Van Hoeve. Omdat het voor de
arbeiders, ook voor de faJbrieken te Sluiskil,
van belang is, verzoekt spreker dat die weg
over den Langerekschen dijk, dus slechts een
kleto eindje, zal doorgetrokken worden. Naar
zijn sdhatting is diit nog geen 2 K.M. Iemand,
die van Koegdrs komt, behoeft dan niet die
heele ronde van thans te maken. Wellicht
was bet mogelijk, het Rijk te vragen, het
stukje van den Langerekschen dijik tot de
Blikstraat door te trekken. Het ligt boven-
dien in dit plan vast.
Be heer DEN HAJMER steunt het idee van
den heer Oolsen.
De heer VAN GABSAND eveneens.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
licht to, dat dit in verband sitaat met den
aanleg van de havens. Volgens het oorspron-
kelijk plan zouden er nog 2 havens komen en
dan wordt de weg ook doorgetrokken.
Be VOORZITTER: Doch die komen er niet!
Be heer OOLSENBan zouden wij dus dien
weg nooit krijgen.
De heer LAMtHREOHTSEN VAN RITTHEM
wijst er op, dat het een specialen dakweg is.
De heer OOLSEN wijst er op, dat men daar
bezig is, grond aan te voeren. Het zou een
fnooie verbetering zijn, als dit stukje er kwam,
al moest de gemeente er aan meebelpen.
Be VOORZITTER sluit de vergadering