is, heeft men de kans, dat, als men er in
terecht komt, men zich kwetst. En dit kan
kwade gevolgen hebben.
De VOORZITTER 'zegt toe, te zullen nagaan
wat er aan de hand van de verordening aan
te doen is.
De heer't GILDE merkt op, dat Burgemees-
ter en Wethouders vergunning kunnen verlee-
nen voor het spannen van prikkeldraad. Zij
kunnen, als het noodiig is, ook deze vergunning
weer intrekken.
De ,heer VAN HEQKE is van meening, dat
de heeren het liever zoo willen laten. Als Bur-
gemeester en Wethouders vergeten, deze zaak
na te kijken, komt er niets van terecht. Men
moet weten, dat het college zoo noodig te hulp
zal komen en dan pas zullen ook de hetrokke-
nen medewerken.
De heer COLSEN vindt, dat deze bepaling
veel verschil maakt met die betreffende de
rijkswegen. Daar heeft men voor men aan het
prikkeldraad toe is, een grasiberm van 3 a 4
meter. Direct daarnaast ligt er een eind gras-
land, zoodat iemand, die er niet noodig heeft,
er niet zijn moet, bovendien, men mag daar
ook niet loopen.
De heer VAN C3ADSAND is, indien hij het
goed begrijpt, van oordeel, dat het college
zelf in fout is. Langs de oude begraafplaats,
achterom het terrein van „De Hoop", heeft de
gemeente dat eindje weg afgerasterd met
prikkeldraad. Het is niet onmogelijk, dat de
dames daaraan hun blouses en japonnen
scheuren. Spreker heeft hierop de aiandacht
gevestigd, omdat dit een gevaarlijk punt is.
De heer DEN HAiMER merkt op, dat het
daar eigenlijk geen fietspad is. Daarvoor moet
men den grooten weg gebruiken.
Artikel 17.
Het is verfboden in de bebouwde kom der
stad zonder vergunning van Burgemeester en
Wethouders rails te leggen, of te hebben.
Artikel 18.
Het is verboden, tenzij met vergunning van
Burgemeester en Wethouders, voorwerpen,
van welken aard ook, andere dan gedrukte
stukken, hetzij langs de huizen, hetzij op den
openbaren weg, te koop aan te bieden.
Deze bepaling is niet van toepassing op
leurders van groenten, vruchten, bloemen,
boter, kaas, eieren, melk, wild, gevogelte,
visch, schelpdieren en kleine eetwaren.
Artikel 19.
Het is verboden binnen de bebouwde kom
der stad vliegers op te laten of op te houden.
Artikel 20.
Het is verboden zonder vergunning van
Burgemeester en Wethouders op den open
baren weg:
1. een serenade te brengen of een optocht
te houden;
2. muziek te maken, liedjes te zingen of
vertooningen te geven;
3. te venten tusschen tien uur 's avonds
en zonsopgang.
4. met reclameborden, vaandels, banieren,
vlaggen, platen of opschriften te staan, rond
te gaan, of daarmee rond te rijden.
De heer OODSEN wenscht in verband met
deze bepaling, omtrent de serenades een toe-
lichting te geven: Hij zag liever, dat de be
paling dat er voor een serenade een vergun
ning noodig is, zou vervallen. Wei wil hij de
vergunning behouden voor serenades op Zon-
dag. Onider kerktijd mag het toeh niet, en
ook heft houden van een optocht wil spreker
laten] staan. Doeh de bepaling, dat de ver
gunning voor serenades moet verleend wor-
den, zag spreker, in de week dan althans,
graag vervallen.
De VOORZIITER merkt op, dat bepaald
is, dat Burgemeester en Wethouders hiervoor
vergunning kunnen verleenen.
De heer OOLSEN wijst op een geval dat
zich te .Sluiskil heeft voorgedaan. Er was
aldaar een echtpaar 25 jaar getrouwd en dit
werd niet bekend voor 's avonds 7 uur. Toen
moest eerst nog de vergunning worden ge-
vraagd, voordat men de serenade kon geven.
De VOORZITTER merkt op, dat deze ver
gunning toch verleend is.
De heer COLSEN stemt dit toe. Doch het
is ook mogelijk, dat men iemand, die bevoegd
is, de vergunning te verleenen, niet meer te
pakken kan krijgen, vooral in zoo'n geval als
zich nu voordeed. En daarom is hij er voor
dat voor een serenade geen vergunning noodig
zal zijn.
De VOORZITTER merkt op, dat men een
serenade ook izoodanig kan uitbreiden, dat het
een optocht wordt. Hij is er voor, dat ver
gunning zal blijven verleend worden, opdat
dan in Ieder geval ook voor de aanwezigheid
van politie kan gezorgd worden.
De heer OOLSEN meent, dat indien er
enkele menschen achter het muziek loopen,
dit nog niet als een optocht kan worden be-
schouwd. Hij stelt voor, ,dat dit in het ver-
volg in de week niet aan een vergun
ning zal zijn onderworpen.
De VOORiZITTER geeft te kennen, dat de
vergunning altijd wordt verleend, als deze ge-
vraagd wordt. Men kan deze desnoods tele-
fomsch vragen.
De heer DE KRAKER wenscht aan dit
artikel toe te voegen „of vaarwater". Er is
hier gelegenheid genoeg, om desnoods op een
bodemschuit een serenade te gaan brengen.
De heer OOLSEN wenscht serenades vrij te
zien, en alleen op Zondag, zonder vergunning
te vehbdeden.
De beer GEELHOEDT vraaigt, welk be-
zwaar er tegen kan zijn, dat een vergunning
wordt gevraagd. Deze bepaling wordt alleen
gesteld in het belang van de goede orde en
am te kunnen izorgen voor aanwezigheid van
politie.
De heer 't GILDE merkt op, dat deze ver
gunning desnoods telefomisch gevraagd kan
worden.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat in
bet onderhavige geval, de gevraagde vergun
ning toch ook is verleend.
Het voorstel van den heer Colsen wordt
ondersteund door den heer Van Hecke.
Het wordt niet voldoende ondersteund en
kan derhalve geen punt van iberaadslaging
uitmaken.
De heer VAN DRIEL antwoordt den heer
De Kraker, ;dat het met het vaarwater eenigs-
zms anders staat dan met den openbaren weg.
Het vaarwater in de gemeente is rijksvaar-
water en daarop heeft de gemeente niets te
zeggen. De gemeente ibezit slechts een kiein
stukje aan de kaai, doch spreker stelt zich
niet voor, dat men daar een serenade zal wil
len gaan geven.
De heer VERLINDE bevestigt, dat de ge
meente daar niets te zeggen heeft.
De heer 't GILDE merkt op, dat hij heeft
voorgesteld aan dit artikel toe te voegen:
„met de bedoeling, geld te verdienen".
De VOORZiITTER merkt op, dat die toevoe-
ging aan dit artikel toch ook weer gevaar
oplevert. Indien aldus is bepaald en men zou
bij dergelijke menschen willen ingrijpen, zou
men ten antwoord kunnen krijgen: maar ik
doe het niet om er mee te verdienen.
De beer ft GILDE merkt op, dat volgens
deze bepaling muziek maken niet mag. Stel
nu, dat een groepje jongelui 's avonds om een
uur of 8 omderling wat muziek ging maken
op den openbaren weg, dan mag dit niet,
daarom heeft ook spreker voorgesteld de toe-
voeging: ,,met de bedoeling, geld te verdie
nen". Volgens de thans voorgestelde bepaling
kan de politie indien enkele opgeschoten jon-
gens op straat een liedje loopen te zingen,
constateeren dat zij in overtrading zijn.
De VOORZITTER merkt op, dat dit ligt
in de toepassing der bepalingen. Deze kunnen
op verschillende wijze worden toegepast. In
dien zij stipt toegepast zouden worden, zou
het politiecorps te klein zijn. Men kan aan
nemen, dat een jongeman, die een liedje loopt
te zingen, wat toch voor de voorbijgangers
niet erg kan zijn, niet verbaliseerd zal worden.
De heer 't GILDE merkt op, dat dit toch
kan voorkomen. En dat wordt juist voor-
komen door de toevoeging, die hij heeft voor
gesteld.
De heer DEN HAMER voelt den gedachten-
gang van den beer 't Gilde. MJen moet zich
kunnen uitleven. Indien twee menscben in de
Noordstraat loopen zingen, is dit niet erg,
doch de frolitieverordening verbiedt het.
De VOORZITTER noemt een ander voor-
beeld. Veronderstel, dat een politieke partij
in den nacht met een loudspeaker door de
stad zou gaan, dan gebeurde dit niet om geld
te verdienen en was het motief, om de aaders
te verfoaliseeren, niet meer aanwezig.
■Spreker meent, dat men dit veilig aan de
prudentie van de politie kan overlaten.
De heer 't GILDE is bet eens met den
Voorzitter, dat, indien verschillende punten
precies werden toegepast, het politiecorps te
klein zou zijn. Doch anderzijds mag het poli
tiecorps geen kurkezak worden. Indien een
verordening wordt gemaakt, moet deze ook
gehandhaafd worden. De raad mag niet met
iets komen, waar voor de politie ten siotte
geen beginnen aan is.
De VOORZITTER merkt op, dat deze zaak
toch niet zoozeer in een bepaald wetsartikel
moet worden vastgelegd.
De beer 't GILDE geeft te kennen, dat het
juist zijn bedoeling is, het gemakkelijker te
maken voor de politie.
De VOORZITTER antwoordt, dat het col
lege de meening van den heer 't Gilde niet
kan deelen.
De heer 't GILDE vervolgt, dat het niet
zoo dikwijls voorkomt, dat men met een luid-
spreker in de gemeente komt. Spreker heeft
zijn voorstel over het verspreiden ingetrokken,
doch thans vraagt bij Burgemeester en Wet
houders, eens over hun bezwaren been te stap-
pen. De andere betrokkenen zijn dan voorloo-
pig gered.
De beer OOLSEN vraagt, of de heer't Gilde
bang is.
De beer 't GILDE: Heelemaal niet. Het
komt ook wel eens voor, dat men met een
luidspreker in de gemeente komt voor recla
me, hoe moet bet dan daarmee?
De VOORZITTER antwoordt, dat men dan
vergunning moet vragen.
Het voorstel van den beer 't Gilde wordt
verworpen met 9 tegen 6 stemmen.
Voor stemmen de heeren Verlinde, Van
Hecke, Colsen, Van Driel, 't Gilde en De Vos;
tegen stemmen de heeren Geelhoedt, Scbeele,
Lambrechtsen van Ritthem, Riemens, De
Kraker, Duurinck, Den Hamer, De Bruijn en
Van Cadsand.
Artikel 21.
Het is verboden in het openbaar in de be
bouwde kommen:
1. op andere plaatsen te baden of te zwem-
men dan door Burgemeester en Wethouders
aan te wijzen
12. bij baden of zwemmen niet gekleed te
zijn met zwemfbroek of badcostuum;
8. zonnehaden te nemen.
De heer OOLSEN merkt op, dat, nu ver
boden wordt het zwemmen in de kom, dit ook
in Sluiskil verboden is. Hebben Burgemeester
en Wethouders er wel aan gedacht, dat indien
het in de kom niet mag, de menschen uit
Sluiskil enkele duizenden meters verder gaan
en dan onder de gemeente Westdorpe zijn.
De VOORZITTER antwoordt, dat, indien
een verzoek aan Burgemeester en Wethouders
gericbt wordt, een bepaalde plants voor het
zwemmen kan worden aangewezen.
De heer COLSEN constateert, dat het vol
gens deze verordening eigenlijk nergens mag.
De VOORZITTER: Tenzij een plaats door
Burgemeester en Wethouders daarvoor is
aangewezen.
De heer COLSEN meent, dat, indien dus de
be vol king van Sluiskil wil zwemmen, deze een
verzoek aan Burgemeester en Wethouders
moet doen, om een plaats aan te wijzen, waar
gezwommen mag worden.
De heer VERLINDE merkt op, dat dit een
artikel is, dat al lang bestaat.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat dit
vroeger alleen gold voor de bebouwde kom
men, terwijl "thans wordt voorgesteld, dat
voor de kommen" te doen gelden.
De heer VERLINDE is van oordeel, dat heel
weindg last wordt ondervonden, hij is er voor,
dat men dit gewoon laat voortgaan.
De heer VAiN CADSAND, deelt mede, dat
verschillende klachten zijn vemomen over het
zwemmen te Sluiskil. Het schjjnt, dat de
zwemmers daar bij voorkeur tusschen de twee
brughoofden zwemmen.
De beer DE VOS vraagt, hoe nu de bepalin
gen zullen luiden, vroeger werd dit alleen van
toepassing verklaard voor de bebouwde
kommen.
De VOORZHTTER deelt mede, dat voorge
steld wordt, het woord ./bebouwde" door te
slaan.
De heer OOLSEN constateert, dat het dus
in.geheel Sluiskil verboden is. Men is te Sluis
kil pas buiten de bebouwde kom, als men in
de gemeente Westdorpe is. Spreker vindt het
wel wat vergaande, als Burgemeester en
Wethouders een plaats zouden willen aanwij-
zen. Zooals de heer Van Cadsand zegt, dat er
bij voorkeur tusschen de twee bruggen ge
zwommen wordt, is wel iets van aan, doch
het is in Sluiskil niet goed mogelijk ergens
anders te zwemmen dan vlak aan den weg.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
betwijfelt of de competence van den raad
zoover gaat, als om een plaats voor het zwem
men aan te wijzen, daar al bet water in de
gemeente rij ksvaarwater is.
De heer DE VOS vraagt waarom bet woord
.bebouwde" geschrapt is.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit te
beperkt was.
De heer DE VOS constateert, dat deze be
paling dan in het vervolg zou gelden voor de
heele kom, dus voor een veel grooter gebied.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit ook
de bedoeling is. Men heeft thans in de ge
meente twee zweminrichtingen.
De heer 't GILDE merkt oj>, dat men niet
uit het oog verliezen moet, dat men in die
inrichtingen betalen moet. Naar sprekers
meening is de zaak zoo, dat waar men ook
gaat zwemmen, men dit op eigen verant-
woordmg doet. Men beschikt hier niet over
een behoorlijke gelegenheid, waar men in de
zee kan gaan, zoodat men in verband met de
watergetijden, niet steeds in de zee kan gaan
zwemmen, hetgeen vooral voor menscben, die
aan hun werk gebonden zijn, een bezwaar is.
Spreker kan er zich mee vereenigen, dat een
paar plaatsen worden aangewezen, in zee en
in het kanaal, waarvan men gebruik kan
maken en dan in zooverre vrij is, om er te
zwemmen.
De VOORZITTER merkt op, dat er toch
gelegenheid bestaat om'kosteloos te zwemmen.
De heer 't GILDE deelt mede, dat die tijd
nog 4 uur bedraagt, n.l. 3 uur voor mannen
en 1 uur voor vrouwen. Dit is wel wat wei-
nig. Spreker vindt het ook goed, als de poli-
tieambtenaren, als zij langs het water komen,
een zwarte bril op hebben. Vooral in dezen
tijd, nu het erg warm weer is.
De heer DE VOS wil de kom van Ter Neu-
zen los laten. Doch voor Sluiskil is het nog
al erg. Het is vandaar te ver om naar zee te
komen.
De VOORZITTER verwijst naar hetgeen hij
den. heer Colsen heeft gezegd, de belangheb-
benden kunnen vergunning vragen, een plaats
aan te wijzen, en dan kan worden nagegaan,
welke plaats het meest aantrekkelijk is.
De heer 't GILDE merkt op, dat de heer
Lambrechtsen van Ritthem dan nog iets te
zeggen heeft, daar het daar rijksvaarwater is
en de gemeente daar niets te zeggen heeft.
Men kan zich dan op den kant ontkleeden en
verder niets.
De heer LAMBREaHTSEN VAN RITTHEM
deelt mede, dat de gemeente geen plaats kan
aanwijzen, daar alle water in de gemeente
rijksvaarwater is.
De heer 't GILDE begrijpt wel, dat het de
bedoeling niet is, de gelegenheid tot zwem
men te ontnemen. Spreker is er ook tegen,
dat men den heelen dag blijft dralen. Als hij
gaat zwemmen trekt hij zijn badpak aan en
springt te water. Men heeft echter altijd men
schen die dit niet kunnen zien. En dan is het
hier niet zooals te Middelburg, waar men
langs het kanaal een 15 a 20 kamertjes heeft
staan, waar men zich kan aan- en uitkleeden.
De VOORZITTER merkt op, dat dit waar-
schijnlijk gemeentevaarwater is.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
kan dit niet zeggen. Het zwemmen in rijks
vaarwater is verboden, doch wordt ooglui-
kend toegestaan.
De heer 't GILDE meent, dat dan ook de
politie oogluikend toe kan laten, dat gezwom
men wordt.
De VOORZITTER deelt mede, dat wel ge
legenheid tot zwemmen gegeven wordt, doch
dat de bedoeling is, te voorkomen, dat overal
in de kom wordt gezwommen.
De heer 't GILDE vindt dit ook niet erg.
Men heeft het zich hier echter moeilijker ge
maakt door het wordt bebouwde" te schrap-
pen.
De heer DEN HAMER kan er zich mee ver
eenigen, dat een plaats wordt aangewezen,
waar zich geschikt water bevindt om te
zwemmen en waar het water niet modderig
is. Er wordt nu wel gezegd, dat er in de ge
meente niets dan rijks^ater is, doch men
mag aannemen, dat toch .wel overeenstem-
ming zal kunnen worden bereikt voor een ge-
schikte plaats waar gezwommen kan worden.
De heer't Gilde heeft gezegd, dat de politie
maar zijn oogen moet dichtdoen en door een
zwarte bril kijken. Spreker is voor een soepele
toepassing der bepalingen, doeh met den noo-
digen tact. Mien moet niet gaan zeggen, dat
men een bepaalde bepaling maar niet naleven
moet, dit vindt spreker ahsoluut verkeerd.
De heer VERLINDE is van meening, dat
Burgemeester en Wethouders zich op een ge
vaarlijk pad begeven, als zij een bepaalde
plaats willen gaan aanwijzen: Wat dat be-
treft is het hier allemaal gevaarlijk zwem-
water. En dan zou men den schijn kunnen
wekken, dat de verantwoordelijkheid voor de
gemeente was, als men op een bepaalde plaats
msig zwemmen. Dje verantwoordelijkheid
wenscht spreker niet op zich te nemen, vooral
hier niet, waar het zulk gevaarlijk water is
om te zwemmen.
De heer VAN HECKE stemt het den heer
Verlinde toe, dat het op iedere plaats in het
kanaal gevaarlijk is om te zwemmen. Spreker
stelt voor te probeeren een gelegenheid te
scheppen, waar men behoorlijk kan zwemmen.
De heer VERLINDE: Doch idan is er ook
toezicht noodig.
De heer 't GILDE: Dat is theorde.
De heer VAN HECKE meent, dat er in de
gemeente wel plaatsen zijn die geschikt zijn.
Indien b.v. de vliet in den Koegorspolder van
riet gezuiverd werd, had men daar een be
hoorlijke plaats om te zwemmen.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
merkt op, dat men in het kanaal zelf zw-emt.
De heer DE VOS stelt voor, het woord .be
bouwde" te laten staan. Spreker kan niet
inzien dat dit te beperkt zou zijn. Spreker is
het er mee eens, dat het niet aangaat, een
bepaalde pliaats aan te wijzen, het water is
hier overal te diep. Waar men tot nu toe
nog geen hinder heeft ondervonden, stelt spre
ker voor, het woord „bebouwde" te laten
staan.
De VOORZITTER merkt op, dat men vol
gens den heer Van Cadsand wel hinder heeft
ondervonden.
De heer VERLINDE kan zich vereenigen
met den vorigen spreker. Hij is eveneens van
meening, dat men beter het woord .^bebouw
de" ikan laten staan.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, het woord „bebouwde" te schrappen,
wordt verworpen met 10 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren Geelhoedt, Scheele,
Den Hamer, De Bruijn en Van Cadsand; tegen
stemmen de heeren Verlinde, Lambrechtsen
van Ritthem, Riemens de Kraker, Duurinck,
Van Hecke, Colsen, Van Driel, 't Gilde en
De Vos.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
heeft zijn voorstel gedaan naar aanileiding van
het feit, dat het vorig jaar een Fransoh jacht
tegenover den heer Ribbens lag. Daar waren
ook enkela dames aan boord en deze achtten
het noodig, gekleed in een broek en bustehou-
der de gemeente in te gaan. Nu weet spreker
wel, dat het heel moeilijk is, dat tegen te gaan
doch in Buenos-Aires worden de dames in een
dergelijk toilet" op de tram niet toegelaten.
In Amsterdam en Den Haag geidt de bepa
ling, dat men, indien gekleed in een badpak,
zich niet op straat mag begeven, doch moet
zijn gelkeed in een badmantel.
Een dergelijke bepaling ware ook hier in
te voeren.
De VOORZITTER ideelt mede, dat Burge
meester en Wethouders geen reden hadden,
het voorstel van den heer Lambrechtsen van
Ritthem over te nemen, daar zij van meening
zijn, dat daartegen ook zonder een bepaalde
politiebepaling wel iets te doen is.
De beer DEN HAMER is van meening, dat
dergelijke kleeding niet betaamt. Hij acht een
bepaling zeer gewenscht en zal het idenkbeeld
van den heer Lambrechtsen van Ritthem
iteunen.
De heer DE VOS kan zich met de geda elite
van den heer Lambrechtsen van Ritthem zeer
goed vereenigen. Het schijnt zeer moeilijk te
omschrijven wat ,,bijna ongekleed" is. Verder
bevat naar zijn meening ook het Wetboek van
Strafrecht bepalingen tegen dergelijke hande-
lir.gen.
De VOORZITTER deelt mede, dat bedoeld
Wetboek bepalingen bevat tegen kleeding,
waardoor de openbare eerhaarheid wordt ge-
kwetst.
De heer DE VOS gelooft, dat het zeer ge
vaarlijk is, zich op dezen weg te begeven.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
vraagt, waarom dan in Den Haag en Amster
dam wel bepalingen zijn gemaakt.
Daar is dan toch wel omschreven, wat onder
,,'bijna ontkleed" moet verstaan worden.
De heer DE VOS is idaarvan niet op de
hoogte, hij heeft dan ook gezegd „het schijnt
heel moeilijk te omschrijven". Spreker is er
niet tegen, dat er een dergelijke bepaling
komen zal.
De VOORZITTER merkt op, dat men in
Den iHaag pas in een badmantel voldoende
gekleed is.
De heer VERLINDE deelt mede, dat ideze
bepaling gemaakt is, omdat het voorkwam,
dat men zich in badpak vanuit Den Haag naar
Sehevenimgen begat.
De heer't GILDE vraagt, indien een derge
lijke bepakng-gemaakt wordt te omschrijven
.mantel" en niet „badmantel".
De heer VAN DRIEL: Maakt er maar
.mantel" van.
De heer VERLINDE: Maar het tenue,
waarin die dames rondliepen, was geen bad
costuum.
De heer VAN DRIEL: Zet dan maar:
,,onvoldoende gekleed"'.
De heer 't GILDE merkt op, dat deze om-
schrijving onvolledig is. Doch men kan toch
ook niet gaan omschreven, wat bedekt moet
zijn en dat zou noodig zijn, aniders kon het
voorkomen, dat juist verkeerd werd gehan-
deld.
De heer VAN DRIEL is er dan voor, op te
nemen, niet voldoende gekleed.
De VOORZITTER merkt op, dat ook zonder
bepaling de politie dergelijke dingen wel zal
tegengaan.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
zal zijn voorsitel intrekken, indien de Voorzit
ter meent, diat het Wetboeik van Strafrecht
voldoende bepalingen bevat om zoo noodig
handelend op te treden.
De heer DUURINCK vindt de kanosport op
•zichzelf mooi en sportief, doch er zijn genoeg
gevajlien, dat de beoefenaars er van verdron-
ken zijn, omdat ze niet voldoende konden
zwemmen.
Dit is aanleiiding geweest, dat men er in
enkele plaatsen in Nederland toe overgegaan
is, dit te verhieden. Spreker zou zoover niet
willen gaan, doch wel zou hij willen trachten
te verhieden, dat mee een kano op de Schelde
gevaren wordt. Daar is geen plaats voor ©en
kano.
De VOORZITTER merkt op, dat het college
van oordeel is, ;dat zij die niet kunnen ver
hieden, daar dit te ver zou ingrjjpen in de
persoonlijke vrijheid. Ingeval bet kdnderen
betreft, zijn de ouders er voor verantwoorde-
lijk, terwijl de ouderan zelf voor hun daden
de verantwoordelijkheid dragen moeten. Bur
gemeester en Wethouders zien geen motief,
deze vrijheid bij politieverordening aan banden
te leggen.
De heer 't GILDE moet opmerken, dat ©en
verlbod voor het varen met kano's zonder de
zwemkunst voldoende machtig te zijn, naar
sprekers meening niet te ver ingrijpt in de
persoonlijke vrijheid. Spreker vindt het ©en
schitterend idde. Kort geleden heeft de Voor
zitter gesproken voor de reddingsbrigade.
Deze stelt zich ten doel den dood door verdrin-
king te voorkomen en nu is het juist, dat
hetrekkelijk veel verdrinkingssiachtoffers zijn
te betreuren, juist tengevolge van het feit, dat
zij de kanosport beoefenen, zander voldoende
te kunnen zwemmen. Juist, omdat er zoo-
veien verdrinken tengevolge van het beoefenen
dier sport, zonder voldoende te kunnen zwem
men, acht spreker hier een bepaling wel op
zijn plaats. Indien iemand, die niet voldoende
zwemmen kan, in een kano gaat varen, stelt
hij niet alleen zijn eigen leven, doch ook idat
der redders, in gevaar. Spreker verwacht van
een dergelijke bepaling veel hedl. En indien
het dan al voorkomt, dat het goed is afgeloo-
pen en zoowel de redder als de geredde het er
goed hebben afgebracht, dan nog is het goed,
dat een bepaling aanwezig is, waardoor het
leven van de rodders zoo main mogelijk in de
waagsohaal wordt geplaatst. Spreker wil niet
zoover gaan, dat een diploma in het bezit van
de 'kanovaarders moet zijn, doch deze bepaling
lijkt hem wel zeer geschikt. Spreker acht het
onverantwoordelijk dat men in ©en kano gaat
varen, als men maar even zwemmen kan. En
dat wordt toch door deze bepaling voorkomen.
Spreker ziet ook het groote gevaar, niet alleen
voor de betrokkenen zelf, doch bovenal voor
de redders, als men zich zonder voldoende te
kunnen zwemmen, in ©en kano ibegeeft.
De heer DUURINCK merkt op, dat de
Voorzitter zooeven heeft gezegd, dat de ouders
verantwoordelijk zijn voor hun kinderen. Doch
de kans, dat die ouders zeer moeilijk de han-
delingen van him kinderen kunnen nagaan, is
dikwij'ls zeer groot. Moeder is thuis bezig
met huishoudelijke bezigheden, terwijl de
vader op zijn werk is, en de kinderen. Men
kan dan niet altjjd nagaan waar ze zijn of wat
ze doen.
De VOORiZITTER meent, dat dit moeilijk
als een verantsabuldiging kan worden aange-
merkt.
De heer DUURINCK herhaalt, dat de
ouders dikwijls onbekend zijn met wat hun
kinderen doen.
De heer DE VOS merkt op, dat het ook
wel kan voorkomen, dat de ouders iets ver
boden hebben, dat zij b.v. geen toestemming
er voor hebben gegeven, terwijl de kinderen
het toch doen. De kinderen krijgen dan ©en
proces-venbaai en de ouders betalen de boete.
De heer OOLSEN: Toch altijd nog beter
dan een verdronken kind.
De heer SCHEELE is eveneens van mee
ning, dat voor een dergelijke bepaling veel te
zeggen is. Er zijn menschen, die roekeloos
met hun leven omgaan en het is de plicht der
overhead deze tegen zichzelf te beschermen.
De heer 't GILDE: En niet alleen hun eigen
leven, doch ook dat van de eventueele redders.
De heer DE VOS is persoonlijk ook voor het
voorstel van den heer Duurinck. Men kan zijn
kinderen niet altijd in het oog houden, terwijl
toch ieder kan leeren zwemmen, waartoe de
gemeente twee zweminrichtingen telt.
De heer SCHEELE: Ook heeft ieder nog
geen kano!
De VOORZITTER merkt op, dat iemand
die met een zeilboot op id© Schelde gaat varen,
daarvoor zelf de verantwoordelijkheid dragen
moet.
De heer 't GILDE geeft te kennen, dat het
met eenzedlboot een heel ander geval is. Een
ervaren zeiler weet dat hij zijn schoot nooit
mag vastzetten, en dan kan hem nooit iets
geheuren. Iemand die niet zeilen kan en dan
toch in een boot weggaat, moet dit natuurlijk
zelf weten.
Ala proef heeft spreker onlangs ©ens in een
kano gezeten om eens te zien, wat die hebben
kan. Die scheepjes zijn heel rank. Nu is dat
voor spreker niet erg, doch juist omdat ze zoo
rank zijn, is het gevaar ook zoo g.root. In stil
water met een kano varen valt voor iemand,
dit dit niet gewoon is, al niet mee, eh wat
moet men dan doen als er een sleephoot aan-
komt Als men niet weet hoe de kano op de
golven te leggen is het tien tegen een dat deze
omslaat.
De VOORZITTER ziet niet in, hoe dit voor
komen moet worden. Het is, zooals de heer
't Glide zegt, met zedlen ook zoo. Wie niet
zeilen kan en het dan toch doet, komt vast
aan ongelukken.
De heer t GILDE meent, dat juist daarom
een bepaling, dat men moet kunnen zwem
men om in een kano te mogen varen, zoo goed
is. Iemand die een kano wil koopen, heeft wel
een paar centen. En dan moet men maar
eerst leeren zwemmen en de kano maar het
volgend jaar koopen.
De VOORZITTER vraagt, wat de bedoeling
is van „door Burgemeester en Wethouders
aan te wijzen plaatsen".
De heer DUURINCK heeft zooeven ver-
nomen, dat de gemeente over het vaarwater
niets te zeggen heeft.
De VOORZITTER is van meening dat het
beter zal zijn, dat dan de heer Duurinck de
2© alinea weglaat.
De heer't GILDE geeft te kennen, dat naar
zijn meening ook de eerste alinea voldoende is.
Als de betrokkenen zwemmen kunnen en hier-
van ©en brief kunnen overleggen, gaat men
naar zijn meening ver genoeg.
De heer DUURINCK wilde liever ook voor
komen, dat men zich met een kano op de
Sdhelde begaf
De -heer VERLINDE vraagt, wie de ver-
eischte bewijzen moeten afgeven.
De VOORZITTER antwoordt, idat de hiertoe
bevoegden de plaatselijke badmeesters zijn.
De heer 't GILDE deelt mede, dat in de
gemeente twee gediplomeerde badmeesters
zijn. Beiden bezitten in de eerste plaats het
diploma als onderwijzer van den Nederl.
Zwembond, en ten tweede de diploma's A, B
en C van den Ned. Bond tot het redden van
drenkeMngen. Indien deze zeggen, dat iemand
zwemmen kan, mag men wel aannemen, dat
het zoo is, want indien de 'betrokkenen de
zwemkunst niet voldoende machtig zijn, tee-
kenen zij de verklaring niet, daar ze dan niet
verantwoord zijn. Spreker kan natuurlijk niet
spreken voor zijn collega, doch hijzelf is wel
genegen kosteloos de proef af te nemen.
De VOORZITTER merkt op, dat er nu nog
een moeilijkheid is. In het voorstel van den
heer Duurinck wordt genoemd „een der plaat
selijke badmeesters", doch er kunnen ook
andere d©skundigen zijn.
De heer VAN HECKE deelt mede, dat Ver-
biezen ook les geeft.
De heer 't GILDE is van oordeel, dat hg
den heer Verbiezen, met alle waardeering voor
zijn werk, toch niet als deskundige zou noe-
men.
De heer VAN HECKE zou het toch wel ver-
trouwen, als Verbiezen een dergelijk bewijs
afgaf.
De heer t GILDE deelt mede, dat als er
candldaten bij hem komen, hij ze eerst borst-
zwemmen en rugzwemmen zal laten beoefenen
en dan zal nagaan of ze zonder gebruik van
handen en zonder gebruik van voeten kunnen
zwemmen.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel
van den heer Duurinck, gewijzigd in den vol-
genden vorm:
„Het is d©(n) beoefenaar(ster) der cano-
sport verboden, deze sport te beoefenen, in
dien hij (zij) niet in het bezit is van een te
zijnen (haren) name gestelde, door een des
kundige onderteekende verklaring, dat hij
(zij) de zwemkunst goed machtig is.
Deze verklaring dient te zijn voorzden van
het stempel der gemeentepolitie te Ter
Neuzen",
aanvaard.
Artikel 22.
Het is verboden op den openbaren weg of
van den openbaren weg af zichtbaar met
kaarten, met geld of om geld te spelen.
Artikel 23.
Het is verboden in het openbaar misbruik
te maken van Gods /Heilogen Naam, en het
bezigen van vloeken en onzedelijke taal.
Artikel 24.
Het is verboden in het openbaar ter ver-
spreiding, aanbeveling, aankondiging of be-
kendmaking van geschreven, gedrukte of ge-
typte 'Stukken te roepen en op deze stukken
of den inhoud daarvan de aandacht te vestigen
door zang, muizdek, reclameborden, geraas-
makende- of voor het publiek aanstootelijke
voorwerpen of midldeleu.
Artikel 25.
Het is verboden in het openbaar, behalve
voor de daartoe vanwege de gemeente aan-
gestelde personen, iets bij1 omroeping bekend
te maken.
Artikel 26.
Het is verboden in- het openbaar eenig
stuk aan te plakken dat aankondigingen of
mededeelingen behelst, die de openbare orde
of het openbaar geaag ondermijmen.
De beoordeeling daarvan berust brj den Bur
gemeester.
Artikel 27.
Het is verbodbn aan den openbaren weg
tenten, kramen, caroussels, draaimolens of
andere inrichtingen van dien aard te bouwen,
of indien zij gebouwtd zijn te laten staan
buiten den voor de kermis vastgestelden tijd
zonder vergunning van Burgemeester en Wet
houders.
Artikel 28.
Het is verboden:
1. ter markt met voorwerpen of stoffen,
hoe ook genaamd een plaats in te nemen,
welke niet door dten marktmeester is aange
wezen, met inachtneming der hem door Bur
gemeester en Wethouders gegeven imstructde.
2. goederen of voorwerpen, welke voor uit-
stalling of vertooningen gebruifct -worden,
buiten den tijd van de markt of den duur der
kermis te laten staan.
Onder markt in deze verordening wordt ver
staan bet terrein of de terrednen daarvoor
door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen.
Artikel 29.
Een ieder is verplicht de dOor hem op den
openbaren weg gebruikte staanplaats zinde-
lijik te houden, bij. zijn vertrek het daarop aan-
wezige vuilnis te verwijderen en de straat te
herstellen, voor zoover dit niet aan andere
van gemeentewege daartoe aangewezen1 per
sonen is opgeldragen.
Artikel 30.
Het is verboden:
a. openbare ijsbanen, bestemd voor schaat-
senrijders te beschadigen, te verontreindgen of
daarop het verkeer op eenigerlei wijze te
fcelemmeren of in gevaar te brengen;
b. het afgezette terrein voor hardrijdenij
op schaatsen of ander ijsfeest te betreden of
te berijden, wanneer men daartoe niet door
of vanwege Ide rechthebbenide is gemachtigd1;
c. aan schaatsenrijders, die elkaar op open-
bare ijsbanen tegenkomen anders dan rechts
uit te wijken of elkander achteroprijdende
anders dan links te passeeren.
(Wordt verVolgd.)