d'ers, dit kan men hem nieit in de schoenen schiuiven. Wat -dat betreft, heeft men de notnlen van de vergadering van Burgemees- ter en Wethouders Met noodig. Spreker had ook liever gehad, dat hem onomwoniden ge zegd was geworden, om welke reden de wet houders de benoeming van Francken niet wenschten, Het heeft ook spreker gefrap- peerd. Hij was van meening dat de openge- vallen plaalts door Francken, die in het bezit van een diploma is, zooals vereischt, zou wor- den bezet, en deze eerste ambtenaar zou worden. Dit is niet gebeurd en wat daarvan de reden was, is spreker niet bekenid. De heer OGGEL: Dat is wel gezegd! De VOORZITTER: Dat is nooit medege- deeld. De heer OGGEL: (Medegedeeld is door de wethouders, dat de persoonlijke eigenschappen van den betrokkene het voor hen niet <ge- wenscht maken, den derden ambtenaar tot eersten ambtenaar te benoemen. De VOORZITTER: Dat is gezegd na de benoeming. De heer OGGELLaat ons eerlijk blijven en hrengt u de notulen op tafel. De VOORZITTER: Na de benoeming is door de wethouders gezegd, dat om de per soonlijke eigenschappen van Francken het hen minder gewenscht voorkwam hem tot len ambtenaar te benoemen. De heer OGGEL: Men moet eerlijk blijven, dit is v6<5r de benoeming gezegd. De VOORZITTER merkt op, dat v66r de benoeming de heeren wethouders niet de moeite hebben gedaan, noch bij den sec-retaris, noch bij hem zelf, te informeeren naar Francken. Er behoort heel veel moed toe, om dan te doen zooals zij gedaan hebben. Indien het hem gevraagd zou zijn -geworden, had hij geantwoord, dat Francken wel degelijk als bekwaam voor deze taak moet aangemerkt worden. Indien een vreemde ambtenaar be- noamd was geworden, had de heer Oggel sterker gestaan dan thans het geval was. De heer OGGEL: Dank u. Wij waren als wethouders wei degelijk bekiend met dte werk- wijze van Francken. Daarvoor behoeven wij bij u niet te komen. Wij zijn beiden zakenlui en kunnen wel weten, hoe er gewerkt wordt, temeer waar wij nogal dikwijls op het ge- meentehuiis komen. Er zijn ook voorvallen ge- weest, die het voor ons niet aanbevelenswaard maakten, Francken te benoemen. Er is ook eens een financieele aangelegenheid geweest. De heer P. J. VAN BENDEGEM: De Voor- zitter heeft naar voren gebracht, dat de beide wethouders De Smi-dt hadden willen benoemen en dat is ook zoo. Wij hadden dezen heel gaame willen benoemen. En wanneer straks de notulen van Burgemeester en Wethouders ter tafel komen zal dit ook blijken. En dan zal ook blijken, dat de Voorzitter gezegd heeft, dat De Smidt voor het waamemen van deze betrekking niet den geschikten persoon was. Waar zoowed de heer Oggel als spreker veel ten istadhuize komen, hebben zij wel kunnen constateeren, dat De Smidt een beste, eerste klas ambtenaar is. Waarom hebben de wet houders dan- van deze benoeming afgezien? Omdat de Voorzitter gezegd heeft, dat De Smidt niet de geschikte persoon was voor deze betrekking. En daarom ook hebben de wethouders gezegd, dat zij niet wenschten dat de derde ambtenaar over den tweeden heen geschoven werd, en dat het dan beter was, een ambtenaar van buiten te nemen. Het is ook werkelijk zooals de heer Oggel zegt, dat er met Francken wel eens moeilijk- heden geweest zijn, wat een financieele aan gelegenheid betrof. Het is wel eens gebeurd, dat er wat aan haperde. Met des te meer recht hebben Burgemeester en Wethouders dan ook aangedrongen op het doen van een oproep. Spreker heeft ook gezegd, dat hij Francken niet de geschikte persoon achtte, in verband met zijn persoonlijke eigenschappen, om met menschen om te gaan. Volgens u vervolgt spreker was De Smidt ndet geschikt. In dien dit onderzocht wordt, zal wel degelijk blijken, dat z66 den loop van zaken is geweest. Spreker zal hierover thans niet verder uitwij- den, doch verwijst naar de notulen van Bur- gemeesiter en Wethouders, waaruit een en ander blijken kan. De VOORZITTER is bereid, deze notulen in beslotem vergadering voor te lezen. De heer VAN DE BILT heeft over deze zaak een heel ander oordeel. Het doel van den heer Hamelink is bereikt, deze wilde herrie schoppen! De heer HAMELINK: Heel vriendelijk van u, ik zal u er toch niet voor bedanken. De heer VAN DE BILT wijst er op, dat Burgemeester en Wethouders het door hen genomen besluit zelf moeten verantwoorde-n. Indien zij aldUs besjoten hebben, moet de ver- antwoordelijikheid er voor ook door hen wor den gedragen. Men moet goed begrijpen, dat, indien er een opmerldng gemaakt wordt, dat er wat anders tusschen zit, dit ook moet blij ken. Spreker denkt over deze zaak zoo, dat indien de wethouders van oordeel waren, dat een ander in het belang van de gemeenite beter werk zou verrichten dan de derde ambtenaar, zij den 3en ambtenaar niet mogen nemen. En zij zeggen zelf, er van overtuigd te zijn, in hun geval den besten ambtenaar te hebben genomen. De heer VAN 't HOFF spreekt er zijn leed- wezen over uit, dat deze kwestie in openbare vergadering wordt behandeld. Spreker zag veel liever, dat zulks in besloten vergadering gebeurde. Dan kan ieder vrijuit zijn meening zeggen. Gezien het bijzonder persoonlijk karakter van deze aangelegenheid, stelt hjj er prijs op, over deze zaak in besloten vergade ring te discussieeren. De VOORZITTER deelt mede, dat indien de leden er prijs op stellen, hij in besloten verga dering lezing zal doen van de notulen van Burgemeester en Wethouders. De heer FANOY geeft namens de a.-r. raadsfractie uitdrukking aan het vertrouwen van deze fractie, dat hun wethouder heeft gehandeld in het belang der gemeente. De heer't GILDE sluit zich aan bij de woor- den van den- heer Van de Bilt en den heer Van 't Hoff. Hij acht deze zaak pijnlijk en acht het ook niet juist gezien van den heer Hamelink om deze zaak op deze wijze naar voren te brengen, hoewel hij overigens den heer Hamelink hoog acht om zijn parlemen- taire kwaliteiten. Hij vervolgt: Ja, mijnheer Hamelink, u lacht wel, maar ik meen het ernstig! De heer HAMELINK: Ik moet lachen om dien flauwekul. De heer OGGEL ziet liever deze zaak be handeld in openbare vergadering. Hij heeft niets verborgen te houden. Hij kan verklaren, dat hij den heer Van Bendegem niet heeft verzocht om zijn steun, zijn zoon te helpen benoemen. De heer P. J. VAN BENDEGEM: Absoluut niet! De VOORZITTER deelt mede, dat hij er toe zal overgaan, den leden kennis te geven van de notulen der betreffende vergadering van Burgemeester en Wethouders. Hij schorst hiertoe de openbare vergadering, welke overgaat in een zitting met gesloten deuren. Na heropening door den Voorzitter wordt de behandeling van de door den heer Hame link gestelde vragen voortgezet. De heer HAMELINK geeft te kennen, dat hij naar aanleiding van een door sommige heeren gegeven beschouwing toch nog iets in het midden wenscht te brengen. In de eerste plaats moet spreker terugdringen de opmer- king als zou hij persoonlijk geweest zijn. Hij heeft alle moeite gedaan persoonlijke ten- denzen te vermijden. Dat de heer Oggel een persoonlijke tendenz ziet in de dingen die spreker afkeurt, kan hij niet helpen. Het spreekt echter vanzelf, dat, waar deze aan gelegenheid werd besproken, dit in het ge- drang moest komen. Spreker heeft evenwel voorop gezet, dat hij zich over de kwaliteiten van den een of anderen ambtenaar niet zal uitlaten. Den nieuwen eersten ambtenaar kent hij niet in zijn werk, doch hij mag wel zeggen, dat hij op hem geen ongunstigen in- druk maakt. Dan nog blijft spreker van meening, ook na de besloten vergadering, dat het ambtena- renreglement had kunnen worden toegepast. Het komt hem voor, dat de heer Oggel niet vast staat, gezien de familieverwantschap, die bestaat tusschen hem en den eersten ambte naar. Spreker nam ook acte van de verklaring van den heer Fanoy namens de a.-r. raads fractie. Deze kan nog te pas komen. Dat de wethouders ernstig hebben getracht De Smidt te benoemen, blijkt uit niets. Uit de toelichtimg van den Voorzitter blijkt, dat voor 5 jaar is besloten, dat de le ambtenaar in het bezit moest zijn van een diploma. Doch er is van de wethouders ook geen enkel voor- stel uitgegaan om een benoeming van De Smidt acceptabel te maken. Dat de heer Oggel heeft medegedeeld, dat hij den heer Van Bendegem niet om zijn steun heeft verzocht, hetgeen door den heer Van Bendegem is ibevestigd, doet hem genoegen. Spreker heeft gezegd, dat sommige dingen in die richting wijzen, doch heeft zich niet posi- tief daarover uitgelaten. Het kan evenwel als zoodanig opgevat worden. Hij zal dit dan terugnemen. Met zijn opmerking, als zou spreker herrie willen schoppen, komt de heer Van de Bilt in het gedrang. Spreker heeft dit niet willen doen, doch de heer Van -de Bilt heeft herhaalde malen getoond, tegen herrie schoppen niet op te zien. Hij heeft zeif ook wel eens herrie ge- schopt, om mindere dingen. Tegen die aan- tijging moet spreker zich met den meesten klem verzetten. De heer 't Gilde sluit zich aan bij den heer Van de Bilt, ook hij mag zich over herrie schoppen wel beklagjen. Spreker herinnert zich, dat de heer't Gilde eenige vergaderingen terug er zijn voldoening over uitsprak, dat deze raad een werkcollege was geworden. Maar zegt spreker -dat is hij pas gewor den toen de fractie-'t Gilde er brjna uit was. De heer Van 't Hoff zou wenschen dat de discussies over dit onderwerp werden ge sloten. Hij acht dit niet de moeite waard. Spreker is het hiermede niet eens. Niemand zal hem kunnen tegenspreken, -dat een ont- wikkeling in deze richting - spreker zegt niet dat ze al verkeerd is verkeerd zal kunnen worden. Daarom heeft spreker ook gezegd, dat hij hoopt, dat met deze opmerkin- gen rekening zal worden gehouden en gevoelde hij zich gedrongen, er tegen op te komen. Bij de vertegenwoordiging van het volk wordt gewaakt tegen de mogelijkheid van het optre- den van een familieregeering, ook in de ge- meenten. Dit is gegrond op staatrechtelijke overwegingen en daarom heeft spreker willen wijzen, op het -gevaar dat bestaat. De heer 't GILDE merkt op, dat d-e heer Hamelink heeft gezegd dat de raad pas ver- anderd is, toen de fractie 't Gilde tot nul was gereduceend. De heer HAMELINK: Bijna tot nul. De heer 't GILDE geeft als zijn meening te kennen, -dat voldoende bewezen is, dat h-ier een zeer sterke persoonlijke tendenz aanwezig is. Het gesprokene in openbare en besloten ver gadering wettigt de conclusie, dat deze zaak ten zeerste is opgeblazen. Spreker con-stateert dan ook, dat de berg een muis heeft gebaard. De heer P. J. VAN BENDEGEM moet de beschuldiging aan zijn adres en aan dat van zijn colle-ga ver van zich werpen. Wanneer de Voorzitter van Burgemeester en Wethouders niet gezegd had, dat De Smidt niet geschikt was, dan zou deze zeer zeker benoemd ge worden zijn. De wethouders hebben naar hun meening hiervoor alle mogelijke moeite ge daan. Toen echter de Voorzitter zeide, -dat hij hem niet geschikt achtte, ontstonden de moei- lijkheden en moest een anderen weg worden gezocht. En dan is spreker er voor zichzelf van overtuigd, het beste van 't beste te heb ben genomen. De heer VAN 't HOFF merkt op, dat hij er alleen zijn leedwezen over- heeft uitgesproken, dat deze zaak in openbare vergadering werd behandeld. Hij heeft niet gezegd, dat hij deze zaak ndet de moeite waard achtte, doch wel, dat hij zeer gaame gezien had, dlat, voordat de heer Hamelink zijn vragen nader toelichtte, een besloten vergadering belegd was gewor den. Spreker acht deze zaken veel te persoon- ltjk voor een behandeling in openbare ver gadering. De heer OGGEL geeft te kennen, er prijs op te stellen, dat de raad zich bij stemming zal uitspreken over deze benoeming. Hij is er van overtuigd, dat er zeer weinigen zullen zjjn, die er tegen zijn. De heer C. VAN BENDEGEMDat hebben wij niet te doen. De heer OGGEL was van meening, dat in dien zulks eerd-er gebeurd was, deze geheele bespreking niet noodig geweest zou zijn. De VOORZITTER acht het verkeerd, dat de raad sanctie verleent aan een handeling van Burgemeester en Wethouders. Men kan dit dan wel iederen keer gaan doen, als een lid van den raad inlichtingen vraagt omitrent een bepaalde daad van Burgemeester en Wet houders. Deze zaak behoort tot de compe- tentie van Burgemeester en Wethouders en waar deze nu besproken is, behoeft de raad die nog niet te sanctionneeren. De heer OGGEL heeft uit de besprekingen den inidruk gekregen, dat zijn handelwijze unaniem door den raad wordt goedgekeurd. De heer HAMELINK: Dat is verkeerd ge- steld. De heer -OGGEL dankt den leden voor hun steun. De heer HAMELINK merkt op, dat, waar de heer Oggel deze zaak geheel verkeerd en opzettelijk verkeerd stelt, hij een motie zal indienen. Aanvankelijk was hij dit niet van plan, doch nu de heer Ogge'l de zaak opzette lijk zoo scheef voorstelt, stelt hij de volgende motie voor: „Gehoord de besprekingen spreekt de raad als zijn meening uit, dat het niet bevorderlijk voor den goeden gang van zaken kan worden geacht, wanneer de vader le wethouder en d-e zoon le ambtenaar ter secretarie is". Voorts moet spreker mededeelen, dat het hem pijnlijk aandoet, dat de anti-revol-utio- naire raadsfractie uitdrukking geeft aan zijn vertrouwen in zijn wethouder, terwijl hem be- kend is, dat er leden, althans 1 lid is, die den gang van zaken ook niet bewondert. De heer VAN DE BILT vraagt, of nog stemming over de motie-Hamelink moet plaats hebben. De heer 't GILDE merkt op, dat het de vraag is, of deze voldoende wordt gesteund. De heer DE RUIJTBR zou even goed voor als tegen deze motie als zoodanig kunnen stemmen. Hij verklaart hiermede niets. Ver der moet spreker verklaren, dat hij geen reden heeft om wantrouwen jegens den wethouder te koesteren. De heer FANOY is van oordeel, -dat in den grond der zaak de motie niet juist is. Deze is in algemeene bewoordingen gesteld en zou dus ook voor de toekomst kumuen gelden. Spreker is daartegenover van oordeel, dat men dergelijke zaken geval voor geval moet be- han-delen. De heer DE RUIJTER geeft te kennen, dit ook ,te hebben willen zeggen. De heer HAMELINK merkt op, dat deze motie is geschreven voordat het heeft plaats gehad. Spreker heeft ze met opzet in alge- meenen zin gesteld. Daaruit blijkt ook juist het onpersoonlijik karakter. Dit be-teekent ook niet een uiting van wantrouwen ten opzichte van wethouder Oggel. Doch als de raad zich niet uitspreekt, zou men kunnen concludeeren, dat deze wel voor een familieregeering was. De heer 't GILDE merkt op, dat de heer Hamelink het moment voor het indienen van zijn motie zeer verkeerd kiest. Na dit scherp debat De heer HAMELINK: Door u verscherpt! De heer 't GILDE verklaart zich in het al- gemeen ook voor de stellin-g, die door den heer Hamelink is verdedigd. Dit wil niet zeggen, dat hij voor -deze motie is. Gehoor-d de debat- ten zal hij er dan ook t-egen stemmen. De heer ESSELBRUGGE -deelt mede, dat noch de heer Van 't Hoff noch hij zich in openbare vergadering over deze motie zullen uitspreken. De heer DIELEMAN merkt op, dat twee- maal namens de -anti-revolutionaire raads fractie een uitspraak is gedaan. In beide gevallen kan geconeludeerd worden, dat aan de motie niet zal worden medegewerkt. Men moet echter zijn verstand gebruiken -en eens een helder oogenblik hebben. Thans wordt de motie besproken, -die -door den heer Hamelink is ingediend. Na dit scherpe debat dient spreker er tegen te stemmen. Di/t zou kunnen led-d-en tot de conclusie, -dat deze gang van zaken- door de anti-revolutionairen in den raad wel -degelijk is -gewild. En -dit is niet het ge val. Spreker zou er voor zijn, dat er verder niets gebeurd. Het is niet omdat het hier -de zoon van den heer Oggel betreft. Het stand- punt van de anti-revolutionaire raadsfractie is, dat er zooveel mogelijk opschuiving moet plaats hebben. Als er geen voorraad meer is, kan ook geen opschuiving plaats hebben. Doch er was nog voorraad. Dit zelfde heeft spreker ook op een anidere plaats gezegd. De motie ligt er nu echter. Wat moet er nu mee gebeuren? Spreker kan er goed tegen sttem- men, hij kan ook goed bianco stemmen. De heer OGGEL geeft te kennen, dat de heer Diel-eman nu een verklaring -aflegt en een beschouwing geeft, waaruit blijkt, -dat hij zich voor zooveel mogelijke opschuiving verklaart. Dit wil nog niet zeggen, dat in -alle gevallen opschuiving moet plaats hebben. -Er kunnen ook person-en- zijn, die niet geschikt geacht moeten worden voor hun betrekking. Naast de capaciteiten, -die uit het diploma blijken, kunnen er ook persoonlijke -eigenschappen zijn, die -een benoeming minder wenschelijk maken. En zou men -dan aan band-en en voe- ten gebonden zijn, d-oor een besluit van den raa-d, -dan hadden Burgemeester en Wethou ders daarin niets te zeggen en alleen het raadsbeslui-t uit ite voeren. De heer VAN DE BILT is het niet eens met den heer Diel-eman, dat steeds opschuiving moet plaats hebben. Naar zijn oordeel mogen Burgemeester en Wethouders niet benoemen, als een ambtenaar hen- ndet geschikt voor- komt. Spreker zou dit zeer verkeerd achten. Men kan thans natuurlijk ook iemand benoe men, waarvan later blijkt, dat hij niet geschikt is. Doch dit is wat anders. Indien zij er echter van overtuigd zijn, dat de betrokken persoon niet geschikt is, mogen zij hem niet nemen. In -dit -geval gaat naar sprekers mee ning de raad op een weg die niet goed is. Als Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat de betrokkene niet geschikt was voor zijn taak, herhaalt spreker, mogen zij hem niet nemen. De heer DIELEMAN merkt op, dat aan zijn spelling ten grondslag ligt, dat de derde amb tenaar goed is. iSpreker wijst er verder nog op, -dat -indl-en Burgemeester en Wethouders den heer De Smidt hadden willen benoemen, zij dan een dergelijk ambtenarenreglement niet hadden moeten voo-rstellen. De heer HAMELINK is wel eenigszins ver- rast, van -den heer Dieleman te hooren, dat ook hij den -gang van zaken niet bewondert. Hij moet hier -echter om geen verkeerden in- druk -te wekken, dat de mededeeling, die spreker zoo juist deed, dat er ook in de anti- revolutionaire fractie een persoon voorkomt die den gang van zaken niet bewondert, niet op -den heer Dieleman sloeg. Het was een ander, die hem die mededeeling -deed. Het verwondert hem dan ook nog des te meer, dat de verklaring van d-e anti-revolutionaire frac tie is gesteld, daar -deze sipreekt van een rich ting, die niet in den raad leeft. Spreker had deze motie niet gesteld, wanneer niet die scherpe verklaring van de anti-revolutionaire fractie gediaan was. Daarbij kwam nog de meening van den heer Oggel, dat de raad unaniem achter hem stond, toen moest hij die motie wel stellen. Eigenlij-k komt, als men alles samenvat, niet naar voren, wat er in den raad leeft. Men kan zich uitspreken v66r of tegen deze motie, dan nog blijft de verantwoordelijkheid voor hun daad bij Burgemeester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders blijven -daar zelf verantwoordelijk voor. De heer Van Bende gem heeft te kennen gegeven, er van overtuigd te zijn, dat Burgemeester en Wethouders d-e besite sollicitant hebben genomen. Spreker spreekt dit ook in het geheel niet tegen. Doch het feit, dat deze benoemde ambtenaar de zoon van den heer Oggel is, werpt op dez-e benoe ming een onaangenaam licht. De heer OGGEL voert aan, -dat be vorige keer toch ook de heer De Feijter benoemd is. De heer HAMELINK vervolgt, dat de mee ning van den heer Dieleman, dat men zooveel mogelijk uit den voorraad putten moet, voor een goed deel juist is. Doch niet altij-d moet men dat doen. Het kan voorkomen, dat een ambtenaar zoodanig -tegenvalt, dat men hem niet benoemen kan. -Doch e-r moet toch steeds naar gestreefd worden. En deze soort benoe- min wekt den schijn dat er niet in ernst naar gestreefd is. De heer OGGEL herhaalt,, dat de vorige keer ook niet -de heer Francken, doch de heer De Feijter benoemd is. De VOORZITTER: Och, mijnheer Oggel, toen waren dez-elfde moeilijkheden In -het spel. De heer OGGEL vraagt den heer Hamelink of zijn motie alleen spreekt op dit geval. De heer HAMELINK antwoordt, dat deze in algemeenen zin gesteld is. De heer OGGEL deelt mede, dat hij zich van stemming over deze motie zal onthouden, daar hij dit bescihouwt als te s-laan op dit bepaalde geval. De motie van den heer -Hamelink wordt ver- worpen met 3 tegen 4 stemmen en 5 onthou- dinigen. Voor stemmen de heeren Hamelink, Seghers en C. van Bendegem; tegen stemmen de hee ren 't Gilde, De Ruijter, P. J. van Bendegem en Fanoy. Van stemming onthouden zich de heeren Van t Hoff, Oggel, Van de Bilt, Dieleman en Esselbrug-ge. i. Naar aanleiding van de geuite wensch van den heer C. van Bendegem over de ,,ver- betering van het rijwielpad aan den Buthdij-k", vanaf de duiker naar de kom en -de „voorzie- ning van een behoorlij-ke -afsluiting langs de berm tusschen -de twee -duikers aan dden Rijks- weg", is gecorres-pondeer-d met den betrokken Technisch Ambtenaar. Deze bericihtte ons, dat reconstructie van d-e door ons bedoel-de rijwielpaden regelmatig voortgang heeft en wat het tweede betreft hier ongetwijfeld plaatsing volgen zal, zoo er behoefte bestaat aan de door ons genoemde afrastering. De heer C. VAN BENDEGEM -dankt Bur gemeester en Wethouders voor -de wijze waar- op zij deze zaak hebben behandeld. Het blijkt wel, dat het niet op den weg der ge meente ligt, de -ter zake nood-ige voorziendn- gen te treffen. Doch hij zou niet graag -wil len, dat men in de gemeente zooveel tij-d noodig had om een weg te reconstrueeren. j. Op -de vragen van den heer De Ruijter betreffende het plaatsen van eenige be-plan- ting in de open ruimte gelegen in de Oude Wij-k wordt medegedeeld, dat hieraan gevolg is gegeven. Wat het verp-laatsen van het woonwagen- kamp udt -de kom der gemeente betreft. hier aan besteden Burgemeester en Wethouders hunne voile aand-acht. Eerstdaags zullen e-r besprekingen worden geopend over een be- paald perceel. De VOORZITTER kan hieraan nog toe- voegen, dat aan het eind' van deze vergadering Burgemeester en Wethouders voorstellen zul len doen betreffende het woonwagenkamp. Nadat de convoeaties voor deze vergadering waren verzonden, zijn Burgemeester en Wet houders in de gelegenheid gesteld, een -stukje grand aan te koop-en, dat wellicht voor dat doel wel geschikt zal zijn en zullen zij ook een voorstel doen, om dit aan te koopen. De heer VAN DE BILT heeft g-ezien, -dat ook aan den Oudeweg beplanting is aange- bracht. Hij verzoekt Burgemeester en Wet houders, ndet te veel beplanting aan te bren gen, -daar er anders voor de kinderen geen speelplaats -meer zal overblijven. De heer SEGHERS geeft te kennen, dat men eigenlij-k op een zeker punt een speel plaats diendie te hebben. De heer VAN DE BILT is van meening, dat de beplanting aan den Oudeweg zeker geen verbetering is. Een gelegenheid waar de kin deren en ook de ouderen soms wel -kun nen spelen, is absoluut noodig. Spreker ziet dit wel voor zijn wondn-g in de Statiomstraat. Daar is een trottoir, doch dit is voor het ver- keer en waar moeten -de kinderen dan blijven Naar zijn meening behoort er rekening mee te worden gehouden, dat er een plaats is, waar de kinderen kunnen spelen. De heer DE RUiUTER merkt op, dat er dan o,p -gierekend zou kunnen worden, dat het oude woonwagenkamp wordt ingericht als speeltuin. De heer DIELEMAN: Dan mag men wel een paar jaar wachten, tot het is opgelueht. k. In een der vorige vergaderingen van den raad is door het lid van den raad, tevens lid van de Bouwcommissie, -de heer C. Hame link, gevraagd, wat voor gron-d bij Burge meester en Wethouc]|ers aanwezig is, om van het advies van de Bouwcommissie af te wijken door vergunning te verleenen voor het bouwen van woningen met platte -daken in de Wilhel- minastraat, gelegen voor het Bylocqueplein. Bij het behandelen van deze aanvrage om daar ter plaatse woningen te bouwen met platte daken is nota genomen van het betrok ken advies. Het plan voldeed aan ,de bouw- verordening. Alleen zooals het plan was in gediend, voldeed 't met aan -d-e schoonheids- bepalingen. Wij, als niet-tegenstanders van piatte -daken, konden ook dat plan niet aan- vaardhaar vinden, doch met weglating van de groote schoorsteen en de derde verdieping op de hoekwoning, meenlden wij als meerderh-eid van het college, -dat aan de schoonheidsbepa- lingen werd tegemoet gekomen -en ook aan de belangen van den bouwaanvrager. Waar het advies van de bouwcommissie niet binden-d is, meenden wij -als meerderheid van het college door het voorschrijven van voo-r- waarden aan die vergunning, dat zooveel mogelijk aan het voorstel van de Bouwcom missie is tegemoet gekomen. De heer HAMELINK merkt op, dat deze beantwoording er z.i. vlak naast is. Er zijn vragen gesteld en deze hadden ten doel precies aan de weet te komen waarom van het ook door Burgemeester en Wethouders aangeno- men stand punt der Bouwcommissie is afge- weken. Spreker geeft hierop lezing van een gedeelte der notulen van de vergadering van 20 Octo ber 1036 der Bouwcommissie. Spreker comstateert Meruit, dat Burge meester en Wethouders blijkbaar het stand- punt idler commissie aanvaardden. Het college van Burgemeester en Wethou ders heeft idei Bpuwcommissie verder geen nader bewijs van zijn veranderd stamdpunt doen kennen, het heeft de Bouwcommissie hiervan niets laten weten. Toen later een plan werd ingediend voor het bouwen van een complex woningen met platte daken, zijn daaruit moeilijkheden voorgekomen en is de commissie er eige-nlijk ingeluisd. De commissie heeft een paar uur vergaderd -en was er ten slotte in geslaagd een oplossing te bereiken. 1 lid week eenigszins af van het ingenomen standpunt, niet zoozeer omdat -deze het stand- punt der commissie niet kon deelen, doch omdat een der ingediende plannen voorzag in een versiering van den gevel van het hoek- huis, waardoor de indruk van platte daken eenigszins werd weggenomen. Een dergelijke versiering kost natuurljjk geld en dit is ook een van de redenen, waar om de commissie dit plan mede heeft afge- keurd, daar de meening was, dat de beste oplossing en zoo goed'koop mogelijk, behoorde te worden gezocht. Er is gezegd, dat het plan, zooals dit was voorgelegd, geen ongunstigen indruk maakte, doch dat het daar ter plaatse niet behoorde. De commissie "heeft dus, kennenide het stand punt van Burgemeester en Wethouders en gezien het ui-tgebrachte aJdvies, den aanvrager in dezen weerstaan. Nu komt de aanvrage bij Burgemeester en Wethouders en zeggen zondier -de commissie er in gekend te hebben, dat hun standpunt was veranderd, dat de betrokkene het slechts ingediende plan mag uitvoeren. (De heer Oggel verwijderd zich.) Spreker vervolgt, de eerste wethouder loopt nu misschien wel express weg, doch spreker vin-dt, dat een dergelijke handelwijze een -ernstlge inbreuk maakt op den goeden bestuursvorm en bestuursregel. Indien de heer Oggsl meent hiermede zijn positie >te versterke-n, zal hij het aan het verkeerde eind hebben. De commissie heeft zich voor deze zaak moeite gegeven en een moeilijk werk in vrije tijd in het belang der gemeente tot op lossing gebracht en nu van een afwijkend standpunt blijkt, zond-er diat -de betrokken commissie daarvan In kennis gesteld was en dus meende, te kunnen voortgaan op den weg waarmede ook het college van Burgemeester en Wethouders aecoord ging en deze zaak in den raad ter sprake gebracht wordt, schittert een der wethouders door afwezigheid. (De heer Oggel is inmiddels teruggek-eerd.Spre ker stelt er prijs op, dat de zaken behandeld zullen worden zooals zij moeten worden be handeld, indien althans een reigeling bereik-t zal worden, waarvan -in de toekomst heil is te verwachten. Hij hoopt, cat niet zal worden voortgegaan met de handelwijze, zooals die thans is toegepast. Anders ziet spreker dsn tijd komen, dat men weer terugvalt in -de willekeurige bebouwing, zooals men die van vroeger kenit en den toestand van wanorde op het gebied der bebouwing, zooals die ons thans nagelaten is. Spreker is in dezen door de houding van Burgemeester en Wethouders zeer sterk teleurgesteld. Hij voe-lt er niet voor, dat de commissie beschouwd z'al worden als te zijn een college dat er voor spek en boon-en bijzit, waar toe men wel zou moeten besluiten, als men nagaat op welke wijze de adviezen der commissie worden veronacht- zaamd. De heer DE RUIJTER moet den heer Hamelink bijvallen, als -deze zegt dat de com missie getracht heeft, voor een moedlijke situatie een oplossing te vinden. Hij was degene in de commissie die ndet geheel afwij- zend stond tegenover het betreffendle plan, mits de bedoelde bovenbouw er op werd aan- gebracht. Dit was dan ook een uitdrukke- lijke voorwaarde van spreker. -Doch nu komt de bouwer met zijn plannen bij Burgemees ter en Wethouders en hoe weet men niet, doch Burgemeester en Wethouders keuren goed het allersdechtste plan, dat voorgelegd is. Wat de commissie dus bereikt had, was thans met een slag omvergeworpen. Spreker heeft den in druk gekregen, dat Burgemeester en Wet houders wel gezegd moeten hebben: bouw jull-ie maar. Dit kan Met anders of het moet bevreemdend werken. De commissie leefde in het gedaeht, dat na moeizame onderhande- lingen een -bevredigende oplossing was ver- kregen en nu gaan Burgemeester en Wethou ders heen en werpen het werk der commissie omver. Wat de commissie dus bereikt had, doen Burgemeester en Wethouders te niet. De VOORZITTER merkt op, dat hij per soonlijk het ook niet er over eens was, dat daar woningen met platte daken gebouwd zouden worden. Doch het is toch ook Met zoo, dat Burgemeester en Wethouders gezegd zou den hebben, maakt dat maar in orde. Het ver- zoek is toegestaan, doch er is niet gezegd: ga je gang maar. Er is wel degelijk voorgeschre- ven, aan welke voorwaarden voldaan moest worden. De heer OGGEL geeft te kennen, dat deze aangelegenheid ook nog is besproken met den gemeente-opzichter en het aanvankelijke plan is geweigerd, daar dit naar zijn meening den indruk gaf van een locomotief, die enkele wa gons voorttrok. De VOORZITTER eonstateert, dat er ver- schil van meening is tusschen Burgemeester en Wethouders en de bouwcommissie. De heer OGGEL bevestigt, dat niet door Burgemeester en Wethouders gezegd is: ga je gang maar, doch dat wel degelijk is voorge- schreven, waaraan de betrokken bouwer had te voldoen. ISpreker kan niet zeggen, dat de woningen een onaangenamen indruk maken, ook niet tegenover de huisjes met gebroken daken aan de overzijde. Naar zijn meening kan men er over tevreden zijn, dat ze zijn daargesteld. De heer VAN't HOFF uit zijn spijt er over, dat kaarblijkelijk geen saamhoorigheid bestaat tusschen Burgemeester en Wethouders en de bouwcommissie. Hij hoopt en spreekt den wensch uit, -dat die beter mag worden, in het belang van de gemeente. Het is naar zijn oor deel niet -bevorderlijk indien niet een zekere eenstemmigheid tusschen Burgemeester en Wethouders en de bouwcommissie aanwezig is. Het is beter samen te werken. Men moet uit zijn woorden niet opmaken, dat spreker per soonlijk zich met den -bouw dezer woningen Met zou kunnen vereemgen, hij wenscht zich daar over niet uit te laten, doch heeft alleen een beroep willen doen op samenwerking. Spreker weet wel, dat Burgemeester en Wethouders het recht hebben, een bouwvergunning te ver leenen of een plan af te keuren. 'Hij heeft er echter den nadruk op willen leggen, dat over- eenstemming tusschen Burgemeester en Wet houders en bouwcommissie een vereischte is. De heer -OGGEL antwoordt, dat Burgemees ter en Wethouders in dit geval gemeend heb ben een soepele houding te moeten aannemen. De heer VAN 't H1GFF merkt op, dat dit in sommige gevallen wel goed is. De heer OGGEL is van meening, dat Burge meester en Wethouders toch de mogelijkheid van het bouwen in de gemeente niet moeten beletten. Indien zij de bepalingen streng zou den toepassen, bestaat de mogelijkheid, dat het bouwen onmogelijk wordt gemaakt. Als men de bedoelde woningen ziet, kan men toch niet zeggen, dat het misbaksels zijn. Spreker vindt integendeel, dat ze een waardig slot der omgeving aldaar vormen. De heer VAN 't HOFF geeft te kennen, dat hij de woningen op zichzelf Met afkeurt, doch er enkel en alleen op heeft willen wijzen, dat er tusschen Burgemeester en Wethouders en de bouwcommissie niet de noodige samenwer king heeft bestaan. De heer OGGEL: Het is wel eens meer ge beurd, dat Burgemeester en Wethouders het niet eens waren met een commissie of met den raad. De heer VAN 't HJO'EF is van meening, dat dit zoo weinig mogelijk moet voorkomen. De heer OGGEL merkt op, dat de bouwcom missie een adviescommissie is. De heer P. J. VAN BENDEGEM is het met den heer Oggel eens, dat soepelheid betracht is. Met het plan, zooals dit door Burgemeester en Wethouders is goedgekeurd Meld de be trokkene geld in zijn zak. Eh dan mag men bovendien dit zeker ook in overweging nemen: Wlat is er beter dian veel licht en lucht in een woning. En juist in dit complex woningen met zijn platte daken is er volop licht en lucht. Spreker is er geweest en heeft geconstateerd, dat naar zijn meening de woMngen daar niet ontsieren. Hij vindt ze wel aardig. Spreker zal er dan ook niet aan -meewerken, om de be- trokkenen op hoogere kosten te jagen dan noodig is. Hij hoopt ook in de toekomst, in dien een plan wordt ingediend, dat voldoet aan de bouwverordening, dit te helpen goed- keuren. De heer DE RUIUTER merkt op, dat in de eerste plaats Burgemeester en Wtethou-ders een bouwplan hebben vastgesteld. Ja, hij weet wel,

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1937 | | pagina 7