GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN. Vergadering van Donderdag 22 April 1937, des namiddags 2 uur. Voorzitter de heer Mr. P. H. W. F. Telle' gen, burgemeester. S-preker vindt het eigenaardig, dat in de grootste plaats van Zeeuwsch-Vlaanderen nog een discussie moet plaats hebben over bet j bevuilen van de straten door koeien. Er i wordt bier algemeen gezegd: Ter Neuzen is j dfe grootste plaats van Zeeuwsch-Vlaanderen en de -grootste baven van het Zuiden, sommigen Tegenwoordig de leden L. J. Geelhoedt, D. spreken over Ter Neuzen als de derde haven Scbeele, C. A. Verlinde, N. J. C. Lambrecht- 1 van Nederland. Hij kan het dan ook niet be- sen van Ritthem, D. E. de Kraker, J. Duu- rinck, E. L. van Hecke, H. J. Colsen, L. J. van Driel, J. N. 't Gilde, M. de Vos, J. den Hamer, A. de Bruijn, P. van Cadsand en J. Riemens. (3. Vervolg.) 6. Wijziging politieverordening. Burgemeester en Wethouders deelen mede: Een herziening der Algemeene Politiever ordening is in voorbereiding. Nu evenwel de Minister van Binnenlandsche Zaken er op aandringt een verbod op te nemen tot bet bekaiken van muren e.d. en in de vorige vergadering door U is besloten het sluitingsuur voor -koffiehuizen te bepalen pp 12 uur, aobten wij bet g-ewenscht, voor de eerstvolgende vergadering een wijziging voor te stellen van de artt. 16 en 74 der Algemeene Politie-verordening. Tevens maken wij van deze gelegenheid gebruik, hierbij nog een ander onderwerp in te lassehen, dat ook in Uw midden reeds meerdere malen ter sprake is gebracht n.l. het laten loopen van vee op den openbaren weg in de kom der gemeente van de stal naar de weide en omgekeerd. Teneinde aan bet ongewenscbte biervan zooveel mogelijk paal en perk te stellen, stellen wij voor in de ver- ordening op te nemen een bepaling, waarbij bet verboden zal zijn vee, zonder vergunning van ons college, te laten loopen, te leiden of te drijven op den openbaren weg in de kom der gemeente. Wij kunnen dan steeds in be- paalde gevallen van. dit verbod ontbeffing ver- leenen en hieraan voorwaarden verbinden. Art. 16 wordt dan geredigeerd zooals wij dat ons in de algemeene wijziging voorstellen, terwijl opgenomen wordt een nieuw artikel 51a. In verband met bet bovenstaande stellen wij U voor, bet volgende besluit te nemen: De gemeenteraad van Ter Neuzen: overwegende, dat bet wenscbelijk is de artt. 16, 52 en 74 der Algemeene Politie-verorde ning te wijzigen, en in te voegen een nieuw art. 51a; besluit: I. Artikel 16, le lid der Algemeene Politie-verordening voor de gemeente Ter Neuzen te lezen als volgt: ,,Op trappen, stoepen, leuningen, hekken of in portieken te spelen, te zitten, te staan, er over of er op te klimmen; tegen ramen, deu- ren, raam- of deurkozijnen te leunen, of daar- op te zitten of zoodanig voor een bewoond perceel post te vatten of te staan, dat daar- door bet vrije in- of uitzicbt wordt belem- merd". Artikel 16, 3e lid, te lezen als volgt: „te teekenen, te schrijven, te plakken, te bekaiken of te kladden op de muren, wanden, deuren, vensters, glazen, palen, boomen, straj ten, trottoirs of schuttingen van welken aard ook, tenzij- daartoe door den rechthebbende vergunning is verleend, benevens bet vervoe- ren van materialen voor foovenfoedoelde doel- einden benoodigd, tusschen des namiddags 10 uur en des voormiddags 6 uur, tenzij kan worden aangetoond, dat dit vervoeren voor andere doeleind-en moet gescbieden". Aan artikel 16 toe te voegen een nieuwe 5e lid van den volgenden inhoud: ,,wasch- en(of) lijfgoederen of zakken te bleeken of te -drogen*'. II. Tusschen de artikelen 51 en 52 der Algemeene Politie-verordening voor de ge meente Ter Neuzen op te nemen het navol- gende artikel 51a. „Artikel 51a. Het is verboden in de kom van Ter Neuzen op den openbaren weg melkvee, zonder ver gunning van Burgemeester en Wethouders van de stal naar de weide te laten loopen, te leiden of te drijven". III. In artikel 74 der Algemeene Politie- verordening voor de gemeente Ter Neuzen het woord „elf" te wijzigen in „twaalf". De VOORZITTER deelt mede, dat hierbij in behandeling komt bet adres der melkvee- bouders. Dit adres is onderteekend door 26 melkveebouders, waarvan er 8 in de kom wonen en de anderen er buiten, zoodat deze laatsten als zoodanig eig-enlijk niet als belang- hebbend-en zijn te -beschouwen. De beer VAN CADSAND beeft deze kwestie overwogen. Er is bij de verschillende bespre- kingen over dit onderwerp er meermalen op gewezen, dat de melkveehouders groote moei lijkheden zullen ondervinden, indien er een verbod zou komen en daarom stelt spreker voor, te doen zooals de beer 't Gilde beeft voorgesteld met betrekking tot de precario- verordening en dit stuk aan te houden tot geraadpleegd is met de melkveebouders. De VOORZITTER merkt op, dat ten slotte niet anders zal worden -bepaald, dan dat een vergunning noodig is voor bet door de stad drijven van melkvee. Het is niet de bedoeling van Burgemeester en Wethouders bet den menschen moeilijk te maken. De beer VAN OADSAND neemt dit gaarne aan, bij kan -zich ook indenken, dat Burge meester en Wethouders in dezen toeschietelijk zullen zijn, doch bet gevaar bestaat, dat in den loop der tijden het college van Burgemees ter en Wethouders en de raad zoodanig wor den veiiburgerlijkt, dat er met de betrokkenen in dezen niet meer de minste rekening wordt gebouden. En dan zou spreker er spijt van hebben, als hij daar niet tegen -geageerd bad. De beer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM meent, als degene die oorzaak van dit voorstel geweest is, niet anders te kunnen doen dan hierover ook het een en ander te zeggen. Spreker is bldj, dat dit voorstel thans gedaan wordt. Oak bij hem is het niet geweest spreker stelt dit op den voorgrond een vooropgezette pogin-g om de betrokkenen te benadeelen of dwars te zitten. Zijn doel is geweest, bet ergelijke bevuilen van de stra ten tegen te gaan. Juist toen deze kwestie ter sprake werd gebracht, heeft spreker daarover nog verschillende adviezen ontvan- gen. Kort geleden is in Zuid-Beveland in ver schillende gemeenten deze kwestie ter sprake gebracht, ook juist om den last die door bet bevuilen van de straten on-tstond. Aan ver schillende menschen is hierover advies ge vraagd, o.a. ook aan een veearts. En nu lui- den die adviezen juist alien zoo, dat het niet raadzaam is, de koeien met voile uiers te drij ven en vooral niet over steen, daar het drijiven van koeien met voile uiers over steen de melkgift ten zeerste benadeelt. Spreker heeft aan dit advies groote waard-e gehecht en meent op grond hiervan er op te mogen wijzen, dat het ook voor de betrokkenen .van belang is, dat de koeien niet worden gedreven doch gemolken in de wei. f grijpen, dat bier in den raad over het drijven van koeien door de stad nog een discussie plaats hebben moet. Als men ziet hoe de kleeren van de men schen door de auto's die langs hen rijden be- dorven worden, moet men er al direct tegen- stander van zijn. En heeft spreker dan zoo'n ongelijk, als bij constateert, dat een dame, voor een restaurant gezeten, door de groene eau-de-cologne die een koe daar had gedepo- neerd, zoodanig werd bespat, dat haar blee ding totaal bedorven was. Als men dergelijke dingen weet, zou men tooh mogen verwachten, dat eindelijk eens gebroken werd met de oude gewoonte. Men gaat er hier in t algemeen nogal prat op, dat Ter Neuzen het dorpscbe is ontgroeid en meer ,,-stad" is geworden, welnu, dan is het thans den tijd om met de dorpscbe gebruiken te breken. De beer VAN CADSAND moet haar aanlei- ding van het gezegde van den heer Lambrecht sen van Ritthem opmerken, dat zijn mededee- ling hem juist versterkt in zijn voorstel, dit voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden. Het is juist, dat het nadeelig is voor het melkvee, dit te drijven. Burge meester en Wethouders hebben dan de gele genheid, dit den betrokkenen eens onder het oog te brengen. Het komt spreker voor, dat het gezegde van den heer Lambrechtsen van Ritthem de kracht van zijn voorstel versterkt. De heer DEN HAMER geeft te kennen, dat het met spreker zoo gesteld is, dat indien bet voorstel van den heer Van Cadsand, om deze aangelegenheid aan te houden wordt aange- nomen, het voor hem niet noodig is, er nog over te debatteeren. Is dit niet bet geval, dan wil spreker er nog wel iets over zeggen. Het- geen de heer Lambrechtsen van Ritthem zegt is volkomen waar en de boeren in Zuid-Beve- land zullen het ook wel geweten heibben, dat het drijven van vee de melkgift vermindert. Dit is een onomstootelijk feit. Dit zal ook de betnokken melkveehouders niet onbekend zijn. Doch dan doet zich de vraag voor, of het voor de menschen niet noodzakelijk is, hun dieren heen en weer te drijven. En indien zij dit hebben aangetoond, weten Burgemeester en Wethouders ook waarom dit gebeurt. Indien er geen overleg met de betrokkenen plaats heeft, is spreker er beslist tegen, dat dit voor stel zou worden aangenomen en de mogelijk- heid zou bestaan, dat de menschen in den loop van den tijd in hun bedrijf zouden worden bemoeilijkt. Spreker stemt er mee in, dat dit niet de bedoeling van Burgemeester en Wet houders is, doch indien een maatregel wordt vastgelegd, moet deze ook worden toegepast. En dan iis de vraag: waar zal de grens zijn? Wellicht vloeit uit een overleg nog voort, dat den 'betrokkenen in ieder geval in overweging wordt gegeven, hun dieren zoo weinig mogelijk te drijven en het niet te doen als het niet noodzakelijk is. Trouwens, spreker kan wel aannemen, dat het niet gebeurt als de nood- zakelijkheid niet aanwezig is. Overigens is het met het bevuilen der straten niet zoo erg. Langs de Moffenschans worden ook iederen dag 10 of 12 koeien gedreven, en spreker heeft er vandaag op gelet, doch niets gezien. Het gebeurt ook wel eens, dat er wat ligt, doch vandaag heeft hij niets gezien. De heer COLSEN vraagt, het voorstel van den heer Van Cadsand eerst verder af te handelen, anders heeft ten slotte verder praten geen tern. De heer VAN OADSAND: Dat is ook mijn vraag. Het voorstel van den heer Van Cadsand, het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toevoeging van een artikel 51a tot de politie- verordening aan te houden, wordt ondersteund door de heeren De Bruijn en De Kraker. De heer VERLINDE vraagt, tot wanneer dit voorstel dan aangehouden moet worden, tot October a.s.? De heer VAN OADSAND: Tot overleg door het college met de betrokkenen heeft plaats gehad. De heer VERLINDE meent, dat altijd nog overleg plaats kan vinden. De heer SOHEELE wil iets zeggen omtrent het gevaar, dat door den heer Van Cadsand wordt gevreesd en omtrent het adres, dat door zooveel heeren is onderteekend, doch slechts op enkelen slaat, doch dat in de toe- komst ook op hen van betrekking zou zijn. Het voorstel van Burgemeester en Wethou ders beschouwen zij alisof Burgemeester en Wethouders hen in hun Ibedrijven zouden wil- len bemoeilijken, doch dit willen Burgemeester l Wethouders net niet, zij willen hen hun rechtmatige plaats laten, doch anderzijds wil len Burgemeester en Wethouders ook voldoen aan rechtmatige eischen van dagenen die er tegen op komen, dat er steeds vuil op de straat ligt. Daarom willen Burgemeester en Wethouders het drijven van koeien over de straten afhankelijk stellen van een vergun ning. De mogelijkheid bestaat, dat indien er een volledige vrijheid heerscht, men zich teveel wil toeeigenen, en dat is het net, wat Burge meester en Wethouders willen voorkomen. In dien men dit zoo ziet, dat Burgemeester en Wethouders hen in hun bedrijf willen bemoei lijken, De heer VAN OADSAND: Dat zeg ik. ,De heer SGHEELE: Doch dat zegt de raad niet. iSpreker voelt ook wel voor het idee van den heer Lambrechtsen van Ritthem, doch het is de vraag, of bij gezamelijk overleg een betere en lichtere manier gevonden kan wor den. De heer VAN CADSAND merkt op, dat hij op hetzelfde standpunt staat in zooverre, dat Burgemeester en Wethouders aan de recht matige bezwaren van de betrokkenen behooren tegemoet te komen. Thans is het half April, doch nog te koud om de beesten buiten te laten, dit kan ook in Mei nog voorkomen en indien dan straks een voorstel met meerder- heid van stemmen zou worden aangenomen. dat de beesten- vanaf dat ze naar buiten gaan tot in het najaar niet door de stad gedreven mogen worden, zijn de belanghebbenden daar- mede een stuk gedupeerd in hun bedrijven. Naar zijn meening is de beste weg om tot een goede opl-ossing te komen, een overleg met de betrokkenen zelf. Een goede oplossing is ook in het belang van de burgers, evengoed als in dat van de melkveehouders zelf. De heer VERLINDE geeft te kennen, dat het al lang Ibekend was, dat een verbod voor het drijven van koeien door de gemeente in overweging was. De burgerij heeft er last van. Wie is echter de schuld, dat ze er den last van ondervind-t. Dat zijn toch de melk veehouders zelf! De heer iSCHEELE: Neen, de koeien! De heer VERLINDE vraagt zich af, waar het' voor noodig is, dat de koeien "s morgens vroeg naar de wei worden gedreven, om 8 uur teruggedreven en weer naar de wei gebracht, om 12 uur even-zoo en 's avonds nog eens. De heer VAN CADSAND is van oordeel, dat het argument, d-at de heer Lambrechtsen van Ritthem naar voren gebracht -heeft, hem in zdjn meening, dat het raadzaam is, dit on derwerp aan te houden, heeft versterkt. De heer VERLINDE vervolgt, dat het in Ter Neuzen gebeurt, dat die koeien 4 keer op den dag door de stad gedreven worden. Spre ker herinnert zich een dag, dat het aan de Ophaalbrug niet mogelijk was, op het trot- toir te komen door de koeien die er liepen, daar deze dit trottoir vanaf de brug tot de woning van den heer Lambrechtsen van Rit them in beslag genomen hadden. Spreker heeft -het in de Nieuwstraat gezien, dat een auto moest achterblijven, omdat de koeien de heele straat in beslag genomen hadden. Deze moest toen eerst den koewachter sommeeren d-e koeien bij elkaar te drijven, voordat hij kon passeeren. De betrokkenen kunnen aan deze zaak zelf ook veel meewerken. Het moet toch mogelijk zijn, ze buiten de gemeente te hou den, de boeren melken toch ook hun koeien in de wei! De VOORZITTER vraagt of de heer Colsen over deze belangrijke zaak ook nog iets te zeg gen heeft. De heer COLSEN verklaart, dat indien het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, dat zonder hun vergun ning geen koeien naar de wei gedreven mogen worden, dit tot moeilijkheden aanleiding zal geven. Er wordt hier nu wel een schilderij op- gehangen van ergerlijke toestanden, doch zoo erg is dit niet. De heer VERLINDE: Het gebeurt iederen dag! De heer COLSEN vervolgt, dat de Burge meester hem heeft gevraagd, deze kwestie eens na te gaan. Spreker heeft met -den in- specteur een en ander nagegaan. Wat de heer Lambrechtsen van Ritthem zegt, die de melk- fooeren daarbij een lesje geeft, zal ieder, die melkvee houdt, onderschrijven. Dit weten zij zelf ook wel, wij moeten hen dit niet leeren. Men moet hier niet gaan vergelijken tusschen Zuid-Beveland, waar een boer van 20 tot 30 koeien heeft, daar er hier in den zomer door de gezamenlijke eigenaars niet meer dan 20 tot 30 gewacht worden, die dan nog van 6, 7 of 8 eigenaars zijn. Het is ook niet zoo, dat de koeien van iederen eigenaar in een afge- maakte weide -grazen. Deze beesten worden buiten Ter Neuzen langs de dijken en sluizen gewacht, waar -door de melkboeren de grazin- gen gepacht zijn. Spreker stelt zich voor, dat, indien een vergunning zou word-en gegeven, dat de koeien pas in het voor- en najaar door de straten gedreven zouden mogen worden, dit niet zou meevallen. Gisteren heeft spreker met den inspecteur een en ander nagegaan. Hij stond aan de brug en daar was ook iemand met een -koebeest. Hij vroeg hem, waar hij met dat beest naar toe ging de betrokkene keek wel eenigszins raar op en kre-eg toen ten antwoord dat dit bee-st naar de wei gebracht werd. Dit was een beest van Putter van -den Oesterput, die een weide heeft heel-emaal -aan -den anderen kant van Ter Neuzen. Spreker heeft toen den in specteur gezegd, dat betrokkene dan hiervoor een vergunning zou moeten hebben. En als men er zich dan op -zou -beroepen, dit niet te weten, zou men tegen de lamp loopen. Wat ked Kees Klaassen vroeger altdjd: ,,Die het niet weten, moeten we net hebben! Putter zou dus in ieder geval een -bon gekregen hebben. Spreker geeft toe, dat het juist is, dat -de koewachters er voor moeten oppassen, dat de koeien niet op het trottoir komen. Doch vroe ger waren er net zooveel paarden als er thans auto's zijn, en wat gebeurde er dan? Dan gingen 's avonds de gemeentewerklieden en kantonniers met een krauwer langs de straat, om de ongerechtigheden op te dweil-en. Dit zou thans ook niet zoo moeilijk zijn. Hoe zou het moeten gaan, als men eens met een koe naar een mannelijk dier zou moeten? Dan moest men vergunning hebben. De melk boeren hebben gehoord, wat hun boven het hoofd hangt en hebben daarom hun adres in- gezonden. Zij hebben begrepen, dat het thans voor hen ernst wordt en dat zij moeten oppas sen. Indien hun dit kan worden bijgebracht, zullen zij ook wel oppassen. De heer RIEMENS wil niet zeggen, dat de voordpgezette bedoeling aanwezig zou zijn, den betrokkenen te hinderen. Niettemin komt het hem voor, dat -bij invoering van een be paling als bedoeld, zij wel gehinderd kunnen worden. De heer Lambrechtsen van Ritthem heeft er op gewezen, dat Ter Neuzen van platte- landsgemeente meer stad geworden is, doch dan moet spreker daar toch tegenover stellen, dat het bedrijf van de betrokkenen in de stad gegroeid is, waardoor de betrokkenen meer dan vroeger genoodzaakt geworden zijn, zich ook daarnaar te richten. iSpreker moet zeg gen, dat hij er weinig voor gevoelt, de moge- lij-khedd te s-cheppen, dat de betrokkenen ge hinderd kunnen worden. Daar komt nog bij, dat er in de betreffende bepaling alleen sprake is van melkvee en niet van slaohtvee. Doch deze laatste kunnen ook de straat -bevuilen, paarden zijn er ook nog en ook die bevuilen de straat. De heer VAN CADSAND: En honden! De heer RIEMENS vervolgt, dat honden even good de straat bevuilen. De heer VAN DRIEL meent, dat het't beste zal zijn, uit te maken, of dit voorstel aange houden wordt, men kan 't beste hierover stemmen. De heer VAN CADSAND formuleert zijn voorstel zoodanig, dat zal worden besloten, of alleen het voorgestelde art. 51a zal worden aangehouden, opdat Burgemeester en Wet houders zich zullen verstaan met de melkvee houders. De heer 'SGHEELE vraagt zich af, of het ook de bedoeling is, dat met de burgerij over- leg gepleegd wordt, deze is er ook bij be- trokken en kan ook gerechtvaardigde klachten hebben. Met 8 tegen 7 stemmen wordt het voorstel van den heer Van Cadsand aangenomen. Voor stemmen de heeren De Kraker, Duu- rinck, Van Hecke, Colsen, -De Vos, Den Hamer, De Bruijn en Van Cadsand; tegen stemmen de heeren Lambrechtsen van Ritthem, Riemens Van Driel, 't Gilde, Geelhoedt, Scheele en Verlinde. Alsnu wordt besloten, de verschillende wij- zigingen artikelsgewijze te behandelen. Art. 16, lid 11 wordt met algemeene stem- men aangenomen. De heer DE KRAKER vraagt of ook over wogen wordt het scheppen van voorschriften met betrekking tot het parkeeren van auto's. Deze kunnen ook het uitzicbt voor ramen en deuren belemmeren. De VOORZITTER merkt op, dat auto's niet klimmen op stoepen enz. Dit artikel heeft al leen betrekking op personen en wel op natuur- lij-ke personen. Art. 16, lid 3. De heer VAN DRIEL moet hierover een en ander vragen. iSpreker kan zich met deze be palingen vrij goed vereenigen, er zijn dingen die men in de praktijk leert. Het bekaiken van de straten leidt tot moeilijkheden en het komt hem voor,'dat het ook be ter is, met het oog op het minder mooie aanzicht, dat de stra ten krijigen, dit na te laten. Nu treft men het echter in de gemeente slecht met de aanplak- plaatsen. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders opdracht hebben ge geven, op 4 verschillende punten in de ge meente aanplakborden te plaatsen. De heer DE VOS vraagt, of dit alleen in de kom is. De heer SCHEELE deelt mede, dat er 1 bord te Sluiskil komt. De VOORZITTER zet nader uiteen, dat er in« de gemeente 4 bord-en, en 1 te Sluiskil zal komen. 1 zal er geplaatst worden aan de boot, 1 aan het Tramstation, 1 aan de over- zijde van ,de brug bij het openbare urinoir, en 1 aan de Kerkhoflaan. De heer VAN DRIEL kan zich hiermede vereenigen. Indien echter voor het aanplak- ken aan particuliere gevels toe stemming ge vraagd en verkregen wordt, mag daar toch ook worden aangeplakt? De VOORZITTER: Ja. De heer VAN DRIEL merkt op, dat in de precarioverordening is bepaald, dat het plak ken aan gevels boven gemeentegrond verboden Nu dient natuurlijk nog uitgemaakt te worden, of men boven gemeentegrond plakt, als men van den eigenaar van den gevel toe- stem-mlng verkregen heeft, een willekeurige politieke plaat aan te plakken. Spreker kan zich er thans mee vereenigen, dat in de notu- len wordt opgenomen, dat indien men van een particulier toestemming heeft verkregen, aan diens gevel aan te plakken, men niet moet be- talen. De mogelijkheid bestaat ook, dat men van een particulier toestemming kijgt om ge bruik te maken van zijn plakruimte, en daar- voor dan graag betalen wil. Daji is spreker hiermede klaar en kan wachten tot de groote technisc'he herziening van de politieverorde ning. De heer COLSEN vraagt, of het de bedoe ling van Burgemeester en Wethouders is, dat ieder vrij aan de op te richten aanplakborden zal mogen aanplakken. De heer VAN DRIEL geeft te kennen, dat iedere partij 2 groote biljetten zal mogen plaatsen. De heer COLSEN merkt op, dat het toch niet de bedoeling is, dat er reclame van b.v. „Persil" aangeplakt wordt. (De VOORZITTER antwoordt, dat deze bor- den voor de verkiezing worden geplaatst, en daama worden opgeruimd. De heer DE KRAKER vraagt, of ook op Driewegen zvo'n aanplakbord aange-bracht kan worden. De VOORZITTER antwoordt, dat dit wel wat duur uitkomt. De heer't GILDE constateert, dat deze bor- den voor de verkieizing bestemd zijn. Het dient dan ook verboden te zijn, de aangeplakte bil jetten te overplakken. Indien van de zijde van den partij geplakt wordt, heeft ook de andere het recht, eiveniveel biljetten op te plakken... De heer VAN HECKE: Evenredige ver- teigenwoordiging in plakborden. De VOORZITTER zegt toe, met de opmer- king van den heer 't Gilde rekening te zullen houden. De heer '-t Gilde deelt mede, het te hebben meegemaakt, dat van 1 partij de aanplakbil- jetten van alle andere werden overplakt. Dit is geen kunst, doch er dient te worden toege- zien, dat zulke dingen niet voorkomen. De VOORZITTER geeft te kennen, dat deze borden voor alle partijen bestemd zijn. Burge meester en Wethouders zullen er dan ook op toezien, dat ieder zijn recht krijgt. Art. 16, lid 3 wordt met algemeene stem- men vasbgesteld. Art. 16, lid 5 wordt met algemeene stem- men vastgesteld. Art. 74 wordt met algemeene stemmen vast gesteld. 7. Wijziging capitulantenverordening. Burgemeester en Wethouders schrijven den raad: Bij schrijven van Gedeputeerde Staten van 112 Maart 1937 no. 205, 3e afd., wordt ons ver- zocht te willen bevorderen, dat de door U d.d. 19 November 1936 vastgestelde Capitulanten verordening wordt aanigevuld met klerk bij de Arbeidsbeurs Betreffende de opname van deze funetie in de verordening hebben wij met het Centraal Capitulantenbureau gecorrespondeerd, doch dit bureau staat er op, blijkens zijn schrijven aan heeren Ged. Staten d-d. 5 Februari 1937 dat ook vacatures als klerk bij de Arbeids beurs worden vervuld door capitulanten. Waar wij tegen opname van deze betrek king in de verordening geen overwegende be zwaren hebben, stellen wij U voor de Staat bedoeld in artikel 1 der Capitulantenverorde ning voor deze gemeente daarmede aan te vul- len en het volgende besluit te nemen De gemeenteraad van Ter Neuzen, gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, besluit: in de -Staat, bedoeld in artikel-1 der Capitu lantenverordening voor de gemeente Ter Neu zen, vastgesteld dd. 19 November 1936 op te nemen Amfotenaar bij de Arbeidsbeurs onder no. 19. De heer VAN DRIEL meent zich tegen deze wijziging, waardoor een capitulant in aanm-er- king zou kunnen komen voor de betrekking van klerk aan de Arbeidsbeurs te moeten vefzet-ten. Als dit niet wettig wordt opgelegd, i^ het voor spreker niet aanvaardbaar. Het betreft hier een teer ding, en spreker zal dan ook nooit in zijn leven medewerking verleenen om een militair in een dergelijke funetie te benoemen. Het publiek van Ter Neuzen is heel lastig, en spreker stelt er zeer veel prijs op, dat er thans een goed ambtenarencorps aanwezig is. Hij zal -zich dan met het voorge stelde ook alleen vereenigen, als het opgelegd pan-doer is. Spreker leest, dat -Gedeputeerde Staten in overweging hebben gegeven, deze wijziging aan te brengen, doch spreker stelt daartegenover voor, de gevraagde bepaling niet op te nemen, als het dan later moet dan kan hij er zich bij neerleggen, en het opgeleg- de in dezen aanvaarden. Spreker voorziet de moeilijkbeid, dat men b.v. een ,,-met eervol ont- slag uit den dienst gestuurd koloniaal" voor deze betrekking aangew-ezen zou krijgen, en die maar te nemen zou hebben, en -daar zou hij voor passen. iSpreker is van oordeel, dat in het algemeen militairen in een dergelijke betrekking niet thuis hooren, daar dit een be trekking is, waar men over een groote mat van tact moet beschikken. Dit wil niet zeg gen, dat een militair niet evengoed mensch kan zijn, spreker herinnert zich die gevallen wel uit zijn diensttijd, de sergeant-majoor van zijn compagnie was inderdaad een mensoh, die -er steeds naar streefde, de straf zoo laag mogelijk te stellen, en die, als je heelemaal in de klern zat, en je -ging met hem praten, ook wel een goed woord voor je deed, doch het gevaar bestaat, dat op die plaats b.v. zou aan- gewezen worden e-en militair, een letterknec-ht, die niet anders kent dan zijn reglementen en voorschriften. En dit wil spreker voorkomen. Hij ziet hierin een groot gevaar, en zou daar om in dezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet willen accepteeren. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders het in prdneipe vol komen met den heer Van Driel eens zijn. Er blijkt uit de gevoerde correspondentie, dat Ge deputeerde iStaten er waarde aan hechten, dat dit in de capitulantenverordening wordt op genomen. Toen hebben Burgemeester en Wet houders gezegd: waarom zullen wij er over gaan twisten, als de wenk van Gedeputeerde Staten niet wor-d-t opgevolgd, dan wordt ons vanizelf opgedragen, het er op te zetten. Burge meester en Wethouders meenden daarom dat't beter was, thans aan den wenk van Gedepu teerde Staten gehoor te geven, dan straks de bedoeld-e bepaling er op uitdrukkelijken last van Gedeputeerde Staten in te brengen. De heer VAN DRIEL handhaaft zijn voor stel. Indien hij een nederlaag lijdt, dan zal hij die aanvaarden, dan heeft hij verloren. Men moet in dezen ook eens wat kunnen toe- geven. De raad heeft getoond, zoo volgzaam mogelijk -te zijn, daar deze bij alle begrootin- gen, vanaf de crisis de betrekkelij-ke wenken op -den voet heeft gevolgd. De VOORZITTER merkt op, dat het hier een verschil kan zijn van appreciatie. De heer COLSEN steunt het voorstel van den heer Van Dri-el. De heer 't GILDE merkt op, dat men dit beleefd verzoek toch kan afwijzen, het komt zelfs wel eens voor, dat een buitengewoon beleefd verzoek afgewezen wordt. En als Gedeputeerde Staten dan opdracht geven, dit op bedoeld-en -staat te plaatsen, dan doet de raad, dit niet, doch heeft dat maar te aan vaarden. De heer DEN HAMER kan d-e gedachte van den heer Van Driel steunen, hoewel hij zeg gen moet, het met den heer Van Driel in diens meening over de militairen niet eens te zijn. De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM leest d!it voorstel eenigszins anders. De erva- ring, die men opdoet met de wachtgelders, die door het rijk worden aangewezen, is wel anders. Men blijft wel degelij-k vrij, de ge meente behoudt wel degelij-k den vrij en wil am een candidaat op geschiktiheid te onder- zoeken. Ind-ien men een aanbeveling krijgt, waarop capitulanten vermel-d staan, is men wel dege- lijk vrij, deze op hun geschiktheid te onder- zoeken. Naar sprakers meening heeft verder het capitulant-en-stelsel met de kolonialen niets te maken. Capitulanten immers zijn zij, die een 6-jaar-verband in het Nederlandsche leger hebben aangegaan en die de -Staat in de ge legenheid stelt om niet broodeloos te wor den mee te dingen naar betrekkingen, waarvoor zij geschikt zijn. -Spreker meent dus te mogen zeggen, dat de belichting van deze zaak door den heer Van Driel niet juist is geweest. De heer 't GILDE geeft te kennen, dat hetgeen de heer Lambrechtsen van Ritthem meedeelt, voor -een ged'eelte waar is. Doch men heeft ook de koloniale reserve. Deze hebben ook een verbintenis voor 6 jaar aan gegaan en zoodra ze naaar Indie gedetacheerd worden, worden ze niet meer gerekend tot het leger in Nederland, doch zoolang ze tot de koloniale reserve behooren, maken ze nog steeds deel uit van het Nederlandsche leger. Op die wijze is het mogelijk, dat de gemeente er toch een toegestuurd zou kunnen krijgen. De heer DE VOS merkt op, dat nu wel medegedeeld wordt, dat het hier een beleefd verzoek is. Het is oak zoo, dat misschien als op dat -beleefd verzoek niet wordt ingegaan, in de volgende vergadering een bevel zal moeten taehan-deld worden, doch het is mis schien ook mogelijk, dat de capitulantenraad voor de argumenten, die tegen een opneming in de verordening worden aangebracht, zwicht. Spreker aeht het voor deize -kwestie een bezwaar, dat de ambtenaren der arbeidsbeurs tevens -belast zijn met de steunverleening. Het zou mogelijk zijn, dat een uiterst bekwaam burger zou word-en gepasseerd en een minder bekwaam militair de betrekking kreeg. De keuze blijft natuurlijk beperkt. De capitulantenverordening -bevat ook een bepaling, dat een capitulant een jaar op proef kan worden benoemd en de gemeente er van af is, als deze blijkt voor zijn funetie niet ge schikt te zijm. Niettemin kan ook spreker een capitulant voor deze funetie niet aan vaarden. Wordt de gemeente dan gedwongen, dit toch te aanvaarden, dan heeft men zijn goeden wil getoond. De VOORZITTER doet mededeeling van een schrijven van den Directeur van het Centraal Capitulantenbureau, luidende o.m.: ,,1-k acht het zeer wel mogelijk, d-at ook vacatures als klerk van de arbeidsbeurs wor den vervuld, door capitulanten die naast een schoolontwikkeling, gelijkstaande met die van houder van een diploma M.U.L.O. of H.B.S., 3-jari-ge cursus, in het bezit zijn van een diploma boekhouden „Mercurius" of „Vereeni- ging van Leeraren" en die d-ientengevolge zijn ingeschreven op de bijzondere candidatenlij-st, als bedoeld in art. 9, tweede lid van het Capitulantenbesluit (Stbl. 1936, no. 542)." Zooal-s men hieruit ziet, worden al -bijzon dere -eischen gesteld. Waar Gedeputeerde Sta ten verzoeken, deze wijziging te bevorderen, meenden Burgemeester en Wethouders te moeten voorstellen, -dit verzoek in te willigen. De heer VAN DRIEL geeft te kennen, dat hij in vele gevallen als de vraag zoo beleefd wordt gesteld, -genegen zou zijn, daaraan te voldoen. Dit neemt niet weg, dat het voor hem onaanvaardbaar is, oud-militairen in het algemeen in een dergelijke betrekking te zien. Er zijn natuurlijk ook goede militairen, doch in het algemeen zijn de militairen zoodanig vastgegroe-id aan de regl-ementien en voor schriften, -dat hij een militair in een dergelijke funetie niet kan aanvaarden. Bovendien moet men de wederwaardigheden in Ter Neuzen, met zijn lange werkloosheid, kennen. Men heeft hier reeds werkloosheid sands den val van Antwerpen in 1914. En dan is het met onmogelijk, dat een militair op deze kwesL-e een te eenzij-dige blik heeft. Deze werkloo- zen, die hier zijn, zijn geen slachtoffers van de crisis, doch van ge-brek aan werk in het haven bedrijf. Spreker meent daarom aan ziin voorstel te moeten vasthouden. Als hij bet v-erliest, dan heeft hij het niet gewonnen, en zal zich er verder bij neerleggen, zooals faii altii-d heeft gedaan. De VOORZITTER meent te hebben aange toond dat niet de eerste de beste voor een dergelijke betrekking kan worden aangewezen. D-e heer VAN DRIEL geeft te kennen, dat de raad den moed moet hebben het voorstel van Burgemeester -en Wethouders in dezen af te wijzen. Men dient hier de oogen open te houden. Bet voorstel van Burgemeester en Wethou ders wordt verworpen met 11 tegen 4 stem- men. Voor stemmen de heeren Lambrechtsen van Ritthem, Van Cadsand, Geelhoedt -en Scheele, tegen stemmen de heeren Riemens, De Kraker, Duurin-ck, Van Hecke, Colsen, Van Driel, 't Gilde, De Vos, Den Hamer, De Bruijn en Verlinde. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1937 | | pagina 6