Ter Neuzensche Courant
Binnenland
Buiteniand.
Wosnsdag 24 Febr. 1937 No. 9571
TWEEDE BLAD
VAN
BURGEMEESTER VAN
STANDDAARBUITEN DIENT ONTSLAG IN
Naar wij vernemen heeft jhr. A. J. F. X.
Verbeyen zijn ontslag ingediend als burge-
meester van de gemeente Standdaarbuiten
(N.-Br.) Zooals men weet was jhr. Verheyen
skids eenigen tijd gesohorst, in verband met
gerudhten over manipulaties, die hot lieht
niet zouden kunnen verdragen.
S. D. A. P. EN
LANDSVERDEDIGING.
iiet jaarlijksch congres van de S.D.A.P. zai
ditmaai reeds op 27 Februari a.s. beginnen.
Na overwteginig der adviezen van de com
missie voor bet militaire vraagstuk, stelt het
partijbestuur voor 66n nieuwe paragraaf a an -
gaande de buitenlandsche en militaire politiek
te aanvaarden.
In deze nieuwe paragraaf wordt het stand-
punt in zake nationale ontwapeninig verlaten
en ook uitgesproken, dat, zoolang een inter-
nationaie ontwapenings-orereenkomst niet tot
stand gefkomen zai zijn, de partij er voor is een
Necterlandsche weermabht te handhaven, ge-
schikt voor de nakoming van Volkenbonds-
verphchtingen, waartoe behoort de verdedi-
ging van het rijik en zijn overzeesche gebieds-
deelen met bijstand van anderen in het kader
van collectieve veiligheid, alsmede voor die
verdedaging, met bijstand van anderen zonder
Volkenfeondsverband.
Verder spreekt de paragraaf zich uit voor
verdere doorvoering van het dienstplichtstelsel
tot toeperking van het beroepspersoneel bij
land- en zeeonacht.
Kienbij komt aan de orde een amendement-
Zandvoort, om de weermaeht te beperken, al
leen tot een gewapende macht, uitsluitend
bestemd tot het nalkomen van Volkenbonds-
verplichtingen en het keeren van over onize
grenzen invallende benden.
DE AANHOUDING
VAN DEN SPA AN StUIEN PRI ESTER LOBO
Naar aanleiding van de in sommige bladen
versdhenen beriohten betreffende de aanhou-
ding te Amsterdam van den Spaanschen pries-
ter Lobo, die de gast was geweest van den
tgdedijken zaakgelastigde van Spanje te
's Gravenhage en inmiddels Nederland verlaten
heeft, deedt de Regeeringspersdienst mee, dat
die aanihouding uitsluitend heeft plaats gehad
omdat, gedurende een vorig verblijf van den
beer Lobo in Nederland, deze hier te lande
actief had beziggehouden met den buiten-
landschen politieken toestand van zijn land
op een wijze, die aan vreemdelingen, van
wielke nationaliteit ook, op Nederlandsch ge-
bied niet geoorloofd is.
De heer Lobo is ter zake van deze overwe-
gingen van openbare orde uitgenoodigd ons
land te verlaten, zonder dat er eenige aan-
1 aiding was tot verdehking van dezen gast
van het Spaansche gezantschap van minder
eervoHe handelingen
HET INCASSEEREN VAN KLEINE
VORDERINGEN.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Amhem en omstreken heeft het volgende
adres aan dert Minister van Justitie ge-
zorwten
Bij Kon. besluit van 5 October 1935 is aan
de Tweede Kamer uw ontwerp van wet aan-
gehoden, houdende maatregelen tot verge-
makkeJijldng van inning van onbetwiste geld-
vonderlngen, welk ontwerp de verlangens van
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Anthem en Omstreken, die, sinds 1923, omaf-
gebroken voor een wettelijke regeling op het
incasseeren van kleine vorderingen heeft ge-
streden, volkomen bevredigt.
Gedateerd 21 Maart 1936 heeft de vaste
commissie uit de Tweede Kamer voor privaat-
en strafredht een verslag imgediend, hetwelk
een voor uw wetsontwerp afwijzende strek-
king bevat.
Op 30 April d.o.v. heeft onze Kamer van
Koophandel in een adres aan de Tweede
Kamer dit verslag der vaste commissie alinea
na alinea behandeld en de daarin geplaatste
eteOingen en uitspraken, overal waar noodig
en mogeljjk, weerlegd en bestreden.
Tbans, welhaast een jaar later, is er, be-
hafve dat er wederom een groot aantal ad-
haesiebetuigingen aan het standpunt onzer
Kamer werdem verzonden, sindsdden terzake
hlijkbaar niets meer gesehied. Zelfs de sedert
vele jaren usantieel gefworden pleddooien van
Tweede Kamenleden bij de behandeling van de
Rtjiksbogrooting zijn in November en Decem
ber j.l. volkomen achterwege gebleven. Dit
jaar voor het eerst is er in dat hooge
college ten gunste van een wettelijke regeling
op het incasseeren van kleine vorderingen,
geen woord meer gesproken; het denkbeeld is
aelfis niet meer genoemd.
De Kamer te Amhem meent uit het boven-
staamde haar conclusies te mogen trekken.
N9et, amdat zij thans, na 13 jaren intensieve
aotie te hebben gevoerd ten aanzien van deze
voot handel en Industrie belangrijke zaak,
ebriydensmoede zou zijn, maar wel, omdat zij
dit onvereenigbaar izou achten met haar waar-
digheid, besloot onze Kamer geen elfd-e adres
meer toe te voegen aan de, in den loop der
jaren reeds gezonden tden vorige, am daarin
dan aan uwe excellentie opmieuw nog eens be-
leefd te verzoeken, wel aandacht aan deze
lowestie te wiJlen geven.
Terwijl de Kamer overtuigd is dat, speciaal
de laatste jaren, ook het departement van
uwe excellentie met zorgen zai zijn overladen
en er vele belangen zijn te behartigen, van
greater gewicht dan het incasseeren van
kleine vorderingen, zoo acht zij het toch in
de hoogste mate te betreuren, dat dit onder-
werP, waaraan door uwe excellentie en door
ons reeds zooveel aandacht is besteed, waar
vele duizenden belanghebbenden in het land
warm voor zrjn gestemd, welke zaaik, zoo te
men, rijp is om door deze volksvertegenwoor-
cfiging te wonden behandeld, aangewezen lijkt
te zijn om te blijven liggen.
Zelfs al zou de Tweede Kamer haar veto
uitspreken over uiw ontwerp, hetwelk dat zij
rtog eens gezegd, onze algeheele instemming
heeft en waarvoor wij uwe excellentie erken-
telrik zullen blijiven, dan ware dit nog te pre-
fereeren boven de onzekere positie van thans.
Handel en industrie zouden dan tenminste
wetetn, waar zij aan toe zijn en ooik, wie der
volksvertegenwoordigers en waarom zij
een andere meening ten deze zijn toegedaan
dan de belanghebbenden zelve.
Tenslotte, onze Kamer zou dan ook een be-
boorlijk antwoord kunnen geven aan de velen,
'die altijd maar weer ppnieuw aan haar vra-
gen: hoe het nu toch staat met de wet op het
incasseeren van kleine vorderingen.
WIJZIGING MOTORRIJTUIGEN-
BELASTINGWET ENZ.
Versohenen is het voorloopig verslag der
Tweede Kamer nopens het wetsontwerp tot
wijziging van de motorrijtuigenbelastingwet
en de wet van den 6den October 1934 tot
installing van een verkeersfonds, inzonider-
heid met het oog op het belong der tertiaire
wegen.
Hieraan is het volgende ontleend:
Algemeen vond het instemming, dat de
rsgeericg dit ontwerp heeft ingediend, ten
einde verbetering te brengen in den toestand
der tertiaire weg-.n.
Dat de regeering een einde wil maken aan
den bestaanden toestand, waarbij tertiaire
wegen van het verkeersfonds geen profijt heb
ben, hoewel zij voor het doorgaande verkeer
soms dezelfde heteekenis hebben als secun-
daire wegen, vond algemeen instemming.
Vele leden merkten op, dat het financieele
gedeelte van het onderhavige ontwerp hierop
neerkomt, dat aan de provincien ten behoeve
van de tertiaire wegen wordt uitgekeerd 10
van de opbrengst der motorrijtuigen- en rij-
wielbelastrngen na aftrek van de in 1935 in-
gevoerde belastingverhooging. Dit bedrag zai
voor de helft in mindering komen van de uit-
keering aan de provincien ten behoeve van
het provinciale wegenplan en voor de andere
helft van de uitikeering aan het Rijk ten be
hoeve van de rijksplanwagen.
Van genoemde belastingopbrengst zai voort-
aan dus 45 ter beschikking van jle pro
vincien warden gesteld voor de wegen van
het provinciale en tertiaire plan tezamen.
iHet voorstel, de helft van het voor de ter
tiaire wegen beschikbaar te stellen bedrag in
mindering te brengen van het provinciale aan-
deel in het verkeersfonds, vond bij verschei-
dene leden bestrijding.
Vrijwel algemeen werd emstig bezwaar ge-
maakt tegen het voorstel, het aandeel van elk
der provincien in het ten behoeve van de
tertiaire wegen uit te trekken bedrag uit
sluitend afhankelijk te stellen van de op
brengst der motorrijtuigen- en rijwielbelas-
tingen in die provincie in het begrootingsjaar.
In het algemeen is de plaats, waar een
motorrijtuig staat ingeschreven, uit verkeers-
oogpunt bezien, niet van overwegend belang.
Het wegennet staat voor ieder motorrijtuig
open en wordt ten bate van ieder motorrijtuig
verbeterd en in stand gehouden, om het even
waar de eigenaar zijn woonplaats heeft.
Naar het oordeel van de hier aan het woord
zijnde leden leidt de voorgestelde regeling tot
een bevoorrechting van de dichtst bevolkte en
rijikste provincien, namelijk Noord-Holland,
Zuid-Holland en Utrecht.
De leden, hier aan het woord, zouden het op
prijs stellen, indien de regeering emi overzicht
zou willen geven van de opbrengst *der motor
rijtuigen- en rrjwielbel'astingen in elk der pro
vincien in de laatste jaren en van de totale
lengte van de wegen in eike provincie, die
vermoedelijk als tertiaire wegen zullen wor-
den aangemerkt.
Men meende, dat de voor de wegen van de
tertiaire wegenplannen bestemde gelden be-
hooren te worden verdeeld naar verhouding
van de lengten van de gezamenlijke tertiaire
wegen in de onderscheidene provincien, al-
tbans volgens een formule, waarin de lengte
van de tertiaire wegen een belangrijke factor
is. 'Het Rijk zou daartoe ten aanzien van de
tertiaire wegenplannen zeggenschap moeten
verkrijgen, de vrijheid van de provinciale be-
sturen zou beperkter moeten zijn dan thans
wordt voorgesteld, terwijl wellicht het opstel-
len van wegenlijsten noodzakelijk zou zijn.
De hoofd-inigenieurs-directeur van den rijks-
waterstaat en de hoofdingenieurs van de pro
vincien zouden een centraal college van ad-
vies voor de tertiaire wegen moeten vormen.
Dit college zou moeten worden ingeschakeld
bij de goedkeuring door de kroon of den
minister van de tertiaire wegenplannen. Het
zou in het bijzonder moeten toezien, of de
wegen, voorkomende op de tertiaire wegen
plannen, voldoen aan de door de kroon goed-
gekeurde regelen. Aldus zou worden verkre-
gen een uniforme toepassing van uniforme
regelen.
Verscheidene leden achtten het niet juist,
dat bij de verdeeling van de voor de tertiaire
wegen uit te keeren gelden geen rekening zai
worden gehouden met hetgeen door de ver-
schillende provincien reeds is ten koste gelegd
voor onderhoud en verbetering van water-
schapswegen, gemeentewegen, provinciale
wegen, die niet op de wegenplannen voor-
lrwamen.
Vele leden zouden het verkeerd en onbillijk
achten, indien de beschikbaar te stellen gel
den voomamelijk wetrden besteed aan de
slechtste wegen en het meest zou worden
gegeven daar, waar men nalatig was of door
onmacht te kort schoot.
In dit verband merkten verschedden leden
op, dat aan het centraal college, op de in-
steliling waarvan hierboven aangedrongen
werd, mede zou kunnen worden opgedragen
de beoordeeling van de vnaag, hoever in elke
provincie met de verbetering van de tertiaire
wegen kan of moet worden gegaan.
Andere leden bestreden dit denkbeeld. Zij
zouden bezwaar hebben tegen een verdere be-
penking van de vrijheid der provincien dan
stri'kt noodig is.
Gevraagd werd, hoe voorzien moet worden
in het onderhoud en de verbetering van de op
het rijkswegenplan geplaatste, maar niet bij
het rijk in beheer en onderhoud zijnde wegen.
Men drong er op aan, dat deze wegen zoo
spoedig mogelijk door het rijk zullen worden
overgeitomen. Gaarne zou men over de voor-
nemens van de regeering in dit opzieht worden
ingelicht.
Eenige leden brachten in herinnering de
indertijld door de regeering gedane mededee-
ling, d'at het in de bedoeling lag, voor hoofd-
verkeerswegen, die door de groote steden
loopen, de z.g. traversen, bijidragen uit het
wegenfonds beschikbaar te stedlen.
Eenige leden vroegen, waarom het tertiaire
wegenplan zich zou moeten beperken tot be-
staande wegen. Naar him oordeel moet het
zich ook kunnen uitstrekken tot den aanleg
van wegen.
Eienlge leden achtten het een leamte, dat
bepaald is, dat de minister van waterstaat
voorschotten kan geven zonder daartoe ver-
plicht te zijn.
Verscheidene leden achtten het volstrekt
niet vanzelfsprekenddat de kosten van on
derhoud en verbetering van rijkswegen, die
niet op het rijkswegenplan of op een provin-
ciaal wegenplan voonkamen, ten laste van het
verkeersfonds hehooren te komen. Zij meen-
den in/tegamdeel, dat deze kosten ten laste van
het rijk dienen te worden gebracht, tenzij die
wegen zouden kunnen warden aangemerkt als
tertiaire wegen in den zin van dit wetsont
werp.
DE VESTIGING VAN KLEINE
V'/T NKELBEDRIJ VEN.
1.' h i ..oflocplg ve-slag van <le Ecr-
ste Kamer over het ontwerp van wet houdende
regeling betreffende heit vestigen van inrich-
tingen, waarin eenige tak van detailhandel,
ambacht of kleine nijverheid zai worden uit-
geoefend, opperden in de afdeelingen der
Kamer vele leden bezwaren daartegen. Huns
inziens ligt het niet op den weg van de rrjks-
overheid, zich rechtstreeks bezig te houden
met onderwerpen a'ls waarvan dit voorstel
de regeling beoogt.
Wordt toch deze regeling tot wet verheven,
dan zullen bij algesmeene maatregel van be-
stuur minimuim-eisohen van credietwaardig-
heid, handelskennis en vakbekwaamheid wor
den gesteld voor de uitoefening van een tak
van detailhandel, ambacht of kleine nijverheid.
Voorts laakten deze leden, dat het in de
bedoeling ligt, de uitvoering van de ontwor-
pen bepalingen grootendeels op te dragen aan
de Karners van Koophandel en Fabrieken.
Die regeling toch raakt niet alleen de belan
gen. van de ondernemers, doch ook die van
de werknemers. In de evengenoemde colleges
nu zijn de laatst vermelde belangen niet ver-
tegenwoordigd.
Voor het overige achtten de hier aan het
woord zijnde leden de ontworpen regeling van
zeer geringe heteekenis. Huns erachtens zul
len de moeilijkheden, waarin de beoefenaren
van den detailhandel, het ambacht en de
kleine nijveiheid erkeeren, niet aanmerkelijk
worden verlicht, ingeval die regeling tot wet
zou worden verheven. Die moeilijkheden toch
vloeien slechts ten deele voort uit de z.g.
overbezetting en voor zoover dit het geval is,
wordt, naar hun gevoelen althans, dat ver-
pchijnsel slechts in geringe mate bestreden
door het stellen van de meervermel'de drie
vestigingseischen.
Deze leden mitsdien het stelsel, waarop de
ontworpen regeling rust, afkeurende, betreur-
den, dat die regeling niet was opgedragen
aan lagere corporaties of instellingen en dat,
ter oorzake van de lijdelijke houding, welke
de regeering steeds heeft aangenomen wat
betreft de vorming van bedrijfsraden, deze in-
stitufen niet tot zoodanige ontwikkeiing
waren gekamen, dat ze niet in aanmerking
kunnen komen orn bij de regeling van deze
materie een belangrijke taak te vervullen.
Onder de huidige omstandigheden dan had
dus betoogden zij - aan de gemeenten, in
stede van de centrale overheid, de leiding be-
hooren te worden gegeven bij het beperken
van de overbezetting, om redenen van niet
slechts principieelen, doch ook praktischen
aard.
Naar hun meening kan aan de overbezet-
ting pas een einde komen zoodra maatrege
len worden genomen tegen vestiging in ver
band met de behoefte aan inrichtingen van
detailhandel, ambacht of kleine nijverheid.
Sommige leden verklaarden, zich met dit
wetsontwerp in geenen deele te kunnen ver-
eenigen. Zij waren van oordeel, dat een toe-
passing van de voorgestelde bepalingen voor
energieke elementen een beletsel zou vormen
om in het bedrijfsleven vooruit te komen.
Enkele andere leden waren bereid, de ont
worpen regeling bij wijze van proefneming te
aanvaarden.
Verscheidene leden, eveneens voorstanders
van de ontworpen regeling, konden zich met
de daarop geoefende caritiek niet vereenigen.
Zij stemden volkomen er mede in, dat wordt
voorgesteld, de verleening van een vergun-
ning afhankelijk te maken van minimum-
eisehen van credietwaardigheid, handelsken
nis en vakbekwaamheia en dat het behoefte-
element niet onder die eischen is opgenomen.
Sommige hunner verklaarden nog, regeling
van de onderhavige materie van wege den
rijkswetgever aanmerkelijk beter te achten
dan eene, die van de plaatselijke autoriteiten
zou uitgaan.
Ettelijke leden bepleitten, in het belang van
den middenstand, het nemen van overheids-
wege, van maatregelen tegen machtsont-
plooiing van warenhuizen en andere zeer
groote bedrijven.
Enkele leden betxx>gden, dat een regeling
als de ontworpene met het oog op de distri-
buUe der goederen moge worden toegejuicht,
doch dat zp slechts zai kunnen worden ver-
wezenlijkt in een corporatief georganiseerden
staat. Nu dit wetsontwerp niet op dezen
grondslag rust .verwachten zij van toepassing
van de bedoelde regeling ook geeneriei resul-
taat en konden zjj mitsdien niet daarmee in-
stemmeii.
DE MOTORRIJTUIGENBELASTING.
In een adres aan de ministers van financien
en waterstaat heeft de K.N.A.C. met aandrang
verzocht op billij'klheidisgronden een zeer
spoedige verlaging van alle tarieven van de
Motorrijtuigenbelasting ten minste tot op het
peil van vddr 1 Januari 1935 te 'bevorderen.
In dit adres deelt de KN.A.C. oim. mede,
dat zij reeds eenige malen, laatstelijk in een
uitvoerig gemotiveerd adres d.d. 1 October
1936 onder de aandacht mocht brengen, dat
door de opvoering van dclasten op het motor-
wegverkeer aan de volkshuisvesting de voor-
deelen van een oecononusch, nuttig en confor-
tabel, aantrekkelijk en populair vervoermiddel
in .belangrijke mate worden onthouden, zoo-
mede dat ten einde een rendement van de
motorrij tuigenbeLasting te verkijgen tot een
hoogte, zooals waarop in de Verkeersfonds-
begrooting van 1935, 1936 en 1937 werd ge-
rekend, het noodig zai zjjn van koers te ver-
anderen en tot een redeOijke verlaging van de
onsystepiatisch verhoogde tarieven van deze
belasting over te gaan.
Nu op 15 Februari werd ingevoerd een o.m.
op de Wet tot verlaging van de openbare uit-
gaven berustend vergunningsstelsel voor het
exploiteeren van motorrirtuigen tot vervoer
van personen (autobussen, toerwagens, taxi's
en huurauto's) en binmenkort mede is te ver
wachten, dat ook het goederenvervoer aan een
soortgelijk vergunningsstelsel zai worden ge-
bonden, waarbij voorwaarden worden gesteld
betreffende den te volgen weg, het aantai rit-
ten, de dienstregeling, de tarieven en het be-
nooddgde materieel, neerkomende op een
vervoersjilicht en in zekeren zin op een exploi
ts tieplicht bestaat er, gelet op de geschiedenis
van de Wet tot installing van een Verkeers
fonds alle redelijke aanleiding de per 1 Januari
1935 ingegane verhooging van de motdrrrjtui-
genbelasting geheel te niet te doen.
Immers werd in de Memorie van Tkielichting
behoorende bij laatstgenoemde ontwerp-
begrooting vermeld, dat ,,die voorsprong, welke
die overige vervoermiddelen (door mindere
gebondehheid) op den spoorweg hebben en
welke hun de concurrentie vergemakkelijken
en den spoorweg vervoer afneemt, het doen
medebetalen door die andere vervoermiddelen
in de kosten van het spoorwegverkeer reeht-
vaardigt''.
Destrjds werd mede uitdrukkelijk vastgelegd
bij de aamzienlijke verhooging der belasting
met gemiddeld 50 pet., dat de overheidsbe-
moeienis met andere vervoermiddelen dan den
rpcorweg zich moet beperken tot hetgeen
vereischt wordt voor een veilig verkeer, wes-
helve logischerwijs nu ook het autoverkeer
sterk wordt gebonden de eenige grondslag aan
die belastingverhooging is ontnomen.
Zulks komt wel zeer duidelijk tot uiting in
de Memorie van Antwoord op het Voorloopig
Verslag (Tweede Kamer) van genoemd wets
ontwerp, waarin o.a. werd betoogd, dat zoowel
de personenauto's en de motorrijwielen als de
rijwielen een deel van het vervoer van de
spoorwegen onttrekken maar toch ook dat
,,het niet de bedoeling is om de vervoermidde
len die van den gewonen weg gebruik maken,
te laten betalen voor de concurrentie, welke
zij aan spoor- en waterweg aandoen, doch het
wel billrjik wordt geoordeeld, dat die vervoer
middelen betalen voor het verschil aan ge
bondehheid, dat zij door bun- vrijheid thans
nog genieten boven de andere".
Tijidens de behandeling van meergenoemd
wetsvoorstel in de Tweede Kamer werd de
voorgenomen verhooging van de rijwielbelas-
ting met 20 pet. temggenomen. De verhooging
van de belasting op de partieuliere personen
auto's, voor welke geheel dezelfde motieven
golden als voor de rijwieibelasting, heeft wel
voortgang gehad.
Rekening ook houdende met de personeele
belasting op de auto's voor vervoer van per
sonen, welke belasting in geen enkel ander
land in Europa bestaat, de benzineheffingen
enz. is de belasting van den particulieren per-
sonenauto (zijnde een utiliteits- en geenszins
meer een weelde-object) tot zoo'n oneven-
redige hoogte opgevoerd, dat deze in zeer
sterke mate remmend op de ontwikkeiing van
dit vervoermiddel inwerkt, hetgeen moge blij-
ken uit de volgende gegevens:
Aantal personenauto's per 1000 inwoners.
31 Dec. 1935
31
Dec.
Belgie
12.5
12.3
Denemarken
25.2
25.1
Zwitserland
16.9
16.7
Zweden
17.5
16-7
Noorwegen
12.6
12.3
Frankrijk
37.3
33.5
Duitschland
12.9
11.5
Engeland
33.7
31.3
Nederland
10.5
'35)
10.9
NED. INDUSTRIE- EN HANDELSRAAD
VOOR LAND- EN TUINROUW.
In een vorig nummer hebben wij reeds mel
ding gemaakt van de demonstratieve verga-
dering, welke de Ned. Induistrie- en 'handels-
raad voor land- en tuinbouw op Woensdag 24
dezer in Den Haag zai houden. Ter toelichting
van de overwegingen, welke tot het bijeenroe-
pen van deze vergadering geleid hebben, ont-
leenen wij het volgende aan den oproep, wel-
ken genoemde raad verspreid heeft:
Bijkans vijf jaren lanig heeft de Nederland-
sche Industrie- en Hiandelsraad voor Land- en
Tuinbouw het bestaansrecht der door hem ver-
tegenwoordige groepen zoowel in het alge
meen als ten aanzien van onderdeelen ver-
dedigd. Wij hebben dit alles gedaan in het
voile besef onzer verantwoordelijikheid en in
het geloof, dat de Nederlandsche Regeering,
gevoelende hare taak ten aanzien van ons
land en zijne burgers, ons met welwillendheid
tegemoet zou treden.
In deze verwachting zijn wij bitter teleur
gesteld. Waarachtige welwillendheid jegens
onze groep toleek bij de verschillende regee-
ringsorganen veelal niet aanwezig te zijn.
Het enkele feit, dat onze Raad niet die er-
kenning erlangt, waarop bij uit hoofde van
zijn beteekenis recht mag doen gelden, zou
voor ons geen aanleiding zijn tot het houden
van een bijzondere demonstratie. Vele om
standigheden edhter dwingen ons te verklaren,
dat met de belangen van industrie en handel
tot op heden geenszins in bevredigende mate
rekening werd gehouden, terwijl ook de toe-
komstige positie dezer groepen zich in dit
verband yerre van gunstig laat aanzien.
Wij volstaan met er op te wijzen, hoe tel-
kens weer de belangen van industrie en 'handel
worden opgeofferd aan tal van crisismaat-
regelen en hun uitvoering, terwijl zulks door
tijdig en behoorlijk overieg in vele gevallen
geheel of ten deele had kunnen worden ver-
meden, zonder dat het doed dder maatregelen
hierdoor zou zijn geschaad, in vele gevallen
zou zelfs dit doel daarmede gebaat geweest
zijn.
Het stemt echter tot bitterheid en wrevel in
dien men geheele bedrijfstakken igebukt ziet
gaan of ziet wegkwijnen ten gevolge van voor
deze bedrijfstakken zeer scthadelijke maatrege
len, welke ook in een anderen vorm hadden
kunnen worden getroffen, waarbij dan de
steun aan land- en tuinbouw in gelijke en wel
licht nog in meeidere mate tot zijn recht zou
zijn gekomen, zonder dat aan den handel de
thans veelal onnoemelij.ke schade zou zijn be-
rokkend.
Wat de toekomst betreft vinden onze som-
bere verwachtingen grond in bepaalde onder
deelen van het rapport van de Commissie-van
Loon, in welke commissie aan onze groep een
rechtstreeksche vertegenwoordiging werd ont
houden, alsmede in de voomemens, welke de
regeering ter gelegenheid van de behandeling
van de begrooting van het Landbouw-Crisis-
fonds 1937 heeft kenbaar gemaakt. Wij doelen
hier op, de plannen tot meer gecentraliseerde
uitvoering der landbouwcrisismaatregelen en
op het in het leven roepen van bepaalde be-
drijfsorganen welke zoowel in binnenlandsche
aangelegehheden als bij den in- en uitvoer zul
len worden ingeschakeld- Bij al deze plannen
staat het geenszins vast, dat aan partieuliere
industrie en handel de hun toekomende plaats
zai worden gegeven. Integendeel, op grond' van
de gegevens, waarover wij op dit moment be-
schikken en op grond van opgedane ervarin-
gen is het tegenovergestelde te vreezen. Op
deze wijze komen de partieuliere industrie en
hande] voortdurend meer in de verdrukking,
verliezen gaandeweg terrein, worden steeds
meer in een positie van afhankelijkheid ge-
plaatst en uiteindelijk met ondergang be-
dreigd.
Het bestuur heeft gemeend dat het onder
deze omstandigheden alleszins gewettigd is
een demonstratieve vergadering te houden,
waar de geheele partieuliere industrie en ban-'
del, verband houdende met land- en tuinbouw
in de gelegenheid zai worden gesteld, te too-
nen, dat men den ernst van den toestand be-
seft, dat men zich ten voile plaatst achter het
bestuur van dsn raad en dat men door deze
vergadering duidelijk uiting wenscht te geven:
aan de steeds groeiende ongerustheid over
den bovengeschetsten gang van zaken;
aan de meening, dat onze bedrijfstakken
recht hebben op werkelijk overieg en een neu-
trale behandeling van rechtmatige bezwaren
en wenschen;
aan de overtuiging dat de regeering bij het
treffen der landbouwcrisismaatregelen en
hunne uitvoering, bij ihet totstandbrengen
van wetten en besluiten, waarbij onze groepen
geinteresiseerd zijn, alsmede bij het sluiten
van handels- en hetalingsovereenkomsten met
andere landen, meer dan tot dusver geschied-
de, rekening dient te houden met de positie
van de partieuliere industrie en handel en hun
voortbestaan en krachtige ontwikkeiing dient
te bevorderen, in de eerste plaats door hun
zoo weinig mogelijk moeilijkheden in den weg
te leggen.
NA DEN ZONDAG.
,,Vergeet den haat, toont u ons offer waar-
dig", Het zijn woorden die von Blomberg
schrijft de N. R. Crt., Zondag op den 'Helden-
gedenkdag te Berlijn heeft gesproken, woor
den, die ons als verre miuziek in de ooren
klinken, woorden die zoo weinig passen in de
dagen, waarin wij leven. Dagen, waarin op
Spaansch grondgehied een oorlog wordt ge-
streden tusschen Spaansche burgers onderiing,
geholpen door him buitenlandsche VTienden,
een oorlog, waarin bij beide partijen de haat
tot het hoogste punt is opgelaaid, een oorlog,
waarin vreemdelingen deelnemen in de gele-
deren der strijdende Spanjaarden, uitsluitend
vanwege hun haat jegens de tegenpartij.
Dagen, waarin Ahessijnsche wanhopigen aan
hun haat tegenover de veroveraars van hun
land uiting geven door een aanslag op den
onderkoning, terwijl de Italiaansche herichten
de weinigen die nog weerstand bieden aan de
algeheele bezetting van het Ahessijnsche
grondgehied, als ,,opstandelingen" aanduiden.
Dagen, waarin de 'Polen de spanning met
Litauen weer vergrooten, nadat de verbitte-
ring der Litauers over de inneming van Wilna
in 1920 langzaam aan het verminderen was.
Polen, dat zelf aankondigt h et communis me
met kradht te bestrrjden, dat de stelling ver-
kondigt dat een communistisch Polen geen
Polen meer zou zijn, beschuldigt tegelijkertijd
Litauen er van een voorposit van het commu-
nisme te zijn. Zulk propaganda-zaad kan
slechts haat als oogst geven.
Wat ten slotte te zeggen van een verdedi-
ging van zijn beleid, gelijk Leon Blum die
Zondag hield. Het Fransche beleid der laatste
maanden met de devaluatie en de snelle invoe-
ring van een reeks van sociale maatregelen
moet nu eenmaal een sterke stijging van de
kosten van levensonderhoud tengevolge heb
ben. Op het oogenblik hedraagt deze, verge-
leken bij September 1936, ongeveer 20 pet. en
wij mogen aannemen, dat wij in dit opzieht
nog slechts aan een begin staan. Een duidelijk
waameembare verarming is daarvan voor de
arbeiders het gevolg en men komt in tal van
kringen in opstand tegen wat men noemt ,,het
dure leven".
Wat moet de arbeider denken, wanneer
Blum de oorzaken van de prijsstijging toe-
schrijft aan den wil der producenten om snel
groote winsten te maken, wanneer hij verdere
salarisverhooging afwijst, omdat die in de lrjn
van de tegenstanders van de regeeringspoli-
tiek zou liggen, die de bedoeling zouden heb
ben het Fransche volk in dezen vicieuzen cir-
kel te drijven. Blum heeft een adempauze noo
dig, logisch voortvloeisel uit zijn politiek, om
dat men nu eenmaal bij een markt met oploo-
pende tendenz geen devaluatie en andere kost-
prijsverhoogende maatnegelen in kan voaren,
en tegelijkertijd prijsstijging kan tegengaan,
gelijk noodig is om den werknemer niet te
varanmen. Zoo snel is dit alles gebeurd, dat
een pauze noodig is om de kraehten te laten
uitwerken en de verstoring eenigermate tot
rust te doen komen. Maar Blum erkent niet,
dat de verschijnselen, die met zijn politiek ge-
paard gaan, daaraan met economische wetten
onafwendbaar verbanden zijn. De schuld van
de lasten, die zijn politiek op de verbruikers
legt, wordt in de schoenen van de tegenstan
ders van deze regeeringspolitiek geschoven.
En wanneer de Fransche volksklassen waar-
achtig gelooven in de doelmatigheid van Blums
politiek, kan daarvan slechts haat tegen de
ondememers het gevolg zijn.
Von Neuraith is Maandag te Weenen aange-
komen voor zijn kort, maar wel zeer moeiigk
bezoek aan Oostenrijk. Het doed van dit bezoek
kan men het best aldus omschrrjven: Oosten
rijk af te brengen van den weg, dien het tot
behoud van zijn zelfs'tandigheid thans wenscht
in te slaan. Voor Duitschland was het accoord
van 11 Juli 1936 slechts een stap, die naar
nauwere aaneensluiting moest leiden. Een
stap, die aanvankelijk met veel succes scheen
te worden bekroond. Maar Oostenrijk heeft
de gevolgen van dit accoord ingezien en het
maakt nu een beweging, die den Duitschers
alien hoop op den Groot-XXiitschen staat moet
ontnemen, een gebaar in de richting van het
herstel van de monarchic. Naar Oostenrijk-
sche begrippen is dit een binnenlandsche aan-
gelegenheid, waarin beide landen, ingevolge
him accoord, volkomen autonoom zijn.
Zoo zai von Neurath te Weenen niet alleen
naar voren moeten brengen, dat de Duitschers
naar onze opvatting ten annechte, de restau-
ratie niet als een binnenlandsche aangelegen-
heid kunnen beschouwen. Hij zai tevens moe
ten trach'ten, dit hersteil, dat niet met de
Duitsche voomemens harmonieert, af te wen-
den. Een delicate taak, waarbij ieder te snel
optreden de positie van Duitschland zai scha-
den.
EIGENMAC5HTTGE VLAAMSOHE ACTIE.
De correspondent van de N. R. Crt. te Brus-
sel meldt, dat in den nacht van Zaterdag op
Zondag verscheidene tientadlen Vlaam.sc he
studenten en leden van jeugdorganisaties, in
kleine groepjes verdeeld, op vele plaatsen in
het Vlaamsche land de nog bestaande twee-
tadige verkeersbordjes, straatnamen enz. met
verf en borstel in overeenstemming hebben
gebracht met de bepalingen van de nog altjjd
niet integrand toegepasite adtninistratieve taal-
wet. Dit getoeurde o.m. te Gent, Mechelen,
Oudenaarde, Selzaete, Oosteude, Ieperen,
Brugge, Gerardsbergen, Meenen enz.
In sommige steden zrjn enkele ververs bij
hun werk verrast en door de po.iitie opge-
bracht. In de Brusselsche voorstad Elaene,
waar de minister van binnenlandsche zaken
er nog altijd niet in geslaagd was het ge-
meentebestuur te dwingen de taalws.t na te
leven en o.a. de straatnaambordjes eentalig
Fransch zijn gebleven, wisten de Vlaamsche
studenten de nachtwacht te verschalken en
vele bordjes met sen laag witte verf te bedek-
ken.
'Ook in het centrum van de hoefdstad, nabjj
de Schaerbeeksche brag en tot zelfs op het
Rogierplein voor het Noorderstation. waar
zich eentalige Fransche officieele reclame- en
verkeerstoorden bevinden, gebeurde hetzelfde.
Gramimens, de leider van de taalgrensactie,
en twee studeniten werden hier door de politie
opigepakt en tot 's ochtends in hechtenis ge
houden, daar zij verklaarden voomemens te
zijn hun werk voort te zetten. Waarschijnlijk
zullen deze incidenten weerklank vinden in het
parlememt, waar leden van de Vlaamsoh-na-
tionalistische fractie voomemens moeten zijn
d=n minister van binnenlandsche zaken over
deze feiten te interpelleeren
EEN TROONOPVOLGER GEBOREN.
De echtgenoote van den Noorsehem kroon-
prins, prinses Martha, heeft het leven ge-
schoinken aan een zoon.
Prins Olaf en prinses Martha hadden reeds
twee dC'C.hters, de prinsesjes Ragnhild Alexan
dra en Astrid Maud Ingeborg.
De k'oning heeft den ministerraad medege-
deeld dat het prinsje Harald zai heeten.