onrierwifs in aangename omgeving vertoeven.
iDit laatste ia echter niet geheel en al van
toe passing op de lokalen der openbare school.
Gelukkig is hier, door den aanleg der water-
leiding verbetering gekomen in de drinkwa-
tervoorziening. Ten aanzien van de verhouding
en de samenwerking van het personeel van
elke school onderling bereikte de commissie
geen enkele klacht. Wei vond zij eenigszins
vreemd de verdeeling van de leerkrachten der
RjK. school over de leerjaren, hetgeen zy niet
in het belang van het onderwijs achtte.
De heer DE RUIJTER wenscht omtrent het
uitgebrachte verslag der commissie van toe-
zicht op het lager onderwijs een inlichting te
vragen. Indien spreker goed gelezen heeft,
wordt in dit verslag den indruk gewekt, als
zou de openbare school niet in orde zijn. Spre
ker vraagt in verband hiermede: is dit juist?
En wat is er niet in orde?
De VOORZITTER antwoordt, dat Burge-
meester en Wethouders op de begrooting
,voor 1937 wederom een post hebben uitgetrok-
ken voor de verbetering der openbare school.
Deze zaak is behandeld in Burgemeester en
Wethouders en het college heeft zich op het
standpunt geplaatst, dat de lokalen der open-
bare school in orde moeten zijn. Jaarlijks
wordt voor de noodige verbetering een post
op de begrooting gebracht, zoodat dit over
enkele jaren in orde zal zijn. Burgemeester en
Wethouders kunnen de verzekering geven, dat
zij van het feit, dat verbetering noodig is,
overtuigd zijn.
De heer OGGEL merkt op, dat in het jaar-
verslag der commissie van toezicht op het
lager onderwijs meer gedoeld wordt op een
muur, die z.eer vochtig is. Deze muur wordt nu
op een andere wijze behandeld en hopen Bur
gemeester en Wethouders dat daarmede ^het
euvel verdwenen zal zijn. Deze muur was te-
gelijk met de andere gesausd, doch ten gevolge
van de vochtigheid is de verf die er op was
aangebracht, afgevallen.
De heer DE RUIJTER dankt Burgemeester
en Wethouders voor hun toezegging.
Aangenomen voor kennisgeving.
n. Bericht van Burgemeester en Wethou
ders, dat door hen overeenkomstig de door den
raad verleende machtiging aan C. Dieleman
is verkocht een perceel grond aan het By-
locqueplein, groot 266 M2., tegen den prijs van
f 2,50 per M2.
Aangenomen voor kennisgeving.
o. Burgemeester en Wethouders deelen
naar aanleiding van de herhaalde vraag van
den heer C. van Bendegem om het gedeeltelijk
gelegde trottoir aan den Buthdijk vanaf de
Oudewrjk tot de Prins Hendrikstraat door te
trekken, mede, dat zij dit gedeelte zullen trach
ten af te werken, zoodra andere gedeelten .in
de kom zullen zijn bijgewerkt. Om dit direct
pit te voeren ontbreken de noodige bedragen.
De VOORZITTER deelt mede, dat de vraag
van den heer C. van Bendegem in de laatste
vergadering van Burgemeester en Wethouders
is besproken en dat de heer Van Bendegem wel
eenigszins gelijk heeft, dat de toestand aldaar
te wenschen overlaat. Daarover zijn burge
meester en Wethouders het eens, doch men
ddent in aanmerking te nemen, dat het niet
gelijk is, of de rechter- dan wel de linkerzijde
van de straat in orde wordt gemaakt. Indien
men de rechterzijde van hieraf bezien
jn orde zou maken, zou dit een dure geschie-
denis kunnen Vorden, daar dan een muurtje
zou dienen te worden geplaatst.
De heer VAN DE BILT oppert bovendien de
mogelijkheid, dat de andere kant van den weg
niet zoo lang is. Hij acht het aanbrengen van
een voorziening aan den diepen kant niet goed,
daar het gevolg toch zal zijn, dat de zaak
wegzakt. Hrj zal het dan ook beter achten,
als aan de zijde van Van Hoeve een trottoir
wordt gelegd.
De VOORZITTER brengt hier tegen in, dat
dit ook zijn bezwaren heeft. Zooals de heer
Van de Bilt doet uitkomen, is aan de andere
zijde het bedrijf van den heer Van Hoeve en
dient men daarmede bij het maken van toe-
gangen ook rekening te houden.
De heer VAN DE BILT wijst er op, dat dit
toch de meest verkieslijke weg zal zijn. Als
het pad aan den anderen kant wordt aange
bracht, zakt het toch uit.
De heer OGGEL wijst er op, dat in het col-
]ege«ook overwogen is, een klinkerpad te leg-
gen.
Aangenomen voor kennisgeving.
p. Als antwoord op de vraag van den heer
B. Seghers in een der laatste zitttngen van
den raad, deelen Burgemeester en Wethouders
mede, dat er geen reden is om dit meerhe-
sproken en thans door hem in het geding ge-
brachte hoekje voor een verminderden prijs af
.te staan. Te gelegener tijd zal dit worden ver
kocht tegen den daarvoor geldenden prijs.
Thans wordt het van gemeentewege onder
houden.
De VOORZITTER deelt mede, persoonlijk
ter plaatse te zijn gewecst en den toestand al
daar bekeken te hebben. Het stukje grond,
waarop de heer Seghers doelde, is dat hoekje,
dat daar zoo uitspringt. Er bestaat van de
zijde van Burgemeester en Wethouders geen
bezwaar tegen, dat dit door een der omwonen-
iden wordt aangekocht. Spreker heeft de be-
woners niet gesproken en kan dus niet zeg-
gen, of een hurmer dit hoekje eventueel zou
wil'len koopen, doch indien dat het geval mocht
zijn, dan is daartegen geen enkel bezwaar.
De heer SEGHERS merkt op, dat van den
betrokken bewoner reeds eerder een verzoek
as ingekomen om dit hoekje te koopen. Spre
ker kan zich voorstellen, dat Burgemeester en
Wethouders dit hoekje wel zullen willen ver-
koopen, doch zij willen dit niet tegen vermin
derden prijs doen. Spreker gelooft niet, dat
dan te voorzien is, dat het spoedig verkocht
zal wezen. Het is naar sprekers meening een
onooglijk stukje grond en als er gelegenheid
voor is, is spreker er voor, dit maar zoo gauw
mogelijk van de hand te doen.
De VOORZITTER wijst er op, dat de moge
lijkheid bestaat, dat de woningen, die er thans
staan; niet zullen blijven staan. Ook staat er
daar een schuur, terwijl bovendien de vraag,
wat er daar gemeentegrond is, ook niet is op-
gelost.
De heer SEGHERS geeft te kennen, dat hij
zich ook juist al had afgevraagd, of de ge
nfeente daar effen grond had. Van het on-
derhoud van gemeentewege weet spreker alles
af. Als het hoekje grond op een andere plaats
gelegen was, zou het nog iets anders zijn, doch
thans ziet spreker er de gemeente nog niet
zoo vlug van af komen.
De VOORZITTER wijst er op, dat Burge
meester en Wethouders hebben toegezegd, dat
dit hoekje van gemeentewege zal worden
onderhouden.
Aangenomen voor kennisgeving.
q. Burgemeester en Wethouders beridhten
naar aanleiding van het adres van P. Brak-
man en de in de vorige vergadering gehouden
discussies over het wagnemen van het urinoir
bij zijn woning aan den Buitenweg, dat zij deze
wegneming nader hebben overwogen. Zij zijn
tot de slotsom gekomen, dat verplaatsing naar
een ander terrein velerlei bezwaren ontmoet.
Zij stellen voor op dit verzoek afwijzend te
beschikken, daarbij adressant de verzekering
gevende, dat deze gelegenheid zoo goed mo
gelijk zal worden onderhouden, opdat geen
schade of nadeelen aan zijn pand zullen wor
den veroorzaakt.
De VOORZITTER kan aan deze mededee-
ling toevoegen, dat Burgemeester en Wethou
ders deze zaak uitvoerig bekeken hebben. Bur
gemeester en Wethouders zijn niet bereid,
deze inrichting te doen verplaatsen, doch
zullen den gemeentebouwmeester nadrukkelijk
verzoeken, dit urinoir te doen onderhouden op
een wijze dat deze aan de te stellen eischen
voldoet. Een andere plaats zou misschien te
vinden zijn, doch de verplaatsing van deze
inrici iting zou met zeer veel kosten gepaard
gaan. Dit zijn dan ook de reden die Burge
meester en Wethouders tot him voorstel heb
ben bewogen.
De heer BSSELBRUGGE acht het jammer,
dat Burgemeester en Wethouders tot die slot
som zijn gekomen. Spreker merkt op, dat een
bezwaar van Burgemeester en Wethouders ook
is, de kosten, die aan de verplaatsing verbon-
den zouden zijn. Doch dit mag naar zijn mee
ning in dit geval geen rol spelen. Spr. meent,
dat een plaats zou kunnen worden gevonden
en wel op de plaats, waar voorheen de brand-
put lag. Men zou daar een dergelijke inrich
ting kunnen neerzetten en het smerige ding
bij Brakman afbreken. Als men dan het nieuw
te bouwen urinoir rondom liet begroeien en
door beplanting camoufleerde, was een goede
opiossinig bereikt. Naar zijn meening zou het
daar beter staan dan aan het station, er is
een tijd gewee3t, dat er aan het station veel
menschen kwam en, doch die tijd is voorbij.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
Esselbrugge hier een tweede zaak in het ge
ding brengt, n.l. het plaatsen van een urinoir.
Dit is een zaak die later aan de orde zou kun
nen komen, doch thans is aan de orde een be-
slissing over het al dan niet wegnemen van
het urinoir bij de woning van Brakman.
De heer ESSELBRUGGE wijst er op, dat
Burgemeester en VYethoudens erkennen, dat
verplaatsing goed zou zijn, doch dat zij af-
S'tpiten oip het vinden van een geschikte
plaats. Nu wijst spreker een geschikte plaats
aan en ligt daarin ook opgesloten het oprui-
men van de bestaande inrichting.
De heer 't GILDE is het roerend met den
heer Esselbrugge eens.
De heer OGGEL merkt op, dat dit toch niet
Toen Burgemeester en Wetlaoudens
gaat.
hadden te beslissen op het verzoek van Brak
man om een woning te bouwen, hebben zij bij
onderling overleg de overeenkomst gemaakt,
dat ten behoeve van Brakman zou worden
afgeweken van de rooiltjn, zoodat hij uitzicht
zou krijgen op de Nieuwstraat en te zijnen
behoeve het toen bestaande urinoir afgebro-
ken. Thans, na enkele jaren, heeft adressant
vele bezwaren, doch hij' het 'bouwen bestonden
die bezwaren niet. Een dergelijke gelegenheid
dient op verschillende plaatsen aanweziig te
zijn, dit is geen overbodige weelde en als er
aan den brandput een geplaatst zou worden,
zou het ook daar een noodzakelijk iets zijn.
De heer 't GILDE wijst er op, dat het sta
tion thans geen druk verkeerspunt meer is.
Dit is Ihet wel geweest, doch dat is voorbij.
De heer OGGEL meent, dat een dergelijke
gelegenheid toch moet bestaan voor de men
schen die van den spodweg gebruik maken.
De VOORZITTER stemt toe, dat er in de
geheele gemeente heel weinjg van deze din-
gen staan. Ze staan bovendien altijd in den
weg, want niemand zal graag zoo'n ding naast
zijn woning of in de nabijheid er van hebben.
Het is echter ook juist, dat deze inrichting
in onderling overleg is geplaatst.
De heer DE RUIJTER is wel degelijk van
meening, dat, al zou het de gemeente ook iets
kosten, een andere toestand geschapen dient
te worden. Men mag de inwoners der ge
meente geen ovenast aan doen. Aan dit uri
noir is een geschiedenis verbonden, dit moest
feitelijk staan gedeeltelijk op grond van de
spoorwegmaatschappij MechelenTer Neuzen
en gedeeltelijk op het terrein, dat adressant
daar in eigendom heeft. De gemeente is naar
zijn meening wel een beetje gedrongen aan
tiet verzoek van adressant tegemoet te
komen. Men zal toch toestemmen, dat het
ding daar onooglijk is? Spreker is dan ook
sterk voor een oplossing, waardoor op het
terrein van Heijnsdijk of op een andere plaats
in de gemeente een dergelijke inrichting ge-
sticht zou worden. Hij juicht het denkbeeld
van den heer Esselbrugge om het te doen be-
planten, ook toe, dan staat het niet op
t zicht.
De heer OGGEL: Dus het moet in het groen
geplaatst worden.
De heer DE RUIJTER is er van overtuigd
dat het bestaande ding daar weg moet, het is
er daar met de plaats voor.
Tevens zou spreker er voor zijn, dat op de
plaats van den brandput een dergelijke in
richting kwam, al zou ook" nog een andere
plaats gevonden kunnen worden.
De VOORZITTER merkt op, dat dit laatste
op net oogeniblik niet aan de orde is. Men
dient deze laatste aangelegenheid te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders.
Het college kan daarover staande de vergade
ring ook geen beslissing geven.
Het voorstel van den heer Esselbrugge, de
bestaande gelegenheid te doen opruimen,
wordt gesteund door de heeren 't Gilde en
De Ruijter.
Het wordt aangenomen met 8 tegen 4
stemmen.
Voor stemmen de heeren Esselbrugge
t Gilde, Hamelink, Van 't Hoff, De Jonge, De
Ruijter, C. van Bendegem en Dieleman; tegen
stemmen de heeren Oggel, Seghers, P. J. van
Bendegem en Van de Bilt.
Stemmen uit de vergadering: Daar gaat le
3. Benoemen Commissie van Advies Stich-
ting Zeeuwsch-VIaamsch Borgstellings-
fonds te Ter Neuzen.
Burgemeester en Wethouders berichten, dat
door het bestuur der Stichting Zeeuwsch-
VIaamsch Borgsteilingsfonds is verzocht een
commissie aan te wijzen van 'b.v. drie leden,
die geacfit kunnen worden op de hoogte te
zijn "van middenstandszaken, zoowel wat be-
treft den handel als het ambacht.
Zij bevelen aan, uit de volgende dubbeltallen
een keuze te doen.
1 P J van Bendegem; 2. A. J. v. Hoeve.
1. A. van 't Hoff; 2. A. P. Esselbrugge
1 F. Schauwaert; 2. C. van Kampen.
De heer HAMELINK wil hierover iets
zeggen en wel over de samenstelling van de
voordracht. Het komt in spreker niet op de
voorgedragen personen te disqualificeeren als
minder bekwaam of geschikt voor het door
hen te verrichten werk, doch wel wil spreker
er den nadruk op leggen, dat stelselmatig de
menschen van zijn richting ook voor derge
lijke dingen worden geweerd. Daarmede zegt
hij evenmin, dat zijn medestanders wel of niet
geschikt zouden zijn. Hij wil er alleen op
wijzen, dat hij en zijn geestverwanten den
gang van zaken goed volgen en dat het hen
niet ontgaat, dat zij stelselmatig van sommige
functies worden buitengesloten. Spreker zal
deze omstandiglieden dan ook naar waarde
weten te schatten.
De VOORZITTER antwoordt den heer Ha
melink, dat den leden hier geen voordracht,
doch een aanbeveling is voorgelegd. De leden
hebben voile vrijheid, huiten die aanbeveling
om te gaan, zij zijn daaraan voor de benoe-
ming niet gebonden. Burgemeester en Wet
houders hebben met de aanbev^lenen alleen de
bedoeling gehad, een leidraad te geven.
De hear ESSELBRUGGE moet naar aan
leiding van het door den heer Hamelink ge-
Siprokene opmerken, dat op die aanbeveling
enkele namen voorkomen, waaronder ook die
van spreker. Hij kan verklaren, dat hij niet
zoo dol op dat baantje is en kan ook nog niet
zeggen, of hij, indien hij benoemd worden zou,
dit wel zou aanvaarden.
De heer HAMELINK is evenmin persooniijk
tuk er op. Hij heeft enkel willen doen uit
komen, dat het hem bevreemdt, dat de men
schen van sprekers beweging bij de samen
stelling van d'ien leidraad blijkbaar niet in
aanmerking zijn gekomen.
De VOORZITTER verzoekt de heeren Van
't Hoff en Esselbrugge, met hem het stem-
bureau te vormen.
Uitgebracht worden 12 stemifien, waarvan
op P. J. van Bendegem 7, A. van 't Hoff 6,
F. Schauwaert 6, C. Th. van de Bilt 5, A. J.
van Hoeve 2, C. van Kampen 2, C. Hamelink
4, A. P. Esselbrugge 1 en B. Seghers 1 stem.
Is alzoo gekozen de heer P. J. van Bende
gem.
Waar nog 2 plaatsen te vervullen zijn, moet
een tweede vrije stemming plaats hebben.
Uitgebracht worden 12 stemmen.
Hiervan verkrijgen C. Th. van de Bilt 10,
A. van 't Hoff 6, C. Hamelink 5, F. Schau
waert 2 en A. P. Esselbrugge 1 stem.
Is alzoo gekozen de heer C. Th. van de Bilt.
Alsnu heeft een herstemming plaats, voor
de derde te vervullen plaats tusschen de twee
candidaten, die de meeste stemmen op zich
hebben vereenigd, zijnde de heeren Hamelink
en Van 't Hoff.
Uitgebracht worden 10 stemmen, waarvan
op C. Hamelink 7 en op A. van 't Hoff 3
stemmen.
De heeren Hamelink en Van 't Hoff outbid
den zich van stemming.
Is alzoo gekozen de heer C. Hamelink.
Op de vraag van den VOORZITTER verkla
ren de benoemde leden, hunne benoeming te
aanvaarden.
4. Aanvulling verordening op de Honden-
belasting.
Burgemeester en Wethouders berichten, dat
vanwege het College van Ged. Staten wordt
medegededd dat tegen de bepaling als voor-
komt in art. 3, 3e lid, laatste zinsnede van
deze verordening bezwaar bestaat bij Zijne
Excellentie den Minister van Binnenlandsche
Zaken.
Het ontmoet geen bedenking dat in de ver
ordening, in plaats van: „evenmin honden,
die losloopen op den openbaren weg, tenzij
dit losloopen voor het doel, waartoe zij wor
den gehouden, noodzakelijk is" wordt gele
zen: ,,op den openbaren weg losloopende hon
den worden, behoudens bewijs van het tegen-
deel, beschouwd tot de onder het eerste of
tweede lid genoemde honden te behooren."
Wordt voorgesteld tot deze wijziging te be-
sluiten.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
5. Reclames schoolgeld.
Naar aanleiding van ingekomen reclames
tegen den aanslag van schoolgeld dienst 1936,
stellen Burgemeester en Wethouders voor:
te handhaven den aanslag van M. Schieman,
C. den Hamer, L. H. de Kraker, A. C. de
Brouwer, F. A. M. T. Koevoets;
ontheffing te verleenen aan: A. Th.
't Gilde 3,15, R. J. A. Boon 1,80, H. Duijm
2, J. Dieleman Wz. /6,48, E. van der Linden
15, J. A. Schieman 12,96, J. v. d. Gouwe
f 1,35;
te vemietigen den aanslag van H. Schie
man.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
6. Verleenen voorschot ingevolge art. 101
der L.O. wet 1920.
Met verwijzing naar de desbetreffende ont-
werp-besluiten en aan de hand van de bepa-
lingen van de Lager Onderwijswet 1920 wordt
voorgesteld
aan het bestuur van de Ver. voor Chr.
Nat. Schoolonderwijs te Axel een voor
schot te verleenen van /3200;
b. aan het bestuur van de Roomsch Kath.
Kerk te Axel een voorschot beschikbaar
te stellen van 1357
aan het bestuur van de Hulpvereeniging
voor Geref. schoolonderwijs te Axel Spui)
een voorschot toe te kennen van f 1000.
Voor alle schoolbesturen te bepalen, dat de
uitbetaling van het voorschot zal geschieden
in twee termijnen n.l. per 1 Maart en 1 Sep
tember 1937.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
Het aantal niet-georganiseerde landarbei-
ders wordt geschat op 100.
De categorie kleine middenstanders e.a.
wordt geschat op ongeveer 140.
In totaal zullen dus 500 gezinshoofden
voor een bijdrage in aanmerking kunnen
komen.
De kosten zullen daarvan kunnen bedra
gen 500 X f 9 4500.
Het spijt ons ten zeerste dat deze totale
kosten onze verwachtingen ver overtreffen,
vooral omdat dit plan tal van onbillijkheden
opheft v.n.l. voor tal van gezinnen, die buiten
overheidszorg zich zelf op de meest bekrom-
pen wijze trachten te redden en die tenge-
volge van het drijven op eigen wieken van
verschillende voordeelen als goedkoope mar
garine en vleesch in blik zijn verstoken.
Op grond van het hooge bedrag, dat die bij-
slag in dezen breed en omvang de gemeente
kost, mee'nen wij te moeten voorstellen, dien
bijslag niet voor deze categorie te verleenen,
evenmin ook voor hen, die aan de zorgen van
de overheid zijn toevertrouwd, omdat door al
leen laatstgenoemde groep daarvan te laten
profiteeren, een onbillijkheid in het leven
wordt geroepen tegenover hen, die evengoed
daarvoor in de termen zouden moeten vallen.
De gemeente-geneesheeren schrijven hier
over als volgt:
De heer J. C. Bom, arts, schrijft:
,,Om de gevolgen der regeling, waartoe we
in principe bereid waren, te kunnen overzien,
verzoeken we u ons de volgende gegevens te
willen verstrekken:
le. iHet aantal personen, dat in aanmer
king komt;
2e. welke hiervan reeds lid zijn van het
fonds;
3e. of de personen, die onder die regeling
vallen, verplicht worden lid te blijven.
Het aantal briefjes, dat door het Armbe-
stuur wordt afgegeven, is geen maatstaf voor
het aantal personen, dat kosteloos onze hulp
inroept, want de werkloozen gaan niet naar
het Armbestuur, maar rekenen er maar op,
dat ze toch wel geholpen worden.
Verder moet ik nog opmerken, dat toen de
gemeentetractementen omhoog gingen, ons
tractement hetzelfde bleef, en nu we door de
malaise een veel te lage honoreering ontvan-
gen, zouden we het erg orrbillijk vinden, als
deze nog slechter zou worden.
Daartegenover staat, dat de regeling buiten-
gewone voordeelen voor het Armbestuur zou
meebrengen, want alle specialistische hulp zou
door ons gedragen moeten worden. Want het
fonds is alieen in principe bereid de kosten
daarvan te dragen, als alle gemeenten tot
die regeling toetreden.
Behalve 1l-i van de premie, die reeds een
minimum honoreering is, moeten we bij de
regeling nog afstand doen van 1/3 premie van
de menschen, die reeds lid zijn van het fonds.
Omtrent Neuzen kan ik u reeds meedee-
len, dat het den artsen aldaar 10 pet. van hun
inkomsten uit het fonds reeds zal kosten, als
net alieen hun eigen leden betreft en 20 pet.
als alle werkloozen zouden toetreden, afgezien
nog van de specialistische hulp, die zij zouden
moeten bekostigen.
Als we over bovengenoemde gegevens be
schikken, zal het eerst mogelijk zijn, de
draagwijdte van de regeling te overzien.
Gaame ben ik bereid om mondeling de zaak
verder met u te bespreken".
7. Toeslag ziekenfondspremie.
Burgemeester en Wethouders schrrjven den
raad:
Hetgeen in vorige vergaderingen is toege
zegd, n.l. dat door ons College een onderzoek
zou worden ingesteld naar de kosten van het
verleenen van een toeslag van b.v. x/3 op de
premie voor het ziekenfonds en dat van zie-
kenhuishulp aan personen, die daarvoor in de
termen vallen, is geschied.
Het onderzoek bij het bestuur van de Zie-
kenhuisvereeniging was zoodanig, dat zij zich
niet bereid verklaren mede te werken om
i/;l deel van de premie voor haar rekening te
nemen.
De correspondentie met de gemeente-
geneesheeren ligt ter inzage hij de stukken.
Wat den omvang en de kosten van het ver
leenen van bijslag voor ziekenfonds betreft,
dit kan in twee antwoorden worden gezegd.
Er kunnen 2 categorien gevormd worden:
ile. van diegenen, die aan de overheids-
zorgd zijn toevertrouwd en
'2e. de categorie, die een inkomen heeft
beneden een door ons aangenomen bedrag en
dat ongeveer gelijk zal blijven met de inkom
sten van hen die aan overheidszorg zijn toe
vertrouwd.
Wat de categorie onder le. betreft, hebben
wij uitgestippeld een regeling zooals deze als
bijlage bij de stukken is gevoegd.
Er is uitgegaan van de gedachte, dat onge
veer 110 personen in deze regeling zullen
vallen.
De gemiddelde ziekenfondspremie bedraagt
27 per gezin en per jaar, wat de gemeente
110 X 9 990 per jaar zal kosten.
Voor wat de andere categorie 2. betreft,
hebben wij een globale berekening gemaakt
omtrent die personen, die een inkomen hebben
dat minder bedraagt of ongeveer gelijk is aan
het inkomen, dat de ondersteunde werkloozen
genieten.
Daar er geen enkele basis kan worden aan
genomen, waarop verder gebouwd kan wor
den is een nauwkeurige raming moeilijk te
geven.
In het algemeen zullen daaronder vallen
alle landarbeiders en een categorie kleine mid
denstanders e.ia.
iHet aantal georganiseerde landarbeiders
bedraagt 330, waarvan ongeveer 70 geor
ganiseerde af vallen, omdat zij reeds bij de on
dersteunde werkloozen zijn gerekend of geen
gezinshoofd zijn.
De heer A. van der Zwan, arts, schrijft:
„In mijn armenpractijk van 't afgeloopen
jaar kan ik niemand vinden, die kan profitee
ren van de in uw schrijven genoemde regeling.
Het zijn alien ouden van dagen of invaliden,
zoodat ons werk niet zal verminderen. Het
beste lijkt mij een onderzoek in te stellen,
nadat de regeling een jaar wterkt. Mocht de
armenpractijk dan belangrijk minder zijn, dan
kan een hersalarieering op ipositieve gronden
plaats vinden.
Tevens breng ik onder uw aandacht, dat
momenteei de salarieering ver beneden het
normale ligt.
Voor mondeling overleg ben ik gaarne be
reid.
Wat de omvang en de kosten van het ver
leenen van bijslag voor ziekenfonds betreft
kunnen twee categorien gevormd worden:
le. van diegenen, die aan de overheidszorg
zijn toevertrouwd, en
2e. de 'categorie, 'die een inkomen heeft
beneden een door Burgemeester en Wethou
ders aangenomen bedrag en dat ongeveer ge
lijk zal blijven met de inkomsten van die aan
overheidszorg zijn toevertrouwd.
Wat de categorie onder 1 betreft, is uitge
gaan van de gedachte, dat ongeveer 110 per
sonen in deze regeling zullen vallen.
De gemiddelde ziekenfondspremie bedraagt
27 per gezin en per jaar, wat de gemeente
110 X 9 J 990 per jaar zal kosten.
Voor categorie 2 is een globale berekening
gemaakt, die een inkomen hebben, dat minder
bedraagt of ongeveer gelijk is aan het in
komen, dat de ondersteunde werkloozen ge
nieten.
Daar er geen enkele 'basis kan worden aan
genomen, waarop verder gebouwd kan worden,
is een nauwkeurige raming moeilijk te geven
m het algemeen zullen daaronder vallen alle
landarbeiders en een categorie kleine midden
standers e.a.
Het aantal georganiseerde landarbeiders be
draagt pl.m. 330, waarvan ongeveer 70 geor-
ganiseerden' af vallen, omdat zij reeds bij de
ondersteunde werkloozen zijn gerekend of
geen gezinshoofd zijn.
Het aantal niet georganiseerde landarbei
ders wordt geschat op pl.m. 100.
De categorie Ikleine middenstanders e.a.
wordt geschat op ongeveer 140.
In totaal zullen dus pl.m. 500 gezinshoof
den voor een bijdrage in aanmerking kunnen
komen.
De kosten zullen daarvan kunnen bedragen
500 X 9 4500.
Het spijt Burgemeester en Wethouders ten
zeerste dat deze totaal kosten de verwach
tingen ver overtreffen, vooral omdat dit plan
tal van onbillijkheden opheft, vnl. voor tal van
gezinnen, die buiten overheidszorg zichzelf op
de meest bekrompen wijze trachten te redden
en die tengevolge van het drijven op eigen
wieken van verschillende voordeelen als goed
koope margarine en vleesch in blik zijn ver
stoken.
Op grond van het hooge bedrag, dat die bij
slag de gemeente kost, stellen Burgemeester
en Wethouders voor die bijslag niet voor deze
categorie te verleenen, evenmin ook voor hen,
die aan de zorgen van de overheid zijn toe
vertrouwd, omdat door alleen laatstgenoemde
groep daarvan te laten profiteeren, een onbil
lijkheid daarbij in het leven roept tegenover
hen, die evengoed daarvoor in de termen zou
den moeten vallen.
De VOORZITTER memoreert, dat bij de be-
handeling van de begrooting voor 1937 een
post van 1000 voor dit doel is uitgetrokken,
terwijl tevens werd besloten, naar deze belang-
rijike zaak een onderzoek in te stellen om na
te gaan wat de kosten hiervan voor de ge
meente zouden zijn. Het resultaat van dit on
derzoek is belichaamd in 'het voorstel van
Burgemeester en Wethouders nl. dat het col
lege den raad voorstelt, hierop niet in te gaan,
van wege de kosten, die belangrijk hooger zijn
dan men aanvankelijk had kunnen denken, en
die ongeveer f 4500 zullen beloopen, indien de
te verleenen toeslag zich uitstrekt over ver
schillende categorien van gemeentenaren.
Gezien het groote bedrag konden Burge
meester en Wethouders geen vrijheid vinden,
voor te stellen, hiertoe over te gaan. Spreker
kan hieraan toevoegen, dat in dezen het col
lege van Burgemeester en Wethouders niet
homogeen is. Spreker zelf is tot de conclusie
gekomen, dat indien de raad zou besluiten 1/3
bijslag te verleenen in de premie voor degenen
die werkloos zijn en in de werkverschaffing
geplaatst, dit een billijk besluit zou zijn te
achten. En nu mag men daar tegen aanvoe-
ren, dat degenen die in het vrije bedrijf werk-
zaam zijn, slechts ongeveer evenveel verdienen
als zij, die steun trekken of in de werkver
schaffing geplaatst zijn, niettemin is naar
sprekers overtuiging een dergelijk besluit, als
dit zou genomen worden, billijk te achten.
Aanvankelijk had hij ook die overtuiging niet
doch toen hij na de vergadering van Burge
meester en Wethouders over deze zaak zijn
boeken en kranten nader nasloeg, kwam hij
tot een ander idee. Hij onderschrijft het dan
ook, dat het niet zou aangaan om hen die
werkzaam zijn tegen een bepaald loon, in een
of anderen vorm nog een bijslag daarop te
verleenen uit de publieke kas. Wel wenscht
spreker er aan mede te werken, dat degenen,
die in de werkverschaffing zijni geplaatst en
de steuntrekkers x/3 toeslag wordt verleend op
hun premie voor doktersfonds en ziekenhuis-
verpleging. Dat zijn er pl.m. 110, de uitgave
voor de gemeente voor een normaal gezin is
1/3 van ongeveer 27 of 9, hetgeen dus zou
komen op 110 X 9 is 990. Spreker heeft
hiermede zijn standpunt uiteengezet.
De heer C. VAN BENDEGEM stemt toe,
dat de situatie is, zooals de Voorzitter in zijn
toelichting heeft gezegd. Het college van
Burgemeester en Wethouders is in dezen niet
homogeen en spreker kan niet anders dan het
toejuichen, wanneer de Voorzitter van Burge
meester en Wethouders het college afvalt. Hij
doet dit te meer, omdat een toeslag zooals in
het prae-advies vermeld, aan alle daarvoor in
aanmerking komende menschen te verleenen,
een zeer kleine kans zal maken om te worden
aangenomen. Indien het prae-advies goed was
berekend, zouden de kosten nog f 610 hooger
zijn, dus in totaal f 5490.
Eigenlijk zou spreker, wanneer de Voorzit
ter niet het voorstel overeenkomstig het door
hem ontwikkeld standpunt doet, en Burge
meester en Wethouders niet bereid zijn, dit
voor het voile pond over te nemen, dat voor
stel ook kunnen doen. Spreker heeft meege-
bracht de notulen van de vergadering van 28
April 1936 en daaruit kan men zien, dat in
eerste instantie zijn vraag was, een toeslag te
verleenen aan de werklooze arbeiders en aan
de in de werkverschaffing geplaatsten. Later
is dit voorstel van de zijde van het gemeente-
bestuur eenigszins gewijzigd, doch thans blijkt,
dat de conclusie is, dat de kosten te hoog zijn.
Spreker zal daarom het voorstel van den
Voorzitter ovememen en voorstellen, den toe
slag te verleenen aan de werkloozen en in de
werkverschaffing geplaatsten, dit zijn dus 110
menschen.
De heer DE JONGE acht het niet billijk,
dat alleen aan de werkloozen en in de werk
verschaffing geplaatsten een toeslag zal wor
den verleend. Spreker zag liever dat die ver
leend werd aan alien, ook aan kleine midden
standers, die daarvoor in de termen zouden
vallen. En waar het niet mogelijk is, dezen
toeslag te geven aan alien, zou spreker willen
voorstellen, dit te doen aan de groote gezin
nen, b.v. de gezinnen te beginnen met 4 of 5
personen. Aan de hand van de lijst van
steunaanvragen heeft spreker nagegaan, dat
ongeveer 25 bestaat uit gezinnen van 4 en
5 personen. Indien dus deze toeslag zou wor
den verleend aan gezinnen van 5 personen,
zouden als sprekers gegevens juist zijn
juist 125 gezinnen in aanmerking komen voor
toeslag.
Men zal dan natuurlijk ook nog aanmerke-
lijk hooger komen dan de gevoteerde 1000
doch spreker zou gaarne zien, dat dit denk
beeld nader werd onderzocht, en in verband
hiermede de behandeling van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders werd uitgesteld
voor een nader grondig onderzoek, terwijl dan
tegelijkertijd hierover ook de doktoren geraad-
pleegd zouden kunnen worden.
De heer OGGEL wenscht het standpunt
van de meerderheid in het college van Burge
meester en Wethouders nader toe te lichten.
Men is er van overtuigd, dat er verschillende
menschen zijn, die geregeld werk hebben, en
nauwelijks komen aan het inkomen dat een
ondersteunde heeft. Het werd dan ook on-
billijk geacht, dat. waar deze meer noodig
hebben voor voeding en kleeding, de tegen-
stelling nog grooter zou worden gemaakt,
door alleen de ondersteunden een toeslag op
de ziekenfondspremie te verleenen. Op die
wijze zou het nu een straf op den arbeid wor
den. Daarom hebben Burgemeester en Wet
houders dan ook besloten de mogelijkheid on
der oogen te zien, om dezen toeslag te ver
leenen aan alien. Is dit niet mogelijk, dan is
het naar sprekers meening rationeel, dezen
ook aan niemand te verleenen.
Dan zijn er nog vragen van technischen
aard. Het wordt een heel ingewikkelde
kwestie, om den toeslag alleen te geven aan
de werkloozen en in de werkverschaffing ge
plaatsten. Dit wordt een heel moeilijk, spre
ker zou bijna zeggen, ondoenlijk werk. Al
deze bezwaren onder het oog ziende, heeft de
meerderheid van Burgemeester en Wethou
ders gemeend, dat waar het niet mogelijk
blijkt, den toeslag aan alien te verleenen, ook
niet te kunnen besluiten om voor te stellen,
dezen te geven alleen aan de werkloozen en
in de werkverschaffing geplaatsten. De heer
De Jonge oppert een andere gedachte, n.l. den
toeslag te doen beginnen bij gezinnen van 4
of 5 personen en op basis daarvan een bere
kening te maken, hoever men met de gevo
teerde f 1000 komen kan. Men zal dan waar-
schijnlijk wel iets hooger komen, doch indien
zijn denkbeeld verwezenlijkt zou kunnen wor
den, zouden degenen die het meest behoefte
er aan hebben, er genot van kunnen hebben.
Spreker is dan ook wel bereid, de gedachte
van den heer De Jonge nader te overwegen.
De heer DE RUIJTER wenscht in eerste in
stantie Burgemeester en Wethouders te vra
gen of zijn indruk, dat Burgemeester en Wet
houders in meerderheid voor dezen vorm van
hulp zijn, juist is. Zijn Burgemeester en Wet
houders bereid, op dit terrein de eerste stap-
pen te doen? Dien indruk heeft spreker ge-
kregen.
De heer OGGEL antwoordt den heer De
Ruijter bevestigend.
De heer DE RUIJTER constateert, dat dit
standpunt dan ook gedeeltelijk belichaamd is
in het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders. Hij acht het bedrag dat noodig zou zijn
om alien te helpen f 5400 of 4500, ook een
verschrikkelijk hoog bedrag. De gedachte van
den Voorzitter heeft iets sympathieks, toch
kan spreker niet onder den indruk wegkomen,
dat hierdoor maar een gedeelte geholpen
wordt, terwijl een ander gedeelte, dat het ook
wel zoo noodig heeft, niet geholpen worden