Feestelijke Bijeenkomst
op Woensdagavond in de Geref. Kerk alhier, ter gelegenheid van het
huwelijk van Prinses JULIANA met Prins BERNHARD
In deze bijeenkomst heeft Mr P. DIELEMAN, lid van Gedeputeerde
Staten, de volgende rede uitgesproken
19 December 1936 - 7 Januari 1937
Rruidstijd van
H. K. H.
Juliana Louise Emma Maria Wilhelmina,
Prinses van Oranje-Nassau,
Hertogin van Mecklenburg,
en
Z. D. H.
Bemhard Leopold,
Prins zur Lippe -Biesterfeld
En gebeel Nederland jubelt!
O, ziel des volks, wat wond're tochten varen
Uw diepten door, die luid zich openbaren,
In sluim'ring verborgen jaren lang
O, ziel des volks, wat heeft U dus bewogen,
Uw beste deel zoo vol omhoog getogen,
Wat leenide aan Uwen blijden jubelzang
Zoo wond'ren toon, zoo'n onigekenden drang?
Nederland is innig verblijd en gelijk de dich-
ter Schaepman zong bij de kroning van H. M.
Koningin Wilhelmina, is het oak nu:
de zielen gaan uit in jubelpsalmen,
vol van 't geruiseh der gouden zegepalmen.
Waarom? Wat is er in Nederland geschied?
Mysterie! Overal vreugde!
En tooh, donkere schaduwen spreiden zich
over ons maatschappelrjk leven, De wanver-
houdingen tusschen de productie en de con-
sumptie, tusschen grootere groepen der bevol-
king, zijn nog 'onrustbarend. De eene moelijk-
heid volgt op de andere. Talloos velen worden
uit hun broodgevende betrekkingen ontslagen.
Vele loonen zijn of worden ernstig verlaagd.
De sohrille nood geeselt een groot deel der be-
volking. Onrust en verwarring niet het
minst ook geestelijk nemen toe.
En niettegenstaande dat alles is er een
drang tot feestvieren en zou ook in onze dagen
de Prins der Nederlandsche dichters vader
Vondel, het zingen:
,,De huizen zwellen van het schaterend geluit
De vensters springen op: de blijdsehap
[vliegt er uit."
Wie anders een gulden 10 maal ommekeert,
alvorens dezen uit te geven, besteedt hem nu
spontaan voor uiting van vreugde des harten,
voor feestgaven, voor versiering van stad en
dorp, voor bijdragen aan een geschenk.
Mysterie! Het is de liefde van het hart
voor het kind der natie, dat koele berekening
falen doet. Het is de spontane liefde van het
hart, die altijd tot offers bereid is. In het
diepste wezen is het diepe liefde voor het
nationale leven, voor het Vaderland, die
dringt.
Van dat nationale leven is Oranje het sym-
bool, meer nog het middelpunt. Liefde tot zijn
land is elk welgeschapen hart aangeboren. En
ons land en ons volk is geworden wat het is,
met en onder en door Oranje.
Onze Prinses. Ja, zij is ook een kind van
menschelijke geslachten en deelend ook de er-
fenis van lijden en van dood, van zonde en van
schande, door Edens oudrenpaar gebracht,
maar Zij is toch het koningskind, gesproten
uit een Huis, dat wortelt in de Historie. Zij
volgt toch op de prinselijike rij der vaadren,
die goed en bloed en leven voor de zelfstan-
digheid onzer natie hebben geofferd en die
hier hebben gevestigd de vrijheid, de vrijheid
van geweten, de verdraagzaamheid jegens
anders denkenden, die de Nederlandsche natie
gemaakt hebben, met behulp der heerlijke
krachten die in het volk leefden, tot een
krachtige natie, die een land bewoonde, waar
de bakermat van vrijheid van geweten en
godsdienst en van volksvrijheden gevonden
werd. En daar licht het weidsche licht der
heldenglorie, waardoor het vaderland, ons
vaderland werd gesticht en gegrondvest.
En alle strijd valt weg. De strijdbijl zakt
ten gronde. Geen dogmatisch, geen doctrinair
getheoretiseer is meer in staat de eenheid des
volks te versplinteren. Het hart, de liefde
wint het. Alle wrok en krakeel en jalousie der
partijen, waardoor, zoo oneindig jammer, dat
heerlijk energieke voik der Nederlanden dreigt
ten onder te gaan, is een oogenblik weg. Een
bewijs van de diepste vreugde des harten, die
opkomt uit 's harten diepsten grond en dat
zoo hoogst ernstig is bedoeld, is er niet een
feestroes of feestdroes, of oppervlakkig luid-
ruchtig gedoe, maar heeft het Vaderlandsche
volk behoefte aan een ure van wijiding, alvo
rens het in blij feestgejubel met luit en cim-
baal uiting geeft aan zijn vreugde over het
groote gebeuren: het huwelijk van het kind
der natie, Prinses Juliana met den edelen
Prins Bernhard. En de kerken vereenigden
zich in gebedsuren, maar ook hier wil het
volk zijn eenheid manifesteeren. Een is het
volk en zijn eenheid is van God. Aan dien
drang, dien heftigen drang naar waarachtig-
heid, die het innig diepe volksgevoel naar
voren stuiwt, moet toegegeven en alien 66n eh
vereend en zoovelen mogelijk bijeen, am samen
te danken en te jubelen over de groote wel-
daden, door God aan het volk gegeven, om
uiting te geven aan die diepere volkseenheid,
geworteld in de historie, die het voorspelt dat
Nederland nog niet onder wil gaan, door een
verdeeldheid in splinters en splinterigheden,
maar een wil zijn en blijven, gelouterd als het
is en wordt in den smeltkroes van het lijden.
Een met een blik in de toekamst, met' het
hart vol hoop, die immers leven doet, in de
morgenstemming van den nieuwen dag, die de
energie doet ontwaken. Ja, wij zien het gloren
van den dageraad.
Vreest niet! Neerland groeit weer. Neer
land bloeit weer. Neerland zal weer het oude
Neerland zijn!
En laat dan de liefde dag aan dag
Langs velden en hagen
Gaan zoeken wat verloren lag
En niet versagen!
Er is thans behoefte, God lof om zich te
vereenigen in die heerlijke schoone bede:
Koning der Koningen
Zendt uit Uw woningen, zegen ter neer.
Zegen, genade, heerlijkheid, macht
Wijsheid in rade, vroomiheid in kracht.
Liefde vol leven, waarheid vol licht
Recht hoog verheven, trouw onverwricht,
Gij die de volken, schept en geleidt
Zendt uit de wolken, Uw Majesteit.
Geve Uw zonne, glorie haar pad
Stroom uit Uiw bronne, vruchtbare schat.
En: Dreigen de zorgen, kloek zij 't gezag
Frisch als de morgen, blijve Haar dag.
En laat dan de zilveren bazuinen maar
schetteren in noten vol juichenden klank:
Verkondigt langs velden en dreven, De bood-
schap van hulde en dank.
En: Klokken, klaroenen, kanonnen
Baheerscht het alheerschend lied,
Dat diep in de diepte begonnen
Nu hoog tot de hemelen schiet.
Het lied in de volksziel geboren;
Der volksziel onwraakbare talk
Waar blijde en geloovig we hooren
Gods stem in de stem van Zijn volk.
Wij zijn zoo verheugd.
Eierst is daar het echt menschelijke.
Er was zooveel smart, zooveel innige droef-
heid! De hartelijk geliefde moeder en groot-
moeder ging heen! De echtgenoot en beminde
vader volgde onverwachts zoo spoedig. En
daar zaten twee Hooge Vrouwen, eenzaam en
verlaten te treuren. En gansch Nederland
weende met hen mee en begreep iets van Hun
smart en weedom. Het was alsof er geen
vreugde meer zijn kon in het koninklijk paleis,
waarvoor eerbiedig een getrouw volk het
hoofd boog. Alleen. En de prinses won hoe
langer hoe meer de liefde des volks door Haar
ongedwongen optreden, Haar eenvoud, Haar
ootmoed, Haar toewijding, Haar liefde voor
het zwakke, het hulpbehoevende,- 't verlorene.
Hoe wars was Zij van allerlei gemaaktheid.
Neen! daar was geen gepolitoerd Haagsch
salon ameublement, met roodgeverfden lip of
blauwgeringd oog, of gesohoren wenkbrauw,
maar een frissche, gezonde, blozende van
humor tintelende, maar met diep medegevoel
meelevende Nederlandsche Maagd! Mensch
met mensehen is zij. Met een diep medelevend,
medegevoelend hart. Zoo volkomen terecht
zeide haar promotor, Prof. Huizenga, toen hij
Haar bevorderde tot eeredoctor in de letteren
en wijsbegeerte aan de Leidsche Universiteit,
tot belooning van den trouw harer burgers
door haar edelen voorvader, den grondlegger
onzer onafhankelijkheid Willem van Oranje,
de vader des Vaderlands gesticht:
„aan Uw oordeel, Prinses had het hart
altijd deel".
En zij werd ouder. En Neerlands volk
wachtte, Want Zij is de Prinses, de Kroon-
prinses. Het koningschap is in Nederland het
groote symbool der nationale eenheid, der
nationale zelfstandigheid, der vrijheid, tegen
tirannie, tegen onderdrukking.
En onrust maakte zich meester van menige
ziel.
Als H. Mals H. Meens wegviel,
en als er geen koningshuis meer zoude zijn,
geen nakomeling in de rechte, regeerende lijn
van het koningshuis, waar blijft dan onze
volkseenheid, onze zelfstandigheid onder de
volkeren? En onbewust maakte een zekere
onrust zich van het volk meester, zich uitend
in een nerveuse spanning, soms tot het onbe-
scheidene toe.
Liefde! Liefde is kostelijk, maar zoo schreef
een van Nederlands grootste mannen, die lief
de moge de ingedruppelde olie zijn, die het rad
van staat gladder om zijn spil doet wentelen,
die spil zelf is ze niet. Een kind eert zijn
vader niet in de le plaats omdat deze lief is,
maar omdat het zijn vader is. Zoo regeert de
Koningin bij Gods gratie. En dat is de spil.
In de iconscientie ligt de band tusschen over-
heid en onderdaan voor ons volksbesef beze-
geld. (Dr. Kuyper.)
En men wachtte. De spanning werd groot
evenals in 1909 toen de natie het koningskind
zoo vurig verbeidde.
Geen wonder. Ieder die het wel meent met
land en volk ziet toch in die geconcentreerde
liefde een bron van volkskracht.
Maar er is meer! Oranje ftassau dreigt ten
onder te gaan. En Oranje-Nassau leeft in de
ziel van het Nederlandsche, bijzonderlijk van
het Nederlandsche volk. De historiebladen
leeren het ons, dat het zalig is te duiken
onder den Oranjeboom.
Onder dezen boom is't sftil
't Weer mag ruischen hoe het wil.
De Oranjeboom was al zoo dikwijls geknot.
Reeds in 1589 onder Maurits gaf men een
penning uit, waarop een zaaier stond bij een
geknotten Oranjeboom maar met welig uit-
schietenden tak en het omschrift:
God geeft wasdorn
Miaar het lange wachten in 1909 werd be-
loond. De Prinses werd 30 April van dat jaar
geboren! En de patteelbakkerij te Gouda gaf
een gedenkibord uit, waarop het weer stond:
d'Oranjeboom bloeit voort.
Onze vreugde kende geen grenzen. Zij uitte
zich op de meest dolle wijze. Velen liepen
met Oranje hooge hoeden, men liep met
Oranjeparasols en -parapluies. Er waren er
die Oranjedassen en -doe'ken, tot Oranjebroe-
ken en -vesten en -jassen toe. De geheele natie
leefde met het Koninklijk gezin mede, als
ware dit met Nederland een groot gezin. Het
was het kind van Prins Hendrik en Koningin
Wilhelmina, ja, maar het was toch ook ons
kind, het kind, der natieJuliana, Louise, Em
ma, Maria Wilhelmina!
Met wat een diep gevoel voor de historie
koos H. M. de namen van de kleine prinses.
Juliana van Stolberg de moeder van Prins
Willem van Oranje en van Jan van Nassau,
de stamvaders van het geslacht Oranje-Nas
sau, leefde in het doodelijkst tijdsgewrioht, in
de hoogste worsteling van ons volk om den
volk te worden en te blijven, vrij en onafhan-
kelijk van den dwang van het absolutisme en
de inquisitie, zoo innig biddend met het volk
der Nederlanden mee. Toen in 1572 wel, jh,
den Briel was veroverd en een sprankje hoop
op bevrijding kwam, was het zoo bang. Haar
zoon Lodewijk, een der vrijheidshelden, die
straks den dood op de Mookerheide zou vin-
den, lag ernstig ziek te Keulen. Jan van Nas
sau probeerde tevergeefs vele Duitsche vorsten
te bewegen tot hulp. Willem van Oranje
streed in het laatste bolwerk, Holland en Zee-
land, schier wanhopig een schijnbaar hope-
loozen strijd tegen Spaansche overmacht. En
Juliana schreef aan een harer verwanten dat
roerend woord, waaruit het innig meeleven
met Nederland blijkt:
„Ik kruip als een worm over een bevroron
grond, waaruit geen voedsel te trekken valt,
en hoelang zal dat nog duren Ik kan U geen
enkele goede tijding melden".
Naar deze moeder, stammoeder van het Huis
van Oranje-Nassau is de Prinses genoemd, zij
hot als stammoeder vain een nieuwe loot uit
den ouden stam.
Haar 2e naam Louise herinnert, zij het dat
zij zoo genoemd is naar Louise, prinses van
Pruisen, die echter haar naam ontleent aan
Louise de Goligny, aan de prinselijke Louise
de Goligny, van wie zij afstamt in de vrouwe-
lijke lijn. Deze verloor in den krijg voor de
vrijheid van geweten haar vader, den admiraal
van Frankrijk en haar 2 echtgenooten en toen
Prins Willem van Oranje door net moordend
lood van den gehuurden moordenaar te Delft
werd getroffen, hoorde men haar bidden: Mijn
God, geef mij lijdzaamheid om naar Uwen wil
te dragen den dood van mijn vader en van mijn
beide echtgenooten, alle drie voor mijn oogen
vermoord.
En toch, ondanks al dien weemoed en
die diepe zielesmart, kende deze edele ziel
geen ander verlangen meer intens dan dat
naar vrede. „A1 haar roepen was naar vrede,
maar niemand hoorde" zegt Brand als bij-
schrift bij haar portret. En in het laiatst van
haar leven moest zij diep teleurgesteld in het
hart, Holland verlaten, omdat zij hier, hoe is
het mogelijik geweest! niet vond, waarvoor
haar vader en haar Prins van Oranje het leven
lieten, eerbied voor het geweten en verdraag-
zaamheid jegens andersdenkenden. Haar bede
voor van Oldenbarneveld om diens leven te
sparen, werd afgewezen, gebroken verliet zij
ons land om straks in 1620 op den 9den van
Octobermaand te sterven te Fontainebleau in
haar oude vaderland, waar toen vrijheid
heerschte, te sterven met de laatste verzuch-
ting, in haar devies uitgedrukt: veniat regnum
tumm! Uw koninkrijk kome!
Zoo stierf de moeder van Frederik Hendrik,
den stedendwinger, de moeder van het ge
slacht van Nassau Oranje, wier kleindochter
Albertine Agnes door huwelijk met den klein-
zoon van Jan van Nassau, het Oranje met
Nassau vereenigde.
Maar ook de grootmoeders werden benoemd
in den prinsessenaam. Maria de grootherto-
gin van Mecklenburg Schwerin bij haar volk
zoo heerlijik geliefd en Emma de edele dochter
der Waldecks, wier werk nog dagelijks onder
ons volk leeft eh tot ons hart spreekt. Het
oude geslacht van Waldeck, nog ouder dan
van Nassau! want het slot der Walder Eck
ban, dien Eder was er al in 1021 80 jaar
voor den ouden burcht aan de Lahn in de Nas-
saus, iterwijl eerst, om U een denkbeeld te
geven van den ouderdom dier geslachten, eerst
2% eeuw later in Zwaiben op „den Hohen
Zoller" de bakermat gegrond is van het Duit-
iscke keizershuis.
En dan nog de naam der moeder: Wilhel
mina, wier woord op 6 September 1898 bij
haar kroning gesproken nagalmde in haar
leven en haar regeering: Oranje kan nooit,
neen nooit genoeg voor Nederland doen!
Zoo werd de kleine Prinses in 1909 in Ne
derland aan het volk gepresenteerd! En al de
liefde des volks, uit de eeuiwen voortgesproten
vereenigde zich als de stralen van de zon in
die eene lichtbron.
Daarin ligt onze eenheid, in die liefde! De
stralen der zon, zij zijn onderscheiden, maar
komen uit de eene bron en keeren er toe
terug: die zon, dat is de eenheid. En geen
wonder. Niet alleen om de aantrekkelijke
figuur, niet alleen omdat zij de prinses is, de
toekomstige koningin, maar omdat zij een
prinses van Oranje-Nassau is! Die leeft in
onize ziel!
Willem van Oranje, het bronzen beeld, de
bronzen waehter voor het paleis, verheugt,
zinnebeeldig gesproken, zich weer met innige
vreugde.
Lang gingen wij, zingt Janmaat:
Met die kleur onder zeil
De zee en de landhaai te lijf.
Maat, glinstert er iets in je oog, veeg
['t af met je mouw
Zwaar liefhebben doen we in 't Noorden
[niet gauw,
Maar doen we 't, dan is 't ook voor goed.
Oranje had zich altijd krachtig verzet tegen
die schending van 's lands en des vblks vrij-
heden en rechten, door wien ook: tegen den
koning van HispaniSn (SpanjeJ, tegen dien
van Frankrijk, tegen Engeland. Zoo Willem
de Zwijger, zoo Frederik Hendrik, zoo Willem
in, de koning-stadihouder, maar zoo ook tegen
de regenten en de groote steden als Amster
dam. Willem II hoe jong ook. En altijd on
der de leuze: ,,Helpt Uzelf, benauwde Neder
landen, zoo helpt U God".
Hun leiddraad, hun principe was altijd het
woord van den grondlegger Willem van
Oranje: ,,De onderdanen zijn niet van God
geschapen ten behoeve van de Prinsen, om
hem in alles wat hij beveelt gehoorzaam te
wezen, maar de Prins om der wille der onder-
saeten, zonder dewelke hij geen Princes is, om
deselve voor te staen en lief te hebben als een
vader zijne kinderen. En wanneer hij sulkx
niet en doet, maar hen zoekt te verdrukken
en te behandelen als slaven, dan moet hij niet
gehouden worden voor een Prince, maar voor
een tiran en mag van zijn ondersaeten worden
verlaten".
Zoo beslechtte Willem de geschillen tusschen
Paaps en Geus, tusschen Luthers en Doops en
was het zijn deugt en moedt en list en z»rg
en goed en bloet, dat met God het juk van 't
lichaam en 't gemoet verdreef", zooals Gerard
Brand in een bijschrift bij zijn portret schreef.
Zoo was later koning Willem I weder de
kampvechter voor het evenwicht in Europa,
gelijk Willem III, koning-stadhouder dat te
gen Lodewijk XIV, den zonnekoning was ge
weest.
Zoo vloeide ook het bloed van koning Wil
lem II, toen hij nog kroonprins was, bij Quatre
Bras in 1815 voor de vrijheid tegen de Neder
landen en schreef zelfs Napoleon van het
eiland, waar als een andere Prometheus de
machtige aan een rots was geketend: Dat het
uitsluitend aan den Prins van Oranje was te
danken, dat hij den slag bij Waterloo verloren
had „tout l'honneur de cette campagne lui
apportient".
En zoo heeft dus niet ten onrechte later het
Nederlandsche volk bij Soestdijk een zuil op-
gericht, ter bijzondere vereering van den
moed in de hardnekkige verdediging der posi-
tie bij Les Quatre Bras, zoo luisterrijk ten toon
gespreid, zooals het heet in het laatste artikel
van de wet, waarbij 8 Juli 1615 aan den Prin
ce van Oranje door Nederland om door hem
en zijn afstammelingen in vollen eigendom te
wordien bezeten, werd afgestaan als blijk van
hoogachting en ehkentelijkheid van alle inge-
zetenen van het rijk wegens zijn moedig ge-
drag in den veldtocht van 1815: het buiten-
verblijf Soestdijk.
Dat oude Soestdijk, waar weleer de koning-
stadhouder Willem HI uitrustte van zijn ver-
moeiende krijgstochten of staatkundige be-
moeiingen, waar later onze koning Willem III
als kind zulke goede oogenblikken doorbracht.
Het is dan ook buitengewoon sympathiek
dat daar de woonplaats van het a.s. echtpaar
Prinses Juliana en Prins Bernhard, door het
Nederlandsche volk uit pieteit en dankbaay-
heid wordt ingericht.
Oranje kan nooit, neen nooit genoeg voor
Nederland doen!
Maar Nederland is dan ook Oranje dank-
baar uit het diepst zijner ziel en ieder Neder-
lander zegt evenals Maarten Harperbsz.
Tromp, den ouden fieren zeerob:
Mijn hert en handt,
ook Mijn hert en handt
zijn voor het land.
Wij zijn 66n, voor Oranje, door Oranje, met
Oranje!
Hoe ldet H. M. onze Prinses van de wieg af
leven met haar volk!
Er zijn tal van eurieuse verhaaltjes over
het medeleven. In zijn book ,,Onze Prinses",
deelt de begaafde schrijver van Malsen er
meerdere mede en zeer vele, vooral van het
meeleven bij verdriet en ongeval zijn ons maar
al te goed bekend. E)en enkele mededeeling
moge hier volstaan:
Eens bezoekt H. M. een volksgaarkeuken in
Amsterdam. Zij proefde de spijzen en keurde
ze goed en vroeg toen aan de keukenprinses,
waar nu de voorraadkast was. Deze opende
haar vol trots, maar wat een ontzetting, daar
stond een man in.
De oude keukenmeid kon bezwaarlijk van
vrijaadge verdacht worden, van wege haar
leeftijd, maar het was toch wel een pijnlijke
verrassing. De man beefde als een riet, maar
goedmoeddg sitak de vorstin hem de hand toe.
Het bleek een verslaggever te zijn, die stille-
tjes in de kast was gekropen om door het
sleutelgat iets te hooren en te zien van H. M.
Tot deze vermetelheid had Oranjeliefde hem
gedreven.
Hoe leerde H. M. ook onze Prinses omgang,
ongedwongen met het volk b.v. toen zij per
fiets van uit iSoestdijk er op uit trok om Bun-
sljhotens Aartje te beiZoeken en met de prin
ses in die allereenvoudigste woning zich neei>
zette. Hoe heerlijk was hun beider bezoek
aan het ,,rooie dorp" bij Apeldoorn, waar zij
ongemerkt ep onvenwachts in een tehuis voor
kinderen kwamen, en eerst na het vertrek de
juffrouw vemam, wie er geweest was. En,
zoo heette het toen, ,,en me bedden waren nog
niet eens opgemaakt en dan die scheur in me
blouse".
Hoe geestig was het kleine prinsesje, de
lieve met humor nog altijd begaafde Bruid
van heden, toen zij op school de 4 coupletten
van „0 dierbaar plekje grond" van buiten
kende en toen de onderwijzeres vroeg: Ken
je ook noten? Zij antiwoordde: „0, ja Me-
vrouw. En toen de onderwijzeres haar uit een
muziekboek vroeg hoe die noot heette, het
prinsesje moest belijden dat niet te weten. „En
je zei, dat je noten kende?" Ja, maar ik be-
doel noten om te eten, zeide zij, wijzende op
Haar mondje.
En zijn er hier niet, die op 6 Juli 1919 in
Den Haag waren, in Kunsten en Wetenschap-
"pen? Daar waren toen veel Limburgers en
Zeeuwsch-Vlamingen en de Koninklijke familie
zat in de koningslage: En na het zingen van
het Zeeuwsch-Vlaamsche volkslied moest Ju-
liaantje naar huis. Wat een geestdriftige
ovatie werd dat kind gebracht. Ja, het is het
kind der natie. En den volgenden dag werden
de Limburgers en Zeeuwsch-Vlamingen op
het paleis ontvangen en in den tuin huppelde
ons prinsesje tusschen de Zeeuwsche meisjes!
Ja, het is het kind der natie.
En op 25 Mei daaraanvolgende vlagde men
weer in den Haag voor de Z.-Vlamingen en
de Zuid-Limburgers. En ziet, daar loopt arm
in arm Prinses Juliana tusschen twee Zaam-
slagsche boerinnetjes, in den tuin van het
paleis!
Dat kweekt liefde. Ja, het is het kind der
natie.
Zij ging reizen. In 1921 bracht zij een
tegenbezoek aan Zeeland met H. M. en Haar
vader. Het was het eerste bezoek aan Zee-
jland. Ik. had het groote voorrecht Haar te
mogen toespreken op de tribune op het vlieg-
terrein bij Vlissingen, waar de landbouwten-
toonstelling werd gehouden.
Hoe schuchter was Zij toen. Hoe heerlijk
bemoedigend klinkt het moederlijk woord:
„Juliaantje, geef Mijnheer Dieleman een hand
en bedankt hem. De Zeeuwen houden zooveel
van ons.
Ja, dat doen zij: En op menig door zonge-
bruind en door zorgenl gerimpeld gelaat van
onze trouwe landarbeiders, kwam een glans
van blijdsehap en vreugde, toen de Koningin
en de Prinses hen de hand drukte! Zeeland
houdt van Oranje!
En de Prinses danste in de Abdij, het oude,
deftige plein, waar de Ave's der monniken nog
ruischen door het ge'boomte, een blijden kin-
derdans en speelde met Westkapelsche meis
jes: kat en muis. En toen ging het naar
't landje, ons landje van d'Ee tot Hontenisse:
Ons eigen landje, Breskens, Biervliet, IJzen-
dijke, Schoondijke, Ter Neuzen, Axel, Zaam-
slag, Hulst. Ja, in Zeeland werkt alles mee:
land en volk, landschap, stad en dorp en men
sehen, alles stemt daar feestelijk!
Heil, Koningin der Nederlanden
Van Zeeuwschen stroom tot Friesche gouw,
Van Limburgs veld tot Hollands stranden,
Betuigen wij U huld en trouw
Waar zich ook Uw onderdanen
Bevinden mogen, wijd en zijid,
In Oost en West, op d'Oceanen,
Aan U wordt deze dag gewijd.
En Juliana, de prinses groeide op, werd
meerderjarig en lid van den Raad van Staten,
eeredoctores in letteren en wijsbegeerte en zij
verliet het jonge, jolige studentenleven om te
gaan zooals zij met de studenten het noemt
in de Groote Kille, de maatschappij.
En in die Kille gaf zij zich met warmte en
liefde voor het volk in crisis-comit6 en in
Roode Kruis en overal waar men Haar steun
en hulp behoefde.
Maar eenzaam en alleen bleven de Hooge
Vrouwen! En het volk verlangde zoo vurig
naar een Prins! Tot, ja, tot daar ineens op
't onverwachts de boodschap kwam der Vor-
stelijke verloving. Wat een jubelende blijd-
stohap! Wat een heerlijke tijd brak nu aan.
En het anders zoo nuchtere Nederlandsche
volk wist niet hoe ook .maar uiting te geven
aan de intense vreugde der ziel. Neerland
bloeit weer! Men ziet de toekomst al verze-
kerd! De troon nooit ledig! Verdeeldheid en
der volkeren afgunst zullen nooit het vrije
Nederland ten prooi verkrijgen. Oranje leeft
op! D'Oranjeboom bloeit voort! En met de
meest mogelijke hartelijkheid wordt de inne-
mende Prins zur Lippe-Biesterfeld, Prins
Bernhard, ontvangen. Wat al te joviaal, wat
al te g'elijkvloers met de Benno's, Benno's dat
dra tegengegaan moest worden. De vreugde
moet gekanaliseerd want een bergstroom
vernielt anders zooveel wat teeder en schoon
is. Zij moet geleid worden.
Hoe heerlijk gelukkig zijn die jongelieden.
Het straalt hun aangeizichten uit. Zij beiden,
vol eenvoud, vol gemoedelijkheid, vol liefde
en toewijding. Toen Prins Willem V met de
nicht van Frederik den Grooten van Pruisen
in het huwelijk zou treden, had deze koning
alles voorbereid voor zijn nicht. Maar de
jongelieden kenden elkander niet. De Stad-
houder Willem V kwam naar Pruisen. De
Koning schreef: Alles is in gereedheid, maar
de opperpriester moet nog komen om het of-
ferdier te slachten en het was 14 September
1767, de Koning schreef aan Ulrike, de Konin
gin van Zweden:
Wat i s de Uefde in deze eeuw? En heel
misantropisch ging hij verder in 't Fransch:
Une fantaisie passagere, le gout d'un moment
qui veillit pendant la benediction nuptiale et
qui est octogenaire le lendemain des no ces.
Messieurs les princes surtout traitent cet en
gagement en bagatelle, leur femme est regar-
d6e plut6t comme un premier domestique que
leur dignity veut qu'ils entretienent que com
me le oompagne fiddle de leur bonne et mau-
vaise fortune ou comme l'unique objet pour
lequel ils prodiguent leur amour.
Gelukkig zijn de tijden wat veranderd en
rageert in de harten dezer jongelieden heer
lijke. jonge liefde voor elkander en is er geen
sprake van een politiek huiwelijk. Toen Wil
lem V voorgesteld werd aan zijn bruid, zag
hij haar voor't eerst en zeide: Dat had ik niet
verwaoht! En toen de Koning hem verlof gaf
zijn braid te omhelzen, deed hij: niettemin dat
zoo sohrijft men van ganscher harte.
Onze Prinses en Prins Bemhard hebben on
gedwongen, elkander op eenvoudige wijze lee
ren kennen en waardeeren, hoogachten en
liefhebben.
En wij verheugen ons met hen en met onze
geliefde Koningin.
Heel het verleden doemt voor ons op:
Wilhelmus van Nassauwe
Heldhaftig goed en groot
Het Vaderland getrouwe
gebleven tot den dood!
Zoo dikwijls wij ons scharen
Om een van Uw geslacht
Wordt ook met stem en snaren
Uw lied en deugd betra.cht.
Wie is de illustre Bruidegom, Prins Bem
hard zur Lippe-Biesterfeld De echtverbin-
teni.e tusschen Hem en Onze Prinses zal de 8e
zijn tusschen de Huizen zur Lippe en Nassau.
Het Lippeland is het land waar Karel de
Groote het Kerstfeest heeft gevierd met der
Saksen vorst Wedekind of Wittekind, die de
leiding had in het Waldeck-Pyrmontsche land
en in Westfalen en tot het Christendom over-
gjng.
De Prins stamt uit een oeroude dynastie aan
de Lippe, een zijrivier van den Rijn, zoodat ook
daardoor het Lippeland met Nederland ver-
bonden is. Lippe in Westfalen bij het beroem-
o'.e Teutoburgerwoud, waar de Germanen de
legioenen van Varus versloegen, den Romein-
sChen veldheer, en het Romeinsche juk af-
schuddend tot vrijheid kwamen, de aloude
Germaanscihe vrijheid hernamen.
Lippe en het huis Lippe hebben zich in den
loop der eeuwen gekenmerkt door dit prin
cipe: Recht boven onrecht. Recht boven ge-
weld. Verdraagzaamheid inzonderheid ook op
het gebied des geestes en van het geestelijk,
godsdienatig leven. In dat opzicht deed Lippe
niet onder voor Nassau. Ten tijde van de
machtige Duitsche Keizers, de zoogenaamde
Otto's waren de graven van Lippe in hoog
aanzien bij hen en wie weet of niet toen Kei-
zer Otto in Gent en in onze 4 ambachten, om
de grens te trekken tusschen het Frankische
Rijk en het Duitsche Rijk de Ottogracht liet
graven en meermalen onze streek bezocht,
niet een graaf Lippe in zijn gevolg was?
In 1123 werden zij echter pas voor 't eerst
in een oorkonde genoemd en dat was Bernard
zur Lippe, die in 114A stierf. Daar hebben wij
dus de eerste Bernhard zur Lippe! Wat een
oude familienaam is Bernhard dus. Hij gaf
aan een nonnetje waarover hij voogd was, bij
dat stuk verlof tot het doen van een achen -
king aan een klooster.
Zij waren aanzienlijke Saksische edelen.
Frederik Barbarossa gaf in 1168 aan Bem-
:d II verlof tot de stichting van Lippstadt.
Deze Bemhard, die voor den geestelijken
stand eerst bestemd was, werd te Hildesheim
opgevoed ,,waar de Wijsheid op den stoel zat
en de ootmoed het huis bouwde". Hij stichtte
behalve Lippstadt ook de latere Hanzestad
Lemgo. Ofschoon hij wel oog had voor de be-
teekenis van het Duitsche Keizerschap zooals
jat in de M.E. bestond, koos hij toch tegen
Barbarossa voor den Welf Hendrik den Leeuw
van Saksen. Hij bracht in Lijfland het Chris
tendom. Zijn zoon Otto was in de Nederlan
den bekend, wellicht de le zur Lappe. Hij was
n.l. bisschop van Utrecht en het is eigenaar-
dig dat hij als zoodanig zijn eigen vader tot
bisschop heeft gewijd. Deze koos zijn zetel
aan de Diina. Hij was een man vol van apos-
tolischen geest. Meerdere van zijn kinderen
kregen in de Nederlanden arnbten. Zoo b.v.
Diedrich als proost van Deventer.
Een half uur van Lippstadt af lag het stam-
slot Lipperode, omringd door moerassig laag-
land, waar echter de toenmalige groote ver-
keerswegen van den Rijn. naar Paderborn
door Karel de Groote tot bisdom verheven,
liepen en waar voor den doorvoerhandel een
rivierovergang over de Lippe was. De heeren
hieven daar tol zoo voor zdeth als voor den
Keizer. In later tijd woonden de heeren zur
Lippe aan den anderen kant van het Woud.
Een strijdvaardige Bemhard de Vile, Belli-
cosus, maakt in de 15e eeuw zijn geslacht
bekend.
Een zeer veelzijdig, ontwikkeld man, die tal
van tal en sprak en schreef was Simon VI
15541613 onder wien Lippe een geordende
ambtenarenstaat werd. Hij was zeer ver-
draagzaam en liet, ofschoon protestant, de be-
stemming der goederen van de Kath. kerk
zooals deze oorspronkelijk was. Hij stond ook
met de Nederlanden in verbinding en trok b.v.
met Prins Maurits samen het door dezen ver-
overde Lingen binnen. In 1591 kreeg hij van
den Keizer de opdracht om een bemiddeling
tot stand te brengen tusschen Spanje en de
Nederlanden, waartoe hij naar Brussel zich
begaf. Dit mislukte. In 1602 zag men hem
in Den Haag, waar hij trachtte de staatslie-
den vooral van Oldenbarneveld en Maurits te
winnen voor aansluiting bij het Duitsche Rijk.
Hierin slaagde hij wel, maar de aarzeling van
den Keizer deed daartoe het juiste oogenblik
passeeren.
.Onder de Kerkvorsten was de reeds genoean-
de Otto in Utrecht domproost en bisslchop
van 1204—1227 zeer belangrijk.
Deze zur Lippe had dus kerkelijk ook het
tegenwoordig Oostelijk Z.-Vlaandieren onder
zijn bewind. Hij organiseerde mede een der
kruistochten. Zelf was hij ook krijgsman. De-
wijl onder hem in't bijzonder de kerk streefde
naar meer wereldlijke macht, bleef conflict
niet uit, inzomdierheid met Gelre en met Ru
dolf van Coevorden, die zich niet daaraan
wilde onderiwerpen. Te Ane bij Gramsbergen
sneuvelde dieze Otto in den krijg tegen Coe
vorden.
De stammoeder van Lippe-Biesterfeld was
een gravin van Waldeck, n.l. Maria Magda-
lena van Waldeck. Zij was een zeer intelli-
gente vrouw, positief Lutheraar. In Lippe
was het Calvinisme met eenigen dwang inge-
voend. Zij liet zich echter beloven dat zij on-
gestoord haar godsdienst zou kunnen belijden
op haar wijze en naar haar eigen overtuiging.
Haar man stierf reeds 4 jaar na de huwe-
lijkssluiting. De zoon Jobst Herman, geboren
in 1625, werd nu de stamvadier van het ge
slacht zur Lippe-Biesterfeld.
Zijn moeder had in den 30-jarigen oorlog.
die gedeeltelijk dus samenviel met onzen 80-
jarigen oorlog, oneindig veel te lijden. Zij had
zelfs een zwaren strijd om het brood. Bijzon
der interesseerde zij zich bovendien voor aller
lei geloofsvragen. De bekende Paul Gerhard,
van wien zooveel geestelijke liederen nog ge-
zongen worden, was door dien Keurvorst van
Brandenburg uit zijn predikambt ontzet, we
gens onizuiverheid in de leer en hij wendde
zich tot de vrome gravin.
Haar zoon Jobst Herman wilde zij Luthersch
doen blijven, maar zijn stfefbroer Ludwig uit
Detmold, die daar regeerde, wilde hem Cal-
vinistisch maken. Hij ontvluchtte deze.