Artikel 12.
1. Deze verordening treedt in werking 1
Mei 1937.
2. Alsdan vervallen de thans geldende door
den gemeenteraad vastgestelde bepalingen om-
trent de heffing van schoolgeld voor het ge-
woon lager onderwijs. Zij blijven echter van
toepassing voor de aanslagen van schoolgeld-
pliohtigen over de daaraan voorafgaande
jaren.
VERORDENING op de invordering van
/schoolgeld voor het geiwoon lager on-
deriwijs in de gemeente Axel.
Artikel 1.
1. 'Het hoofd (voor het hijzonder onderwijs
het bestuur) der school zendt hinnen dertig
dagen na den aanvang van elk schoolgeldjaar
aan Burgemeester en Wethouders een staat
van op dat tijdstip schoolgaande kinderen en
hun ouders of verzorgers. Aan Burgemeester
en Wethouders wordt onmiddellijk kennis ge
geven van de toelating van nieuwe leerlingen
en van het vertrek van leerlingen in den loop
van het schoolgeldjaar.
2. De staat wordt ingericht overeenkom
stig een door Burgemeester en Wethouders te
verstrekken model.
Artikel 2.
Burgemeester en Wethouders maken zoo
spoedig mogelijk na ontvangst van de in arti
kel 1 bedoelde opgaven een of meer lijsten der
aangeslagenen volgens de schoolgeldregeling
op.
Artikel 3.
(Burgemeester en wethouders zenden de lis
ten van de aanslagen ter invordering aan den
gemeente-ontvanger, met opgaaf van de twee
teranijnen van betaling, welke bij de vaststel
ling van elk kohier door hen warden bepaald.
Artikel 4.
1. De gemeente-ontvanger reikt zoo spoe-
dig mogelijk aan elken schoolgeldplichtige
een gedagteekend aanslagbiljet uit, volgens
het model door Burgemeester en Wethouders
vastgesteld, waarin tevens de termijnen van
betaling zijn aangegeven.
2. Het schoolgeld is dadelijk invorderbaar
wianneer de aangeslagene in staat van faillis-
sement is verklaard of op zijn roerende of on-
roerende goederen executoriaal beslag is ge-
legd.
3. Van de gedane betalingen wordt zoo
mogelijk op het aanslagbiljet kwijting ge-
geven.
Artikel 5.
1. Indien een leerling door ziekte verhin-
derd is de school te bezoeken, wordt onthef-
firug van het verschuldigde schoolgeld ver-
leend over het tijdvak der ziekte, mits dit niet
korter is dan een maand.
2. Ontheffing van schoolgeld wordt even-
eens verleend bij het tusschentijds verlaten der
school over het nog resteerend gedeelte van
h.et schoolgeldjaar.
3. Ontheffing van schoolgeld wordt boven-
dien verleend in het geval, bedoeld in artikel
10 der heffingsverordening tot het bedrag,
waarmede het aanvankelijk vastgestelde
schoolgeld moet worden verminderd.
4. Voor de toepassing van de leden 1 en 2
van dit artikel worden gedeelten van een
maand buiten [beschouwing gelaten.
5. Ontheffing voor het geval, bedoeld in
lid 1,. moet worden aangevraagd binnen twee
maanden na den dag, waarop de leerling het
schoolbezoek heeft hervat.
6. Ontheffing voor het geval, bedoeld in lid
2, moet worden aangevraagd binnen 2 maan
den na den dag, waarop de leerling de school
heeft verlaten.
7. Ontheffing voor het geval, bedoeld in
het lid 3, wordt ambtshalve of zoodra moge
lijk na ontvangst van het desbetreffend ver-
zoek van den schoolgeldplichtige verleend.
Artikel 6.
Op de invordering van het schoolgeld zijn
overigens de bepalingen 291 tot en met 295
en artikel 299 der gemeentewet van toepas
sing.
Artikel 7.
1. Binnen drie maanden na beeindiging van
het schoolgeldjaar zendt de gemeente-ont
vanger aan Burgemeester en Wethouders een
staat met toelichting van de posten op de
lijst der aanslagen, welke hij niet heeft kun-
nen invorderen.
2. Burgemeester en Wethouders zenden
dezen staat aan den gemeenteraad met een
voorstel tot niet-invorderbaarverklaring van
die posten, welke zij daarvoor vatbaar achteri,
Artikel 8.
Indien het innen van het schoolgeld voor
kinderen, die een bijzondere school bezoeken,
geschiedt door het schoolhestuur
wordt in artikel 3 voor de woorden ,,den
gemeente-ontvanger" gelezen „het school-
bestuur en tegelijkertijd een afschrift van die
lijsten aan den gemeente-ontvanger",
wordt het aanslagbiljet, bedoeld in artikel
4, lid 1, door den ontvanger uitgereikt door
tusschenkomst van het schoolhestuur,
wordt van de krachtens artikel 5 verleende
ontheffingen mededeeling gedaan aan het
schoolhestuur;
en wordt artikel 7, lid 1, gelezen: „Bmnen
twee maanden na beeindiging van bet school
geldjaar zendt het schoolhestuur aan Burge
meester en Wethouders een opgaaf met toe
lichting van de posten, welke het niet heeft
lounnen innen. Burgemeester en Wethouders
stellen deze opgaaf in handen van den ge
meente-ontvanger, teneinde de openstaande
posten in te vorderen. Binnen itwee maanden
na ontvangst van de opgaaf zendt de ge-
meente-ontvamger aan Burgemeester en Wet
houders een staat met toelichtinig van de in
de opgaaf voorkomende posten, welke hun
niet heeft kunnen invorderen".
Artikel 9.
1. Deze verordening treedt in werking op
1 Mei 1937.
2. Alsdan vervallen de thans geldende door
den gemeenteraad vastgestelde bepalingen
omtrent de invordering van schoolgeld voor
het lager onderwijs. Zij blijven .echter van
toepassing voor de aanslagen van schoolgeld-
plichtigen over de daaraan voorafgaande
jaren.
j. VERORDENING op de heffing van een
belasting op de honden in de gemeente
Axel.
Artikel 1.
In deze gemeente wordt, onder naam van
hondenbelasting gebeven een belasting op de
honden.
Artikel 2.
1. Belastingplichtig zijn de houders van in
de gemeente gehouden honden die in de ge
meente hun hoofdverblijf houden of er gedu-
rende meer dan 90 dagen van het belasting
jaar verblij.ven.
2. Het hoofd van een huisgezin wordt be-
schouwd als de bouder van de honden, die
door een der leden van het gezin worden ge
houden.
Artikel 3.
1. De belasting bedraagt jaarlijks 8, voor
elken bond.
2. Dit bedrag wordt verminderd tot 4,
voor elken bond, wanneer deze een hoogte
heeft van minder dan 4 dm. De hoogte der
honden wordt opgenomen met een meetstok,
van den onderkant der voorpooten tot op het
hoogiste punt van de schoft.
3. Ongeacht de hoogte der honden worden
de bedragen, genoemd onder 1 en 2 van dit
artikel verminderd tot f 1,voor elken hond,
uitsluitend gehouden ten dienste van den
landbouw of eenig bedrijf van nijverheid of ter
bewaking van gebouwen, erven, vaartuigen of
woonwagens, hieronder zijn niet begrepen
jachthonden, gebouden door personeel, die de
jacht niet als beroep uitoefenen; evenmin
honden, die losloopen op den openbaren weg,
tenzij dit losloopen voor het doel, waartoe zij
worden gehouden, noodzakelijk is.
4. De honden waarvoor de voile belasting
verschuldigd is behooren vanaf 4 dm tot de
eerste klasse, minder dan 4 dm tot de tweede
klasse en die waarop de verminderde belas
ting van toepassing is, tot de derde klasse.
5. Voor een hond, in den Loop van het jaar
verkregen of belastbaar geworden is de belas
ting verschuldigd: ten voile, wanneer dit
plaats heeft in de eerste 6 maanden en voor
de helft, wanneer dit later plaats heeft.
6. Voor honden die voor 1 Juli worden
afgeschaft, wordt, mits dan die afschaffing
tijdig schriftelijk wordt kennis gegeven aan
Burgemeester en Wethouders, de helft van de
hiervorengenoemde bedragen betaald.
7. Voor honden die in den loop van het
jaar blijken niet meer tot de derde klasse te
behooren is de voile belasting verschuldigd
en wel gedurende het geheele of het halve
jaar, naarmate de verminderde belasting voor
1 Juli of na 30 Juni heeft opgehouden van
toepassing te zijn. Verplaatsing van de
tweede klasse in de eerste klasse heeft in den
loop van het jaar niet plaats.
Artikel 4.
De belasting is niet verschuldigd voor:
a. honden beneden den leeftijd van drie
maanden
b. honden, uitsluitend dienende ten ge-
leide van blinden;
c. honden, door politie-ambtenaren ge-
bezigd bij de uitoefening van hun beroep.
Artikel 9.
Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot
en met 31 December.
Artikel 6.
Jaarlijks in den loop der maanden Februaii
en December wordt door edh daartoe door
Burgemeester en Wethouders aan te wijzen
persoon een beschrijving aan de huizen der
ingezetenen gehouden.
De ingezetenen zijn verplicht, dien persoon,
die daartoe voorzien wordt van een schrifte-
lijke lastgeving, van Burgemeester en Wet
houders de vereischte opgaven en de ge-
vraagde inlichtingen omtrent de honden te
geven, waartoe zoo noodig ook behoort het
meten der honden.
Artikel 7.
Indien blijkt dat een aanslag niet of te laag
is opgeletgd, wordt de te weinig geheven be
lasting van den belastingpliohtig'e of zijn
erfgenaam nagevorderd, zoolang niet sedert
den aanvang van het belastingjaar drie jaar
is verstreken.
Artikel 8.
De invordering geschiedt overeenkomstig
de verordening van heden.
Artikel 9.
1. Deze verordening wordt voor het eerst
toegepast over het belastingjaar 1937.
2. De thans geldendp door den gemeente
raad vastgestelde bepalingen omtrent de
heffing van hondenbelasting worden niet ver-
der toegepast dan over het belastingjaar 1936.
VERORDENING op de invordering van
de hondenbelasting in de gemeente
Axel.
Artikel 1.
De invordering van de hondenbelasting ge
schiedt door den gemeente-ontvanger op het
kantoor, of andene plaatsen, daartoe in de
aanslagbiljetten of bij latere kennisgeving
aan te wijzen.
Artikel 2.
1. Jaarlijks voor den 1 April maken Bur
gemeester en Wethouders een kohier op.
2. De aanslagen, welke niet op het oor-
spronkelijke kohier zijn geplaatst, worden op
een aanvullingskohier gebracht. De aan
slagen wegens belaeting welke wordt nage
vorderd, worden op een afzonderlijk kohier
gebracht.
3. De kohieren worden dadelijk, nadat zij
door den gemeenteraad zijn vastgesteld, aan
den gemeente-ontvanger ter invordering ge-
zonden.
4. Bij het in den loop van het jaar niet
langer van toepassing zijn der verminderde
belasting wordt rekening gehouden met de
reeds opgemaakte kohieren en wordt alleen
het meerdere bedrag der belasting op het aan
vullingskohier gebracht.
5. De belastingplichtigen worden op de
kohieren gebracht met vermelding van het
aantal der honden en van de klasse, waartoe
deze behooren.
Artikel 3.
1. Het model van het aanslagbiljet wordt
vastgesteld door Burgemeester en Wethou
ders. De aanslagbiljetten worden door de
zorg van den gemeente-ontvanger zoo spoedig
mogelijk uitgereikt. De termijn van betaling
wordt daarop vermeld.
2. Indien een aanslagbiljet in het onge-
reede mocht zijn geraakt zal daarvan zoo
noodig een dubbel worden opgemaakt en kos-
teloos aan den belanghebbende worden uit
gereikt.
Artikel 4.
1. De belasting is invorderbaar binnen den
termijn door den gemeenteraad bij de vast-
stelling van de kohieren te bepalen.
2. De belasting is dadelijk invorderbaar^
zoodra de aangeslagene in staat van faillisse-
ment is verklaard, of op zijn roerende of on-
roerende goederen executoriaal beslag is ge-
De gemeente-ontvanger is verplicht, indien
hij daartoe over het aanslagbiljet kan beschik-
ken, voor elke betaling onmiddellijk bewijs
van kwijting op het aanslagbiljet te stellen.
Artikel 6.
1. Binnen drie maanden na het vervallen
van den termijn van betaling zendt de ge-
meete-ontivanger aan Burgemeester en Wet
houders een staat met toelichting van de pos
ten op het kohier, welke hij niet heeft kunnen
invorderen.
2. Burgemeester en Wethouders zenden de
zen staat aan den gemeenteraad met een voor
stel tot niet-invordehbaanverklaring van die
posten, welke zij daarvodr vatbaar achten.
3. Het besluit van den gemeenteraad, waar-
bij aanslagen niet-invorderbaar verklaard wor
den, ontheft den gemeente-ontvanger van ver-
dere poging tot invordering.
Artikel 8.
1. Deze verordening wordt voor het eerst
toegepast bij de invordering der belasting over
het belastingjaar 1937.
2. De thans geldende, door den gemeente
raad vastgestelde bepalingen omtrent de in
vordering van de hondenbelasting worden niet
verder toegepast dan over het belastingjaar
1936.
e. VERORDENING op de heffing van
opcenten op de gemeentefondstoelas-
ting in de gemeente Axel.
Artikel 1.
Er zullen jaarlijks met ingang van het be
lastingjaar 1 Mei 1937 tot en met 30 April
1938, ten behoeve dezer gemeente, op de
hoofdsom der gemeentefondsbelasting worden
geheven vijf-en-izeventig opcenten.
Artikel 2.
De opcenten worden op alle aanslagen tot
een gelijk getal geheven.
Zij worden niet geheven op de aanslagen van
hen, die binnen het Rijk geen vaste woonplaats
hebben.
Artikel 3.
De invordering geschiedt overeenkomstig de
verordening van 5 Petoruari 1935.
Artikel 4.
Deze verordening wordt herzien, zoodra de
gemeente voor de heffing der gemeentefonds
belasting in een andere klasse wordt gerang-
schikt.
Artikel 5.
De verordening op de heffing van opcenten
op de gemeentefondsbelasting in de gemeente
Axel dd. 5 Feibruari 1935, goedgekeund hij Kon.
besluit dd. 30 Maart 1935 no. 22, wordt hierbij
ingetrokken.
Zij blijft van kracht ten aanzien van belas-
tingjaren, welke voor dien dutum zijn geein-
digd.
De VGORiZITTER stelt voor, de vaststelling
dezer verordeningen te doen plaats hebben hij
de vaststelling der betrefferMe begrootings-
posten.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
6. Voorstel tot vaststelling van de diverse
begrootingen 1937.
De VOORZITTER doet mededeeling van
het onderzoek der begrootingen voor 1937 in
de afdeelinigen als volgt:
In afdeeling I waren aanwezig de heeren P.
J. van Bendegem, B. Seghers, C. Hamelink, A.
P. Essellbrugge en C. van Bendegem.
Afwazig de heer A. Th. 't Gilde.
In afdeeling n waren aanwezig de heeren A.
van't Hoff, J. Fanoy en P. de Jonge.
Afwezig de heeren J. M. Oggel, F. Dieleman
en C. Th. van de Bilt.
Van gevraagde inlichtingen en verstrekte ge-
igevens is in dit venslag geen melding ge-
maakt.
Bij volgno. 4 moet de Voorzitter mededee-
len, dat, tengevolge van nadien ontvangen cor
respondences ibetreffende de aflossing van de
op te nemen geldleening voor ,,uitkeering in-
eens aan bijzondere scholen" en de bijdrage in
de kosten van de H. B. S. te Ter Neuzen, deze
post van 11.000 op f 7.000 moet gebracht
worden.
AJzoo zal de dienst 1937 beginnsn met een
saldo van 13.862,91.
Bij volgno. 83 moet een lid in afdeeling II de
opmerking maken, dat hij niet voldaan is over
de regeling van de beLooning aan de brand-
meesters. Waarom moeten dsze wel een af-
zonderlijke beiooning genieten en de brand-
spuitlieden niet? Voor hen g'feldt toch ook de
regeling evenals voor laatstgenoemden, dat de
vergoeding, volgens een vastgesteld tarief,
toch ook ingaat, wanneer zij uitrukken voor
welk doel ook.
Burgemeester en Wethouders meenen
hierin geen verandering te moeten bnen-
gen. Niet alleen de verantwoording hij
brand moet hierbij in. uitdrukking komen,
doch de voorhereiding, regeling van de
taak der brandweer ook bij het niet uit
rukken moet gewaardeerd worden.
Wat de beiooning van den monteur betreft
hiermede kon genoemd lid zich evenmin ver-
eenigen. Deze persoon krijgt voor het aan-
slaan van de motor en de controle daarop een
vergoeding van f 75 per jaar. Ha,pert er wat
aan dan worden de werkuren en de leveram
tien afzonderlijk in rekening gebracht.
Stond de wagen altijd ..startklaar", dan was
er eenige reden meer voor die afzonderlijke
vergoeding. De weinige keeren, dat de wagen
dit jaar uitrukte is het voorgekomen dat deze
niet ,,vlot weg" kon of onderweg blrjk gaf niet
serieus gemonteerd te zijn.
Spreker zou gaame zien, dat hierin door
Burgemeester en Wethouders verbetering ge
bracht werd.
In afdeeling I zijn verschillende leden die
eenzelfde opmerking moeten maken over de
verzorging van de automobieltorandspuit. Dit
jaar hij het uitrukken kon geconstateerd
worden, dat de manschappen moesten wach-
ten op de automctoielbrandspuit, wat juist in
tegenovergestelde zin waar moest zijn. Bij de
laatste brand moesten wij b.v. wachten, ten
gevolge van een leege hand, iets wat heele-
maal niet mag voorkomen. Elke minuut die
men talmt kost hij brand geld.
De leden geven in overweging om de con
trole, montage en besfcuring van den wagen
in een hand te leggen, zoo noodig voor een
bepaalden tijd.
Burgemeester en Wethouders zeggen
een nader onderzoek toe. Van een en an-
der was hun niets bekend, doch zullen
ovenwegen, wat m deze te doen, om
steeds safe te zijn vo'br liet uitrukken.
Bij volgno. 88 -wordt de vergoeding per
braadkraan aan den zeer hoogen kant geacht
en /wordt uit het oog verloren, dat deze ook
voor -de Mij goede- en controlediensten be-
iwijst. Een lid van afdeeling II kan niet ver-
ond/erstellen, dat Burgemeester en Wethouders
opdracht hebben gegeven om er 114 in de
gemeente te plaatsen.
Een ander lid vraagt of er pertinente op
dracht is verstrpkt voor het plaatsen van zoo-
veel brand'kranen. De kosten per kraan
vindt hij buitensporig hootg. Op deze wijze
vindt spreker, dat wij duur hluschwater heb
ben, gezien dat het sporadisch voorkomt, dat
er brand in deze gemeente woedt.
De Voorzitter geeft een kort overzicht van
de financieele zijde als gevolg van de tech-
nische kant. Omdat de gemeenten gehruik
wensohten te maken van de waterleiding bij
brand, moesten de buizen zwaarder zijn, alzoo
kostbaarder.
Om deze meerdere kosten in de exploitatie
te dekken, is bij de opzet van die plannen een
berekening gemaakt, dat een brandkraan de
gemeente 5 per jaar moet kosten.
Wat die vergoeding van f 5 per brand
kraan betreft, hiervan kon elk lid van
op de hoogte zijn, omdat dit door den
directeur van de maatschappij bij een
conferentie met den raad is medegedeeld.
Het aantal is verkregen door de gemeente
zoodanig in te deelen, dat men steeds en
overal op die punten iwaar het noodig kan
zijn, voldoende water zal hebben om
eventueele brand te hestrijden.
Verschillende leden van afdeeling II zjjn
van oordeel dat de brandweer voor een ge
meente als Axel met die brandkranen er bij
te zwaar gaat drukken. Men kan wel is waar
het rollend materiaal, vanwege de waterlei
ding niet inkrimpen, dit met het oog op de
buitenwijken waar de waterleiding zich niet
uitstrekt.
Naar het oordeel van die leden zal een be-
studeering moeten plaats hebben of door
reorganisatie de kosten van de brandweer kan
worden gedrukt.
Dit onderzoek wordt door Burgemeester
en Wethouders toegezegd.
Bij voigno. 90 iwordt door een lid van afdee
ling I aangedrongen om een nader onderzoek
in te steellen en een verbetering te bevorde-
ren van de straatverlichting in de nieuwe
wijken maar ook aan den Oudenweg, mede
uit een oogpunt van veiligheid op het voet-
tevens rijwielpad. Een verplaatsing van een
lantaam en bijplaatsing van een lamp zou
zeer gewenscht zijn.
Burgemeester en Wethouders zeggen
een nader onderzoek toe.
Bij volgno. 98 betreffende de subsidie aan
Burgerwacht en B. V. L. dealt een lid mede,
dat hij bezwaar heeft tegen deze post. (Dit
geschiedde in afdeeling X.)
Bij volgno. 132 meent een lid de opmerking
te moeten maken, dat hij, gezien de vele ra-
mingen van loonen voor losse menschen in dit
hoofdstuk, liever zaig, dat daarvoor in de
plaats kiwam een vierde werkman in vasten
dienst.
Eenige andere leden betreuren het dat bij
deze post noig niet aanwezig is het rapport
van de Commissie van Georganiseerd Over-
leg. Het is destrjds toch toegezegd, dat dit
bij de begrooting zou worden voorgelegd.
Een ander lid van afdeeling I vult vorige
spreker aan met de opmerking, dat toch aan-
genomen is, dat in de geest van gelijkstelling
zou worden gewerkt bij de gemeentebegroo-
ting.
In de andere afdeeling II merkt men op,
dat Burgemeester en Wethouders geen nieuw
voorstel hebben verwerkt in het loon van den
laatst aangestelden gemeentewerkman.
De Voorzitter bevestigt die opmerking. Het
college is van oordeel niet te moeten mede-
werken aan loonsverandering van onverschil-
lig wie, die sinds korten tijd in gemeente-
dienst is. Het is in deze gemeente bijna een
ingeburgerde gewoonte .geworden, dat, wan
neer een persoon voor een bepaalde betrekking
is benoemd, na en oproeping op een door den
raad zelf bepaald salaris of loon, deze naar
korten tijd een salarisverhooging krijgt, wat
uit den aard der zaak niet juist is.
Een ander lid in afdeeling II dringt aan op
gelijkstelling, gezien den aard van de werk-
zaamheden van de laatste en voorlaatste aan-
gestelde.
Een nog niet (genoemd lid in afdeeling II
beziet de loonnormen van de andere werk-
lieden en toetst die aan dat van geschoold en
ervaren vakpersoneel. Dan kan hij er niet
aan denken om in dezen Cjd aan salarisver
hooging mede te werken.
Een ander nog niet genoemd lid in afdeeling
II voelt zich meer aangetrokken tot klasse-
indeeling daar het al of niet geschoold zijn ook
eenigszins in het loon tot uitdrukking kan
gebracht worden.
Een der vorige sprekers houdt zich aan zijn
meening van gelij-kstellinlg, terwijl een ander
lid zich nog wil beraden of hij kan aansluiten
aan de gedaohten geuit door een lid in de
vorige raadsvergadering om er 6enjaarlijksche
verhoogingen van te maken, in plaats van de
tweejaarlijksche verliooginigen te handhaven.
Aanstelling van een vierde gemeente
werkman is nog niet door ons overwogen
en zijn daartoe voorloopig ook nog niet
bereid.
Ten opzichte van de beiooning van den
laatst aangestelden gemeente-werkman
handhaven wij ons voorstel.
Bij volgno. 136 uit een lid in afdeeling II als
zijn meening, dat de beiooning van de straat-
maiker in deze gemeente te hoog is. In dat
vak is allerwege het loon herzien in dalende
lijn. Spreker geeft in overweging dit elders
te onderzoeken. v
Hier zal een nader onderzoek naar
worden ingesteld.
Een ander lid in die afdeeling dringt aan
op een spoedige verbetering der straten, daar
waar de aansluiCnigswerkzaamheden van de
waterleiding maatschappij tot het verleden
behooren. Ook enkele voetpaden als Buiten-
weg en Oudenweg vragen dringend verbete
ring.
Hieraan wordt de aandacht reeds nu
zeeveel mogelijk besteecj, Voorzoover het
jaargeCjde dit toelaat.
Bij volgno. 137 wordt in afdeeling I gespro-
ken over het gemis van behoorlijke rijwiel-
paden naast de diverse wegen, maar ook langs
de nieuw aangelegde wegen.
De Voorzitter deelt mede, dat van gemeen-
tewege bij de desbetreffende commissie is
verzocht om alsnog rijwielpaden aan te leg-
igen naast de nieuw aangelegde wegen de
ruimte is daarvoor beschikbaar. De wensche-
lijkheid wordt wel ingezien, maar niet de
noodzakelijkheid.
De wenschelijkheid wordt uitgesproken om
zich opnieuw tot Gedeputeerde Staten te wen-
den.
Burgemeester en Wethouders zeggen
toe,, dat zij een brief daarover zullen
k schrijven.
Er wordt door en/kele leden de wenschelijk
heid uitgesproken om de afgraving van den
Zaamslagschen weg opnieuw te overwegen.
Het is te betreuren dat destijds het aangevan-
gen werk niet is doorgeizet, desnoods met een
onteigeningsprocedure.
Een lid van afdeeling II vraagt wat en
waar er aan het rijwielpad van den Zaamslag
schen weg wordt gedaan. Niet alleen een
verbeterde verharding stelt hij op prijs, maar
ook veiligheid". Er staan nergens horden
„rijiwielpad" langs de betreffende paden, wat
het snelverkeer meermalen reden geeft om
de onveiligheid voor de wielrijders op top-
hoogte te brengen. Plaatsing van dergehjke
bordjes word't zeer aanbevolen.
Hieraan zal aandacht worden ge-
schonken.
Bij volgno. 144 wordt door eenige leden in
afdeeling I aangedrongen met meer ernst de
voordeelen te onderzoeken van de autotractie
bij den reinigingsdienst. Het bezit van paar-
den levert ook veel zorg op en geven ook een
aanzien van een slechte verzorging.
In de andere afdeeling iwordt ook gewezen
op het slechte aanzien van de paarden. Een
verbetering kan niet langer uitblijven.
Een en ander heeft de aandacht van
Burgemeester en Wethouders.
Bij, volgno. 160 wordt aangedrongen op de
plaatsing van een urinoir in de Zeestraat en
op een betere reiniging van de aanwezige
gelegenheden. Wanneer t/weemaal per week
te weinig is, kan dit wel tot dagelijks schoon-
houden wofden opgevoerd.
Burgemeester en Wethouders hebben
direct maatregelen genomen ter verbete
ring.
Bij volgno. 164 maakt een lid in Afdeeling
I de opmerking, dat de wet de beperking op-
legt voor het hebben van een hond als trek-
dier en de gemeente gaat als overheid er zeJf
een exploiteeren. De plaatselrjke overheid geeft
niet alleen een slecht voorbeeld, maar wenscht
van een hond te profiteeren, welk dier ee»-
maal voor trekdier niet gaboren is. Spreker
zegt dit een en ander opdat Burgemeester en
Wethouders over dit punt tot andere gedadhte
wordt gelbracht.
In afdeeling H is de meening van de ledea
homogeen over den gemeentehond. De aanwe-
zigheid van een hond in gemeentedienst ach
ten zij iets, dat in deze gemeente reeds laag
tot het verleden moet behooren. Een spoedig
verd/wijnen zal hun aangenaam zijn en daar
voor in de plaats te stellen een handkar op
luchtlbanden.
Van deze opmerkingen heibben Burge
meester en Wethouders kennis gencmen.
Zij zijn van oordeel dat men van die
hond geen bovenmatige krachtsinspanning
vergt, wat hun doet besluiten om hun
standpunt te handhaven. Wijziging te dien
opzichte zal heel wat meerdere kosten
meefbrengen, dan aanschaffing van een
dagen op luehttoanden.
Bij volgno. 222 deelt de Voorzitter made, het
standpunt van Gedeputeerde Staten en dat van
het Departement over den looptijd van leenin-
gen voor dat doel. Het venzwaart deze post
met 560 per jaar.
Een lid van afd. n kan zich met het stand
punt van hooger hand niet vereenigen en zal
tegen deze wijziging stemmen.
Burgemeester en Wethouders stellen
voor, met intrekking van het genomen
raadsbesluit, het overgelegd nieuw ont-
iwerpnbesluit zoodanig vast te stellen.
Bij volgno. 228 deelt een lid mede in afdee
ling II, dat hij tegen deze leeftijd sregeling is
voor de leerlingen van de frobelscholen. De
kinderen moeten in dezen tijd niet spelende in
de straatgoot worden opgevoed. Het standpunt
van hooger hand deelt hjj niet en zal daarom
tegen deze regeling stemmen. Spreker wenscht
de oude regeling te handhaven.
Gedeputeerde Staten wenschen daze
regeling welke elders geldt ook hier in te
vceren. Burgemeester en Wethouders
gaan met dezen wensch accoord.
Na volgno. 228 wordt door Burgemeester en
Wethouders voorgesteld om de bestaande com
missie van toezicht op het L. O. te handhaven,
doch daarvoor geen gelden meer uit te trek-
ken. Het bestaan van deze commissie is niet
meer gebiedend voorgeschreven. Zeer waar-
deerend voor haar werkzaamheden meent zrj
toch dat er geen reden aanwezig zijn om daar
voor gelden uit te trekken.
Bij volgno. 235 deelt de Voorzitter mede het
ingekomen venzoek van de vereeniging Am-
bachtsbelang. In afdeeling I is een lid, dat ten
zeerste inwilliging van dit adres aanbeveelt.
In afdeeling II vraagt een lid naar dat
adres. Spreker dringt er bij Burgemeester en
Wethouders op aan om dit den raad voor in
williging voor te stellen. Het is een vereeni
ging die reeds 25 jaar bestaat en getoond
heeft nuttig werk te verrichten. Welke ver
eeniging door de zware bepalingen van het
Rijk dezen cursus dit jaar uitschakelt, mede
een gevolg van het niet medewerken der
ouders om hun kinderen naar die cursus te
zenden.
De Voorzitter kan zich met de gedachten
van vorige spreker niet vereenigen. Hij deelt
het ingenomen standpunt van de Regeering
en voelt er ook niets voor om leerlingen, die
reeds een onderwijsinrichting op den dag be
zoeken, voor die cursus des avonds nog eens
te subsidieeren.
Burgemeester en Wethouders stellen
voor om aan deze vereeniging de geraam-
de sulbsidie verminderd met de huur voor
het gebruik der lokalen te verleenen, be-
dragende alzoo 250 min f 125 is 125.
Bij volgno. 246 stelt een lid in afdeeling II
de vraag of het niet gewenscht is nu wjj 3
geneesheeren in de gemeente hebben om de
werkzaamheden van de benoemde functiona-
rissen eens nader onder de oogen te zien. Dit
doet spreker in het belang van die categorie
van menschen die daar niet buiten kunnen en
dat van de gemeente.
Bij het nagaan van de rekening zijn ver
schillende vragen naar voren gekomem, die
nader bestudeerd dienen te worden. Spreker
stelt deze vraag niet om de plaatselrjke dok-
toren onaangenaam te zijn, maar uit de over-
tuiging, dat An patient An gemeente bij een
andere regeling ten zeerste zouden zijn ge-
diend.
Bij volgno. 247 wordt door een lid van af
deeling H aangedrongen om de krankzinnige
die tot op heden door het B. A. is betaald
voor rekeninig der gemeente te -nemen, opdat
op volgno. 249 de kosten van die verplaging
op de subsidie kan worden verlaagd.
Bij volgno. 273 brengt de Voorzitter het
adres van A. de VisSer in bespreking.
Op grond dat er met het Dep. van Sociale
Zaken over een ander punt nog wordt geeor-
respondeerd kan dit schrijven nog niet wor
den afgewerkt en kan dit punt niet in behan-
deling komen bij de begrooting. Dit en nog
eeniige andere punten kunnen dan in de Com
missie van G. O. komen.
Bij volgno. 7 inkomsten, Secretarieleges enz.
wordt voorgesteld de ontwerp wijziging van de
leges-verordening en die voor inlichtingen
uit het bevolkingsregister zoodanig vast te
stellen.
Bij volgno. 171 wordt voorgesteld deze post
met 1,50 te verlagen, in verband met ons
voorstel van verlaging voor K. J. van Droh-
gelen.
Bij volgno. 185 en 211 wordt voorgesteld de
ontwerp heffings en invorderingsverordeming
betreffende het schoolgeld voor het gewoon
lager vast te stellen.
Bij hoofdstuk VIII 2 wordt voorgesteld
de woning van het hoofd der O. L. School met
Ingang van 1 Februari op dezelfde voorwaar-
den en prijs te verhuren aan den bewoner vooi
den tijd van ten minste een jaar.
Bij volgno. 293 wordt voorgesteld de ont-
werp-verordening op de heffing van opcenten
op de /gemeentefondsbelasting opnieuw vast
te stellen, daar de bestaande verordening is
goedgekeurd tot 1 Mei 1937.
Bij dit hoofdstuk wordt door eenige ledea
in afdeeling I aangedrongen om voorstellen te
ontwerpen tot invoering van een bedrijfsbe-
lasting. Motieven om daartoe over te gaan
zijn in voldoende mate volgens sprekers aan
wezig.
Bij volgno. 299 uiten een tweetal leden zich
tegende heffing van een belasting op de ver-
makelijkheidsbelasting in deze gemeente.
Een lid van afdeeling I vindt dit een zeer
eenzijdige belasting, met het gevolg dat een
dergelijke heffing tot iets onbillijks leidt.
Bij de begrooting van den Vleescbkeurings-
dienst wordt medegedeeld, dat het adres van
de Keuringsveeartsen ook in de Commissie
van G. O. nog moet worden behandeld.
(Wordt vervolgd.t