If
■5 2
tl-a
o
De heer P. J. VAN BENDEGEM kon zich
met het voorstel in de vergadering van Bur
gemeester en Wethouders niet vereenigen. Hij
«an dit ook thans niet en zal daarom zijn mo-
tieven daarvoor uiteenzetten.
In de eerste .plaats is het thans geen tijd
am een bedrag van f 55000 te leenen. Wei is
spreker er van overtuigd, dat de ruimte in bet
gemeentehuis niet voldoende is. Spreker had
echter liever gezien dat een stukje van de
achterplaats der pastorie gekodht was en
daarop twee flinke bureaux gebouwd waren.
Voorts zou men een kelder kunnen metselen,
waarin het archief kon worden onderge-
bracht. Er is inderdaad gebrek aan ruimte,
doch de kwaliteit van het tegenwoordige raad-
huis is niet van dien aard, dat hiervoor direct
een nieuw rgadhuis noodiig zou zijn.
Wat de kwaliteit betreft, heeft spreker uit
deskundigen mond vernomen, dat met een
kleine uitgaaf het dak in orde gemaakt zou
kunnen worden. Het gemeentehuis is nog niet
versleten.
Wat voorts betreft de centralisatie van de
gemeentediensten, hierin zou kunnen worden
voorzien, door bij Freekenhorst een flinken
hangar te bouwen, waarin alle gemeente
diensten ondergebracht zouden kunnen wor
den, ook zou hierin de brandspuit kunnen
worden ondergebracht.
Dan kreeg men langs die zrjde ook het
brandspuithuis vrij, dat men zou kunnen om-
bouiwen tot twee flinke bureaux.
Op die wijze zou naar sprekers meaning
ook een oplossing kunnen worden gevonden
en wel een waarvoor de gemeente niet behoef-
de te leenen, doch die uit de loopende begroo-
ting gedekt zou kunnen worden. Naar zijn
overtuiging is de begrooting wel zoo elastisch,
dat de daarvoor noodige kosten er in zouden
kunnen worden opgenomen.
Om deze reden zal spreker met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders niet mee-
gaan.
De heer HAMELLNK wil hieromtrent iets
zeggen en voornamelijk naar aanleiding van
hetgeen wethouder Van Bendegem heeft ge-
zegd.
Als men diens uiteenzetting zoo beluistert
lijkt het voor den niet-ingewijde, alsof er
sjprake van zou zijn, dat men bedragen zou
willen gaan leenen, die niet noodzakelijk zijn.
Spreker meent te mogen zeggen, dat de
veelzijdig samengestelde commissie niet ge-
stuit is op het obstakel van den heer Van
Bendegem, al heeft zij dan ook alle mogelijk-
heden nagezien en uitgeplozen.
Spreker mag verder aannemen, dat bijna
de geheele raad bestaat uit menschen die niet
tegen bezuiniging zijn. En dan is er bij spre
ker de overtuiging, dat de oplossing, de wer-
kelijke oplossing, de definitieve en eenige op
lossing, gevonden wordt in deze voorstellen
van Burgemeester en Wethouders. Spreker
zegt dit, opdat niet den indruk gewekt zal
worden, als zou de raad van Axel in dezen een
sprong hebben gedaan, een maatregel zou
hebben getroffen, waarvan de uitkomst niet
bij voorbaat vast te stellen zou zijn.
Indien zou worden ingegaan op den uitweg,
dien de heer Van Bendegem heeft meenen te
moeten aanwijzen, kost dat ook de noodige
duizenden, en staat het voor spreker vast, dat
het gebouw zoo oud blijft als het is. Dit staat
vast voor spreker, dit staat ook voor de heele
commissie vast. Dezelfde oplossing, die de
heer Van Bendegem naar voren heeft ge-
bracht, is ook door de commissie onder oogen
gezien. Deze heeft echter de overtuiging ge-
kregen, dat door lappen en karweien niet een
gebouw kan worden verkregen, dat zal vol-
doen.
Voor eenigen tijd is eenzelfde plan gelan-
ceerd als thans door Burgemeester en Wet
houders wordt voorgesteld. Toen kon men er
niet zooveel voor uitgeven, toen vond men het
roekeloos, toen was men bang. Doch toen zou
dezelfde oplossing wellicht een tien duizend
gulden minder hebben kunnen kosten. Men
dient thans deze zaak op te zetten op een
flinke, gezonde basis. En dan is het voorstel
van Burgemeester en Wethouders de eenige
goede oplossing, daarvan is spreker overtuigd.
Hij meent, dat alleen op deze wijze de eenige
goede en inderdaad zuinigste oplossing
zal worden verkregen.
De heer VAN 't HOFF kan zich geheel aan-
sluiten bij de woorden van den heer Hame-
link. Diens zienswijze is naar zijn meening de
juiste, en hij kan zich dan ook niet vereeni-
gen met de oplossing, die de heer Van Bende
gem aan de hand heeft gedaan. Het is en blijft
een lapmiddel, dat binnen korten tijd weer te
lnet gedaan wordt. Het gemeentehuis is sterk,
het dateert van 1663 en is dus thans 273 jaar
oud, doch als men begint te breken, weet men
wel waar men begint, doch niet waar men op-
houdt. Dat er met de ruimte gewoekerd
wordt is bekend, doch deze is nu eenmaal niet
toereikend. En dan is er naar zijn meening
maar een middel, nl. afbreken en nieuw bou
wen. En daarvoor dient men de pastorie er bij
te hebben om een oplossing te kunnen vinden,
die, kan voldoen voor nu en voor de toekomst.
Hij acht dit noodig en zal zeer gaame zijn
stem voor het voorstel van Burgemeester en
Wethouders uitbrengen.
De heer DiE RUUTER kan als lid der com
missie verklaren, dat deze de verschillende
voorstellen van alle kanten hebben bekeken
en eenstemmig tot de comclusie is gekomen,
dat de eenig juiste oplossing uit de bestaande
moeilijkheid zou zijn den bouw van een nieuw
stadhuis. En ook, dat om over de noodige
ruimte te beschikken, de er naast staande
pastorie diende te worden aapgekocht.
Met betrekking tot het financieele gedeelte
stelt spreker de vraaig of een looptijd van 40
jaar voor de te sluiten leening niet te kort
geacht moet worden. Zijn zoo vraagt hij
Gedeputeerde Staten niet te overreden, den
tjjd op 60 jaar te stellen? Gezien dep leef-
tijd van het gelbouw waarin men thans samen
is, en dat zooals de heer Van 't Hoff heeft
gezegd 273 jaar oud is, zou, indien aap-
genomen werd, dat het te bouwen gebouw
slechts den helft van dien leeftijd zou berei-
ken, het dan niet wenschelijk zijn, dat den
duur der leening op den tijd van 60 jaar zou
worden gesteld. Een volgend geslacht kan
dan helpen betalen aan hetgeen men thans
wi' daarstellen.
De VOORZITTER deelt mede, dezelfde
vraag in Middelburg te hebben besproken.
Daarlbij is hem gezegd, dat Gedeputeerde Sta
ten op het standpunt staan, dat de te sluiten
leeningen niet te langen tijd mogen loopen. Er
is hem toen gezegd, dat maar begonnen
moest worden, te rekenen op 40 jaar. Spreker
wil het echter wel prolbeeren den afjossings-
termijn langer te stellen. Doch hij is gewoon
heel klaren wijn te schenken en heeft daarom
deze mededeeling gedaan, n.l. dat men moet
rekenen op een looptijd der leening van 40
jaar. Natuurlijk zullen Burgemeester en
Wethouders zeer gaame met Gedeputeerde
Staten in correspondentie treden om te trach-
ten, deze leening voor langeren tijd te sluiten.
De heer DE RUUTER geeft te kennen, dat
dit geen invloed zal hebben op het uitbrengen
van zijn stem, doch hij acht het alleszins rede-
lijk, gezien de finaneien der gemeente en den
te verwachten levensduur van het gebouw, dat
de duur der leening dan ook langer zal zijn
dan 40 jaar.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat Bur
gemeester en Wethouders zich aanvankelijk
een termijn van 75 jaar hadden voorgesteld^"
doch dit werd direct afgewezen.
Aan het adres van wethouder Van Bende
gem moet spreker opmerken, dat Burgemees
ter en Wethouders de commissie dankbaar
zijn voor het gedane werk. De financieele
getvolgen heeft de commissie ook onder de
loupe genomen en heeft gevonden, dat voor
een nieuw gemeentehuis hoogstens in 1938
den eerste post gevonden moet worden.
Voorts wordt men gedrongen in de richting
van verhooging der belastingen, en zou in
1939 de belasting daarvoor eenigszins ver-
hoogd moeten worden, n.l. met ongeveer 8
opcenten, indien de toestand blijft zooals die
zich thans voordoet. Dan zegt de heer Van
Bendegem, dat het gebouw nog goed is. Dit
is niet sprekers indruk en ook niet die van
de leden der commissie. Dat voorts alle
mogelijke veranderingen nog wel gevonden
zullen kunnen worden uit de loopende begroo
ting kan spreker niet aannemen. Spreker is
nieuwsgierig, van den heer Van Bendegem te
vernemen uit welke posten dit dan gevonden
zal moeten worden. Spreker meent te mogen
zeggen, er van overtuigd te zijn, dat deze uit
de loopende begrooting niet zullen kunnen
worden betaald. Hij is het vojkomen eens met
de vorige sprekers, dat het voorstel zooals
Burgemeester en Wethouders dit de vergade-
ring heeft voorgelegd, de eenig goede oplos
sing inhoudt.
De heer 't GILDE voelt zich gedrongen, ten
opzichte van dit belangrijke punt een verkla-
ring af te leggen, daar hij, naar algemeen be
kend is, de kwestie van den raadhuisfoouw
nooit als zeer urgent en zeker niet als een
„brandend vraagstuk" heeft beschouwd. Door
de zeer grondige en gedegen bestudeering in
de hiervoor uit den raad aangewezen com
missie en de meenihgen van de verschillende
deskundigen, daarin gehoord, is hij echter tot
de overtuiging gekomen, dat wel degelijk
sprake is van een brandend vraagstuk. De
bedompen, tochtige en van alle comfort ver-
stoken secretarie beschouwende en de tegen
woordige huisvesting van de diverse takken
van dienst ziende, waarbij de „chef" zejf zijn
toevlucht moet nemen tot een even weinig
comfortabel verblijf op de eerste verdieping,
waar ook de gemeente-ontvanger onderdak
heeft, en dat via een steil, nauw en gevaarlij'k
trapje bereikbaar is, dan moet men onbevoor-
oordeeld erkennen, dat de toestand weinig
minder dan onhoudbaar is geworden. Hier
leeft de „chef" den geheelen dag van zijn be-
drijf, dat toch ook zijn persoon opeischt, ge-
scheiden. De drukte en het gedrang bij de be-
hartiging der belangen van de werkloozen en
bij uitbetalingen, roepen om voorziening, van-
wege de daaruit voortspruitende stagnatie en
het ongerief.
Het geheele gebouw is aan zijn bestemming
ontgroeid en er totaal ongeschikt voor ge
worden.
Door het onoversChoten dak kan men bij
avond de sterren aan het firmament tellen.
Het archief is zoodoende niet meer gevrij-
waard voor regen en andere weersinvloeden
(sneeuw e.d.).
Belangrijke kosten aan het oude en prrmi-
tieve gebouw kunnen alzoo niet uitblijven. Ook
bij Gedeputeerde Staten is de onhoudbare
toestand bekend, en eerjang staat men er
voor dat de raad het gemeentelijk archief naar
een andere plaats (iHulist of Middelburg) zal
moeten overbrengen. En na vele hooge kos
ten blijven wij dan nog „iapwerk" behouden.
Na dit alles was in dezen een deskundige
meening vrijwel overbodig geworden. Ook de
andere deskundige meening ten opzichte van
de gemeentefinancien had geen zware taak
am de bezwaren die bij de commissie leefden
weg te ruimen. Als gevolg van de financieele
verhouding tusschen het Rijk en de gemeen-
ten zou met weinig woorden duidelijk ge
maakt kunnen worden, dat de van de daken
gepredikte zuinigheid niet altijd het ver-
wachte effect sorteert en zelfs fatale gevol-
gen kan hebben. Ook zonder nieuw stadhuis
gaat men naar sprekers overtuiging in de
richting van het maximum aantal opcenten
op de Personeele Belasting. Daarom is het
beter daar maar niet veel van te zeggen en
de toestanden hier consequent onder de oogen
te zien en is naar zijn grondige overtuiging
nu het psychologisch moment daar, deze be-
sluiten te nemen. Een geslacht zal er anders
ever heen gaan, eer men hierover nog kan
denken. Wat de prijs der pastorie betreft,
deze zou voor 10.000 zijn gekocht en dat had
reeds vrijwej zijn beslag, tot de monetaire
maatregelen daarop hun invloed deden gelden.
Spreker brengt ten slotte hulide aan het glas-
helidere rapport van den secretaris der com
missie, waarin alles "zeer juist is weergegeven,
en zal thans niet zonder enthousiasme zijn
stem aan deze verstrekkende voorstellen
geven.
De heer FANOY zal over de verdediging
van den bouw van een nieuw raadhuis weinig
zeggen. Zijn mede-commissieleden hebben
dit reeds voldoende toegelicht.
Naar aanleiding echter van de opmerking
van den heer Van Bendegem, dat met kleine
kosten, die uit de begrooting gevonden kun
nen worden, daar deze wel zoo ejastisch is, de
zaak in orde gemaakt kan worden, moet spre
ker mededeelen, daarin met den heer Van
Bendegem van meening te verschillen.
Indien het dak afidoende gemaakt zal wor
den, zal dit ongeveer 2500 kosten. De bij-
bouw, die aangebouwd zou moeten worden, zal
ook ongeveer 2000 kosten. Voor den bouw
van een bramdvrijen kelder moet de bestaande
muur, die van respectabelen ouderdom is, ge-
stut worden, a) bouwt men er niet onder,
doch ec naast.
Men mag rekenen, dat men alles bij elkaar
dan ongeveer zal komen aan een f 8000 kos
ten. En indien de begrooting zoo elastisch
is, dat die 8000 rente en kosten daarin ge
vonden kunnen worden, snapt spreker niet,
hoe het college van Burgemeester en Wethou
ders den raad zoo'n begrooting durft voor te
leggen. De heer Van Bendegem moet zioh
verspreken of zich vergissen.
Wat verder betreft hetgeen de commissie
onder punt b van haar rapport heeft neer-
geschreven, n.l. de centralisatie van de ge
meentediensten, zal spreker ter voorkoming
van eventueele misverstanden in de toekomst,
gaame zien, dat een zoo nauwkeurig moge-
lijke cmschrijving hiervan zal worden gege-
ven en dit in de raadsbesluiten zal worden
opgenomen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat dit
ook de bedoeling is.
De heer FANOY neemt' aan, dat de bedoe
ling zoo is, doch zal dan ook gaame zien, dat
het gelbeurt.
De heer DE JONGE staat op het standpunt
van de voorstanders van den bouw van een
nieuw stadhuis. Hij acht dit noodzakelijk in
verband met de deugdizaamheid van het ge
bouw. Dezen middag heeft hij een kijkje in
het gebouw genomen, en is er inderdaad van
overtuigd, dat het noodzakelijk is, dat hierin
voorziening wordt aangebracht.
De heer ESSEEBRUGGE verklaart zich
voor het voorstel van Burgemeester en Wet
houders, gezien het rapport der commissie
van onderzoek en gezien het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Hij vertrouwt,
dat beide colleges alle mogelijkheden, die hier-
bij naar voren kwamen, onder het oog heb
ben gezien.
De heer DIELEMA1N stelt op den voor-
grond, dat hij zich met het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders best kan vereeni-
gen. Er wordt gezegd, dat het oude stadhuis
noodzakelijk vernieuwd moet worden en dat
is waar.
Waar men voorts van hoogerhand1 gedurig
gedreven wordt in de richting van het heffen
van meer belastingen, is het naar sprekers
meening op den weg der gemeente, te zorgen,
dat men daarvan hier ook iets heeft.
Men moet trachten te voorkomen, dat het
geld, dat hier wordt opgebracht, naar Rotter
dam of Amsterdam gedreven wordt.
Een andere vraag van spreker is, of het be
drag, dat geraamd is als opbrengst van de
oude gebouwen, niet te hoog is. Het gebouw
als gebouw hdeft weinig waarde, indien men
het koopt, wordt diit alleen gedaan voor den
grond, die men niet kan missen. Hij verzoekt
den Voorzitter, hem hieromtrent te willen in-
lichten.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders zich in verbinding heb
ben gesteld met het kerkbestuur der Nederl.
Hervormde Kenk en hen gevraagd hebben om
hun vraagprijs voor de pastorie. Aanvankelijk
werd hiervoor f 13000 gevraagd, waarop Bur
gemeester en Wethouders een bod gedaan heb
ben van 10.000.
Het kerkbestuur heeft dit overwogen en had
besloten, hierop in te gaan, toen de deprecia-
tie van den gulden plaats vond. Toen is men
gaan berekenen, wat bij den nieuwen toestand
het bouwen van een pastorie zou kosten en is
zoodoende er toe gekomen een schrijven aan
het gemeentebestuur te richten, dat zij niet
konden ingaan op het bod van 10.000, doch
dat izij in verband met de monetaire maat
regelen een prijs' van 12000 voor de pastorie
moesten vragen. Burgemeester en Wethou
ders hebben .met het kerkbestuur geconfereerd
en zijn aan het loven en bieden geweest, doch
het slot is geweest, dat men op den vraagprijs
van 12000 is gebleven. Burgemeester en
Wethouders en de commissie zijn ten slotte
van meening geweest, dat hierover heen ge-
stapt moest worden, mede in verband met de
centralisatie der gemeentediensten. Spreker
moet bekennen, dat de prijs niet aan den lagen
kant is, doch meent tevens, dat het thans tijd
is, door te bijten.
De heer SEGERS is dezen middag in de
gelegenheid gesteld, het geheele stadhuis van
onder en boven te bezichtigen. Hij is hiervoor
den secretaris zeer dankbaar en is er tevens
van overtuigd, dat de toestandi zoo niet blij
ven kan. Hij heeft nader inlichtingen ontvan-
gen betreffende de kosten van het maken van
een uitbouw en een kelder, uit de bestrijdinig
die de heer Fanoy tegenover de opmerking
van den heer Van Bendegem heeft gevoerd.
Hij is er met den heer Fanoy van overtuigd,
dat de begrooting, indien deze de kosten daar
van zou toelaten, zeer ruim opgesteld zou
moeten zijn, wat naar zijn overtuiging ook niet
het geval is.
De heer DE RUUTER geeft in overweging,
punt d. van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aldus te lezen, dat de leening zal
worden afgelost in minstens 40 jaar.
De heer OGGEL deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders oorspronkelijk daohten
over een leening van 75 jaar.
De heer DE RUIJTER geeft te kennen, dat
Burgemeester en Wethouders dan de vrijheid
hebben, te trachten den aflos over meer jaren
te verdeelen, desnoods 60 jaar. 75 jaar zoo
als eerst Burgemeester en Wethouders over
wogen was natuurlijk nog beter. Hij raadt
aan, toch minstens ernstig daarop aan te drin-
gen bij Gedeputeerde Staten.
De VOORZITTER dacht, dat hij reeds had
toegezegd, dat getracht zou worden, den ter
mijn van aflossing zoo hoog mogelijk te stel
len." Zooals hij heeft medegedeeld, heeft hij
hierover ook te Middelburg gesproken. Het
nemen van een besluit was toen nog ver ver-
wijderd. Er is hem toen gezegd, dat Gedepu
teerde Staten accoord konden gaan met een
aflossingstermijn van 40 jaar.
De heer FANOY is van meening, dat Bur
gemeester en Wethouders zich hierover ook
zouden kunnen verstaan met het Departe-
ment.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit buiten
deze kwestie staat.
De heer FANOY meent, dat dit toch zijn
invloed bij Gedeputeerde Staten zou kunnen
doen gelden.
De VOORZITTER deelt mede, dat er nog
een leemte is in het voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Indien besloten zou worden,
de pastorie aan te koopen voor f 12000, rest
nog de kwestie van de vaststelling van den
betalingstermijn. Burgemeester en Wethou
ders hadden zich voorgesteld, de betaling in
2 termijnen te doen geschieden, waarvan de
eerste zou vervallen 1 Maart a.s., en de an
dere 1 October daaraanvolgende. Dit zou dan
ook de termijn zijn, waarop de pastorie ont-
ruimd moet zijn. Burgemeester en Wethou
ders hebben dit overdacht en zijn van oordeel,
dat die tijd ruimte voldoende geacht moet wor
den. Het is dan nog niet direct noodig, dat
onmiddellijk met bouwen begonnen wordt. Hij
vraagt of de leden hiermede accoord kunnen
gaan.
De heer FANOY gelooft, dat het beter zou
zijn, dat de raad besloot, dat Burgemeester
en Wethouders opdracht krijgen, het gebouw
over te nqmen, zoodra het ontr.uimd is. Ge
steld dat de bouw van een pastorie in een
vlugger tempo plaats heeft, dan kan ook de
overname der pastorie door de gemeente eer-
der geschieden. Hij acht het 't beste, dat aan
Burgemeester en Wethouders wordt opgedra-
gen, te dezen te handelen naar bevind van
zaken.
De VOORZITTER merkt op, dat Burge
meester en Wethouders gedacht hebben, den
eersten termijn te moeten stellen op 1 Maart
en den tweeden op uiterlijk 1 October. Men
is dan nog aan die termijnen niet strikt ge-
bonden.
Op die wijze vullen Burgemeester en Wet
houders dus hun voorstel aan.
De heer VAN 't HOFF durft wel uit te spre-
ken, dat, wat betreft de kwestie van de over-
name van de pastorie, dit tusschen het kerk
bestuur en het gemeentebestuur wel in goede
banen geleid zal worden. Spreker vertrouwt,
dat beiden elkaar hierin wel zullen kunnen
vinden. Hij acht het zich vastleggen steeds
gevaarlijik. Er kan zich altijd een of andere
omstandigheid voordoen, waardoor de afwer-
king van een nieuwe pastorie een maand ach-
teruit gesteld moet worden. Hij spreekt dan
ook de hoop uit, dat, indien dit het geval zou
zijn, het gemeentebestuur ook soepel zal op-
treden.
De VOORZITTER gelooft ook wel, dat deze
zaak opgelost zal worden. Hij heeft echter
gemeend, deze heel zuiver te moeten stellen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt, met de stem van den heer P. J.
van Bendegem tegen, aangenomen.
De VOORZITTER spreekt een woord van
dank uit voor de ondervonden medewerking,
niet in het minst aan de commissie van onder
zoek voor den arbeid, die reeds door haar
verricht is. Hij spreekt de hoop uit, dat een
mooi stadhuis zal mogen verrijzen, Axel
waar dig.
5. Vaststellen diverse verordeningen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor:
a. de verordening op de heffing van leges
ter secretarie te wijzigen als volgt:
De raad der gemeente Axel,
gehoord een voorstel van Burgemeester en
Wethouders,
besluit
de verordening op de heffing van leges ter
secretarie in de gemeente Axel te wijzigen en
aan te vullen.
Artikel 1, onder E S 0,20 te veranderen in
f 0,40; letter H te doen vervallen; letter L,
f 0,25 te veranderen in 0,40; letter M te
lezen
Voor de vergunning als bedoeld in het eer
ste lid sub a van artikel 6 der Woningwet,
wanneer de kosten van het oprichten of geheel
of voor een gedeelte vernieuwen van een ge
bouw, waartoe de vergunning wordt verleend,
geheele afwerking inbegrepen, bedrag van 100
tot en met f 500,1,meer dan f 500,
tot en met 1000,2,50; meer dan 1000,
tot en met 2000,5; meer dan 2000,
tot en met 3000,10,meer dan
S 3000,tot en met 4000,f 20,—; meer
dan S 4000,— S 30,—.
De hierbedoelde kosten worden bepaald
door Burgemeester en Wethouders. Betrok-
kene kan, indien hij met het bepaalde bedrag
geen genoegen neemt binnen 30 dagen na
dagteekening der beslissing bij den raad in
beroep komen.
Geen leges zijn verschuldigd door vereeni-
gingen uitsluitend in het belang der volks-
huisvesting werfczaam.
Letter O f 1,50 te veranderen in 5,
letter P 7,50 te veranderen in 5,—; letter
Q 1,te veranderen in 1,50; letter R
0,20 te veranderen in /0,25; letter S op te
nemen: voor de bewijzen van ontvangst van
aangifte, als bedoeld in artikel 6a, 3e lid der
Vleeschkeuringswet 1919 (S. 524) 0,25;
letter T op te nemen: voor de afgifte, de aan-
vrage of de verlenging van een buitenlandsch
paspoort of een rijbewijs f 1,
Artikel 2.
Deze verordening treedt in werking op den
dag, volgende op dien, waarop de mededee
ling der Koninklijke goedkeuring door Burge
meester en Wethouders zal zijn ontvangen,
op welk tijdstip vervallen de oude heffingen
genoemd in art. 1, letter E, H. L, N, O, Q en
R, voorkomende' in de verordening op de hef
fing van leges ter secretarie, vastgesteld den
22 November 1932, goedgekeurd bij Koninklijk
besluit d.d. 4 Maart 1933, zooals deze veror
dening thans luidt.
b. vast te stellen de navolgende
VERORDENING op de heffing van een
vergoeding voor het verstrekken van
iplichtingen of opgaven uit het be-
volkingsregister der gemeente Axel.
Artikel 1.
Ten behoeve der gemeente zal worden ge-
heven
I. Vooi* het verstrekken van inlichtingen
of opgaven uit het bewolkingsregister, niet be-
stemd voor een wetenschappelijk of philan-
tropisch doel, aan andere openlbare diensten
dan die, genoemd in het tweede lid van arti
kel 104 van het besluit bevolkingsboekhou-
ding (Staatstolad 1936, no. 342), alsmede aan
openbare instellingen en openbare bedrijven:
a. per inlichting of cpgaaf 0,05
b. voor een abonnement: voor 100 inlich
tingen of opgaven 4voor 500 inlichtingen
of opgaven f 15; voor 1000 inlichtingen of op
gaven f 25.
H. Voor het verstrekken van inlichtingen
of opgaven uit het bevolkingsregister, be-
stemd voor een wetenschappelijk of philantro-
pisch doel:
a. per inlichting of opgaaf 0,02%;
b. voor een albonnement: voor 100 inlich
tingen of opgaven 2voor 500 inlichtingen
of opgaven 8; voor 1000 inlichtingen of op
gaven f 12.
HI. Voor het verstrekken van inlichtingen
of opgaven uit het bevolkingsregister, niet
vallende onder I of II:
a. per mondelinge inlichting of opgaaf
0,20;
b. voor een abonnement voor mondelinge
inlichtingen of opgaven, geldig gedurende 1
kalenderjaar: voor 25 mondelinge inlichtingen
of opgaven 4; voor 50 mondelinge inlichtin
gen of opgaven 7,50; voor 100 mondelinge in
lichtingen of opgaven 12
c. per schriftelijke inlichting of opgaaf
0,25;
d. voor een abonnement voor schriftelijke
inlichtingen of opgaven, geldig gedurende 1
kalenderjaar: voor 100 schriftelijke inlichtin
gen of opgaven /20; voor 500 schriftelijke in
lichtingen of opgaven 80; voor 1000 schrifte
lijke inlichtingen of opgaven 150.
Artikel 2.
Bij het verstrekken van inlichtingen of op
gaven, op meer personen betrekking hebbende
wordt voor de toepassing van het in het vorig
artikel vermelde tarief gerekend dat voor ieder
persoon afzonderlijk een afzonderlijke inlich
ting of opgaaf wordt verstrekt.
Artikel 3.
De onder HI van artikel 1 bedoelde vergoe
ding is niet verschuldigd voor het verstrekken
van inlichtingen of opgaven in hun persoonlijk
belang benoodigd door personen, die door een
verklaring, afgegeven door den burgemeester
hunner woon- of venblijfplaats, of op andere
wijze, van hun onvermogen doen blijken.
Artikel 4.
De vergoeding is verschuldigd door hem, die
van de in deze verordening omschreven dien
sten getoruik maakt.
Artikel 5.
De invordering geschiedt overeenkomstig de
verordening van heden.
Artikel 6.
De verordening treedt in werking op den
dag, volgende op dien, waarop de mededeeling
der koninklijke goedkeuring door Burgemees
ter en Wethouders zal zijn ontvangen, op welk
tijdstip vervallen de thans op het verstrekken
van inlichtingen of opgaven uit het bevol
kingsregister van toepassing zijnde bepalin-
gen, voorkomende in de verordening op de hef
fing van leges ter secretarie, vastgesteld den
22 November 1932 en goedgekeurd bij konink-
ljjk besluit van 4 Maart 1933, zooals deze ver
ordening thans luidt.
Voorts de
VERORDENING op de invordering van
de vergoeding voor het verstrekken
van inlichtingen of opgaven uit het
bevolkingsregister der gemeente Axel.
Artikel 1.
1. De inning van de vergoeding geschiedt
door den secretaris of een door burgemeester
en wethouders aan te wijzen ambtenaar ter
secretarie.
2. De vergoeding moet aan den met de
inning belasten ambtenaar worden voldaan bij
de aanvraag der inlichtingen of opgaven.
Artikel 2.
De ambtenaar, die de gelden ontvangt, ver-
meldt bij het verstrekken van schriftelijke
inlichtingen of opgaven op het stuk het be
drag dier gelden en stelt op het stuk gedag-
teekend bewijs van betaling. Kunnen bedrag
en ikwitantie niet op eenig afgegeven stuk
worden gesteld, dan wordt desverlangd een
afzonderlijk geteekende kwitantie afgegeven.
Artiikel 3.
1. De secretaris of ambtenaar ter secre
tarie stort de door hem in het afgeloopen
kwartaal ontvangen vergoeding binnen de
eerste vijf dagen van de maanden April, Juli,
October en Januari bij den gemeente-ontvan
ger, onder overlegging van een gespecificeer-
den en onderteekenden staat, waarvan het
model door Burgemeester en Wethouders
wordt vastgesteld.
2. De gemeente-ontvanger geeft van elke
storting een bewijs af.
Artikel 4.
Overigens zijn van toepassing de artikelen
291 tot en met 295 en artikel 300, tweede lid,
in verband met artikel 299 der gemeentewet.
Artikel 5.
.Deze verordening treedt in werking tegelijk
met de heden vastgestelde heffingsverorde-
ning.
c. VERORDENING op de heffing van
schoolgeld voor het gewoon lager onder-
wijs in de gemeente Axel.
Artikel 1.
Ten behoeve van de gemeente wordt, ter
tegemoetkoming in de kosten van het open-
baar gewoon lager onderwijs, welke voor
rekening van de gemente blijven, schoolgeld
geheven.
Gelijke heffing geschiedt aan de bijzondere
scholen, bedoeld in artikel 88 der lager-onder-
wijgwet 1920.
Artikel 2.
Het schooljaar begint met 1 Mei en eindigt
30 April.
Artikel 3.
Het schoolgeld is verschuldigd door de
krachtens de wet tot onderhoud en opvoeding
der leerlingen verplichite ouders of verzorgers
of, bij ontstentenis van dezen, door de leer
lingen zelf.
Artikel 4.
Maatstaf der heffing is het overeenkomstig
artikel 63, lid 4, sub b, der lager-omderwijswet
1920 vastgestelde totaalbedrag van de hoofd-
sommen over een vol jaar, door de niet van
tafel en bed gescheiden ouders te zamen, of,
bij hun ontstentenis, door de verzorgers of
door de leerlingen zelve verschuldigd wegens
loopend belastingjaar, of, zoo de aanslagen in
die belastingen nog niet zijn vastgesteld, over
het aan genoemd belastingjaar onmiddellijk
voorafgaand belastingjaar.
Artikel 5.
1. Het schoolgeld, verschuldigd overeen
komstig den maatstaf, bedoeld in artikel 4,
wordt geheven naar het volgend tarief:
Totaal van de hoofdsommen der
gemeentefondsbelasting en
vermogensbelasting
2,— of meer,doch minderdan 8,-
8,n n 14,-
14,- 20,-
20,-26,-
26,- n 32,-
32,- 38,-
38,- 48,-
48,n 58,-
58,— 70,-
70,- 84,-
84,- 98,-
98,- 118,—
118,— 138,-
138,- 158,-
158,178,-
178,— en meer
C
U C
CQ h£"
e
o
O CO
tuO
D
U.
O >-
o V
tuo
3,-
4,30
5,40
6,60
7,80
10,20
12,60
15,
19,20
24,-
28,80
33,60
38,40
43,20
48,-
54,-
2. Bij wijziging van het totaal van de
hoofdsommen der gemeentefondsbelasting en
vermogensbelasting, berekend overeenkomstig
artikel 4 en hetwelk ingevolge het bepaalde
in dat artikel tot grondslag heeft gestrekt bij
de klasse-indeeliing volgens Ihet voorgaande
lid, wordt het schoolgeld nader vastgesteld
naar het gewijzigd totaal-bedrag.
Artikel 6.
Indien meer dan een leerling uit hetzelfde
gezin gelijktijdig een school van dezelfde soort
bezoekt, wordt het schoolgeld voor den twee
den leerling met 20, voor den derden met
veertig, voor den vierden met zestig, voor den
vijfden met tachtig ten honderd verminderd
en is voor de volgende leerlingen geen school
geld verschuldigd.
Artikel 7.
Geen schoolgeld wordt geheven van hen,
die schoolgeld verschuldigd zijn naar het
tarief, vastgesteld in artikel 5 en voor wie het
overeenkomstig artikel 63, lid 4, sub b, der
lager-onderwijswet 1920 vastgestelde totaal
bedrag van de hoofdsommen der gemeente
fondsbelasting en vermogensbelasting minder
is dan 2,
Artikel 8.
Het schoolgeld is verschuldigd over de
maanden, gedurende welke de kinderen als
leerlingen van de school staan ingeschreven,
de vacantien niet uitgezonderd. Gedeelten van
een maand worden voor een geheele maand
gerekend.
Artikel 9.
Indien blijkt, dat ten onrechte een aanslag
niet of te laag is opgelegd, wordt het niet of
te' weinig geheven schoolgeld van den school-
geldplichtige of diens opvolger in die kwali
teit nagevorderd, zoolang niet sedert den aan-
vang van het schoolgeldjaar drie jaren zijn
verstreken.
Artikel 10.
Bij vermindering van het schoolgeld in het
geival bedoeld in artikel 5, lid 2, wordt het te
veel betaalde schoolgeld zoodra mogelijk
teruggegeven.
Artikel 11.
De invordering geschiedt overeenkomstig de
verordening op de invordering van schoolgeld
voor het lager onderwijs, vastgesteld door den
raad bij besluit vein heden.