4jun tevm..
Feuilleton-vertellingen
Gemengde Berichten
hangt van uw remmen af!
ZAAMSLAG.
SAS VAN GENT.
RECHTSZAKEN.
BRABANTSCHE BRIEVEN.
GEMEENTERAAD VAN
TER NEUZEN.
321. Steun aan werkloozen. 94000.
u
Huo I«vm m bet uw*
«venzeeH lean misschieo
norgea d behouden blij-
\3r dank ad) uw remmen I
gemeente vastgestelde uurloon. Deze regeling
is ook van kracht, wanneer dezen winter de
werkverschaffing door vorst, sneeuw e.d., tij-
delijk moet worden onderbroken.
DE .MOSSEEKVVEEKEHS EN DE
HANDEL.
Men schrijft uit Ierseke aan de Midd. Crt.:
Reeds meermalen is van diverse zrjden de
wensch geuit, dat de handel van mosselen vrij
zou zijn. Weg met alle ccmbinatiestelssls. In
een uibvoerig gemotiveerd, door 70 pet. der
mosselkweekers in Zeeland onderbeekend en
bij den betrokken minister persoonlij'k toege-
licht request is in den zonaer van 1936 aange-
drongen op een tweetal zaken: ten eerste eer-
lijke verdeeling der orders, ten tweede: vrrje
handel. Het eerste is schitterend vervuld, al-
leen 't tweede is nog niet bereikt. De eisch of
lieiver het verizoek van de betrokken kwee-
kers heeft nog niet geleid tot wegneming van
dit onrecht. Het Centraal Verkoopkantoor, on-
derdeel van de Vissoherijcentrale, is opga-
ridht voor de mosselkweekers en niet voor
den handel. Nu is de schade door het combi-
natiestelsel aan de kweekers berokkend, heel
groot geworden, daar de omzet is verminderd.
We.' zijn de handelaars veilig gesteld, zijn hun
winsten verzekerd, maar dit heeft tot fatale
gevolgen geleid. De omzet van mosselen is te-
ruggeloopen. Daarom zullen eerstdaags de
kv. eekers in Zeeland vergaderen en nogmaals
den minister van Landbouw en Visscherij eer-
biedig verzoeken om algeheelen vrijen handel
De handelaars op Parijs, een groot afzet-
gebied, die zeker zijn van hun handel, verzeo
gen hun waar niet als vroeger. Herhaaldelijk
klagen de afnemers, maar daar persoonlijk
contact ontbreekt, geven ze daar niet om.
Daardoor wordt de omzet verminderd, dus
schade voor de kweekers, die veel minder
kunnen leveren.
In dit verband wijzen we op onze klac.it
van 16 April 1936, toen we schreven dat Ier
seke en Bruinisse onrechtvaardig werden be-
handeld en aan procenten werden te kort ge-
daan. Wat is nu uitgekomen bij een accoun-
tantsonderzoek op last van den minister in-
gesteld
Dat uw correspondent ten voile in het ge-
irjk is gesteld! 'Had Ierseke eerst 40 pet., Phi
lippine 20 pet. en Antwerpen 40 pet., dit werd
.speedig gewijzigd in 49 pet., 17 pet. en 34 pet.
en zal nu nog weer beter verdeeld worden.
Dan zal Ierseke ruim 60 pet. krijgen en de an-
dere plaatsen minder. Bovendien zal de firma
D. Duiivendijk van Bruinisse het haar toeito-
mende deel krijgen.
Maar waar blijft het rapport der commis-
sie die een onderzoek moest instellen naar de
gratificaties door de combinatie Parijs ver-
strekt? Durven de heeren het niet public qe-
ren? Heeft het alleen maar dienst moeten
doen voor den officier van justitie? We zou-
den gaarne zien dat ook anderen dat sens
mocihten lezen.
DE GRAAFWERKEN VOOR HET KANAAL
DOOR ZUID-BEVELAND.
Bij de graafwerken voor de verbreeding van
het kanaal door Zuid-Beveland nabij Hans-
weert is door een der graafmachines de water-
leidingbuis gegrepen en zoodanig ontwricht
over een lengte van ongeveer 10 meter, dat de
watertoevoer voor Hansweert en voor een ge-
deelte van Schore tijdelijk moest worden af-
ges'loten voor herstel. Met voile kracibt wordt
door het waterleiaing-personeel hieraan ge-
werkt, zoodat te verwachten is, dat de storing
spoedig zal zijn opgeheven. Eenigen tijd ge-
leden i3 op dezelfde wijze de zinker der water-
leiding door het kanaal nabij de Schorebrug
geschonden.
Gemeenteraad.
In de op Maandag den 21 December 1936
des namiddags ten 114 ure te houden open-
bare vergadering van den gemeenteraad al-
hier komen de volgende punten in behandeling
1. Opening.
2. Notulen.
3. Mededeelingen.
4. Ingekomen stukken en zoonoodig daar-
over te besluiten.
5. Voorstel van Burg, en Weth. tot wijzi-
ging der verordening op de heffing van
schoolgeld voor het lager onderwijis in
de gemeente Zaamslag.
6. Behandeling adres van de feestcom-
missie om eene subsidie uit de gemeen-
tekas ten bedrage van 500.
7. Behandeling verzoek van het Comite
voor werkloozenzorg te Zaamslag om
een subsddie ten bedrage van 40.
8. Voorstel van Burg, en Weth. tot wij-
ziging van de verordening op de heffing
van leges ter secretarie en van rechten
wegens verrichtingen voor den Burger-
lijken Stand.
9. Behandeling- adres van de voetbalver-
eeniging Z.S.C. dnzake oprichitdng van
■een sportterrein van gemeentewege.
10. Voorstel van Burg, en Weth. tot vast-
stelling verordening op de heffing van
precariorechten in de gemeente Zaam
slag.
11. Behandeling adres van de stichting
Borgstellingfonds om deelname.
12. Voorstel van Burg, en Weth. tot ver-
leeninig van eervol ontslag aan den heer
C. P. van den Ameele met ingang van
1 Januari 1937.
VEESMOKKELAAR GEARRESTEERD.
Te St. Nicolaas in Belgie is Donderdag een
Nederlander aangehouden op het oogenblik,
dat hij gestmokkeld vee loste, dat vervoerd
werd in een personenauto, waarvan de zitban-
ken waren weggenomen.
Op den bodem van de auto lagen negen kal-
veren met de pooten vastgebonden. De auto
en het vee werden in beslag genomen. De ver-
voerder is naar de gevangenis te Dendermonde
overgebracht.
Kinderuitvoering.
Donderdagavond had in de gyimnastiekzaal
der openbare school de sedert 15 jaar geleden
ingevoerde St. Nicolaasuitvoering der school-
kinderen plaats.
De zaal was tot op het laatste plaatsje z66
dicht volgestroomd, dat niet alle belangstel-
lenden deizen avond ondergcbracht konden
worden, zoodat men de teleurgestelden de toe-
zegging moest doen Vrijdagavond een herha-
ling te zullen geven van hetgeen zij Donder
dag moesten missen.
Toen om halfzes de uitvoering een aanvang
zou nemen betrad de heer Aamoutse, als lei-
der van dezen feestavond, het tooneel om in de
eerste plaats een woord van welkom toe te
spreken aan den Edelachttoaren Heer Burge-
meester Mr. de Kerf, die door zijn aanwezig-
heid een blijk van belangstelling wenschtte te
geven voor het werk, dat door het onderwij-
zend personeel gepresteerd zou worden.
iDaama begroette hij met ingenoimenheid de
tvelen, die gekomen waren om getuige te zijn
van hetgeen onder hun leiding door de kinde-
ren ten tooneele zou worden opgevoerd. Met
een vijftial twee- en drisstemmige liederen
door de hoogste afdeelingen uitgevoerd, werd
het programma ingeizet. De uitvoering was
van dien aard, dat nu reeds door daverende
toejuichingen blijk werd g eg even, hoezeer het
publiek onder den indruk van het gebodene
gekomen was. Dit was evenwel nog slechts
het begin, want de begeestering nam steeds
toe naarimate de verschillende programma-
nummera elkander opviolgden.
lOnder leiding van mej. Vermandel voerden
de allerkleinsten een kalbouterspel uit, dat in
een zestal tooneelen den grootsten bijval ge-
noot. De aankleeding van de spelende kabou-
ters, hazen en boschnymfen onder een kleu-
renrijke belichting brachten de gemoederen
in de hoogste bewonidering. Nog nooit heeft
een auditorium zoo genoten van kinderlijk
spel als bij deze gelegenheid. Groot was het
enthousiasme en klaterend den bijval bij de
vertooning en handeling van elk nieuw too
neel, waarbij de toepasselijke liederen met be-
geleiding van pianomuziek door mevr. Meijer
als het ware een echt tooverspel te zien en
te hooren gaven. Het Kabouterspel, dat ook
reeds eenige malen te Amsterdam met groot
succes is opgevoerd geworden, was welwillend
door de samenstelster, mevr. Betty Wehrens
tot dit doel ter beschikking gesteld. Ook de
costumes waren op aanwijzing en naar teeke-
ning van de ontwerpster uitgevoerd.
Na de kleintjes kwamen de grooteren aan
de beurt, onder leiding van den heer Aar-
noutse. Thans was het een allegorisch zang-
spel, n.l. Lenteontwaken, dat ten tooneele ge-
voerd werd. De inhoud van dit stuk komt
hierop neer, dat de bloemen door Vorst Win
ter nog alle in haar winterslaap gevangen ge-
houden worden. De Lentekoningin stuurt af-
gezanten naar Koning Winter om hem te
smeeken Prins Zonneschijn, die in zijn ijs-
paleis gevangen gehouden wordt, vrij te laten.
Na door pages aangediend te zijn, komen de
gezanten bij Vorst Winter, op zijn ijstroon ge-
zeten en leggen den wensch voor, Prins Zonne
schijn te rnogen meevoeren am de bloemen te
doen ontwaken. In den beginne heeft de bar-
sche Winter daar geen oor naar, maar einde-
lijk geeft hij aan het smeekend verizaek gehoor
en Prins Zonneschijn verricht nu spoedig het
wonder van het ontwaken der bloemenweelde
welk feest met zang en dans gevierd wordt.
Met de meeste aandacht, in volslagen stilte
en de grootste spanning werd het spel gevolgd
en ook hier weer dezelfde uitbarsting in de
meest spontane bewondering voor hetgeen
men te aanschouwen gekregen had. Ook bij
dit spel had de begaafde pianiste mevr. Meijer
een dankbare maar alleshehalve gemakkelijke
taak te vervullen. Namens de uitvoerders
werd haar dan ook door den heer Aamoutse
aan het slot een bouquet bloemen als bewijs
van hulde voor haar belanglooze medewerking
aangelboden. De heer Aamoutse bracht aan
het einde der uitvoering alien dank, die door
hun medewerking dezen feestavond tot een
groot succes hadden gemaakt, terwijl bij
monde van den heer Wehrens namens de tal-
rijke aanwetzigen aan het onderwijzend perso
neel dank werd uibgesproken voor hetgeen
onder him leiding dezen avond door alien ge
noten was geworden.
DE VERDUISTERINGEN TE VL1SSINGEN.
De rechthank te Middellburg deed Vrgdag-
morgen uitspraak in de zaak tegen den 50-
jarigen commies der Ned. Spoorwegen A. C.
v. H., oud-raadslid van Vlissingen, tegen wien
op 27 November wegens verduistering van
6000 ten nadeele van de N. S. en f 6000
7000 ten nadeele van het personeelskolen-
fonds een jaar en drie maanden met aftrek
van het voorarrest was gevorderd.
(De reohtlbank veroordeelde v. H. tot negen
maaniden geivarugenisstraf met aftrek van het
voorarrest.
Ulvenhout, 7 December 1936.
Amico,
Weer 'ns 'nen
tlep!
Da's lang gele-
jian, zulc ge den-
ken.
Allee, da's veul
waar. Maar in 't
leven is zoaveul
te verhapstuk-
ken, dat ge nie
altij dat kunt
doen, wat ge ge-
ren zou doen.
Maar deuze week
dan weer 'ns 'nen
toegevoegd aan
den groeienden optocht van tiepen en tiepe-
kens, die al deur m'n briieven defileerde.
D'n Dries.
Dries van den Buitendijk.
Hij is verlejen maand gestorven en telkens
als ik aan 'm denk, dan zie 'k 'm daar, mee
zijn lange, witte haren langs den stroeven,
edelen kop liggen in z'n gemeniede doodkist,
waaraan geen andere versiering was, dan 'n
zwart kruiske op den oranjen deksel.
Want hij was arm, veul arm den Dries. A>
mer, dan ie eigens wist...!
Niks, niks heeft ie nagelaten, dan zijnen
ijzeren bril. Z'n kleeren waren van 't Huis, in
de stad. En z'nen paternoster heeft ie meege-
nomen in 't graf.
Ik heib 'm altij geken'd, m'n heele leven. En
hij was altij ,„oud". Veul oud. Dat zat m in
z'n grijze haren!
Ook was ie kolossaal groot. D'n grootste
wel van heel ons dorp. En stork, sterk lijk 'n
peend. Misschien nog sterker.
Want den wagel, te zwaar veur 'n peerd,
kost d'n Dries uit den madder tillen en op
gang briengen.
Wij kinders, wij waren 'n bietje bang veur
Dries van den Buitendijk. Of hang? Bang is
't goeie woord nie. Want den Dries hield van
ons.
Dikwijls als wij op den weg aan 't speulen
waren, dat d'n Dries ons floot! Hij stond
dan bij 't raam van den snoepwinkel.
Rap, zoo rap we kosten loopen, spoeiden
we dan naar 'm toe. Totop vijf meters
afstand ongeveer. Hij was zoo schrikkelijk
groot, ziet ge! En als ge dan zoo heel dichtlbij
'm sitond, moest g'oew hoofd zoo erg in oewen
nek gooien, am den Dries te kunnen aanzien!
En dan gi'beurde 't wel, dat ie mee twee
zeuvenmijlssiprongen op ons afkwam en dat ie
mee 6dnen greep van z'n armen-als-meulen-
wieken zoo kolessaal, vijf zes jongens tegelijijk
,,opraapte" en ons dan twee meter van den
grond lichitte.
Ja, dan waren we toch wel 'n bietje hang
als we zoo dicht, zoo van vlak'bij in zijn groote,
glanzend' oogen keken, diep genoeg om in te
kunnen verdrinken. In die matelooze, blaauwe
oogen, onder de zware harde wenkbrauwen,
die alle kanten uitpiekten.
Als we zoo van vlakkebij de boskes grijze
haren uit z'n ooren zagen groeien. En als
we zoo, teugen z'n peerdenlijf aangeklemd,
zijnen lach voelden dreunen en knoersen deur
onze ziel, ja dan, dan hadden we veur hum
alleen meer, veul meer respect, dan veur
meneer pastoor, den bovenmeester en den
veldiwachter bij malkaar!
Wat ons veural zoo stil maakte dan: dieen
mensch lachte nooit. Nooit! Altij ging ie
even straef zijnen weg. 'n Bietje gebogen,
lijk lange tiepen dat vel doen, z'n ...meulen-
wieken" op den rug, beende-n-ie meestentijen,
mee z'n zeuvenimijlspassen veunbij. Maar zoo
gaauw als ie zich mee ons kinders, bemoeide,
dan begost zijnen stroeven („deftigen", von-
den wij) kop te lachen en dan kwam daar
zo'n groote verandering op dat gezicht, dat
wij 't nie begrepen en 'n bietje stom en ang-
stig er naar keken.
Hij ging dan mee ons '"naar binnen, lee *.t
„pak kinders" op de toontbank, na eerst mee
zijn tanden 'nen baalzak rijst van die toon-
bank te hebtben opzijgezet en dan zee-t-ite:
,,zoeken juilie nou allemaal maar 'ns wat lek-
kers uit!"
Als we dan uitgezocht hadden, uit de nistels
van drop, spinnekopperi van druivensuiker,
'zuurtoallen, tooverballekes, ,,onderstedoos" (al-
derhande snoepafval deur malkaar!) suikeren
brillen en „steentjes" (suikeren grint), dan
moesten we nog iets uitzoeken veur ons broers
of zuskes em dan dan smeerden wij 'm den
weg op, zonder den Dries te bedanken. Maar
dan heurden wij 'm uit de verte lachen en
dat klonk, zoo wijd weg, dan lijk klokkend
water.
Thuis wieid weinig ewer den Dries gespro-
ken. Dat wil zeggen, als wij, kinders, erbij
waren, tenminste
Als we dan thuiskwamen, mee 't snoep-
goed, en't verhaal over den sterken Dries, die
„zoomaar", mee z'n armen vol jong, 'nen
baal rijst opzij zette mee z'n tanden, dan
keken vader en moeder malkaar 'ns aan.
Vader schudde zijn hoofd, moeder keek 'n
tnetje treurig, doch me en... dat viel me veul
op: nooit wierd me geivraagd, zooals altij in
andere soortgelijke gevallen, dat ge 'ns wat
gekregen had: „ge hebt die-en memsch tocih
retjes en vriendelijk bedankt? Pas op, als ik
ooit hoor, dat ge nie heleefd zijt geweest,
horre!"
Nooit wierd me zooiets gezeed als ik iets
van Dries van den Buitendijk had gekregen.
Wat me nog vriendelijker stemde, veur den
Dries...! Wlant meestal... nou-ja, hoe zijn
kinders? Net jonge honden! Ze slolbberen den
vetten hap op en huppelen weg!
Als ik ouwer werd, dan is me een en ander
iets duidelijker geworden.
Dan hoorde-n-ik dat ie nie altij alleen was
g owe est, in z'n huiske. Maar dat z'n vrouw
was weggeloopem, nadat den Dries, die zoo
angstig sterk was, 'nen kearel in z'n huiske
had neergeslagen en toen den weg opgegooid
als 'nen vod.
D'n vent was er nie meer boyenop geko
men, den Dries was gehaald en enkele jaren
had z'n huiske leeggestaan.
'Nen touur had planken veur de ramen ge-
timimerd en na drie jaren kwam den Dries
verorn. Grijs. En stroef.
,,De redhters waren veul mee 'm begaan,"
wierd me verteld en zoodoende was ie zoo
„lidbit" gestraft.
Maar 't heele dorp trok z'n eigen 'n bietje
angstig terug, van deuizen witten reus, die
sterker was dan 'n peerd.
D'n tijd kwam, da'k aan 't hoofd van onizen
hof kwam staan; mee m'n Truike.
Als ik 'nen keer thuiskwam mee den groen-
temwagel, zat m'n wefke in 't weergaren. Ze
was pas een-en-twintig, amico, m'n toetelote-
riske!
,,Zeg, *Dre, dieen schrikkelijken vent is hier
komen afzetten, dieen grijzen Dries! Van den
mididag. Hij is ten goeie weg. Ik ril en ik
beef! 'k Ben gaar van streek. Brrr! Hij
kost sjuust onider de deur. En 'n oogen, 'n
oogen staan er in dieen vent z'nen kop! 'k Zie
ze allemaal nog veur me! 't Wit is rood deur-
loopen. De kassen zijn zoo groot en zoo dik
als m'nen vuist; deer! En hij ziet oe aan als,
als 'n peerd, als 'n koei, a-a-a-als 'n beest oe
aanziet. Sjuust zoo-zoo-zoo seerjeus, zoo
Lriestig, dunkt me!
Och, sclhei uit wefke, dieen mensch doet
geen vlieg kwaad! Wat kwam ie doen, daar
ben 'k nieuwsgierig naar...!''1
,,Geen vlieg kwaad...? En zoo, zoo licht-
veerdig praat gij Grj, die op Ulvenhout ge-
boren en getogen zijt? Is jou dan nie be-
kend dat
„Wat kwam ie doen?"
,;Hij wilde jou spreken Ik denk veur werk,
maar ik zeg oe, Dte, ge haalt dieen vent nie
in huis! Enne... enne... hij komt... hij ko-ko-
ko-komt trug...!"
Ik zee maar niks meer, amico, want zoo
jong ik was, ik begreep al lanig, iteugen zoo'n
vrouiw, zoo vol angst en afkeer viel nie te
prat en.
Maar's avonds, als den Dries verom kwam,
dan heto ik 'it toch zoo aangeleed, dat Trui
er bij was, bij 't gesprek.
Ik begost maar dalijk mee 'm te praten
over zooveul jaren (tien, odherme...!) gelejen,
dat ie me, mee de andere jongens oppakte,
naar den snoiepwinkel droeg en 'n rondje
tocivertoallen weggaf. We lach ten 'ns, rook-
ten 'n sigaar en Trui schonk 'n 'nen bak
koffie in.
D'n kearel genoot.
,,iBeidankt, Truike," zee-t-ie: ,,dat zal sma-
ken! 't Is lang gelejen dat 'n vrouw veur mij
'n tas koffie gereed maakte". En z'n groote
koeienoogen staarden wijd, wijd weg, 'nen
weg van twintig jaren op. Ja, 't was over
werk, dat ie praten kwam.
ilk zee: „volgende week gaan we hooien.
Kunt ge Maandag komen, Dries?"
Bedankt, Drd. Ja."
,,D'n Dries komt morgen," zee Trui: ,,dan
kan ie den hooizolder alvast ruimen en zoo."
,,Ja Dries?" vroeg ik.
„Geren menscben!"
Ja amico, zoo zijn die wefkens. Als ze een-
maal amslaan, dan afijn!
iEn zoo is den Dries veul op onzen hof ge
komen. 'k Had in die dagen meer volk noodig,
dan teugenwoondig, ook in 't boereniheidrijf
ooncurreerde de machine den mensch naar den
steun en in drukke tijen, allee, dan kwam
't op eenen arbeider mder niet aan, (wel op
eenen minder!)
D'n Dries was nou vijfenveertig jaren om-
trenit. Als ie in 't hooiland stond, 't boeize-
roen los, daarboven 'nen nek als 'nen pileer,
die 'nen kop droeg, wijs als van tachtig jaren
levenservarimg, scherp en bruin als gegoten
uit brons, waarlangs 'nen golf van witte
manen viel, als d n reus daar dan z'n zeis
mee breeje, regelmatige, als machinale slagen
deur 't gewas sloeg, dan stond daar 'n levend
geworden standbeeld, amico, waar g'oew
oogen op uitkeek.
De mouwen omhoog gestroopt en weer was
't gebeeldhouwd en gegoten brons wat ge aan
anmen zag, die mee de regclmaat van stalen
machinestangen den knuppel van de zeis deur
den broeiheeten dag sloegen, van 's morgens
vier, toit 's avonds negen uren.
Niemand sprak teugen 'm. En hij, hij dee
geen oogeniblik moeite om anderen te laten
spreken. Hij ging zijnen eenzamen zwaren
gang en lachte wel 'ns teugen kinderen. Ook
kost ie 'n peerd staan aankijken, op den
schoeft kloppen en veurzichtig streelen. Maar
verder gingen z'n vriendelijkheden nie.
't Volk haatte 'm.
Nie, omdat ie 'ns ,,gezeten" had. Ieder, den
lompsten kever zelfs, weet genoeg: 't is geen
misdaad sterk te zijn en in edelen drift 'n
ongeluk te begaan!
Neee, dat was 't nie!
Maar den Dries, ja hoe zal ik 't zeggen?
Hij was te... te sterk in elken zin, in elke
beteekenis
Hij kost langer werken, dan wie ook?
Hij kost beter werken, dan wie ook?
Hij was ijiveriger, dan wie ook?
Punctueeler, sjecuurder, gewetensvoller in
zijnen arlbegl, allee ge verstaat!
Hij dee z'nen arbeid goed, beter dan ieder
ander en... hij ging zijnen eigen, eenzamen
gang. Hij moeide ziclh mee 'n ander nie. Had
geenen raad noodig! Geen hulp noodig. Hij
werkte en werkte veul en goed!
Praat ging langs z'n kouwe kleeren. 'n Op-
merking van den baas nam ie ter harte. Zee:
,,jawel" en dee 't zoo, als den baas 'm vroeg.
Achter z'n huiske had ie nog 'n lapke bouw-
grond. Dat bebouwde-n-ie veur z'n eigen
„huishouwen". Dus den boer had aan hum
geenen bedeleer, geenen kearel, die nou eeuwig
en altij van alles gabruiken kost en... dus nie
zoo sjecuur te vertrouwen is.
Maar... daar waren ook boeren, waar den
Driek evenmin rvoldoen kost, als bij 't per
soneel
Wlant, amico, 't klinkt gek, maar... daar
zijn „ibaizen", die nie houwen van 'nen knecht,
waaropnooit iets te zeggen valt!
Daar zijn zeuns van bazen ook, die niie geren
veuilbeeld neon en aan 'nen knecht!
Daar zijn kortam, van die ,,meerderen" die
dikwijls de minderen zijn, van huilie minderen!
En zo'nen mindere, onder zo'nen ,,meer-
dere" is dan weinig te benijen.
"it Vrouwvolk had ie ook teugen. Want den
Dries keek de wijven nie meer aan! En
dat laat 't vrouwvolk nie welgevallen van
'nen... knappen kearel! Dat alles wier dan
ook den grooten strijd van dieen monumen-
talen Dries, die nou eenimaal nie anders wer
ken kost, dan die werkte: puik, ijverig, on-
vermoeid en vol plicihtsgevoel!
Als den Dries bij mij werkte, had ik meer
dan anders last mee m'n volk. Ik spreek dus
uit ervaring.
Zoo heeft deuizen mensch gewerkt en ge-
leefd tot z'n tachtigste jaar! Eenzaam, vlij-
tig, verbeten.
Toen ging ie, mee '.n paar oivergespaarde
centen naar 't ,,HuiS".
Waar ie vijf jaren later, verlejen maand,
stierf. Sitillekes, in den slaap. Geen poeierke,
geen pilleke hoefde aan hum gespendeerd te
worden.
Achter den wagel ging een gerij. Mee eenen
mensch, die 'm eer bewees op zijnen lesten
gang. Eenen ouwen ,Jbaas", die den Dries
waardeerde boven al z'n andere personeel en
tocih den Dries in lossen dienst moest houwen.
Dries van den Buitendijk, die te sterk was, am
gelukkig te zijn.
■Bij de veule zwakkelingen op deuze weareld
is Dries van den Buitendijk wel 'n uitzonde-
ring.
Maar, amico, daar zijn toch meer van deuze
tiepen, dan ge denkt!
Daar wordt Weniig van gesproken! Wiedes.
De zwakkelingen spreken nie geren van „den
Dries" in huilien kring. En his ze van 'm
spreken, dan is 't over dat ongeluk, dan i-s 't
dat ie... .^gezeten" heeft. „Heer, ik dank U,
dat ik niet ben, als hij." Weet ge wel, amico?
Da's 't verhaal van Dries van den Buiten
dijk, die nou mee zijnen paternoster bij 'm,
daar in Z'n gemeniede klst ligt, in 'n graf, dat
niemand weet aan te wijzen. Waar ik 'm
gebrocht heto op 'nen vroegen, donkeren
Novembermorgen, toen den hagel ap de kist
kletterde.
Da's 't verhaal van deuzen tiep dan.
(Veul groeten van Trui en als altij geen
haarke minder van oewen
t.a.v.
DRfi.
HOE BRONKHORST HET VORSTELIJK
HUWELIJK VIERT.
1
De speciale correspondent van het ,,Han-
delsblad" te Bronkhorst schrijft:
Wie wel eens in den Achterhoek gezwor-
ven heeft, zal zeker niet venzuimd h ebb en het
stadje Bromkhorst, dat zoo sch-iiderachtig aan
den IJssel gelegen is, tegenover Brummen, te
bezoeken. Slechts enkele honderden inwoners
telt dit miniatuur-stedieke, maar het heeft een
gascitriedenis, die er wezen mag-
Hier toch zetelde in oude tijden het roem-
rucht ges'lacht van de Bronkhorsten, die in
Geld er land uitgebreide goederen bezaten, zoo-
als te Renikum (Reidichem), Batentourg, Bor-
cuio, Homoet (Betuwe), Wfech, Styrum en
andere plaatsen. Zij waren aan vorstelijke
geslacihten venmaagschapt en hun naam wordt
in de getsehiedenis van Bronkhorst reeds in
1028 genoemd. In de middeleeuwen voerden
zij een voortdurenden strijd met een ander,
niet minder oud en benoemd geslacht, n.l. de
Van Heeckerens en het spreekt wel vanzelf,
dat het stadje Bronkhorst, hij de wisselende
krijigskans, zijn deel kreeg; imimers hier stond
en staat nog zij het dan dat in den loop
der tijden heel wat er aan verandend is het
kasteel Bronkhorst, am welks bezit vaak zoo
heftiig gestrcden is. En in den Tachtigjarigen
oorlog waren het de Spanjaarden, die er danig
huishiellden en wat er toen nog gespaard ge-
bleven werd, moest het bij geweidige bran-
den, die in 1635, 1666 en 1770 woedden, ont-
gelden. Zoo is in Bronkhorst in den loop der
tijden veel veranderd, maar wat bleef, was de
inigewortellde zin voor tradiitie. Bronkhorst
hegft zich slechts noode aan den modernen
tijd aanigepast, voor zoover dat althans niet
te vermijlden viel, maar de opvattinigen van
saamlhoorigheid, de oer-oude familiegebruiken,
de folkloristiische gewoonten, zij zijn er be-
waard gelbleven en zij wiorden ook in onze
dagen nag gekoesterd als een zeer kiostlbaar
bezit.
Wat de Bronkhorstenaars ook eensgezmd
onderhouden, is de liiefde voor het Hiuis van
Oranj'e. Immers, was het niet Will em van
Bronkhorst, ©en der aanvoerders van het
leger der Staatschen, die als trouwe vazal
van Will em den Zrwijger in 1573 bij een paging
tot ontizet van Leiden sneuvelde! Ook in dit
opizicht heeft men dus in het stadje een tra-
ditie te be waren.
En nu gaat cp 7 Januari a.s. gebeuran,
waar heel het Netderlandsdhe volk in spanning
naar ultigeiziien heeft, Prinses Juliana, de lief-
talliige en beminnelijike telig van het Huis van
Oranje, zal op dien dag in den echt venbon-
den worden met Prins Bernhard van Lippe-
Biesterveld en in Bronkhorst h'eeft dat ge-
wichtilge feit voor vaderland en vorstenhuis
de harten warm gemaakt. Men las in de
kranten van de groote feesten die worden ge-
organiseerd. Men hoorde van plannen voor
schitterende ihuminatie, van prachtige volks-
feesten en wat er al zoo meer getoeuren gaat.
En de Bronkihorsters begrepenwrj mogen
niet achterhlijven, want dit wordt een brui-
loft, die door het geheele Nederlandsche volk
wordt medegevierd.
Een bruiloft... ja, dat was het ware woord!
Bruiloft beteekent in den Achterhoek nog iets
anders dan elders, waar men deze in den en-
gen krinig van familieleden en zeer intdeme
kenniissen pleegt te vieren. Wianneer in den
Achterhoek een paartje in het huwelijk trad,
dan was het de gewoonte der vaderen, die de
Bronikhonsters zoo goed bewaard hebben, dat
op den deel van de boerderij de speleman met
zijn fiadei kwam en dat een „disch" werd aan-
gerdcht, waaraan iedere dorpsgenoot kon aan-
zitten. Dan werd een maandeniang zorg-
vuMdig gemest varken of rund geslacht, dan
droeg ieder een deel bij tot het bruiloftsmaal
en werd een krentenbrood gebakkeh, dat geen
twee mannen konden torsen. Dan werden
de vaatj'es schuimend bier aangeslagen en
dan at en dronk men, danste en zong tat die
morgenschemening de nadering van een nieu-
wen dag verkondigde. Kortam, dan was ge-
heel het dorp 6en groote familie.
En dus heeft men in Bronkhorst een kor-
daat hesluit genomen. Met al dat modeme
gedoe doet men niet mee, men viert de Vor
stelijke bruiloft zooals het bahoort en zoo-
als men het in vroeger eeuwen in Gelre altijd
dead: door een openbaar bruiloftsmaal! In de
openbare school zal men een disch aanridh-
ten, waar een echte Geldersche koffietafel
wordt opgediend, er wordt een varken ge
mest, dat als offer op dien gedenkwaardigen
dag zal vallen, er komt natuurlrjk het nao-
dige aantal speeLmannen en men zal oak zor-
gen, dat er een hartige dronk is.
Uit ieder gezin mogen twee personen aan-
zitten; willen er meer komen, dan zijn zij har-
tlelijk welkam, maar dan zullen zij zich een
klein geldelijk offer moeten getroosten, want
men wil niet al te letterlijk vasthouden aan
Brederode's ontboezeminjg in zijn ,,Lucelle":
Ick souw u al te saam hartgrondigh
ruoon te feeist.
Maar mits mijn groot geslacht van
vrienden mij beletten,
iDus neemt dit dan voor lief, want ick
maoh u niet setten.
iEn zoo zal Bronkhorst het huwelijk van
onze Kroonprinses op even oorsprankelijke.
als gemoedelijke wijze vieren en het spreedct
wel van zelf, dat heel het stadje er reeds vol
van is, want dit vindt men nu ©eras een pro
gramma,, Bronkhorst volkcxmen waandng. Het
is een goede, oude Achterhoeksche gewoonte
in eere hersteld. En wanneer het bruilofts
maal genoten is, dan gaan de tafels aan dien
kant en zal men zich vermaken met dans en
muziek, want:
Een bruiloft is, zoowaar ik leef,
Een heel plezierig ding,
Je eet en drinkt je dik en scheef,
En danst en zingt en spring!
Mage het den Bronkihorsters wel bekamen
Vergadering van Donderdag 19 November
1936, des voormiddags 10 uur.
Voorzitter: de heer Mr. P. H. W. F.
Tellegen, burgemee3ter.
Tegenwoordig de leden: L. J. Geelhoedt, D.
Scheele, C. A. Verlinde, N. J. C. Lamhrechtsen
van Ritthem, D. E. de Kraker, J. Duurinck,
E. L. van Hecke, H. J. Colsen, L. J. van Driel,
J. N. 't Gilde, M. de Vos, J. den Hamer en A.
de Bruijn.
Afwezig'de heeren D. van Aken en P. van
Oadsand.
In de namiddagzitting is mede aanwezig de
heer D. van Aken.
(4. Slot.)
320. Kosten van werkverschaffing aan
werkloozen, door of vanwege de gemeente on-
demomen. f 1000.
De heer DEN HAMER vraagt of het de
bedoeling is, in deze steunregeling per 1
December a.s. aan de kastrekkers een toeslag
op de uitkeering te verleenen plus een kolen-
bon, zoodat deze gelijk komen aan de steun-
trekkers.
De heer SCHEELE zegt dat meerdere mesn-
schen hier niets van af weten daar velen maar
aan burgemeester en wethouders of aan de
raad schrijven zonder dat ze weten hoe de
zaak in elkaar zit. De uitkeering uit de
werkloozenkas voor de landarbeiders bedraagt
f 1,40 per dag en f 8,40 per week. De werk-
loozensteun voor de uitgetrokken landarbei
ders is thans met 50 cent verhooigd en op
7,50 bepaald, met nog een kindertoeslag. De
steun wordt dan voor een gezin met 3 kinde
ren 9 met kolenbon dus f 10.
Als kastrekker ontvangt hij f 8,40 toe-
slag kasuitkeering 0,60 voile kolenbon
10. Een gezin met 1 kind ontvangt als
werkloozensteun 7,50 0,50 cent kinder-
toeslag kolenbon 9. Als kastrekker
f 8,40 f 0,60 kolenbon f 9. De kolentoe-
slag op de uitkeering uit de werkloozenkas
blijft geheel ten laste van de gemeente en
daarom moeten iwij ook ontraden aan de kas
trekkers steeds een voile kolenbon te vei-
schaffen. Ik zou zeggen, dat er in dezen
niets meer te zeggen is.
Men kan dus komen tot 11,40 maximum,
daar men nooit hooger kan komen dan 95
van de f 12 die door die regeering als grond-
loon zijn vastgesteld. De kastrekkers krijgen
dus boven hun kasuitkeering zooveel bijbe-
taaid dat zij een gelijk bedrag ontvongen als
de werklooze steun met kolenbon van een uit
getrokken werklooze.
De heer DEN HAMER stelde alleen zijn
vraag in verband met iden kolenbon voor de
kastrekkers.
De heer DE KRAKER merkt op, dat de
ondervinding van sommigen is, dat zij de
0,60 van de gemeente niet ontvangen.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit een
voorbeeld .is uit de theorie, doch niet uit het
werkelijike leven.
De heer DE KRAKER meent, dat de bedoe
ling van dien Voorzitter dus is, dat zij de
f 0,60 van de gemeente niet ontvangen.
De heer DE VOS merkt op, dat ongeveer
een jaar geleden aangenomen is, dat een gelijk
bedrag zal worden gegeven, aan de kastrek
kers ala aan de steuntrekkers, plus de kolen
bon. Wordt deze dan niet gegeven? Indien
de groote gezinnen een toeslag ontvangen, die-
i