GEMEENTERAAD VAN
TER NEUZEN.
Vergadering van Donderdag 22 Oct. 1936,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter: de heer Mr. P. H. W. F. Telle-
gen, burgemeester.
Tegenwoordig de leden L. J. Geelhoedt, D.
Scheele, N. J. C. Lambrechtsen van Rittihem,
D. van Aken, D. E. de Kraker, J. Duurinck,
E. L. van Hecke, 'H. J, Colsen, L. J. van
Driel, J. N. 't Glide, M. de Vos, J. den Hamer,
A. de Bruijn en P. van Cadsand.
(3. Slot.)
10. Wyziging begrooting 1936.
Burgemeester en wetbouders van Ter Neu-
zen stellen den raad dier gemeente voor de
begrooting van inkomsten en uitgaven voor
bet dienstjaar 1936 te wijzigen als volgt:
Gewone dienst:
onder de ontvangsten te vermeerderen de
volgende posten:
scbenking buldigingscomite Burgemeester
Huizinga voor de Burgemeester Huizinga-bank
j 100; buur van buizen en andere gebouwen,
vergoeding Z. L. M. over 1933, 1934, 1935
f 1140,50; totale vermeerdering der inkomsten
f 1240,50;
onder de uitgaven te vermeerderen de vol
gende posten;
vergoeding aan de scboonbeidscommissie
voor beoordeeling bouwplannen 50; onder-
boud wandelplaatsen en plantsoenen (Huizin-
gabank) j 300; bijdrage aan hoofdstuk VIII
van den kapitaalsdienst 100; subsidie voor
bet lager nijverheidsonderwijs 3201,64; sub
sidie borgstellingsfonds 1465,36; totale ver
meerdering der uitgaven f 5117
onvoorziene uitgaven 3876,50.
Kapitaalsdienst
onder de inkomsten te vermeerderen de vol
gende post:
bijdrage van boofdstuk VIII van den gewo-
nen dienst 100; totale vermeerdering der in
komsten j 100;
odder de uitgaven te vermeerderen de vol
gende post:
uitkeering 80 vergoeding art. 205ter
45.100; totale vermeerdering der uitgaven
f 45.100.
Ingekomen is een rapport van den penning-
meester van de vereeniging „De Ambacbts-
scbool voor Ter Neuzen en Omstreken" aan
bet bestuur dier vereeniging, naar aanleiding
der missive van burgemeester en wetbouders
van Ter Neuzen, d.d. 6 Augustus 1936, no.
1612, in verband met de verrekening van bet
exploitatietekort der inricbting.
Naar aanleiding van bet ter beantwoording
in mijne banden gesteld scbrijven van bet ge
meentebestuur van Ter Neuzen, d.d. 6 Augus
tus 1936, no. 1612, om zooveel mogelijk de oor-
zaken te wiUan mededeelen, waardoor bdt
exploitatietekort over bet jaar 1921 (door de
gemeente) niet is verrekend, komt bet mij
voor, dat, letterlijk opgevat, Uw bestuur die
vraag naar waarbeid met 4 woorden zou kun-
nen beantwoorden, n.l. „die kennen wij niet".
Evenwel, de bespreking van de onderbavige
kwestie in de raadszitting van 30 Juli 1.1. in
aanmerking nemende, vermeen ik, dat de ge-
stelde vraag iets ruimer beboort te worden
opgevat, en, aangezien de bistorie dezer
kwestie uit de blrjkens bet raadsverslag ge-
geven inlicbtingen niet ten voile tot zijn recbt
is gekomen, bet gemeentebtistuur en ook de
gemeenteraad er prijs op zullen stellen, zoo
volledig mogelijk omtrent bet ontstaan daar-
van te worden ingelicbt.
Ik moet dan in bet geheugen terugroepen
bet jaar 1925, toen na bet overlijden van den
toenmaligen penningmeester en bet over-
nemen daarvan door den secretaris van ons
bestuur, den beer A. L. de Jong, bleek, dat
daarin leemten voorkwamen, die een algebeel
tecbniscb onderzoek noodzakelijk maakten.
Op verzoek van bet bestuur is daarvoor
overgekomen bet hoofd van den accountants-
dienst bij bet Departement van Onderwijs,
Kunsten en Wetenscbappen, die, met den
toenmaligen directeur, den beer Butbfer, de
administratie, vanaf de opricbting onzer ver
eeniging en de stichting der school beeft na-
gegaan en uit de voorbanden zijnde boeken
en bescbeiden een conclusie heeft getrokken
waarbij de stand der kas op grond daarvan
werd vastgesteld.
In aanmerking moet worden genomen, dat
daarbij groote moeilgkheden zullen zijn onder-
vonden, aangezien bet Departement zeer acb-
terlijk was met bet afrekenen der verscbillende
dienstjaren, welke in den loop van 1927 nog
over de jaren vanaf 1922 bebben plaats gebad,
waardoor dus een aantal jaren over de kas
ineenliepen, die dan, wanneer de inrichting
der boekhouding daarop niet speciaal is in-
■gericnt, niet dan met veel moeite uiteen zijn te
halen'.
De beer De Jong, wien, zooals u zich nog
tierinneren zult, een administrateur werd ter-
zijde gesteld, aanvaardde alzoo voor bet jaar
1926 de kas en boekhouding, overeenkomstig
de cijfers vastgesteld na het accountantsonder-
zoek, en bet voltallige bestuur was van oor-,
deel, dat de administratie nu op een gezond
peil stond.
Aan bet eind van bet jaar 1926 gaf de heer
De Jong aan bet bestuur te kennen, dat bij
ernstig bezwaar had, nevens het secretariaat
ook de verantwoording van penningmeester te
blijven dragen. Hij sprak van ondervonden
moeilijkheden en vreesde verder in de toe-
komst, omdat hij dat deel van de bestuurstaak
niet meester was, althans niet volledig ken
overzien en gaf ook in overweging in verband
daarmede ontslag te verleenen aan den ad
ministrateur met 31 December 1926.
Ondanks daartegen aangevoerde vertoogen,
bleef de heer De Jong bij zrjn besluit. Bij on-
derlinge besprekingen in bet bestuur bleek,
dat geen der beeren, die daartoe overigens
overeenkomstig hun aanleg en werkkring in
staat konden worden geacbt, geneigd was de
functie van penningmeester te aanvaarden,
zoodat tenslotte bet verzoek kwam tot onder-
geteekende om die functie en daarmede de
verantwoording voor bet geldelijk beheer te
willen aanvaarden.
Ik wil bier tegenover ben aan wie dit wel-
licht moge ontgaan aanstippen, dat bet eenige
voorrecht, verbonden aan de functie van be-
stuurslid en dus ook van penningmeester der
ambacbtsscbool is, dat men jaarlijks een con-
tributie mag betalen. Daarvoor mag men dan
natuurlijk ten bate van bet nijverbeidsonder
wijs, dat als een algemeen belang te beschou-
wen is, maar na de wet van 4 October 1919,
voomamelrjk ten behoeve van den Staat en
•de gemeente voor de inricbting de verant
woording voor een tamelijk omvangrijke ad
ministratie dragen.
Evenwel, wil een ambachtsschoolvereeniging
baar taak kunnen verricbten, dan beeft zij ook
een penningmeester noodig.
Wellicht hebben de zijn taak neerleggende
functionaris en de heeren die geen lust had-
den bem op te volgen, voor bun persoon gelijk
gehad, ze hebben zich, naar de verdere jaren
geleerd hebben een groote inwendige zorg en
bun gezin en familie ernstige verontrustingen
bespaard.
Doch de samenleving stelt zjjn eischen en
wanneer ten bate der gemeenschap niemand*
arbeid en verantwoording op zich zou wen-
scben te nemen, zou veel van betgeen tbans
ten bate der gemeenschap en der samen
leving bestaat, tot niets verzinken.
Ondergeteekende beeft nimmer verantwoor
ding voor werk dat hij meende te kunnen ver
ricbten geschroomd en beeft steeds uitgegaan
van de stelling, dat moeilijkheden er zijn om
ze te overwinnen. Ondanks mijn reeds zeer
drukke en veelzijdige ambtelijke bemoei'ingen
heb ik dus toen gemeend mij niet te mogen
onttrekken en beb de functie aanvaard, onder
voorwaarde dat mij een schrijver zou mogen
ter zijde staan, die onder mijn onmiddellijk
toezicht de werkzaamheden zou verricbten.
Uw bestuur beeft daaraan goedkeuring ver-
leend en heeft er ook genoegen mee genomen,
dat mijn veantwoording slechts zou gelden
voor het bebeer vanaf 1 Januari 1927 en met
alle voorbehoud voor betgeen vddr dien datum
was geschied of nog voor den dag zou komen.
De rekening over 1926 is nog opgemaakt
door den administateur van mijn voorganger.
In verband met het vaststellen van bet kas-
saldo door den rijksaccountant zijn daarop
door mij nog enkele correcties voorgesteld, die
de goedkeuring van uw bestuur en ook van den
Minister van Onderwgs, Kunsten en Weten
scbappen mochten erlangen, en ik vermeende
toen, dat bet verleaen kon worden afgesloten.
Door mjj waren ovorgenomen de saldi in
kas, bij den bankier en bj den postcheque en
girodienst, en mij bleek, dat bij tijdig opnemen
van de toegekende subsidies (welke worden
berekend naar bet bedrag der ingdiende be
grooting) er steeds voldoer.de kasgeld was om
de verscbillende betalingen te verricbten, en
ook te voldoer. aan de aanscnrijving die in den
loop van 1927 binnenkwam en om aan bet
lijk en de gemeente in verband met afreke-
ningen over de jaren 1922, 1923, 1924 en 1925
bedragen weger.s te veel genoten subsidie
terug te betalen, terwijl ook wel enkele be
dragen wegens te weinig genoten subsidie
werden ontvangen.
Ofscboon het mij wel eens hinderde, dat de
administratie van voor 1926 voor mij een ge-
sloten boek was, daaromtrent zijn n.l. in bet
arcbief naar mij werd nxeegedeeld geen ge-
gevens meer voorbanden, deze berusten dan
vermoedelijk in extenso of in afschrift bij het
Departement, verliep het bebeer zeer normaal.
De administratie was door mij zooals u bekend
is, ingericbt volgens een methode dat fouten
menschelijkerwijs uitgesloten moeten worden
geacbt, aangezien zij op 2 plaatsen wordt ge-
voerd, n.l. door den directeur der school en
door mijn schrijver, welke elkaar voortdurend
door vergelijkingen controleeren, terwijl de gel
den die maandelijks voor de school worden
aangevraagd voor bet doen der betalingen ook
maand voor maand door bewijzen van betaling
worden gedekt.
Verzekerd van een absoluut betrouwbaar
bebeer was bet voor mij nog niet bepaald een
bron van onrust, toen ik ongeveer een jaar of
4 geleden op een bepaald tijdstip tot de con
clusie kwam, dat de kas in plaats van een
mooi saldo bij den bankier, leeg was en ik, om
te voldoen aan de aanvraag om maandgeld,
bij den bankier voor de school in debet kwam
te staan. Na bet ontvangen van termijnen
van subsidie kwam er weer een crediet en kon
ik weer voort. Eerst toen zich dat feit her-
baalde kwam ik tot de overtuiging, dat er
iets niet in orde moest zijn. Een paar jaar
geleden de.ed ik van die ontdekking voorloopig
meaedeeling aan uw bestuur, met de toezeg-
ging dat ik de oorzaak hoopte te kunnen na-
speuren en dan nader rapport zou doen.
Dat onderzoek werd door mij aangevangen.
Dit is voor iemand die geen accountantsbe-
kwaamheden bezit, zelfs niet wetenschappelijk
opleiding in boekhouding heeft genoten, geen
sinecure. Veel tijd is door mij toen vruchteloos
aan het onderzoek besteed, zonder dat ik een
stap verder kwam tot een oplossing. Door
andere dringende ambtsbezigbeden moest ik
dat onderzoek weer staken, terwijl mijn toe-
nemende ongesteldheid oorzaak was, dat bet
gebeel bleef liggen.
Ondertusschen was door een globale bere-
kening de wetenschap ontstaan, dat er een
bedrag niet ver van de 2000 aan de kas
moest ontlbreken. Die wetenschap ontstond nu
voorgaande jaren waren afgerekend door be-
rekening van betgeen voor 1935 was ontvan
gen en voor dat jaar was uitgegeven, bij be-
rekeming van bet bedrag dat dan nog voor
banden moest zijn, doch er niet was.
Die wetenschap was voor mijn familie in
het bijzonder zorgelijk, toen het ziekenhuis
mij opeischte en mijn toestand van ernstigen
aard was. Ik kon op dat tijdstip alleen verkla-
ren volkomen overtudgd te zijn, dat tijdens
mijn beheer geen kasgeld kon verdwenen zijn,
zoodat de eenige mogelijkheid was, dat dit
vddr mijn bebeer was geschied en de conclu
sie voor de hand lag, dat in den aanvang van
1926 het kassaldo bij bet gehouden onderzoek
niet juist zou zijn vastgesteld. Aan mijn over
tuiging bad echter noch uw dienaar, nocb zijn
familie houvast, die feiten moesten worden
bewezen.
Gelukkig kon ik in den aanvang van dit jaar
bersteld tot de mijnen terugkeeren en zoodra
ik voldoende krachten voor het verricbten van
werk gevoelde, stelde ik mij tot taak te trach-
ten die bron van onrust uit den weg te rui-
men.
Het werk vlotte nu beter,doch alle ont
vangsten en uitgaven over een tijdsverloop
van 9 jaren beboorden nu stuk voor stuk te
worden nagegaan en vervolgens worden ver-
geleken met de bescheiden van de boekjaren
der school, zoowel dagschool als avondteeken-
school.
Het onderzoek, dat enkele weken vorderde
had, zooals ik destijds mondeling en schrifte-
lijk aan uw bestuur rapporteerde, tot resul-
taat, dat de sinds 1 Januari 1927 tot en met
31 December 1935 ontvangen en uitgegeven
gelden tot op een halven cent konden worden
veramtrwoord en met bewijzen waren gedekt,
dat mijn iboeken alzoo, zooals ik trouwens ook
moest verwachten, volkomen met mijn kas
klopten, doch dat er, de ontvangsten en uit
gaven voor het jaar 1935 in aanmerking ge
nomen, een bedrag van ongeveer 1900 te kort
moest zijn.
De conclusie was, dat alzoo de uitgaven ten
laste van vroagere jaren waren gedaan (te-
rugbetalingen) met subsidies bestemd voor
latere dienstjaren.
Er nesitte ons Bestuur dus niet anders, dan
die zaak ter kennis te brengen van de ons
controleerende en subsidieerende instedlingen,
zijnde het departement van onderwijs en het
gemeentebestuur van Ter Neuzen.'
Overeenkomstig uiwe opdracht bracht ik
mert onzen inmiddels vertrokken voorzitter,
den heer Huizinga, een bezoek aan het depar
tement van onderwijs en deelde het resultaat
van mijn onderzoek mede aan den inspecteur-
generaal en den chef van den accountants-
dienst, onder overlegging van verscbillende
bescheiden.
Ik werd toen uitgenoodigd alle beschikbare
boeken en bescheiden toe te zenden, teneinde
deze met de resultaten van mijn onderzoek te
toetsen, terwijl terstond als aannemelijk werd
aangenomen, dat het verschil zijn oorzaak
vond in de jaren v<jdr 1927.
Na het venzenden der boeken werd van den
accountant van het Departement een sehrij-
ven ontvangen, d.d. 4 April 1936, waarin deze
de vraag stelde, of was na te gaan, of de ge
meente Ter Neuzen over het dienstjaar 1921
met de vereeniging had afgerekend. Voor zoo-
ver uit de van de boeken gemaakte afschrif-
ten was na te gaan, was dit wel geschied over
de jaren 1922, 1923, 1924 en 1925, en van vol
gende jaren werd dit ook aangenomen, doch
otmtrent afrekeninig van 1921 was niets te vin-
den. Volgens het laatste scbrijven van het De
partement is dit nog een bedrag ad 1718,19.
De vraag gold toen: is dat bedrag door de
gemeente niet verrekend, of is het wel verre
kend en heeft de toenmalige penningmeester
het niet venantwoord?
Desrwege is daarop een vraag gericht tot
het gemeentebestuur, dat d.d. 8 April 1936 be-
richt zond, dat in de bescheiden, berustemde
bij de gemeente, niet bljjkt, dat er een afre-
kening heeft plaats gehad van de gemeente-
lijke bijdrage in de exploitatie van de am-
bachtsschool over 1921.
Ik merk hieromtrent op, dat, indien de ver
rekening zou hebben plaats gehad, die uitgaaf
zou moeten verantwoord zijn in de gemeente-
rekening over den dienst 1923, aangeboden in
de raadszitting van 24 Juli 1924, en natuurlijk
ook gedekt zou zijn door een voldaan getee-
kenid betvelsehrift tot betaling, dat van wege
het gemeentebestuur aan den penningmeester
der AmbUchtsschoo 1 zou moeten zijn toege-
zonden.
Mijne wetenschap omtrent de hierboven ge-
noemde data berust op de wetenschap verkre-
gen uit de besprekingen van de onderhavige
kwestie met den gemeente-secretaris en zijn
pi aatsverv anger.
Immers, de verrekening van de' gemeente
Ter Neuzen met de- vereeniging over een ex-
ploitatiejaar der school, heeft plaats, nadat de
rekening definitief door den minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen is vastge
steld.
In de beschikking van den minister wordt
dan vastgesteld het totaal der uitgaven, dat
gedekt wordt door 70 vanwege den Staat
en voor 30 door de gemeente Ter Neuzen.
Alsdan kan worden nagegaan, aan de hand
van de reeds voor het betrokken dienstjaar
genoten subsidie, of de vereeniging nog een
bedrag te goed heeft, dan wel of zij heeft te
vorderen, in welk laatste geval door het
gemeentebestuur een mandaat tot dat bedrag
aan de vereeniging moet worden verstrekt.
Voorts wordt b(j dat schrijven ingezonden
een staat van de leerlingen die over dat jaar
de inrichting hebben bezocht. Uit de cijfers
van die ministerieele beschikking kan het ge
meentebestuur ook berekenen het bedrag, dat
zij van de buitengemeenten heeft te vorderen
als bijdrage in de kosten van het onderwijs.
Nu blijkt uit het archief der gemeente, dat
daarin berust een afschrift (blijkbaar van de
band van de toenmaligen directeur, den heer
Buthfer) van een brief van den minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van
30 Juni 1923, waarbij door bem wordt goed-
gekeurd de rekening over 1921 der Am-
bachtsschool en wondt vastgesteld bet bedrag
der nettokosten waarnaar de subsidie wordt
berekend.
Voorts blijkt uit een minuut, berustende in
het archief der gemeente van 25 Juli 1923, dat
het gemeentebestuur, op grond van dit minis-
terieel scbrijven en de daartoij door het bestuur
der school ingezonden staten, wel een afreke-
ning heeft gezonden aan de buitengemeenten
op welke z\j op grond der wet en dezer stukken
een vondering bad.
•Evenwel is met gebleken, dat een mandaat
is afgegeven aan den penningmeester der
school ter betaling van bet restant-subsidie,
dat de vereeniging wp grond der ministerieele
beschikking nog van de gemeente over den
dienst van 1921 te vorderen had, althans moet
dit op grond van het schrijven van burge
meester en Wethouders d.d. 8 April 1.1. wor
den aangenomen.
Het gemeentebestuur wenscht thans door
ons bestuur te worden ingelicbt: waarom
niet
Daaromtrent kan ons bestuur geen op fei
ten gestaafd antwoord geven en aldeen een
vermoeden uitspreken, ml.dat, in verband
met den nieuwen toestand (het jaar 1921 was
het tweede exploitatiejaar) die met betrek-
king tot de afwikkeling der zaken van bet
nijverbeidsonderwijs zoo'n groot verschil
maakte met de vroegene, veel eenvoudiger
regeiing, aan de aandacht van bet gemeente
bestuur is ontsnapt, dat die afrekening nog
moest gescbieden en dat het evenzoo aan de
aandacht van den toenmaligen penningmees
ter is ontgaan, toen de weken en maanden
verliepen zonder dat hem een mandaat werd
toegezonden, dat hij1 over 1921 van de gemeente
nog geld te goed had.
Kenschetsend hiervoor is, dat, toen onder
geteekende zijn functie aanvaardde, hij aller-
eerst wilde beproeven ruimte van kasgeld te
krijgen, betgeen, naar zijn voorganger had
meegedeeld, nog al eens haperde, met betrek-
king tot bet ontvangen der gemeentesubsidie.
Toen ik mij echter begin Januari deswege bij
den gemeenteontvanger vervoegde, deelde deze
mij mede die klacht niet te kunnen begrijpen,
want, dat reedis vanaf de maand October voor
de vereeniging beschikbaar was de subsidie
over bet vierde kjwartaal 1926, en dat die nog
niet was afgehaald. Op die wijze kunnen mis-
verstanden in het leven worden geroepen.
Ook kan ons bestuur geen definitief ant
woord op de vraag geven, omdat geen der
leden van bet dagelijksch bestuur, dat de da-
gelijksche leiding in handen had, en dus uiter-
aard meer van nabij van den gang der admi
nistratie op de hoogte kon zijn nog deel van
ons ibestuur uitmaakto
De penningmeester van 1923 is overleden,
en ook de directeur, die volgens latere verkla-
ringen veel het werk voor den penningmeester
deed, is geruimen tijd geleden van hier ver
trokken. Het is niet aan te nemen, dat hij
zicb hieromtrent na al die jaren nog iets her-
inneren zal, althans dil is reeds bij vragen om
opheldering uit dien tijd dateerende, gebleken.
Te vermoeden is, dat ook van de zqde van
het gemeentebestuur zelf op de gestelde vraag
geen ander antwoord zal kunnen worden ge-
geven dan bet hierboven uitgesproken ver
moeden, aangezien van het college van burge
meester en wethouders, dat de rekening over
1923 aan den raad ter goedkeuring indiende,
terwijl op dat dienstjaar nog een onbetaalde
vordering rustte ten bedrage van 1718,19, de
voorzitter inmiddels is vertrpkken, een der
wethouders is overleden en aangenomen mag
worden dat de andere wethouder, de beer Van
Aken, die tbans nog deel uitmaakt van den
gemeenteraad zicb van het feit wel niet be-
wust zal zijn geweest.
Ook zal voor de ontstane leemte geen be
paald verwvjt kunnen treffen, doch wellicht
zal de wetenschap, dat deze omissie ontstaan
is in een periode dat hij voor de administratie
der gemeente Ter Neuzen de wettelijke ver-
antwoordelijkheid droeg, hem wel iets milder
stemmen in zijn beoordeeling van deze zaak,
die pas 12 jaar nadat de leemte ontstond aan
het licht kwam.
In verband met de in de raadszitting van 30
Juli 1.1. door enkele leden uitgesproken vrees,
dat het accountantsonderzoek nog niet was
beeindigd en er misschien nog andere omis-
sies aan het licht zouden komen, kan worden
medegedeeld, dat van den Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen, d.d. 30 April
1936 een mededeeling is ontvangen, dat het
resultaat van het onderzoek der administratie
van de ambachtsschool was vastgesteld. In
overeenstemming met bet onderzoek van on
dergeteekende is daarbij gebleken, dat op 31
December 1935 bet tekort aan kasmiddelen
bedroeg f 1997,77. Verder staat thans vast,
dat de correctie vroeger in den staat der geld-
middelen aangebracht op grond van het eerste
accountantsonderzoek niet volledig is geweest
en hooger had behooren te worden vastgesteld.
In de verondersteHing, dat de gemeente Ter
Neuzen alsnog bare verplichting tot bet be
talen van een surplus op de subsidie, ten be
drage van f 1718,19 zal nakomen, geeft de
Minister te kennen, dat hjj in verband met
vorenstaande kan goedvinden, dat bet nog
noodig nadere bedrag, te weten 279,58, ten
laste wordt gebracbt der rekening van bet
dienstjaar 1935.
Na deze regeiing kan op grond van het door
mijzelf ingestelde onderzoek over de laatste 10
jaren worden verzekerd, dat de kaspositie
overeenkomstig den waren stand zal zijn ge
bracbt.
De Penningmeester der Amfoachtsschool
voor Ter Neuzen en omstreken,
(get.) N. J. Harte."
Ter Neuzen, 17 Augustus 1936.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
meent, dat er in het voorstel van burgemees
ter en wethouders iets verbeterd moet wor
den. De betaling aan de Ambacbtsscbool
moet zijn f 1725 inplaats van f 1625 zooals
burgemeester en wethouders voorstellen. Uit
het begeleidend schrijven bij dit onderwerp
blijkt dit ten duidelijkste. Hij meent verder,
het hier op zijn plaats is, hulde te brengen
aan den rapporteur, den penningmeester der
Ambachtsschool voor zijn uitvoerig rapport,
en de wijze waarop een en ander is toegelicbt.
De heer VAN AKEN sluit zicb bierbij aan.
De heer VAN DRIEL sluit zicb bierbij aan.
De heer COLSEN eveneens.
De beer DEN HAMER is het met de vorige
sprekers eens. Hij is den penningmeester der
Ambachtsschool zeer dankbaar voor het uit-
gebrachte rapport. Hieruit blijkt ten duide
lijkste en dat heeft spreker steeds ver-
trouwd dat de scbuld niet bij dezen lag,
doch dat dit onder een vorig beheer is door-
geloopen. De gemeente bleek schuldig f 1718,19
welke niet betaald werden. Dit is oude scbuld
en aangezien scbuld schuld blijft oud of nieuw,
is sperker van meening dat deze betaald wor
den moet.
Er staat evenwel nog een post bij, die
van 279,58, welke naar zijn meening niet
direct scbuld is en wel als zoodanig wordt
voorgesteld. Indien bij bet goed heeft begre-
pen, heeft de Minister goedgevonden zon
der meer dit bedrag op de rekening van
1935 te brengen. Hieraan ontbreekt een nadere
toelichting. Hoe komt dit bedrag op de reke
ning en op welke wijze? Spreker is van mee
ning, dat dit eigenlijk geen schuld van de
gemeente is en nu kan men ten deze wel zijn
goede hart laten spreken, docb naar zijn over
tuiging heeft de vereeniging op die gelden
geen recht.
De beer SCHEELE merkt op, dat de heer
Harte dit in zijn rapport ook niet zegt. Dit
is een correctie, die door de Overheid is aan
gebracht. Op de reden daarvan kan spreker
geen antwoord geven. Het bedrag wordt
evenwel ook op de gemeenten verhaald.
De beer DEN HAMER was van meening,
dat dit bedrag geheel voor rekening van de
gemeente kwam.
De beer SCHEELE antwoordt ontkennend.
Dit bedrag is gebracbt op de gewone exploi-
tatierekening, waarin door bet rijk 70 en
de gemeenten de rest wordt bijgedragen.
De beer DEN HAMER is hiermede voldaan
en zal dan ook in dit geval zijn goede hart
laten spreken.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel
van burgemeester en wethouders met de door
den heer Lambrechtsen van Ritthem aange-
geven wijziging aangenomen.
De beer 't GILDE komt terug op het punt
betreffende de cijfers van den afkoop van de
gebruikswaarde voor de scholen.
De VOOfRZITTER deelt mede, dat de afkoop
der gebruikswaarde wordt bepaald naar aan
leiding van de gedane schattingen van de
waarde der schoolgebouwen. 80 dier waar-
de moet ingevolge art. 205ter worden betaald.
De heer 't GILDE vraagt boeveel vOordeel
hierin voor de gemeente zit.
De VOORZITTER merkt op, dat het hier
geen vraag is van voordeel, doch van recht.
De schoolbesturen hebben het recht, den af
koop te vragen en de gemeente kan deze, zon
der gegronde reden niet weigeren.
De heer SCHEELE merkt op, dat de bedoe-
ling van den heer 't Gilde is, te vragen of de
begrooting hierdoor extra zwaar belast wordt.
Burgemeester en Wethouders hebben deze
zaak van alle kanten bekeken en hebben ook
getracbt, een aflossingstermijn van 30 jaar te
v-erkrijgen, dan waren de kosten ongeveer
hetzelfde geweest van wat de gemeente thans
betalen moet en was de gemeente binnen de
30 jaar van baar scbuld af geweest. Van
hoogerhand wou men daar absoluut niet aan,
de aflossingstermijn moest 20 jaar zijn. Hier
door worden met de aflos de kosten eenigszins
zwaarder.
De beer DE VOS vraagt hoe bet komt,
dat in andere gemeenten de raad over dezen
afkoop beeft beslist. Men mag nu wel zeg-
gen, dat, zonder gegronde reden het gemeente
bestuur niet het recht beeft den afkoop te
weigeren, doch de normale gang van zaken is,
dat indien een verzoek geweigerd wordt, voor
de schoolbesturen beroep bestaat bij gedepu-
teerde staten. Wie dan gelijk krijgt, beeft het
recht en daar is niets tegen. Spreker had het
te dezen ook mooier en beter gevonden, indien
deze zaak' aan den raad was voorgeelgd ge-
worden. Hoeveel en of er voordeel is, doet
bier niet ter zake, doch de mogelijkheid be
staat bovendien ook nog, dat men er binnen
20 of 30 jaar nog niet van af is, doordat de
wet weer veranderd is.
De VOORZITTER wijst er op, dat burge
meester en wetbouders deze zaak hebben over-
wogen. Van de gescbatte waarde moet 80
als afkoop worden betaald, terwijl thans, in-
geval een verzoek niet zou worden ingewilligd
jaarlijks 5 vergoeding der gebruikswaarde
moet betaald worden. Men dient tevens bier
bij ook nog te overwegen, hoe lang de gebou-
wen mee zullen kunnen.
De heer DE VOS komt tot de conclusie, dat
de afkoop op 't oogenblik voor de gemeente
duurder is.
De beer COLSEN stelt de vraag, wat er
gebeuren zal, als een school wordt opgeheven.
Is dan het schoolbestuur er af, en zit de ge
meente er mee Kan deze van het schoolge-
bouw dan een schuur of pakhuis gaan maken?
De SECRETARIS deelt mede, dat de wet
geen opheffen van scholen kent. Indien het
leerlingenaantal minder is dan bepaald, dan
verspeelt bet schoolbestuur de gestelde borg-
stelling.
De beer COLSEN: Dus de gemeente ver-
liest er niet mee!
11. Verleenen vergoeding ingevolge art. 13
der L. O. wet 1920.
Burgemeester en Wetbouders stellen den
raad voor, de volgende besluiten te nemen:
De gemeenteraad van Ter Neuzen;
gezien een op 25 September 1936 ingeko
men adres van Petrus Ludovicus van Leem-
put, wonende te Ter Neuzen, wijk O no. 56,
houdende verzoek om steun uit de gemeente-
kas ter tegemoetkoming in de kosten verbon
den aan het beizoeken van de R.K. jongens- en
meisjesschool voor gewoon lager onderwijs;
overwegende, dat adressant een leerplichtig
kind heeft, dat de RjK. jongens- en een dat de
R.K. meisjesschool bezoekt;
dat het perceel O no. 56 meer dan 5 K.M. ver-
wijderd is zoowel van voomoemde scholen als
van de R.K. lagere school te Sluiskil;
dat op grond hiervan ingevolge artikel 13
der lager onderwijswet 1920 de gevraagde te
gemoetkoming moet worden toegekend;
dat de kinderen gedurende de zomermaan-
den de school bezoeken per rijwiel, gedurende
de wintermaanden per tram;
dat bij koniniklijk besluit van 12 September
1933 no. 15 is beslist, dat de kosten van bet
vervoer per rijwiel in den tegenwoordigen
tijd op Vz cent per K.M. kunnen worden ge
steld
dat een tramabonnement gedurende een
half jaar f 10,50 kost;
dat de kosten van 6en leerling over het ge-
heele jaar berekend kunnen worden op 16,50
(afstand 5345 M., is per week 53.45 K.M. of
0,2672, wordt in een jaar 45 X 0.2672 is
12, is in een half jaar 6, een tramabcxnne-
ment kost gedurende een half jaar 10,50,
samen dus f 16,50)
dat genoemde kinderen het geheele jaar de
scholen zullen bezoeken;
besluit
aan P. L. van Leemput voomoemd voor
1936 een steun toe te kennen uit de gemeente-
kas van f 33, ter tegemoetkoming in de kos
ten verbonden aan het bezoeken der R.K. la
gere jongens- en meisjesschool in de kom door
zijn beide leerplichtige kinderen.
De gemeenteraad van Ter Neuzen;
gezien een op 28 September 1936 ingeko
men adres van Levinus van Cadsand, wonen
de te Ter Neuzen, wijk P no. 107a, houdende
verzoek om steun uit de gemeentekas ter
tegemoetkominig in de kosten verbonden aan
5 K.M. verwijderd is van de bijzondere lagere
school te Sluiskil;
overwegende: dat adressant drie leerplich
tige kinderen heeft, die voomoemde school
bezoeken;
dat het perceel wijk P no. 107a meer dan
5 K.M. verwijderd is van de bijzondere school
te Sluiskil;
dat op grond van bovenstaande ingevolge
artikel 13 der Lager Onderwijswet 1920 de ge
vraagde tegemoetkoming moet worden toe
gekend;
dat deze kinderen de school per rijwiel be
zoeken;
dat bij Koninklijk besluit van 12 September
1933, no. 15, is beslist, dat de kosten van het
vervoer per rijwiel in den tegenwoordigen tijd
op y2 cent per K.M. kunnen worden gesteld;
dat bet billijk wordt geaeht, de berekening
der toe te kennen tegemoetkoming op ge-
noemd bedrag per K.M. te baseeren;
dat de kosten van een leerling over het ge
heele jaar berekend kunnen worden op 12,50
(afstand verharde weg 5553 M., is in een week
55,53 K.iM. of 0,2776, wordt in een jaar
45 X 0;2776 12,50)
dat genoemde kinderen het geheele jaar de
school zullen bezoeken;
besluit
aan L. van Cadsand voomoemd voor 1936
een steun toe te kennen uit de gemeentekas
van zeven en dertig gulden vijftig cent
37,50) ter tegemoetkoming in de kosten
verbonden aan het bezoeken der bijzondere
lagere school te Sluiskil door zijn drie leer
plichtige kinderen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
12. Verleenen medewerking ex. art. 72 der
L .O. wet 1920.
Burgemeester en wetbouders stellen den
raad voor de navolgende besluiten te nemen:
De gemeenteraad van Ter Neuzen;
gezien een op 14 September 1936 ingekomen
adres van bet Roomscb-Katboliek Kerkbestuur
der parochie „St. Willebrord" te Ter Neuzen
houdende verzoek om ingevolge artikel 72 der
Lager Onderwijswet 1920 gelden te willen
beschikbaar stellen voor aansluiting op de
waterleiding, het aanbrengen van een wasch-
en drinkgelegenheid, alsmede van waterspoe-
ling in de W. C.'s in de R. K. school voor uit-
gebreid lager onderwijs aan de le Verbinding-
straat aldaar;
overwegende voor bovenvermelde doeleinden
gelden uit de gemeentekas kunnen worden
aangevraagd;
dat is voldaan aan het bepaalde bij artikel
77, le lid der Lager Onderwijswet 1920;
gelet op artikel 72 e.v. van genoemde wet;
gehoord een voorstel van burgemeester en
wethouders;
besluit:
zijn medewerking te verleenen.
De gemeenteraad van Ter Neuzen;
gezien een op 14 September 1936 ingekomen
adres van bet Roomscb-Katboliek Kerkbestuur
der parochie „St. Willebrord" te Ter Neuzen,
houdende verzoek om ingevolge artikel 72 der
Lager Onderwijswet 1920 gelden te willen be
schikbaar stellen voor aansluiting op de water
leiding, bet aanbrengen van een wascb- en
drinkgelegenheid, alsmede van waterspoeling
in de W.C.'s in de R.K. school voor gewoon
lager onderwijs aan de le Verbindingstraat
aldaar;
overwegende; dat voor bovenvermelde doel
einden gelden uit de gemeentekas kunnen wor
den worden aangevraagd;
dat is voldaan aan het bepaalde bij artikel
77 le lid, der Lager Onderwijswet 1920;
gelet op artikel 72 e.v. van genoemde wet;
gehoord een voorstel van burgemeester en
wethouders;
besluit:
zijn medewerking te verleenen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
13. Ontheffing hondenbelasting dienst 1936.
Naar aanleiding van ingekomen verzoeken
om ontheffing van hondenbelasting voor den
dienst 1936, stellen burgemeester en wetbou
ders voor:
te handhaven den aanslag van A. Legs, J.
W. van den Berge, L. de Putter, A. J. F. Van-
tricht;
ontheffing te verleenen aan:
A. Scbouten, Mook 2; P. F. de Nijs 2;
G. Lokerse /2; L. F. Kiel 2; M. Scheele 2;
K. van Hoeve 4; P. J. Martens f 0,50; P. Die-
leman 0,50.
De heer 't GILDE wijst op het verzoek met
betrekking tot L. de Putter, O 5. Deze bond
was waakhond en liep wel vnj op het erf rond.
Dat mag ook. Vorig jaar is men begonnen aan
de badinrichting te bouwen en hep die hond
nogal eens bij die menschen. De bond bevond