keering te ontvangen van een som in eens, ge- lijkstaande met tachtig ten honderd van de in dat lid bedoelde geschatte waarde, eventueel venninderd overeenkomstig het tiende en elfde lid van dat artikel. Bij art. 4 van meergemelde wet is thans be- paalt, dat de vergoeding vanaf 1 Januari 1936 bedraagt vijf ten honderd van de geschatte waarde. Het gebouw, terrein, alsmede de schoolmeu- belen van opgemelde vereeniging op het ge- hucht Reuzenhoek zijn met inaehtneming van de bepalingen van art. 205 der L. O.-wet ge- schat op een waarde van 8000 en die van dezelfde vereeniging op het gehucht Othene op eene waarde van 3200; totaal dus f 11700, zoodat de jaarlijks te betalen vergoeding be draagt in den vervolge 5 van 11700 of 585. Tachtig ten honderd van die geschatte waar de bedraagt voor de school op het gehucht Reuzenhoek 6800 en voor die op het gehucht Othene 2560, totaal dus 9360. Dit bedrag zal dienen te worden geleend, zoodat met bijkomende kosten als provisie, zegelgelden, advertentiekosten enz. kan wor den gerekend dat dient te worden geleend 9500. Aangenomen dat voor dit bedrag eene an nuiteitsleening kan worden aangegaan tegen 4 en deze leening wordt afgelost in 25 jaren dan zal gedurende 25 jaren per jaar te be talen zijn 608,10.. De gemeente zal dus gedurende 25 jaren f 608,10 585 of 23,10 meer hebben te betalen als thans. Weliswaar is da gemeente er dan na 25 jaar van af, maar ons dunkt dat gedurende een zoodanig langdurig tijdsbestek, mede in verband met de minder gunstige financieele omstandigheden waarin Rijk en gemeenten verkeeren dat de mogelijkheid niet is uitge- sloten dat van regeeringswege verder aan ge schatte waarde of rentetype zal worden .ge- tomd. Waar dus eene uitkeering van eene som in- eens, waartoe het bestuur der schoolvereeni- ging het verzoek doet niet is in het financieele voordeel der gemeente stellen wij U voor te nemen het navolgende besluit: De raad der gemeente Zaamslag, gelet op een ingekomen verzoek van de Ver eeniging tot bevordering van Gereformeerd lager onderwijs te Zaamslag dd. 27 Juli 1936 om ter vervanging van de jaarlijksche vergoe ding bedoeld in het eerste lid van artikel 205 der Lager Onderwijswet 1920 eene uitkeering te ontvangen van eene som ineens, gelijkstaan- de met tachtig ten honderd van de in dat artikel bedoelde geschatte waarde voor de terreinen en gebouwen van de van genoemde vereeniging uitgaande scholen voor gewoon lager onderwijs te Reuzenhoek en te Othene; overwegende, dat de geschatte waarde be draagt voor de school enz. te Reuzenhoek ■f 8500 en voor die te Othene 3200 of te samen dus 11700; dat deze uitkeering niet anders dan kan worden bestreden uit de opbrengst van eene aan te gane geldleening en wellicht aange nomen kan worden dat het mogelijk is hier- voor eene annuiteitsleening met een looptijd van 25 jaren tegen 4 aan te gaan; dat dan zal moeten worden geleend 80 van opgemelde som ad 11700 kosten van het sluiten van eene geldleening geraamd op 140 te samen dus f 9500; dat eene soortgelijke annuiteit zou bedragen 608,10 per jaar; dat dus eene uitkeering, als door het be stuur verzocht, der gemeente komt te staan gedurende 25 jaren op eene meerdere uitgaaf van f 608,10 (5 van 11700) 23,10; dat de gemeente weliswaar na 25 jaren te dier zake geene uitgaven meer zal hebben te doen, maar dat de mogelijkheid niet is uitge- sloten, dat van regeeringswege, in \*rband met de minder gunstige financieele omstandig heden van rijk en gemeenten, verder aan de te betalen rente of geschatte waarde zal wor den getomd dat het dus niet in het financieel belang der gemeente is het verzoek van de vereeniging in te willigen; op voorstel van Burgemeester en Wethou- ders, besluit a. het verzoek af te wijzen; b. het schoolbestuur er op te wijzen dat binnen dertig dagen, nadat het besluit te zijner kennis is gebracht, in beroep kan worden ge- gaan bij Gedeputeerde Staten van Zeeland. De heer DE VISSER vraagt, hoe Burge meester en Wethouders er toe gekomen zijn te berekenen dat de gemeente voor deze af- koop jaarlijks een bedrag van f 608,10 kwijt zullen zijn. Voorloopig heeft hij niets anders te vragen. De VOORZrTTER meent, dat de heer De Visser ook in de stukken heeft kunnen zien, hoe de bedoeling is. Blijkens de bepalingen, vastgesteld bij de laatste wijziging der L. O. wet 1920, kan de gemeentelijke gebruiksver- goeding voor de scholen worden afgekocht. Er moet dan aan de scholen worden uitbetaald 80 der geschatte waarde van terreinen en gebouwen. Deze 80 vertegenwoordigt voor de gemeente ongeveer de som van 9500. Voor dit bedrag moet een leening gesloten worden. Burgemeester en Wethouders hebben op het standpunt gestaan, dat deze leening, in ver band met de omstandigheden waarin men tegenwoordig leeft, een looptijd zal moeten hebben van 25 jaar, en dat het moet zijn een z.g. annuiteitsleening" dat wil zeggen, een leening, die gedurende den geheelen looptijd even zwaar drukt. Het eerste jaar moet dus voor aflos en rente evenveel worden betaald als het 15e en als het 20e. Het verschil tus- schen een annuiteitsleening en een gewone leening is hierin gelegen, dat een annuiteits leening steeds even zwaar drukt, terwijl, in- dien men bij een gewone leening over de helft is, deze voordeeliger wordt. De heer DE VISSER is van meening, dat ook een andere berekening mogelijk zou zijn. De VOORZITTBR deelt mede, dat de bere kening op de gewone wijze heeft plaats gehad. De heer DE VISSER merkt op, dat het ook mogelijk zal zijn, een leening in 25 gelijke, jaarlijksche termijnen af te lossen. Bij een looptijd van 25 jaar zou jaarlijks 380 afge lost moeten worden. De rente beloopt in het eerste jaar 380, in het tweede jaar 364,80 en zoo vervolgens ieder jaar minder. En dan is blijkens zijn berekening de gemeente ge- middeld nog 7,40 's jaars voordeeliger. In- dien men dus den officieelen weg volgt en nog voordeel heeft boven de thans geldende rege- ling, kan er naar zijn meening niets tegen zijn, op het verzoek van het schoolbestuur in te gaan. Indien de aflossingstermijn op 20 jaar ge- steld wordt, komt spreker aan een nog voor deeliger berekening, doch hij heeft gemeend, zich te moeten houden aan denzelfden aflos singstermijn en dezelfde rentevoet als Burge meester en Wethouders in hun voorstel heb ben vermeld. Hij meent hiermede te hefbben aangetoond, dat het inwilligen van het verzoek voor de gemeente geen schadepost behoeft te wezen, en een zeer bevredigende oplossing wordt bereikt. De VOORZITTER is bereid, de berekening van den heer De Visser na te gaan. Waar deze evenwel staande de vergadering wordt medegedeeld, is het thans zcnder meer niet mogelijk, deze te controleeren. Burgemees ter en Wethouders hebben als hun standpunt aangenomen, dat indien een leening zou geslo ten worden, dit een annuiteitsleening zou zijn, die gedurende den geheelen tijd, dat deze loopt, even zwaar drukt. Die leening is dan in 25 jaar geheel weggewerkt. Het gaat hier uit- sluitend om de financieele zjjde van de zaak. Indien een regeling kan worden gevonden, die 25 jaar loopt en voor de gemeente voor deeliger is, zou dit voor Burgemeester en Wethouders wellicht aanleiding kunnen zijn, hun standpunt te herzien. De heer HAAK heeft de cijfers zoo niet be- oordeeld, doch het is juist, dat art. 205 der L. O. wet een zwaren financieelen druk op de gemeenten legt. Omdat deze zware druk nog verzwaard zou worden, heeft spreker gemeend zich te moeten scharen aan de zijde van Bur gemeester en Wethouders. Spreker hoort thans evenwel van den heer De Visser, dat deze# ook een berekening heeft gemaakt en daardoor aan een voordeel voor de gemeente komt. Men kan begrijpen, dat het voordeeliger zal worden, indien de looptijd van een leening op 20 jaar wordt gesteld, inplaats van op 25, daarom is het ook de weg, thans een looptijd van 25 jaar aan te houden. Indien dan Bur gemeester en Wethouders komen aan een meerdere uitgaaf van 23,10 en de heer De Visser aan een mindere van 7,40, kan spre ker dit niet beoordeelen. Spreker kan hieraan toevoegen, dat hij vol- komen deelt het motief, dat door Burgemees ter en Wethouders wordt aangevoerd n.l. „dat de gemeente weliswaar na 25 jaren te dier zake geene uitgaven meer zal hebben te doen, maar dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat van regeeringswege, in verband met de minder gunstige financieele omstandigheden van het rijk en gemeenten, verder aan de te betalen rente of geschatte waarden zal worden getomd". Dit is ook een der moeilijkheden, waarmede spreker rekening heeft gehouden. Men beleeft moeilijke en onzekere tijden en dan is de mogelijkheid dat het uitkwam, zooals Burge meester en Wethouders zeggen te vreezen, niet uitgesloten. Waar het bovendien voor de gemeente financieel nadeelig was, kan spreker zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders volkomen vereenigen. De VOORZITTBR merkt op, dat het er maar om gaat, wat het voordeeligste voor de gemeente is. De heer KOOPMAN adviseert, indien de berekening van den heer De Visser tot andere resultaten leidt, die berekening over te nemen. Hij vraagt of deze er ook mee heeft gerekend, dat dezelfde rentevoet en aflossingstermijn als Burgemeester en Wethouders is aange- houden. De heer HAAK vraagt, op welken rentevoet de heer De Visser zijn berekening heeft ge- baseerd. De VOORZITTER moet opmerken, dat Bur gemeester en Wethouders niet hebben ge- zegd, dat de cijfers van den heer De Visser niet juist waren. Burgemeester en Wethou ders kunnen deze toch niet klakkeloos over- nemen? Hij heeft gezegd, dat waar de heer De Visser staande de vergadering met deze cijfers kwam, Burgemeester en Wethouders de juistheid er van niet kunnen controleeren. Hij zegt niet, dat deze cijfers niet in orde zijn. De heer H. DE FEIJTER kan zich best vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Er is altijd gejubeld, dat de schoolvereeniging van de scholen af was. Het is niet uitgesloten, dat een school zou worden opgeheven en dan was de strop voor de ge meente. De kans bestaat toch ook nog, dat aan het aantal scholen getomd zal worden, dit lag althans toch in den volksmond. De heer KOOPMAN deelt mede, dat hij omtrent dit argument een lang principieel debat zou kunnen houden. Hij zal dit thans evenwel niet doen. De gelijkstelling van het onderwijs heeft aan een zekere groep men- schen dezelfde rechten gegeven als die anderen reeds genoten en is het toch ook niet te ver- dedigen, dat deze een strop zouden hebben. Hij zal zich zooals reeds gezegd niet te buiten gaan een principieel debat over deze kwestie, die hoort in de Kamers thuis en niet op het dorpsplein. De VOORZITTBR geeft te kennen, dat een principieel debat met deze kwestie niets uit te staan heeft. Deze is thans niet aan de orde. Naar zijn meening verwart de heer De Feijter een en ander. Het gaat hier uitsluitend om een andere berekening die is aangevoerd. De scholen verkrijgen recht op een uitkeering van 5 van de geschatte waarde, voorheen was dit 6,2 doch omdat de regeering van oor- deel was, dat de lasten verlaagd moesten worden, zijn deze gebracht op 5 der ge schatte waarde. In hetzelfde wetsartikel is tevens bepaald, dat deze 5 kon worden af gekocht door een uitkeering ineens van 80 der geschatte waarde en zijn, bij die uitkeering gementebestuur en schoolbestuur op dat punt van elkaar af. Volgens Burgemeester en Wethouders komt de afkoop de gemeente duurder te staan, dan wanneer doorgegaan wordt met het verleenen van 5 der ge schatte waarde. Het is alleen in verband met wat de kosten zijn, dat Burgemeester en Wet houders hebben voorgesteld, op het verzoek afwijzend te beschikken. Het gaat er maar om, welke weg voor de gemeente de voordee ligste zal blijken te zijn. De heer DE VTSSBR acht het standpunt van Burgemeester en Wethouders prijzens- waardig. Het is bekend, dat Burgemeester en Wethouders een zuinig beheer voeren, en een zuinig en solied beheer is voor een gemeente van groote beteekenis. Het zwaarste argu ment van Burgemeester en Wethouders is dan ook het argument, dat na afkoop financieel nadeel voor de gemeente oplevert. Spreker meent, dat door zijn berekening dit argument vervallen is. Afgezien daarvan meent spreker dat de argumentatie van Burgemeester en Wethouders niet erg sterk is. Men moet den toestand zien, zooals deze is. Aan de hand van de wet hebben de schoolbesturen een zeker recht verkregen te verzoeken de jaarlijksche gebruiksvergoeding af te koopen door uitkee ring van een bedrag ineens. Het kan dan ook voor de gemeente nadeelig zijn de 5 gebruiksvergoeding te blijven betalen, een gebruiksvergoeding van 5 acht spreker al thans een hoog bedrag. Hij meent dan ook, dat er meer reden is, het verzoek van het schoolbestuur aan te nemen, dan dit te ver- werpen. Want hoewel Burgemeester en Wet houders zeggen, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat er verder aan de te betalen rente of geschatte waarde zal worden getornd weten zij ook niet, wat er verder nog gebeuren zal. Spreker richt zich dan ook meer naar hetgeen Burgemeester en Wethouders schrij- ven, dat de gemeente „weliswaar na 25 jaren te dier zake geen uitgaven meer zal hebben te doen". En dit acht spreker van belang. De mogelijkheid zou blijven bestaan, dat er altijd een financieele relatie tusschen de ge meente eft''het schoolbestuur zou bitten be staan. Tftdien afkoop plaats heeft, iS-men na 25 jaar van elkaar af. Een leening, aan de hand van de cijfers, welke sprekei* heeft ver- strekt, Avert voor de gemeente financieel voordeel op. Bovendien bestaan er 99 kansen, dat een beroep van het schoolbestuur gegrond wordt verklaard, daar overeenkomstig het bedoelde wetsartrkel de schoolbesturen een zeker recht op den afkoop hebben verkregen. In de meeste vefslagen der raadsvergaderin- gen leest men dan ook, dat de gemeenteraden de verzoeken hebben ingewilligd. Zoo heeft spreker onlangs gelezen, dat de kleine ge meente Biggekerke een leening heeft gesloten van f 17.000 tegen een hooger rentetype, voor hetzelfde doel. Dat zijn de overwfegingen ge- weest, die hem dezen keer het met Burge meester en Wethouders niet eens hebben doen zijn. De argumentatie van Burgemeester en Wethouders acht spreker werkelijk te zwak. Indien het op een andere manier kan, die niet ten nadeele van de financien der gemeente is, is ook het bezwaar grootendeels vervallen. De VOORZITTER wijst er op, dat Burge meester en Wethouders gemeend hebben, te dezen vooruit te mioeten zien. Zjj hebben dan ook geredeneerd, dat in verband met de finan cieele omstandigheden van land, 'jpfovincie en gemeente de toestand van dien aafd is, dat de uiterste zuinighbid en voorzichtighejd bij het beheer van de> gemeentelijke finfiriiiSn is ge- boden. Uit dies hoof de is dan ook dntstaan het Voorstel van Burgemeester en Wethouders, daar de afkoop op 23,10'hooger kwam dan de tegen- woordige regeling. Het zal bovendien ook nog niet zoo gemakkelijk zijn, een leening te slui ten met een rente van f spreker heeft althans gelfeieri; dat in een naburige gemeente voor hetzelfde doel een leening moest gesloten worden tegen een rentevoet van 4% En dan wordt het verschil natuurlijk nog grooter. Ingeval een leening gesloten zal worden, zullen Burgemeester en Wethouders dit natuurlijk I zoo goedkoop mogelijk doen, doch zij kunnen niet garandeeren, dat zij deze zullen kunnen sluiten voor 4 e/r: De heer DE VISSER meent, dat het voor hem toch niet te gewaagd is, als basis te nemen de basis, die Burgemeester en Wethou ders in hun stukken zelf aangeveh. Hieraan heeft spreker zich gehouden, daar hij aannam, dat er gegronde reden aanwezig waren, waar- bij kon gerekend worden op een rentevoet van 4 De VOORZITTBR antwoordt, cjat zijn ant- woord geen betrekking heeft op de door den heer De Visser gdgeven berekening. Hij heeft er alleen maar op willen wijzen, dat veronder- steld zou kunnen worden, dat de gemeente het geld zou kunnen leenen voor i terwijl dit misschien, of waarschijnlijk, wel jets duur der zal worden. Aan de berekening van den heer De Visser op zichzelf tornt spreker niet. De heer De Visser doet er natuurljjk goed aan, uit te gaan van dezelfde veronders jelling en te volgen denzelfden gedachtengang als Bur gemeester en Wethouders gevolgd hebben. De bedoeling van spreker is uitsluitencl geweest, er op te wijzen, dat een rente van 4 waar schijnlijk wel aan den lagen kant is en dat het rentetype hooger zal moeten zgp. Het is niet de bedoeling de berekening van den heer De Visser aan te vechten, Burgemeester en Wethouders zullen deze onder het oog nemen, en grondig bekrjken. iDe heer A. DE FEUTER deelt mede, dat het college van Burgemeester en Wethouders is uitgegaan van de cijfers, zooals die in de stukken zijn vermeld. Het is natuurlijk altijd mogelijk, dat er een misrekening heeft plaats gehad, doch tot dit bewezen is nemen Burge meester en Wethouders aan, dat hun cijfers juist zijn. Zij hebben het rentetype zoo laag mogelyk ge.dacht, om zooveel mogelijk in het voordeel te zijn, doch komen niettemin bij den toestand zooals die worden zal 23,10 tekort. Bij een te betalen rente van 5 wordt dit tekort eerdep hooger dan lager. De heer De Visser heeft een andere berekening gemaakt, die zal in ieder geval door Burgemeester en Wethouders grondig bekeken dienen te wor den, spreker druft daar toch zoo maar niet op in te gaan. Indien het de gemeente niet meer geld kost, zou er naar sprekers meening niets tegen zijn, het schoolbestuur zgn zin te geven, doch dit stuit af op de nieerdere kosten. die de ge meente zich daarvoor zou moeten getroosten. Men wordt langs alle kanten aangemaand om te bezuinigen en indien de raad dit verzoek afwijst, kan het schoolbestuur in beroep gaan en kunnen Gedeputeerde Staten omtrent deze zaak beslissen. Krijgt dan het schoolbestuur gelijk, dan kan men de gemeente Zaamslag er nooit meer eenjyerwijt van maken, dat men te royaal is geweest. Dit is ongeveer het uit- gangspunt geweypt van de redeneering van Burgemeester en Wethouders. De heer HAAK merkt op, dat dit een finan cieele en ook een zakelijke kwestie is. Spre ker staat te dezen meer aan de zijde van Bur gemeester en Wethouders. Hij heeft nu juist vernomen, dat het in de stukken vermelde rentetype van 4 F/c een schatting is en dat het niet is uitgesloten dat een leening tegen een hooger rentevoet gesloten moet worden. In dien de rente hooger is, moet natuurlijk het nadeel voor de gemeente vergrooten. Spreker gelooft ook niet, dat het gelukken zal, de leening te sluiten tegen een rente van 4 dit moet men ook nog afwachten. Hij acht het nuttig, dat deze zaak van alle kanten be keken wordt. En dan is het een feit, dat de schoolvereeniging in de gelegenheid is, 80 der geschatte waarde van de gebouwen te krijgen als afkoop van de gebruiksvergoeding. Het gemeentebestuur beziet dit van de finan cieele zijde, doch ook de schoolvereeniging doet dit niet zoomaar, spreker heeft althans den indruk dat deze tot dit verzoek is gedreven. Hij gelooft niet, dat het schoolbestuur is uit gegaan van de r.edeneering, dat indien geen afkoop plaats yond, dit ieder jaar zooveel minder zou ontvangen. Hjj heeft integendeel den indruk, dat de afkoop in verband met mogelijke toekomstplannen voordeeliger zal geweest zijn. no De V OORZITTER antwoordt, dat het schoolbestuur gebruik heeft gemaakt van het wettelijk recht; dat-haar is verleehd. De mo- tieven die daarbtj "Voorzaten, doen hier niets ter zake, dat is hun zaak. Somrhige school besturen vragfen den afkoop, andere doen dit niet. De vraagy die hier praedomineert, is hoe staat deze' ttaak met betrekking tot de gemeentefinancien En dan kan spreker deze thans niet anders zien, dan in de stukken ver meld is. Indien de afkoop van de gebruiks vergoeding niet doorgaat, is de gemeente in het vervolg verplicht, aan het schoolbestuur uit te betalen 5 van de geschatte waarde der gebouwen en dan dupeert de gemeente het schoolbestuur /ook absoluut niet. Men mag niet zeggen, dat 'de gemeente dat zou doen. De heer DE VISSER heeft dit ook niet ge- daan. Hij heeft de zakelijke argumentatie van Burgemeester en Wethouders bestreden en betwijfelt of deze afdoende was. Er zjjn meerdere vergaderingen geweest, waarin buiten de begrooting werd besloten tot het verleenen van een bijdrage aan het een of ander. Ook in de vorige vergadering nog werd een bijdrage van 100 verleend en toen woog deze uitgaaf niet zoo zwaar. Men moet zakelijk en logisch redeneeren. Er zijn andere zaken aan de orde geweest, die van invloed waren op het financieel beleid, ieder die hier bekend is, weet dat. De VOORZITTER merkt op, dat Burge meester en Wethouders genoodzaakt zijn, zich te baseeren op den tijd, waarin men leeft. W'ie zal zeggen, hoe het er na 25 jaar uitziet? Het is best mogelijk, dat een afkoop dan voor de gemeente voordeeliger zijn zou. De heer DE VISSER wijst er op, dat Bur gemeester en Wethouders de door hem ge geven cijfers gaarne zullen bezien. Kan dan dit onderwerp niet worden aangehouden en later weer in den raad gebracht? De raad kan dan ook hiercver zijn oordeel iritspreken. De VOORZITTER deelt mede, dat v66r 1 Augustus het schoolbestuur het verzoek om afkoop moet hebben gedaan. V66r 1 Novem ber dient het bij Gedeputeerde Staten in be roep te gaan op een eventueel afwijzende be- schikking van de gemeente. Dit is de moei- lijkheid, waarvoor m'en thans zit, indien deze zaak wordt aangehouden. De heer FLORUSSE acht dit een moeilijk prcbleem. Wlaar deze zaak het financieel be leid der gemeente raakt, had hij gaarne de beschikking over cijfers. Het is nogal aardig om het verzoek van het schoolbestuur direct af te wijzen. Indien inderdaad de berekening van den heer De Visser voordeel oplevert, zou men toch deze zaak kunnen uitstellen tot de volgende vergadering, thans weet spreker niet, wat hij hiervan zeggen moet. De heer HAAK is er ook voor, dit aan te houden en na te gaan de berekening en de cijfers van den heer De Visser. Is het mis schien mogelijk, deze thans na te gaan en dit onderwerp als laatste punt op de agenda te behandelen De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders er geen bezwaar tegen hebben, de berekening van den heer De Visser nauwkeurig te bekijken. De heer HAAK merkt op, dat men thans niet weet, waar men aan toe is. Blijkens de berekening van den heer De Visser heeft de gemeente nog een klein voordeel, doch dat kan misschien juist den doorslag geven. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders, gehoord de bespre- kingen op dit financieele voorstel en de op- merking, dat in de berekening van Burge meester en Wethouders misschien een fout schuilt, dit onderwerp aanhouden, om de juistheid van hun cijfers nogmaals te contro leeren en tevens de door den heer De Visser overgelegde cijfers in te zien. Burgemeester en Wethouders zullen deze bekijken en in een volgende vergadering kan dan deze zaak wor sen afgewikkeld. De heer HAAK is het er mede eens, dat de motiveering van Burgemeester en Wethou ders nogal zwak is. Er is een klein verschil ten nadeele van de gemeente, tot een bedrag van 23,10, spreker neemt aan, dat dit juist is. Ook heeft het schoolbestuur bij de wet het recht verkregen, deze vergoeding te vra gen, terwijl Burgemeester en Wethouders niet zeker zijn, dat aan een of ander niet getornd zal worden. Er zijn bij deze zaak bovendien nog andere factoren betrokken, het is niet verstandig hierop dieper in te gaan. De vraag rijst thans bij spreker, of indien het schoolbestuur van zijn goed recht gebruik maakt, en in beroep gaat bij Gedeputeerde Staten, terwijl dit college zou oordeelen, dat het gemeentebestuur verplicht is, hierop in te gaan, wat dan de houding van het gemeente bestuur zal zijn. Zal dit dan daarop in gaan of niet. De VOORZITTER merkt op, dat men deze zaak ook zakelijk bekijken moet. Er kan in deze vergadering geen antwoord worden ge geven op de vraag, of de afkoop voor de ge meente al of niet voordeel oplevert. Burge meester en Wethouders zullen deze finan cieele aangelegenheid nog eens bekijken en zien hoe het loopt met de door den heer De Visser verstrekte berekening. Zij zullen deze dan in een volgende vergadering, met hun oor deel, overleggen aan den raad. Burgemees ter en Wethouders trekken niets in, doch hou den alleeen dit onderwerp aan, in verband met de plaats gehad hebbende bespreking. 'Het komt er op neer, dat Burgemeester en Wethouders een welwillendheid wenschen te betoonen tegenover een lid van den raad, door diens berekening nog eens onder de loupe te nemen. Dit lijkt spreker de meest normale afwikkeling van zaken. De heer KOOPMAN zegt, dat dit de juiste manier is om de zaken te behandelen. De Voorzitter wijst er op, dat Burgemeester en Wethouders tegenover den heer De Visser een welwillendheid betrachten, dit is juist, de heer De Visser is in ge'breke gebleven, zijn cijfers tijdig aan Burgemeester en Wethouders over te leggen. Burgemeester en Wethouders nemen een soepele houding aan, die zij niet behoeven aan te nemen. Zij kunnen er mede volstaan door te zeggen, dat hun berekening door een deskundige is opgemaakt. Zij zijn thans evenwel genegen deze zaak nader te overwegen en hiervoor zegt spreker hen dank. De heer HAAK zal zich tegen een aanhou den van deze zaak niet verzetten. Hij blijft niettemin op zijn standpunt staan, dat hier nog andere factoren deze zaak>beheerschen. Met algemeene stemmen wordt besloten, dit onderwerp aan te houden voor behandeling in een volgende vergadering. 11. Behandeling adres inzake aanstelling 2en gemeente-geneesheer. Ingekomen is het navolgende adres: Geven met verschuldigden eerbied te ken nen omdergeteekenden alien inwoners der ge meente Zaamslag; dat het hun bekend is dat de heer H. W. Frowein met ingang van 15 Juli a.s. is be- noemd tot specialist-internist aan de vereeni ging Ziekenzorg te Utrecht en deze dus de gemeente gaat verlaten; dat zij ervan overtuigd zijn dat de gemeente Zaamslag, die een zielental telt van 3650 en alwaar ook geen verloskundige is geves- tigd ruimschoots een bestaan geeft aan cen tweetal doktoren; dat het hun bekend is, dat gemelde "neer Froweijn moeite heeft gedaan zijn hier niet onaanzienlijke opgebouwde praktijk, der ari sen gewoonte, over te doen; dat dit voor zoover bekend, nog niet gelukt is en dit wel hoofdzakelijk mag worden ge- kweten aan een in het Nederlandsch Tiju- schrift voor Geneeskunde geplaatste adver- tentie luidende: .Belanghebbenden, die in onderhandeling zijn of voomemens zijn "te treden over de praktijkovemame te Zaamsdag wordt verzocht vooraf inl'ichtingen in te winnen bij den Secre- taris der afd. Zeeuwsch-Vlaanderen O.D. van de Ned. Mij tot bevordering der geneeskunde (Markt 25, Ter Neuzen)." dat het geen betoog behoeft dat deze ad- vertentie middellijk is uitgegaan van den in deze gemeente gevestigde geneesheer wegens concurrentievrees dat het algemeen bekend is dat ook deze zijn praktijk heeft overgenomen van zijn voor- ganger; dat uwe vergadering toch overtuigd was van dle wenschelijkheid om in deze gemeente twee geneesheeren te hebben, vermits door uw college in hare vergadering van 8 Juni j.l. opgemelde heer Frowein is benoemd tot 2en geneesheer, een en ander overeenkomstig de in deze gemeente bestaande verordening op den geneeskundigen dienst; dat zij daarom uwe vergadering verzoeken stappen te doen om zoo spoedig mogelijk een 2en geneesheer in deze gemeente te verkrijgen door het plaatsen van een oproep in het hier- voren genoemde blad. Dit adres was geteekend door 98 personen. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit adres aan te nemen voor kennisgeving, omdat door hen nimmer eene oproep is gedaan voor een 2en gemeente-geneesheer. Mocht zich in deze gemeente een genees heer vest'igen dan staan zij niet afwijzend tegenover een eventueele benoeming van hem tot gemeentegeneesheer. De VOORZITTER deelt in verband hier mede mede, dat enkele dagen terug zich een nieuwe arts heeft aangemeld, die voomemens is, zich einde September in de gemeente te vestigen. Men kan dus diens vestiging af wachten en zullen Burgemeester en Wethou ders in een eventueel volgende vergadering met voorstellen komen. 12. Behandeling adres van de voetbalver- eeniging Z.S.C. inzake oprichting van een sportterrein van gemeentewege. Ingekomen is het navolgende adres; Geven met verschuldigden eerbied te kennen J. N. F. Serrarens en L. Dieleman, resp. voor zitter en secretaris der voetbalvereeniging Z.S.C. alhier; dat op de laatstgehouden algemeene verga dering van 2 Juli 1.1. der bovengenoemde ver eeniging is besloten een verzoek te richten aan Uwe Edel Achtbaren om te komen tot oprichting van een sportterrein van gemeente wege; dat het hun door eigen initiatief niet is mogen gelukken een geschikt terrein voor hare vereeniging te vinden, wat kwaliteit zoo wel als wat financien betreft om dat uit eigen middelen te kunnen bekostigen; dat zij tevens. Uwedelachtbaren te kennen geven bij eventueele oprichting van een sport terrein hunnerzijds alle hunne opgeborgen materialen ter beschikking der gemeente te stellen, tevens verklarende van het aanwezige kasgeld een kleedkamer te bouwen, mits be doeld terrein voor voetbal geschikt is; vervolgens Uwe. Edelachtbaren wijzende op het nut van een sportterrein voor de jeugd ter plaatse niet alleen voetbal doch ook als speelterrein en meer verschillende andere doeleinden; waarom zij de vrijheid nemen zich tot Uw Edelachtbaren te wenden met het eerbiedig verzoek dat het u behagen moge over boven- genoemd verzoek gunstig te willen beslissen. Dit schrijven gaat vergezeld van de volgen de toelichting: Een terrein wat aan de eischen van de sport zal voldoen, zoowel voetbal als verschillende andere sporten, hiervan moet de groote be dragen 2 Yz gemet, het moet een lengte hebben van 135150 M. en een breedte van 80 M., bedoeld terrein kan tevens in het be lang zijn van schoolkinderen en dienen als speelterrein en voorts voor verschillende an dere doeleinden benut worden in het belang der gemeente; wat betreft de bedoelde mate rialen in het verzoek, deze bestaan uit: de voor afrastering noodig zijnde paaltjes met draad voor het speelterrein, vervolgens 1500 M. gladden draad voor afrastering, tevens de voor de voetbalsport noodig zijnde goalpalen, doelnetten enz.; deze komen alien ter beschikking der gemeente bij eventueele oprichting van een sportterrein. Wat betreft het aanwezige kasgeld, hiervan te bouwen op het terrein een behoorlijke kleedkamer voor de beoefenaars der sport. Hop en (He hiermede de zaak voldoende te hebben toegelicht en een gunstige beslissing hieromtrent te mogen ont vangen verblijven wij met hoogachting enz. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit verzoek aan te houden ten einde hierom trent nader rapport uit te brengen. De heer HAAK kan zich best vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Spreker is van de voetbalvereeni ging nooit een tegenstander geweest. Hij meent, dat thans evenwel een groot offer van de gemeente wordt ga«raagd en dat aan de verwezenlijking van het denkbeeld ook ver schillende moeilijkheden zijn verbonden. De heer KOOPMAN wil Burgemeester en Wethouders in verband met deze zaak een kleine wenk geven. Tegenwoordig is blijk- baar de overheid overal goed voor, het is gek. Onze vaderen hebben wel andere dingen tot stand weten te brengen zonder de hulp van de overheid, thans echter schudden de menschen meest maar alles van zich af op de overheid. Men moet thans een kruk hebben om op te bouwen, anders zakt de zaak in elkaar. In dit geval wil spreker echter wel meehelpen om die kruk te zijn. En dan had hij gedacht, dat voor ongeveer 5000, met aankleeding een behoorlijk terrein te verkrijgen zou zijn. Hij zegt: laat de gemeente dit thans eens royaal aanpakken. Dat kost dan aan rente onge veer 250 's jaars. Dan kan men een heel mooi sportterrein hebben, met een speelter rein er bij, met schommels en dergelijke din gen, waar men zich op een hoogdag ver- maken kan, de kleine zoowel als de grooten. Doch dan zou spreker het noodig achten, dat indien de gemeente het geheel bekostigd de vereeniging moet garandeeren, dat het de helft van het benoodigde bedrag aan contri- buties heeft. Indien de vereeniging zelf garan- deert, dat het voor minstens de helft aan con- tributies bij elkaar brengt, is spreker niet on- genegen, zijn medewerking te verleenen. Er zou dus ongeveer 125 door de burgerij moe ten worden bijeengebracht. Spreker is er dan voor, het geheel royaal uit te voeren, doch de lasten niet geheel voor rekening van de ge meente, doch voor de helft door de burgerij, en de helft door de gemeente te doen dragen. Hij verzoekt met zijn denkbeeld rekening te houden. De VOORZITTER deelt mede, dat bij het uitbrengen van het rapport Burgemeester en Wethouders hiermede rekening zullen houden. 13. Aanbieding gemeente-begrooting dienst 1937. Burgemeester en Wethouders bieden aan de gemeente-begrooting dienst 1937. Een exemplaar van die begrooting met me- morie van toelichting zal den leden worden toegezonden. Burgemeester en Wethouders stellen voor, deze begrooting te stellen in handen van de commissie belast met het nazien der rekenin- gen en begrootingen. Met algemeene stemmen wordt aldus be sloten. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders tot wijziging van de verordening, regelende de eischen van benoembaar- heid en de bezoldiging van de veld- Kvachters. Naar aanleiding van een schrijven van den Commissaris der Koningin dd. 22 Augustus 1936 A no. 2228 3de afdeeling betreffende be noeming van capitulanten tot gemeenfe-veld- wachter stellen wij U voor te nemen het na volgende besluit:

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 7