keering te ontvangen van een som in eens, ge-
lijkstaande met tachtig ten honderd van de in
dat lid bedoelde geschatte waarde, eventueel
venninderd overeenkomstig het tiende en elfde
lid van dat artikel.
Bij art. 4 van meergemelde wet is thans be-
paalt, dat de vergoeding vanaf 1 Januari 1936
bedraagt vijf ten honderd van de geschatte
waarde.
Het gebouw, terrein, alsmede de schoolmeu-
belen van opgemelde vereeniging op het ge-
hucht Reuzenhoek zijn met inaehtneming van
de bepalingen van art. 205 der L. O.-wet ge-
schat op een waarde van 8000 en die van
dezelfde vereeniging op het gehucht Othene
op eene waarde van 3200; totaal dus f 11700,
zoodat de jaarlijks te betalen vergoeding be
draagt in den vervolge 5 van 11700 of
585.
Tachtig ten honderd van die geschatte waar
de bedraagt voor de school op het gehucht
Reuzenhoek 6800 en voor die op het gehucht
Othene 2560, totaal dus 9360.
Dit bedrag zal dienen te worden geleend,
zoodat met bijkomende kosten als provisie,
zegelgelden, advertentiekosten enz. kan wor
den gerekend dat dient te worden geleend
9500.
Aangenomen dat voor dit bedrag eene an
nuiteitsleening kan worden aangegaan tegen
4 en deze leening wordt afgelost in 25 jaren
dan zal gedurende 25 jaren per jaar te be
talen zijn 608,10..
De gemeente zal dus gedurende 25 jaren
f 608,10 585 of 23,10 meer hebben te
betalen als thans.
Weliswaar is da gemeente er dan na 25
jaar van af, maar ons dunkt dat gedurende
een zoodanig langdurig tijdsbestek, mede in
verband met de minder gunstige financieele
omstandigheden waarin Rijk en gemeenten
verkeeren dat de mogelijkheid niet is uitge-
sloten dat van regeeringswege verder aan ge
schatte waarde of rentetype zal worden .ge-
tomd.
Waar dus eene uitkeering van eene som in-
eens, waartoe het bestuur der schoolvereeni-
ging het verzoek doet niet is in het financieele
voordeel der gemeente stellen wij U voor te
nemen het navolgende besluit:
De raad der gemeente Zaamslag,
gelet op een ingekomen verzoek van de Ver
eeniging tot bevordering van Gereformeerd
lager onderwijs te Zaamslag dd. 27 Juli 1936
om ter vervanging van de jaarlijksche vergoe
ding bedoeld in het eerste lid van artikel 205
der Lager Onderwijswet 1920 eene uitkeering
te ontvangen van eene som ineens, gelijkstaan-
de met tachtig ten honderd van de in dat
artikel bedoelde geschatte waarde voor de
terreinen en gebouwen van de van genoemde
vereeniging uitgaande scholen voor gewoon
lager onderwijs te Reuzenhoek en te Othene;
overwegende, dat de geschatte waarde be
draagt voor de school enz. te Reuzenhoek
■f 8500 en voor die te Othene 3200 of te
samen dus 11700;
dat deze uitkeering niet anders dan kan
worden bestreden uit de opbrengst van eene
aan te gane geldleening en wellicht aange
nomen kan worden dat het mogelijk is hier-
voor eene annuiteitsleening met een looptijd
van 25 jaren tegen 4 aan te gaan;
dat dan zal moeten worden geleend 80
van opgemelde som ad 11700 kosten van
het sluiten van eene geldleening geraamd op
140 te samen dus f 9500;
dat eene soortgelijke annuiteit zou bedragen
608,10 per jaar;
dat dus eene uitkeering, als door het be
stuur verzocht, der gemeente komt te staan
gedurende 25 jaren op eene meerdere uitgaaf
van f 608,10 (5 van 11700) 23,10;
dat de gemeente weliswaar na 25 jaren te
dier zake geene uitgaven meer zal hebben te
doen, maar dat de mogelijkheid niet is uitge-
sloten, dat van regeeringswege, in \*rband
met de minder gunstige financieele omstandig
heden van rijk en gemeenten, verder aan de
te betalen rente of geschatte waarde zal wor
den getomd
dat het dus niet in het financieel belang der
gemeente is het verzoek van de vereeniging
in te willigen;
op voorstel van Burgemeester en Wethou-
ders,
besluit
a. het verzoek af te wijzen;
b. het schoolbestuur er op te wijzen dat
binnen dertig dagen, nadat het besluit te zijner
kennis is gebracht, in beroep kan worden ge-
gaan bij Gedeputeerde Staten van Zeeland.
De heer DE VISSER vraagt, hoe Burge
meester en Wethouders er toe gekomen zijn
te berekenen dat de gemeente voor deze af-
koop jaarlijks een bedrag van f 608,10 kwijt
zullen zijn. Voorloopig heeft hij niets anders
te vragen.
De VOORZrTTER meent, dat de heer De
Visser ook in de stukken heeft kunnen zien,
hoe de bedoeling is. Blijkens de bepalingen,
vastgesteld bij de laatste wijziging der L. O.
wet 1920, kan de gemeentelijke gebruiksver-
goeding voor de scholen worden afgekocht.
Er moet dan aan de scholen worden uitbetaald
80 der geschatte waarde van terreinen en
gebouwen. Deze 80 vertegenwoordigt voor
de gemeente ongeveer de som van 9500. Voor
dit bedrag moet een leening gesloten worden.
Burgemeester en Wethouders hebben op het
standpunt gestaan, dat deze leening, in ver
band met de omstandigheden waarin men
tegenwoordig leeft, een looptijd zal moeten
hebben van 25 jaar, en dat het moet zijn een
z.g. annuiteitsleening" dat wil zeggen, een
leening, die gedurende den geheelen looptijd
even zwaar drukt. Het eerste jaar moet dus
voor aflos en rente evenveel worden betaald
als het 15e en als het 20e. Het verschil tus-
schen een annuiteitsleening en een gewone
leening is hierin gelegen, dat een annuiteits
leening steeds even zwaar drukt, terwijl, in-
dien men bij een gewone leening over de helft
is, deze voordeeliger wordt.
De heer DE VISSER is van meening, dat
ook een andere berekening mogelijk zou zijn.
De VOORZITTBR deelt mede, dat de bere
kening op de gewone wijze heeft plaats gehad.
De heer DE VISSER merkt op, dat het ook
mogelijk zal zijn, een leening in 25 gelijke,
jaarlijksche termijnen af te lossen. Bij een
looptijd van 25 jaar zou jaarlijks 380 afge
lost moeten worden. De rente beloopt in het
eerste jaar 380, in het tweede jaar 364,80
en zoo vervolgens ieder jaar minder. En dan
is blijkens zijn berekening de gemeente ge-
middeld nog 7,40 's jaars voordeeliger. In-
dien men dus den officieelen weg volgt en nog
voordeel heeft boven de thans geldende rege-
ling, kan er naar zijn meening niets tegen
zijn, op het verzoek van het schoolbestuur in
te gaan.
Indien de aflossingstermijn op 20 jaar ge-
steld wordt, komt spreker aan een nog voor
deeliger berekening, doch hij heeft gemeend,
zich te moeten houden aan denzelfden aflos
singstermijn en dezelfde rentevoet als Burge
meester en Wethouders in hun voorstel heb
ben vermeld.
Hij meent hiermede te hefbben aangetoond,
dat het inwilligen van het verzoek voor de
gemeente geen schadepost behoeft te wezen,
en een zeer bevredigende oplossing wordt
bereikt.
De VOORZITTER is bereid, de berekening
van den heer De Visser na te gaan. Waar
deze evenwel staande de vergadering wordt
medegedeeld, is het thans zcnder meer niet
mogelijk, deze te controleeren. Burgemees
ter en Wethouders hebben als hun standpunt
aangenomen, dat indien een leening zou geslo
ten worden, dit een annuiteitsleening zou zijn,
die gedurende den geheelen tijd, dat deze loopt,
even zwaar drukt. Die leening is dan in 25
jaar geheel weggewerkt. Het gaat hier uit-
sluitend om de financieele zjjde van de zaak.
Indien een regeling kan worden gevonden,
die 25 jaar loopt en voor de gemeente voor
deeliger is, zou dit voor Burgemeester en
Wethouders wellicht aanleiding kunnen zijn,
hun standpunt te herzien.
De heer HAAK heeft de cijfers zoo niet be-
oordeeld, doch het is juist, dat art. 205 der
L. O. wet een zwaren financieelen druk op de
gemeenten legt. Omdat deze zware druk nog
verzwaard zou worden, heeft spreker gemeend
zich te moeten scharen aan de zijde van Bur
gemeester en Wethouders. Spreker hoort thans
evenwel van den heer De Visser, dat deze# ook
een berekening heeft gemaakt en daardoor
aan een voordeel voor de gemeente komt.
Men kan begrijpen, dat het voordeeliger zal
worden, indien de looptijd van een leening op
20 jaar wordt gesteld, inplaats van op 25,
daarom is het ook de weg, thans een looptijd
van 25 jaar aan te houden. Indien dan Bur
gemeester en Wethouders komen aan een
meerdere uitgaaf van 23,10 en de heer De
Visser aan een mindere van 7,40, kan spre
ker dit niet beoordeelen.
Spreker kan hieraan toevoegen, dat hij vol-
komen deelt het motief, dat door Burgemees
ter en Wethouders wordt aangevoerd n.l. „dat
de gemeente weliswaar na 25 jaren te dier
zake geene uitgaven meer zal hebben te doen,
maar dat de mogelijkheid niet is uitgesloten,
dat van regeeringswege, in verband met de
minder gunstige financieele omstandigheden
van het rijk en gemeenten, verder aan de te
betalen rente of geschatte waarden zal worden
getomd".
Dit is ook een der moeilijkheden, waarmede
spreker rekening heeft gehouden. Men beleeft
moeilijke en onzekere tijden en dan is de
mogelijkheid dat het uitkwam, zooals Burge
meester en Wethouders zeggen te vreezen,
niet uitgesloten. Waar het bovendien voor de
gemeente financieel nadeelig was, kan spreker
zich met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders volkomen vereenigen.
De VOORZITTBR merkt op, dat het er
maar om gaat, wat het voordeeligste voor de
gemeente is.
De heer KOOPMAN adviseert, indien de
berekening van den heer De Visser tot andere
resultaten leidt, die berekening over te nemen.
Hij vraagt of deze er ook mee heeft gerekend,
dat dezelfde rentevoet en aflossingstermijn
als Burgemeester en Wethouders is aange-
houden.
De heer HAAK vraagt, op welken rentevoet
de heer De Visser zijn berekening heeft ge-
baseerd.
De VOORZITTER moet opmerken, dat Bur
gemeester en Wethouders niet hebben ge-
zegd, dat de cijfers van den heer De Visser
niet juist waren. Burgemeester en Wethou
ders kunnen deze toch niet klakkeloos over-
nemen? Hij heeft gezegd, dat waar de heer
De Visser staande de vergadering met deze
cijfers kwam, Burgemeester en Wethouders
de juistheid er van niet kunnen controleeren.
Hij zegt niet, dat deze cijfers niet in orde zijn.
De heer H. DE FEIJTER kan zich best
vereenigen met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Er is altijd gejubeld, dat de
schoolvereeniging van de scholen af was. Het
is niet uitgesloten, dat een school zou worden
opgeheven en dan was de strop voor de ge
meente. De kans bestaat toch ook nog, dat
aan het aantal scholen getomd zal worden,
dit lag althans toch in den volksmond.
De heer KOOPMAN deelt mede, dat hij
omtrent dit argument een lang principieel
debat zou kunnen houden. Hij zal dit thans
evenwel niet doen. De gelijkstelling van het
onderwijs heeft aan een zekere groep men-
schen dezelfde rechten gegeven als die anderen
reeds genoten en is het toch ook niet te ver-
dedigen, dat deze een strop zouden hebben.
Hij zal zich zooals reeds gezegd niet te
buiten gaan een principieel debat over deze
kwestie, die hoort in de Kamers thuis en niet
op het dorpsplein.
De VOORZITTBR geeft te kennen, dat een
principieel debat met deze kwestie niets uit te
staan heeft. Deze is thans niet aan de orde.
Naar zijn meening verwart de heer De Feijter
een en ander. Het gaat hier uitsluitend om
een andere berekening die is aangevoerd. De
scholen verkrijgen recht op een uitkeering van
5 van de geschatte waarde, voorheen was
dit 6,2 doch omdat de regeering van oor-
deel was, dat de lasten verlaagd moesten
worden, zijn deze gebracht op 5 der ge
schatte waarde. In hetzelfde wetsartikel is
tevens bepaald, dat deze 5 kon worden af
gekocht door een uitkeering ineens van 80
der geschatte waarde en zijn, bij die uitkeering
gementebestuur en schoolbestuur op dat punt
van elkaar af. Volgens Burgemeester en
Wethouders komt de afkoop de gemeente
duurder te staan, dan wanneer doorgegaan
wordt met het verleenen van 5 der ge
schatte waarde. Het is alleen in verband met
wat de kosten zijn, dat Burgemeester en Wet
houders hebben voorgesteld, op het verzoek
afwijzend te beschikken. Het gaat er maar
om, welke weg voor de gemeente de voordee
ligste zal blijken te zijn.
De heer DE VTSSBR acht het standpunt
van Burgemeester en Wethouders prijzens-
waardig. Het is bekend, dat Burgemeester en
Wethouders een zuinig beheer voeren, en een
zuinig en solied beheer is voor een gemeente
van groote beteekenis. Het zwaarste argu
ment van Burgemeester en Wethouders is dan
ook het argument, dat na afkoop financieel
nadeel voor de gemeente oplevert. Spreker
meent, dat door zijn berekening dit argument
vervallen is. Afgezien daarvan meent spreker
dat de argumentatie van Burgemeester en
Wethouders niet erg sterk is. Men moet den
toestand zien, zooals deze is. Aan de hand
van de wet hebben de schoolbesturen een zeker
recht verkregen te verzoeken de jaarlijksche
gebruiksvergoeding af te koopen door uitkee
ring van een bedrag ineens. Het kan dan
ook voor de gemeente nadeelig zijn de 5
gebruiksvergoeding te blijven betalen, een
gebruiksvergoeding van 5 acht spreker al
thans een hoog bedrag. Hij meent dan ook,
dat er meer reden is, het verzoek van het
schoolbestuur aan te nemen, dan dit te ver-
werpen. Want hoewel Burgemeester en Wet
houders zeggen, dat de mogelijkheid niet is
uitgesloten, dat er verder aan de te betalen
rente of geschatte waarde zal worden getornd
weten zij ook niet, wat er verder nog gebeuren
zal. Spreker richt zich dan ook meer naar
hetgeen Burgemeester en Wethouders schrij-
ven, dat de gemeente „weliswaar na 25 jaren
te dier zake geen uitgaven meer zal hebben
te doen". En dit acht spreker van belang.
De mogelijkheid zou blijven bestaan, dat er
altijd een financieele relatie tusschen de ge
meente eft''het schoolbestuur zou bitten be
staan. Tftdien afkoop plaats heeft, iS-men na
25 jaar van elkaar af. Een leening, aan de
hand van de cijfers, welke sprekei* heeft ver-
strekt, Avert voor de gemeente financieel
voordeel op. Bovendien bestaan er 99 kansen,
dat een beroep van het schoolbestuur gegrond
wordt verklaard, daar overeenkomstig het
bedoelde wetsartrkel de schoolbesturen een
zeker recht op den afkoop hebben verkregen.
In de meeste vefslagen der raadsvergaderin-
gen leest men dan ook, dat de gemeenteraden
de verzoeken hebben ingewilligd. Zoo heeft
spreker onlangs gelezen, dat de kleine ge
meente Biggekerke een leening heeft gesloten
van f 17.000 tegen een hooger rentetype, voor
hetzelfde doel. Dat zijn de overwfegingen ge-
weest, die hem dezen keer het met Burge
meester en Wethouders niet eens hebben doen
zijn. De argumentatie van Burgemeester en
Wethouders acht spreker werkelijk te zwak.
Indien het op een andere manier kan, die niet
ten nadeele van de financien der gemeente is,
is ook het bezwaar grootendeels vervallen.
De VOORZITTER wijst er op, dat Burge
meester en Wethouders gemeend hebben, te
dezen vooruit te mioeten zien. Zjj hebben dan
ook geredeneerd, dat in verband met de finan
cieele omstandigheden van land, 'jpfovincie en
gemeente de toestand van dien aafd is, dat de
uiterste zuinighbid en voorzichtighejd bij het
beheer van de> gemeentelijke finfiriiiSn is ge-
boden. Uit dies hoof de is dan ook dntstaan het
Voorstel van Burgemeester en Wethouders, daar
de afkoop op 23,10'hooger kwam dan de tegen-
woordige regeling. Het zal bovendien ook nog
niet zoo gemakkelijk zijn, een leening te slui
ten met een rente van f spreker heeft
althans gelfeieri; dat in een naburige gemeente
voor hetzelfde doel een leening moest gesloten
worden tegen een rentevoet van 4% En
dan wordt het verschil natuurlijk nog grooter.
Ingeval een leening gesloten zal worden, zullen
Burgemeester en Wethouders dit natuurlijk
I zoo goedkoop mogelijk doen, doch zij kunnen
niet garandeeren, dat zij deze zullen kunnen
sluiten voor 4 e/r:
De heer DE VISSER meent, dat het voor
hem toch niet te gewaagd is, als basis te
nemen de basis, die Burgemeester en Wethou
ders in hun stukken zelf aangeveh. Hieraan
heeft spreker zich gehouden, daar hij aannam,
dat er gegronde reden aanwezig waren, waar-
bij kon gerekend worden op een rentevoet
van 4
De VOORZITTBR antwoordt, cjat zijn ant-
woord geen betrekking heeft op de door den
heer De Visser gdgeven berekening. Hij heeft
er alleen maar op willen wijzen, dat veronder-
steld zou kunnen worden, dat de gemeente
het geld zou kunnen leenen voor i terwijl
dit misschien, of waarschijnlijk, wel jets duur
der zal worden. Aan de berekening van den
heer De Visser op zichzelf tornt spreker niet.
De heer De Visser doet er natuurljjk goed aan,
uit te gaan van dezelfde veronders jelling en
te volgen denzelfden gedachtengang als Bur
gemeester en Wethouders gevolgd hebben. De
bedoeling van spreker is uitsluitencl geweest,
er op te wijzen, dat een rente van 4 waar
schijnlijk wel aan den lagen kant is en dat
het rentetype hooger zal moeten zgp. Het is
niet de bedoeling de berekening van den heer
De Visser aan te vechten, Burgemeester en
Wethouders zullen deze onder het oog nemen,
en grondig bekrjken.
iDe heer A. DE FEUTER deelt mede, dat
het college van Burgemeester en Wethouders
is uitgegaan van de cijfers, zooals die in de
stukken zijn vermeld. Het is natuurlijk altijd
mogelijk, dat er een misrekening heeft plaats
gehad, doch tot dit bewezen is nemen Burge
meester en Wethouders aan, dat hun cijfers
juist zijn. Zij hebben het rentetype zoo laag
mogelyk ge.dacht, om zooveel mogelijk in het
voordeel te zijn, doch komen niettemin bij den
toestand zooals die worden zal 23,10 tekort.
Bij een te betalen rente van 5 wordt dit
tekort eerdep hooger dan lager. De heer De
Visser heeft een andere berekening gemaakt,
die zal in ieder geval door Burgemeester en
Wethouders grondig bekeken dienen te wor
den, spreker druft daar toch zoo maar niet
op in te gaan.
Indien het de gemeente niet meer geld kost,
zou er naar sprekers meening niets tegen zijn,
het schoolbestuur zgn zin te geven, doch dit
stuit af op de nieerdere kosten. die de ge
meente zich daarvoor zou moeten getroosten.
Men wordt langs alle kanten aangemaand
om te bezuinigen en indien de raad dit verzoek
afwijst, kan het schoolbestuur in beroep gaan
en kunnen Gedeputeerde Staten omtrent deze
zaak beslissen. Krijgt dan het schoolbestuur
gelijk, dan kan men de gemeente Zaamslag er
nooit meer eenjyerwijt van maken, dat men te
royaal is geweest. Dit is ongeveer het uit-
gangspunt geweypt van de redeneering van
Burgemeester en Wethouders.
De heer HAAK merkt op, dat dit een finan
cieele en ook een zakelijke kwestie is. Spre
ker staat te dezen meer aan de zijde van Bur
gemeester en Wethouders. Hij heeft nu juist
vernomen, dat het in de stukken vermelde
rentetype van 4 F/c een schatting is en dat het
niet is uitgesloten dat een leening tegen een
hooger rentevoet gesloten moet worden. In
dien de rente hooger is, moet natuurlijk het
nadeel voor de gemeente vergrooten. Spreker
gelooft ook niet, dat het gelukken zal, de
leening te sluiten tegen een rente van 4
dit moet men ook nog afwachten. Hij acht
het nuttig, dat deze zaak van alle kanten be
keken wordt. En dan is het een feit, dat de
schoolvereeniging in de gelegenheid is, 80
der geschatte waarde van de gebouwen te
krijgen als afkoop van de gebruiksvergoeding.
Het gemeentebestuur beziet dit van de finan
cieele zijde, doch ook de schoolvereeniging doet
dit niet zoomaar, spreker heeft althans den
indruk dat deze tot dit verzoek is gedreven.
Hij gelooft niet, dat het schoolbestuur is uit
gegaan van de r.edeneering, dat indien geen
afkoop plaats yond, dit ieder jaar zooveel
minder zou ontvangen. Hjj heeft integendeel
den indruk, dat de afkoop in verband met
mogelijke toekomstplannen voordeeliger zal
geweest zijn. no
De V OORZITTER antwoordt, dat het
schoolbestuur gebruik heeft gemaakt van het
wettelijk recht; dat-haar is verleehd. De mo-
tieven die daarbtj "Voorzaten, doen hier niets
ter zake, dat is hun zaak. Somrhige school
besturen vragfen den afkoop, andere doen dit
niet. De vraagy die hier praedomineert, is
hoe staat deze' ttaak met betrekking tot de
gemeentefinancien En dan kan spreker deze
thans niet anders zien, dan in de stukken ver
meld is. Indien de afkoop van de gebruiks
vergoeding niet doorgaat, is de gemeente in
het vervolg verplicht, aan het schoolbestuur
uit te betalen 5 van de geschatte waarde
der gebouwen en dan dupeert de gemeente het
schoolbestuur /ook absoluut niet. Men mag
niet zeggen, dat 'de gemeente dat zou doen.
De heer DE VISSER heeft dit ook niet ge-
daan. Hij heeft de zakelijke argumentatie
van Burgemeester en Wethouders bestreden
en betwijfelt of deze afdoende was.
Er zjjn meerdere vergaderingen geweest,
waarin buiten de begrooting werd besloten tot
het verleenen van een bijdrage aan het een of
ander. Ook in de vorige vergadering nog
werd een bijdrage van 100 verleend en toen
woog deze uitgaaf niet zoo zwaar. Men moet
zakelijk en logisch redeneeren. Er zijn andere
zaken aan de orde geweest, die van invloed
waren op het financieel beleid, ieder die hier
bekend is, weet dat.
De VOORZITTER merkt op, dat Burge
meester en Wethouders genoodzaakt zijn,
zich te baseeren op den tijd, waarin men
leeft. W'ie zal zeggen, hoe het er na 25 jaar
uitziet? Het is best mogelijk, dat een afkoop
dan voor de gemeente voordeeliger zijn zou.
De heer DE VISSER wijst er op, dat Bur
gemeester en Wethouders de door hem ge
geven cijfers gaarne zullen bezien. Kan dan
dit onderwerp niet worden aangehouden en
later weer in den raad gebracht? De raad
kan dan ook hiercver zijn oordeel iritspreken.
De VOORZITTER deelt mede, dat v66r 1
Augustus het schoolbestuur het verzoek om
afkoop moet hebben gedaan. V66r 1 Novem
ber dient het bij Gedeputeerde Staten in be
roep te gaan op een eventueel afwijzende be-
schikking van de gemeente. Dit is de moei-
lijkheid, waarvoor m'en thans zit, indien deze
zaak wordt aangehouden.
De heer FLORUSSE acht dit een moeilijk
prcbleem. Wlaar deze zaak het financieel be
leid der gemeente raakt, had hij gaarne de
beschikking over cijfers. Het is nogal aardig
om het verzoek van het schoolbestuur direct
af te wijzen. Indien inderdaad de berekening
van den heer De Visser voordeel oplevert, zou
men toch deze zaak kunnen uitstellen tot de
volgende vergadering, thans weet spreker niet,
wat hij hiervan zeggen moet.
De heer HAAK is er ook voor, dit aan te
houden en na te gaan de berekening en de
cijfers van den heer De Visser. Is het mis
schien mogelijk, deze thans na te gaan en dit
onderwerp als laatste punt op de agenda te
behandelen
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders er geen bezwaar
tegen hebben, de berekening van den heer De
Visser nauwkeurig te bekijken.
De heer HAAK merkt op, dat men thans
niet weet, waar men aan toe is. Blijkens de
berekening van den heer De Visser heeft de
gemeente nog een klein voordeel, doch dat
kan misschien juist den doorslag geven.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders, gehoord de bespre-
kingen op dit financieele voorstel en de op-
merking, dat in de berekening van Burge
meester en Wethouders misschien een fout
schuilt, dit onderwerp aanhouden, om de
juistheid van hun cijfers nogmaals te contro
leeren en tevens de door den heer De Visser
overgelegde cijfers in te zien. Burgemeester
en Wethouders zullen deze bekijken en in een
volgende vergadering kan dan deze zaak wor
sen afgewikkeld.
De heer HAAK is het er mede eens, dat de
motiveering van Burgemeester en Wethou
ders nogal zwak is. Er is een klein verschil
ten nadeele van de gemeente, tot een bedrag
van 23,10, spreker neemt aan, dat dit juist
is. Ook heeft het schoolbestuur bij de wet
het recht verkregen, deze vergoeding te vra
gen, terwijl Burgemeester en Wethouders niet
zeker zijn, dat aan een of ander niet getornd
zal worden. Er zijn bij deze zaak bovendien
nog andere factoren betrokken, het is niet
verstandig hierop dieper in te gaan. De
vraag rijst thans bij spreker, of indien het
schoolbestuur van zijn goed recht gebruik
maakt, en in beroep gaat bij Gedeputeerde
Staten, terwijl dit college zou oordeelen, dat
het gemeentebestuur verplicht is, hierop in te
gaan, wat dan de houding van het gemeente
bestuur zal zijn. Zal dit dan daarop in gaan
of niet.
De VOORZITTER merkt op, dat men deze
zaak ook zakelijk bekijken moet. Er kan in
deze vergadering geen antwoord worden ge
geven op de vraag, of de afkoop voor de ge
meente al of niet voordeel oplevert. Burge
meester en Wethouders zullen deze finan
cieele aangelegenheid nog eens bekijken en
zien hoe het loopt met de door den heer De
Visser verstrekte berekening. Zij zullen deze
dan in een volgende vergadering, met hun oor
deel, overleggen aan den raad. Burgemees
ter en Wethouders trekken niets in, doch hou
den alleeen dit onderwerp aan, in verband
met de plaats gehad hebbende bespreking.
'Het komt er op neer, dat Burgemeester en
Wethouders een welwillendheid wenschen te
betoonen tegenover een lid van den raad, door
diens berekening nog eens onder de loupe te
nemen. Dit lijkt spreker de meest normale
afwikkeling van zaken.
De heer KOOPMAN zegt, dat dit de juiste
manier is om de zaken te behandelen. De
Voorzitter wijst er op, dat Burgemeester en
Wethouders tegenover den heer De Visser een
welwillendheid betrachten, dit is juist, de heer
De Visser is in ge'breke gebleven, zijn cijfers
tijdig aan Burgemeester en Wethouders over
te leggen. Burgemeester en Wethouders
nemen een soepele houding aan, die zij niet
behoeven aan te nemen. Zij kunnen er mede
volstaan door te zeggen, dat hun berekening
door een deskundige is opgemaakt. Zij zijn
thans evenwel genegen deze zaak nader te
overwegen en hiervoor zegt spreker hen dank.
De heer HAAK zal zich tegen een aanhou
den van deze zaak niet verzetten. Hij blijft
niettemin op zijn standpunt staan, dat hier
nog andere factoren deze zaak>beheerschen.
Met algemeene stemmen wordt besloten,
dit onderwerp aan te houden voor behandeling
in een volgende vergadering.
11. Behandeling adres inzake aanstelling
2en gemeente-geneesheer.
Ingekomen is het navolgende adres:
Geven met verschuldigden eerbied te ken
nen omdergeteekenden alien inwoners der ge
meente Zaamslag;
dat het hun bekend is dat de heer H. W.
Frowein met ingang van 15 Juli a.s. is be-
noemd tot specialist-internist aan de vereeni
ging Ziekenzorg te Utrecht en deze dus de
gemeente gaat verlaten;
dat zij ervan overtuigd zijn dat de gemeente
Zaamslag, die een zielental telt van 3650
en alwaar ook geen verloskundige is geves-
tigd ruimschoots een bestaan geeft aan cen
tweetal doktoren;
dat het hun bekend is, dat gemelde "neer
Froweijn moeite heeft gedaan zijn hier niet
onaanzienlijke opgebouwde praktijk, der ari
sen gewoonte, over te doen;
dat dit voor zoover bekend, nog niet gelukt
is en dit wel hoofdzakelijk mag worden ge-
kweten aan een in het Nederlandsch Tiju-
schrift voor Geneeskunde geplaatste adver-
tentie luidende:
.Belanghebbenden, die in onderhandeling
zijn of voomemens zijn "te treden over de
praktijkovemame te Zaamsdag wordt verzocht
vooraf inl'ichtingen in te winnen bij den Secre-
taris der afd. Zeeuwsch-Vlaanderen O.D. van
de Ned. Mij tot bevordering der geneeskunde
(Markt 25, Ter Neuzen)."
dat het geen betoog behoeft dat deze ad-
vertentie middellijk is uitgegaan van den in
deze gemeente gevestigde geneesheer wegens
concurrentievrees
dat het algemeen bekend is dat ook deze
zijn praktijk heeft overgenomen van zijn voor-
ganger;
dat uwe vergadering toch overtuigd was
van dle wenschelijkheid om in deze gemeente
twee geneesheeren te hebben, vermits door
uw college in hare vergadering van 8 Juni j.l.
opgemelde heer Frowein is benoemd tot 2en
geneesheer, een en ander overeenkomstig de
in deze gemeente bestaande verordening op
den geneeskundigen dienst;
dat zij daarom uwe vergadering verzoeken
stappen te doen om zoo spoedig mogelijk een
2en geneesheer in deze gemeente te verkrijgen
door het plaatsen van een oproep in het hier-
voren genoemde blad.
Dit adres was geteekend door 98 personen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
dit adres aan te nemen voor kennisgeving,
omdat door hen nimmer eene oproep is gedaan
voor een 2en gemeente-geneesheer.
Mocht zich in deze gemeente een genees
heer vest'igen dan staan zij niet afwijzend
tegenover een eventueele benoeming van hem
tot gemeentegeneesheer.
De VOORZITTER deelt in verband hier
mede mede, dat enkele dagen terug zich een
nieuwe arts heeft aangemeld, die voomemens
is, zich einde September in de gemeente te
vestigen. Men kan dus diens vestiging af
wachten en zullen Burgemeester en Wethou
ders in een eventueel volgende vergadering
met voorstellen komen.
12. Behandeling adres van de voetbalver-
eeniging Z.S.C. inzake oprichting van
een sportterrein van gemeentewege.
Ingekomen is het navolgende adres;
Geven met verschuldigden eerbied te kennen
J. N. F. Serrarens en L. Dieleman, resp. voor
zitter en secretaris der voetbalvereeniging
Z.S.C. alhier;
dat op de laatstgehouden algemeene verga
dering van 2 Juli 1.1. der bovengenoemde ver
eeniging is besloten een verzoek te richten
aan Uwe Edel Achtbaren om te komen tot
oprichting van een sportterrein van gemeente
wege;
dat het hun door eigen initiatief niet is
mogen gelukken een geschikt terrein voor
hare vereeniging te vinden, wat kwaliteit zoo
wel als wat financien betreft om dat uit
eigen middelen te kunnen bekostigen;
dat zij tevens. Uwedelachtbaren te kennen
geven bij eventueele oprichting van een sport
terrein hunnerzijds alle hunne opgeborgen
materialen ter beschikking der gemeente te
stellen, tevens verklarende van het aanwezige
kasgeld een kleedkamer te bouwen, mits be
doeld terrein voor voetbal geschikt is;
vervolgens Uwe. Edelachtbaren wijzende op
het nut van een sportterrein voor de jeugd
ter plaatse niet alleen voetbal doch ook als
speelterrein en meer verschillende andere
doeleinden;
waarom zij de vrijheid nemen zich tot Uw
Edelachtbaren te wenden met het eerbiedig
verzoek dat het u behagen moge over boven-
genoemd verzoek gunstig te willen beslissen.
Dit schrijven gaat vergezeld van de volgen
de toelichting:
Een terrein wat aan de eischen van de sport
zal voldoen, zoowel voetbal als verschillende
andere sporten, hiervan moet de groote be
dragen 2 Yz gemet, het moet een lengte
hebben van 135150 M. en een breedte van
80 M., bedoeld terrein kan tevens in het be
lang zijn van schoolkinderen en dienen als
speelterrein en voorts voor verschillende an
dere doeleinden benut worden in het belang
der gemeente; wat betreft de bedoelde mate
rialen in het verzoek, deze bestaan uit: de
voor afrastering noodig zijnde paaltjes met
draad voor het speelterrein, vervolgens
1500 M. gladden draad voor afrastering,
tevens de voor de voetbalsport noodig zijnde
goalpalen, doelnetten enz.; deze komen alien
ter beschikking der gemeente bij eventueele
oprichting van een sportterrein. Wat betreft
het aanwezige kasgeld, hiervan te bouwen op
het terrein een behoorlijke kleedkamer voor
de beoefenaars der sport. Hop en (He hiermede
de zaak voldoende te hebben toegelicht en een
gunstige beslissing hieromtrent te mogen ont
vangen verblijven wij met hoogachting enz.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
dit verzoek aan te houden ten einde hierom
trent nader rapport uit te brengen.
De heer HAAK kan zich best vereenigen
met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders. Spreker is van de voetbalvereeni
ging nooit een tegenstander geweest. Hij
meent, dat thans evenwel een groot offer van
de gemeente wordt ga«raagd en dat aan de
verwezenlijking van het denkbeeld ook ver
schillende moeilijkheden zijn verbonden.
De heer KOOPMAN wil Burgemeester en
Wethouders in verband met deze zaak een
kleine wenk geven. Tegenwoordig is blijk-
baar de overheid overal goed voor, het is gek.
Onze vaderen hebben wel andere dingen tot
stand weten te brengen zonder de hulp van de
overheid, thans echter schudden de menschen
meest maar alles van zich af op de overheid.
Men moet thans een kruk hebben om op te
bouwen, anders zakt de zaak in elkaar. In
dit geval wil spreker echter wel meehelpen
om die kruk te zijn. En dan had hij gedacht,
dat voor ongeveer 5000, met aankleeding een
behoorlijk terrein te verkrijgen zou zijn. Hij
zegt: laat de gemeente dit thans eens royaal
aanpakken. Dat kost dan aan rente onge
veer 250 's jaars. Dan kan men een heel
mooi sportterrein hebben, met een speelter
rein er bij, met schommels en dergelijke din
gen, waar men zich op een hoogdag ver-
maken kan, de kleine zoowel als de grooten.
Doch dan zou spreker het noodig achten, dat
indien de gemeente het geheel bekostigd
de vereeniging moet garandeeren, dat het de
helft van het benoodigde bedrag aan contri-
buties heeft. Indien de vereeniging zelf garan-
deert, dat het voor minstens de helft aan con-
tributies bij elkaar brengt, is spreker niet on-
genegen, zijn medewerking te verleenen. Er
zou dus ongeveer 125 door de burgerij moe
ten worden bijeengebracht. Spreker is er dan
voor, het geheel royaal uit te voeren, doch de
lasten niet geheel voor rekening van de ge
meente, doch voor de helft door de burgerij,
en de helft door de gemeente te doen dragen.
Hij verzoekt met zijn denkbeeld rekening te
houden.
De VOORZITTER deelt mede, dat bij het
uitbrengen van het rapport Burgemeester en
Wethouders hiermede rekening zullen houden.
13. Aanbieding gemeente-begrooting dienst
1937.
Burgemeester en Wethouders bieden aan de
gemeente-begrooting dienst 1937.
Een exemplaar van die begrooting met me-
morie van toelichting zal den leden worden
toegezonden.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
deze begrooting te stellen in handen van de
commissie belast met het nazien der rekenin-
gen en begrootingen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot wijziging van de verordening,
regelende de eischen van benoembaar-
heid en de bezoldiging van de veld-
Kvachters.
Naar aanleiding van een schrijven van den
Commissaris der Koningin dd. 22 Augustus
1936 A no. 2228 3de afdeeling betreffende be
noeming van capitulanten tot gemeenfe-veld-
wachter stellen wij U voor te nemen het na
volgende besluit: