ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Drie-honderd-vijftig-jarig Herdenkingsfeest van Axel Op 17 Juli 1586 werd Axel van het Spaansche juk bevrijd Uit het verleden. AxeL No. 9496 VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1936 76e Jaargang EERSTE BLAD het stadhuis van axel i-LAART VAN DIN £Y LANDF, VAN AXEL RN NE,USE,N. NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1.25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen r. per post 1,55 per 3 maanden Bjj vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar i/oor Belgie en Amerika 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post Aborinementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling. lilj[«'fstfr: Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0,20 KLEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij ragelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrjjgbaar is. Inzending van advertentien liefst feen dag voor de uitgavo. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. met het aardige torentje en zonnewijzer, een aantrekkelijkheid voor bezoekers uit den vreemde. In dezen toren ibevindt zich nog de klok die volgens de geschiedschrijvers meege- voerd is van het door het water verzwolgen dorp Vreemdijke en op 29 Juli 1608 opgehan- gen in een te Hoek gesticht kerkje. De klok draagt als opschrift: Maria heet ick en sal bevrien Den armen sondaren, 't alien tien. Ghegoten in het jaar O. H. 1503." Zooals reeds in verschillende nummers van ons blad is meegedeeld, maken de inwoners van Axel zich op, om zoo luisterrijk mogelijk te herdenken het feit, dat de stad Axel op 17 Juli j.l. v66r 350 jaar van de Spaansche heer- schappij werd verlost. Ongetwijfeld zullen, zooals de heer Dirk L. Broeder schreef, gedurende de week van 28 Augustus tot 5 September, wanneer Axel zich in feesttooi gaat steken, aller oogen gericht zijn op het nijvere stedeke, dat eens zulk een voomame plaats innam in de historie van Zeeuwsch-Vlaanderen. Met recht mogen wij dan ook uitroepen: Axela Victrix! Ja, van Axel begon werkelijk de victorie, de groote victorie, die de verove- ring van Zeeuwsch-Vlaanderen inluidde. Axel gaat het feit herdenken, dat vddr 350 jaar, gedurende den nacht van 16 op 17 Juli 1586, de troepen van den nog jeugdigen Prins Maurits naar dat stadje oprukten en het na zoo goed als geen tegenstand ondervonden te hebben, veroverden. Het komt ons voor, dat dit een gepast oogenlblik is, om een en ander van de historie van Axel in de herinnering terug te roepen. Wanneer men een of ander van een dorp of stad in Zeeuwsch-Vlaanderen zal beschrij- ven, kan het niet anders, of we denken dan allereerst aan den Zeeuwsch-Vlaamschen bo- dem, die ongetwijfeld een der bijzonderste uit de gesohiedenis van ons land is. Waar eens 't gekrijsch der meeuwen Verstierf aan 't eenzaam strand, DdAr schiepen zich de Zeeuwen Van sohor en slik hun land. liet de heer Pattist ons de laatste tientallen jaren zingen, en, inderdaad heeft hij daar- mede den toestand juist geschetst. De oud- ste geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen is in een ondoordringbaar duister gehuld, d.w.z. In 1798 werd die klok door een groep on- rustige Vlamingen geklept, waarop een afdee- ling Fransche troepen naar het dorp trok, de klok afnam en in den toren van het stadhuis te Axel heeft opgehangen, waar zij nog ver- toeft. Het verhaal wil ook, dat de klok tijdens het vervoer van den wagen viel. Daarvan zou afgeleid zijn de nog in den volksmond levende uitdrukking: ,,Den Hoek is van de kar ge- vallen". dat men veel later dan van andere streken iets vemeemt hoe het er, ter plaatse waar het ligt, in de vroegste tijden uitzag. De geschiedschrijvers verdiepen zich in gis- singen en in vertoand met hetgeen nog in de laatste jaren is waargenomen, omstandig- heden waarvan de oude geschiedschrijvers niet op de hoogte waren, is het aannemelijk, dat zij zich wel eens hebben vergist. Een omstandigheid, die tijdens het bouwen van de nieuwe sluis te Ter Neuzen in het be gin deizer eeuw is waargenomen, en die ook onder de gemeente Boschkapelle bij wegwer- ken is waargenomen, n.l. dat ondergrondsch de overblijfselen van een bosch worden gevon- den, heeft blijkens de historieschrijvers reeds vroegtijdig de aandacht getrokken. We ver- nemen wel, dat de hierboven genoemde laat ste vondst een afwijking te zien gaf, n.l. dat de boomen daar in 2 verschillende riohtingen lagen, terwijl men tot hiertoe steeds waar- nam, dat de boomen in edn richting waren ge- vallen, alsof ze door een storm waren neer- geveld. In de „Nieuwe Cronyk van Zeeland", door M. Smallegange, in 1696 verschenen te Mid- delburg, worden aan dit onderwerp ter inlei- ding verschillende hoofdstukken gewijd, en verschillende mogelijkheden verondersteld, die tot wijziging van den bodem hebben geleid, daarlbij zelfs teruggaande tot den zondvloed. De schrijver verwerpt eohter ten slotte de verschillende veronderstellingen dat het hier een verzonken bosch zou betreffen, of wel dat de boomen door zeewaarts loopende stroomin- gen van hooger gelegen streken zouden zijn meegevoerd en onder veen en slijk bedolven, om de meening te uiten dat het ten slotte niets anders is dan onderaardschen groei. Wanneer men zich evenwel herinnert de vondsten van fossielen van voorwereldlijke dieren, aan de kust der Sohelde bij Ossenisse, terwijl nog kort geleden zulke overblijfselen ook door visschers uit Breskens zijn opgevischt in den mond der Schelde, kan dit er op wijizen, dat hier in overoude tijden ook wel degelijk een normaal natuurleiven heeft bestaan van de planten- en dierenwereld, in een ander tijdperk, doch dit bij een omwenteling der natuur over de ge- heele wereld, een algeheele wijziging moet heb ben ondergaan, tot den toestand waarin het verkeerde in den tijd waarvan de eerste schrij- vers gewagen. Ook geldt de veronderstelling, dat in tijden vddr onze jaartelling de toestand van de Noordzee geheel veranderd is. Engeland zou n.l. vast verbonden zijn geweest met het vasteland. Als bewijs daarvoor werd aan- gevoerd het bestaan eener kuststrook krijt- rotsen ter breedte van een paar mijlen breedte aan de Fransche kust, overeenkomende met de structuur der Engeische krijtrotsen. Op grond van die veronderstelling is be- toogd, dat de Noordzee toen een binnenmeer vormde, dat het water aan de tegenwoordige Nederlandsche kust niet zoo hoog steeg en dat eerst nadat Engeland van het vasteland was afgescheurd het water in de Noordzee hooger rees. dat de siroomingen zich hebben gewijzigd en in het laaggelegen land, dat thans Nederland heet, van lieverlede diepe geulen heeft uitgeslepen. Hoe het ook zij, sinds deze landstreken beschreven zijn, hebben zij herhaaldelijk groote wijzigingen ondergaan. Dat er feite- lijk geen aaneengeschakelde geschiedenis van dit land is beschreven spruit vermoedelijk ook wel hieruit voort, dat het niet of schaarsch bewoond was, dat er zich aanvankelijk geen verwikkelingen voordeden. Wat men in de oude kronieken vindt, bevat dan ook over het algemeen wel besohrgvingen van strijd, doch van strijd tegen het water. Adr. Kluits schreef dan ook in zijn werk (17771784) er op wijzende dat o.tt.Viaanderen, in tegen- stelling met andere gewesten, nog geen eigen geschiedenis had dat men ,,nochtans inde gesten van Zeelandt soo veel vreemdicheidts vindt alsmen in eenighe andere Cronijcken van desen voorgenoemde landen zoude moge vinden" en ,,overmits dat in Zeelandt veel vreemdicheydts ende wonders van inundation ende hooghe vloeden ende andersins gesohiet is". „Uit dit citaat" schrijven Van Empel en Pieters in hun werk Zeeland door de eeuwen heen", blijkt reeds de karaktertrek, die in vele Zeeuwsche historiewerken zoo sterk naar voren springt: zij geven voor een groot deel beschrijving van de oude aardrijks- kundige en plaatselijke gesteldheid als ge- westelijke en plaatselijke geschiedenis. Er be- staat een bijzondere aanleiding hiertoe. Het gebied der politieke geschiedenis bood weinig gelegenheid veel minder dan thans om het verlangen naar afzonderlijke Zeeuwsche geschiedenis te bevredigen. Wilde men iets eigens geven, dan moest men wel gaan uit- weiden over ,,die antiquiteit ende ouderdom des lands" over ,,wat Zeelandt eert bewoont was, plach te sine", over ,,de oorsprongen ende steden", over „die oudste stroomen, wateren ende diepten van Zeelandt". Het is ook volkomen juist, dat hetgeen door de oude historieschrijvers werd medegedeeld over den bodem van Zeeland, voor ons speciaal van Zeeuwsch-Vlaanderen, de belangstelling heb ben van hen, voor wie die geschiedenis in de eerste plaats bedoeld is. De oudste bewoners van Zeeuwsch-Vlaan deren waren vermoedelijk de uit Germanie weggedrongen Menpiers en de uit Gallie, van Celtischen stam afkomstige Moriniers, die hier tijdens de oorlogen van Caesar gevestigd waren. Later sehijnen zich ook Saksers, die hun landpalen moesten verlaten hier te heb ben gevestigd. De oudste geschiedenis van Zeeuwsch- Vlaanderen is dus vrrjwel niet veel meer dan de geschiedenis van den bodem, en eerst van af hetgeen na het jaar 1000 onzer jaartelling voorviel, stelden de voorhanden gegevens ge schiedschrijvers in staat een wat meer ge- detailleerd beeld van het leven en streven der bewoners te geven. Omtrent de gesteldheid van den bodem vinden wij in de hiervoren aangehaalde Kro- niek van Smallegange een kaart, die aan- geeft dat Zeeuwsch-Vlaanderen tot en met de eilanden Noord- en Zuid-Beveland als een geheel met den vasten wal van Belgie ver bonden zijn. Deze kaart geeft blijkens het opschrift weer den toestand in het jaar 861. Daarop staat bovenaan: „CAROLUS CALVUS IMP. BALDI7INO KERREO ET rUDITHAE F1LIAE SUAE OONIUGIBDS REGIONEM SOMONAE SCALDI OOEANO QUE INCLUSAM FLANDRIAE NOMINE APPELTAM IN DOTEM TRADIT. Ano 861. hetgeen zeggen wil, dat: Keizer Karel de Kale, aan Boudewijn den IJzeren, en Judith zijn dochter, echtgenooten (van elkaar), de landstreek door de Somme, de Schelde en den Oceaan ingesloten, genaamd met den naam Viaanderen, heeft gegeven als bruidsschat. We zien op die kaart de Schelde (toen Scal- dis) stroomen langs Ganda (Gent), Temsche, Antwerpen en verder Noordwaarts tusschen Zuytibevelanda. vervolgens Noordwestwaarts tusschen Noordbevelanda, in de zee uitrnon- dende langs de Roompot, Oostwaarts van Gent stroomt de Livia (Leye), die alvorens de kust te bereiken twee binnenmeeren (of moe- rassen passeert om tusschen Brugge en Lami- flitum (Sluis) de zee te bereiken. In tegenstelling met het overig deel van Europa dat door deze kaart in beeld wordt gebracht, en bijna geheel bedekt is met plaatsnamen, lijkt het gebied van Zeeuwsch- Vlaanderen enz. bijna een onbewoonde streek. We vinden er slechts enkele plaatsen op en dan nog het meest in Flandria, hetgeen er wel op wijst, dat het aan den vasten wal van Belgie grenzend gebied hooger lag dan de latere Zeeuwsche eilanden. We vinden in het tegenwoordig Belgisch Viaanderen o.m. de plaatsen Eecloo, Cap- rycke, Bouchaute en Assenede. En voor wat Zeeuwsch-Vlaanderen betreft vinden we aangestipt Aardenburg, Oostburg, Cadsand, Groede, Bienvliet, Hulst en Ter plaatse van Walcheren duiden een burcht en een kerktoren op een nederzetting, doch staat alleen de naam ,,Valachra" ter wijl in het Zuidwesten van Zuid-Beveland staat aangegeven „Borsela" (Borsselen). Bij nadere ibeschouwing blijkt deze kaart de om- trek van de hier voren genoemde eilanden zwak aan te geven alsof het omlijnde iets hooger is gelegen dan de omgeving en vinden we dan tusschen Noord- en Zuid-Beveland nog zoo'n verhoogd deel genaamd ..Wijerdicum" hetgeen het latere eiland ,,Wolfaartsdijk" zal zijn. De veronderstelling dat het buiten Viaan deren en de eilanden bovenwater komende gebied uit een moeras in den vorm van schorl gronden bestond, is niet gewaagd. We heb ben indertijd een kaart in ons bezit gehad (jammer dat we dit laatste woord moesten schrijven) waarop de mond der Schelde was aangegeven als te bestaan uit een door vlie- ten doorsneden gebied met tal van eilandjes. Een feit is het, dat er steeds meer en meer water gekomen is, waardoor Viaanderen van Zeeland werd gescheiden door water, aanvan kelijk smal, later steeds breeder en breeder. In Nederland als Polderland" schrijft Dr. A. A. Beekman, dat eenmaal de Noordelijke kust van Viaanderen liep, samenvallend met de grens der diluviale zandgronden, van Burcht a/d Sohelde bij Antwerpen) over Clinge, St. Jansteen, Koewacht, Overslag, Selzaete, Assenede, Bouchaute en Eede. tot even ten Zuiden van Sluis, van hier Z.W.- waarts ten Zuiden van Damme en dan ten Westen van Brugge om. Daarvoor lag ook hier laagveen, dat toen het zeegat van de Wielingen wijder werd, waarschijnlijk in de derde tot de vijfde eeuw met aansliibbingen van klei en zand werd bedekt. 'Het is voor ons en zeker ook voor tal onzer lezers iets nieuws, dat voor deze streken de Grieken de eerste waterbouw- kundigen zouden zijn geweest. Smallegange meldt het ons echter in zijn Kroniek, dat de Grieken, die deze kusten met hun schepen bezochten, hunne ervaringen in dit opzicht aan de bewoners hebben overgebracht en dezen hebben geleerd hunne telkens onder water komende landen door dijken daartegen te beveiligen. Wij lezen evenwel in die kro niek ook, dat men in lateren tijd, die van de Grieken aangeleerde kennis ook nogal heeft verwaarloosd, en dat dit aanleiding werd dat zulke groote oppervlakten land aan de zee zijn ten offer gevallen. Zeeuwsch-Vlaanderen is eerst laat Zeeuwsoh gebied geworden. Het lag blijkens de vor- ming van den bodem hooger dan de Zeeuw sche eilanden. Zooals reeds werd aangestipt onderging het gedurig veranderingen, wegens overstroomingen. Oude kroniekschrijvers mel- den, dat in 1014 de golven bij den storm- vloed tot de wolken stegen! Dat hier over driving in schuilt is overduidelijk. Het ty- peert ook, hoe men die verhalen moet be- schouwen. Volgens overlevering kwam het water in 1170 niet alleen over de dijken, maar zelfs over de duinen. De St. Aagtenvloed van 1288 overstroomde geheel Zeeland, be- halve Walcheren en Wolfaartsdijk. Voorts werden bij den stormvloed van 1377 in Viaan deren groote verwoestingen aangericht. Het spreekt wel van zelf, dat het volk tengevolge' dier overstroomingen onder zware lasten ge- bukt ging en men den moed, om den strijd tegen het water voort te zetten, wel eens verloor. Voor de landaanwinning en oeververdedi- ging van Zeeuwsch-Vlaanderen en ook van een deel van Zeeland, zijn de zuidelijk gelegen kloosters van grooten invloed geweest. De verkondigers van het Christelijk geloof die hier werkzaam waren kregen voor de door hen gestichte kerken vele goederen en droe- gen die aan hunne kloosters over. Zoo zijn rt/.frr rn.i r/. Kaarte van den Eijlande van Axel en Neusen, mitsgaders den Austrijsen en Stoppeldijkpolder, soo verre Axel-Am(bagt over deselve Polder strekt, gemeten door P. Horbwrjn, A°. 1690, gecopieerd door D. W. C. Hattinga te Tholen, 23 Junij 1746.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 1