verlegen zat, gegevens verstrekt, het rijksbu- reau heeft deze uitgewerkt en hierop een be- rekening gebaseerd. Door den tijd die even wel verliep, voordat er een waterleiding tot stand kwam, kon de industrie niet wachten en heeft in zijn eigen behoeften voorzien. Het gaat niet aan, deze thans te binden, waar de betrokken fabrieken alle voor eigen installaties hebben gezorgd. Intusschen moes- ten hierdoor de inkomsten veel en veel lager worden geraamd. De heer De Vos heeft een aanmerking ge- maakt op de verlaging der hoogste tarieven met 1. Zooals spreker reeds heeft geantwoord betreft dit een totaal van 113 woningen, alzoo een mindere ontvangst op een heel jaar van 113, die niet van beteekenis is. Door den heer Scheele is de kemvraag ge steld, spreker meent deze voldoende uitvoerig te heiblben beantwoord. De freer 't GIDDE wenscht aan zijn vraag er nog een te verbinden. Nu het publiek kan lezen, dat de aansluiting verplicht is, is het van belang, dat dit zoo spoedig mogelijk aan- sluit. Naar hij meent bestaat de gelegenheid tot het verkrijgen van een vergoeding, voor degenen die zich tot 1 October a.s. voor aan sluiting opgeven. Spreker vraagt of dit juist is. De heer DlKoTTER antwoordt bevestigend. Degenen, die zich v66r 1 October a.s. opgeven voor aansluiting, ontvangen een tegemoetko- ming van 7,50 in de kosten van aansluiting. De heer HARTE verklaart, in vefrband met zijn aandeel in de voohbereiding van de Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding, volgaarne te hebben voldaan aan de uitnoodiging van den Voorzitter, om in deze bijeenkomst tegen- woordig te zijn. De kwestie der tarieven houdt velen bezig. Er bestond gegronde verwach- ting, dat, na de aanvaarding van het door de Commissie van Onderzoek in het jaar 1928 voorgestelde tarief door den Directeur van het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening, den heer Ir. Krul, de latere besprekingen en de daarop in 1930 gevallen raadsbesluiten, de tarieven vender geen oonzaak van strijd meer zouden uitmaken, doch zij staan, als gevolg van het afwijkend besluit van het bestuur der Waterleidingmaatschappij, weer in het voile licht. Aangezien sinds het besluit tot deelneming aan de oprichting dezer maatschappij vele nieuwe leden deel van het raadscollege maken en het aan spreker ook gebleken is, dat bij enkele der toenmalige raadsleden de verschil- lende factoren die destijds invloed hadden, wel eenigszins zijn vervaagd, zal het zeker zijn nut hebben, de historic nog eens volledig in de herinnering terug te roepen. Spreker moet zich op een standpunt stel- len. geheel afwijkend van dat van den Direc teur, den heer Di'kotter, en is van meening dat Commissarissen der opgerichte naamlooze vennootsc'hap, optredende als uitvoerders van de genomen raadsbesluiten tot toetreding, zich hadden behooren te houden aan het tarief, aangeboden door de Commissie van Onder zoek, meer in het kort, ter onderscheiding van het oorspronkelijke, genoemd het tarief-'Harte, aangezien uit alles blijkt, dat, al staat dat tarief niet in het raadsbesluit omschreven, dat gemeenteraden zich hij het nemen van het be sluit op het standpunt hebben gesteld, dat het tarief-Harte'' het tarief voor de water- levering zou zijn. Waren commissarissen niet wettelijk ge- bonden, moieel waren zij dit naar sprekers meening wel. In die meening staat spreker niet alleen; hij bevindt zich daarvoor in goed gezelschap. De heeren De Bel te Sas van Gent en Wind van Merkesteyn alhier, die met spreker door den heer Ir. Krul over het kleine plan zijn geraad- pleegd, hebben dezer dagen aan spreker, toen hij hun meening vroeg, verklaard, dat zij even- zeer van meening waren, dat voor de exploi- tatie der waterleiding, het „tarief-Harte" bet tarief zou zijn, waarop de exploitatie was gebaseerd. Ook de oud-frurgemeester van Ter Neuzen, de heer Huizinga, bleek er in een gesprek, waarbij ook tegenwoordig was zijn collega uit Axel, niet anders over te denken en verklaarde ook onlangs tijdens de reis met de ouden van dagen dat standpunt nog te deelen. Voor staving van sprekers stelling is een historisch ovenzicht der kwestie noodig, aan gezien het zakelijk deel van de strijd over de waterleiding er eene is geweest over de tarie ven en het resultaat van dien strijd voor de totstandkoming ibeslissend is geweest. Door den heer Dikotter is opgemerkt, dat het tarief-'Harte slechts is bedoeld geweest als een „schema"', dat het althans door het Rijks- waterleidingbureau nooit anders is beschouwd. Spreker moet hiertegenover stellen, dat noch de heer Krul, de directeur, noch de heer Car- riere, van het Rijkswaterleidingbureau bij de gehouden besprekingen ook maar op eenigerlei wijze hebben doen blijken, dat zij dat tarief als een „schema" beschouwde, integendeel: het heeft nadat het was aangeboden en aan- vaard gediend als „toasis" voOr de berekenin- gen en rapporten. Eerst uit een brief van 22 Mei 1.1. door spreker van den heer Ir. Krul in antwoord op zijn ibezwaren tegen den gang van za'ken, ontvangen, moest hij vernsmen, dat ook deze het tarief dat men hier als vaststaande beschouwde, slechts een voor- beeld noemde en hij op grond van nieuwere ervaringen aan een oppervlakte-tarief de voorkeur gaf. Spreker zal zich niet in beschouwingen be- geven welk tarief de voorkeur moet verdie- nen, omdat dit z.i. thans niet ter zake doet, aangezien nu eenmaal een systeem was aan- vaard. Maar toch moet hij opmerken, dat het kamer-tarief" geen uitvindsel is geweest van de Commissie van Onderzoek, doch door den heer Ir. Krul in zijn rapport van April 1923 aanbevolen en verder bij de besprekingen in verschillende plaatsen als het meest billijke en gemakkelijk toe te passen tarief werd ge noemd. Ook de commissie heeft het op grond daarvan aanvaard. (Het ging bij den strijd dus niet tegen het systeem, doch tegen de bedragen, waartoe dit leidde. Een bewoner van een modeme ar- beiderswoning der Woningbouwvereeniging te Ter Neuzen, volgens het type staande aan de Van Steenbergenlaan, met 3 slaapkamers op den zolder, zou voor watergefbruik niet min der dan 33 per jaar hebben moeten betalen. Tegen die hooge bedragen ging'de strijd. Spre ker heeft het nimmer kunnen begrijpen, dat indertijd 21 gemeenten in Zeeuwsch-Vlaande- ren tot dat plan toegetreden zijn. Hij zag er emstig bezwaar in, doch onthield zich van critiek en meende de zaak op zijn beloop te moeten laten, overwegende dat de colleges die zich vodr dat plan uitspraken, daar dan ook de verantwoordelijkbeid zouden hebben te dragen. Omstreeks 1925 lcwam er echter een kink in den kabel. De gemeenteraden zagen het oogenblik naderen dat zij den waterleiding- wissel zouden hebben te accepteeren en be- gonnen met allerlei uitivluchten in meerder- heid terug te krabbelen. Ook in deze gemeente leidde een onhandigheid van het waterleiding- betuur er toe, dat de gemeenteraad alvorens aan de aangegane verplichting te voldoen, nog eens wilde nadenken. Er waren ondertusschen ook nieuwe leden in den gemeenteraad geko- men. Deze namen het rapport 1923 in studie en een hunner stuitte op het hooge bedrag der tarieven. Hij achtte het bezwaar tegen een dergelijk tarief onoverkomelijk en, aangezien reeds voldoende gebleken was, dat het toen- malig bestuur niet bereid was om een nadere omschrijving te geven van hetgeen als ,,kamer" in rekening zou worden gebracht, leidde zijn overleg met medeleden er toe, in den gemeenteraad voor te stellen de opgerichte naamlooze vennootschap te ontbinden. Ondanks alle middelen, die door het oude be stuur met behulp van eerste ambtsdragers der gemeenten werden aangewend. om die bewe- ging tegen te houden, storid het er ten slotte zoo voor, dat een voorstel tot ontbinding kans had de noodige twee-derden van de stemmen der aandeelhouders te halen. In de vergade- ring van aandeelhouders stelde het bestuur echter voor, ten einde zoo mogelijk de zaak te redden, een commissie van onderzoek te be- noemen, bestaande uit voor- en tegenstanders. Dit voorstel werd aangenomen. Ook spreker werd aangezocht om zitting te nemen in die commissie en werd vervolgens gekozen in het moderamen, zoodat hij het geen behandeld is, van zeer nabij heeft mee- gemaakt. Er is destijds in Zeeuwsch-Vlaande- ren heel wat stof opgeblazen over de water leiding en de gestes van het bestuur of van bestuursleden. Het is niet noodig om op al die dingen in te gaan, aangezien van al die andere bezwaren, behoudens dan enkele bij- komstigheden en gegeven wenken tot bezui- niging bij opizet en exploitatie, vrijwel niets is overgebleven, en alleen het hier naar voren gebrachte tariefbezwaar op vasten bodem bleek te berusten. Spreker is met enkele andere heeren uit dieze gemeente als lid der commissie toegetre den, met het voornemen, te onderzoeken of hetverkrijgen eener waterleiding tegen een draaglijk geacht tarief in Zeeuwsch-Vlaande- ren mogelijk zou zijn, omdat izij een waterlei ding in deze streek wel van algemeen belang achtten. Maar tevens ook met het voornemen, daar afwijzend tegenover te .blijven staan. in- dien de tarieven te hoog zouden moeten blij ven, voor de draagkracht der bevolking. Met vooribijzien van alle theorien die daar- omtrent waren aangevoerd. heeft Spreker daarop een onderzoek ingesteld naar elders bestaande tarieven. 'Hij kreeg daarbij in han- den een tarief der gemeentelijke waterleiding te Amsterdam, ook gebaseerd op kamer-tarief en zag daarin, dat voor woningen ingericht zooals die behoorende aan de Woningbouw vereeniging alhier, staande te Watergraafs- meer, welke door hem bezichtigd waren, een tarief gold van f 13 per jaar. Aangezien de loonen die in de hoofdstad gelden aanmerke- lijk hooger zijn dan hier, ging hij uit van het beginsel, dat de draagkrachten van de bewo- ners dier arbeiderswoningen toch zeker niet hooger behoorde te worden gesteld dan die te Amsterdam. Hij trachtte alzoo met behoud van het kamer-systeem een berekening te maken om voor die woningen aan dat bedrag te komen. Daartoe moest op het kamer- systeem een correctie worden toegepast en dit vonld hij, door te omschrijven, dat zolderka- mers niet zouden meetellen. Daardoor kwa- men de bedragen voor deize huurders, wier economische omstandigheden niet verschilden van die welke nog beschikken over ouderwet- sche woningen met bedsteden en open zolders en die gewoonlijk hebben een woonkamer en keuken, meer naibij. Sprdker bracht zijn denkibeetd in de com missie naar voren en dit werd door het mo deramen, waarvan voorzitter was de heer J. G. van Niftrik, oud-directeur der Vlissing- sche waterleidingmaatschappij, nader beke- ken. Deze meende, met den secretaris, den heer Dr. Ramaker, dat de voorgestelde cijfers tot een t e lage opbrengst zouden voeren, waarna men als compromis ten slotte tot een tarief krwam, waarbij bedoelde arbeiderswo ningen op 15 's jaars zouden komen, het geen dan als een maximum was te beschou- wen. Voorts werd het tarief naar evenredig- heid verder bewerkt, hetgeen tot gevolg had, dat de hoogste klasse ook verminderde van 60 tot 52 en andere naar evenredigheid. Bovendien werd toen ook, men vindt dat op bladzijde 15 van het rapport bovenaan, om schreven, welke woningruimten wel en welke niet zouden worden berekend. Dit voorstel is door de commissie, bestaan de uit ongeveer 30 personen, aanvaard. Er werd dus niet vastgesteld een tarief tusschen 7 en 52, doch de bedragen voor de verschil lende typen woningen werden stuk voor stuk vastgelegd. Met dat tarief kwam het mode ramen bij den directeur van het Rijkswater leidingbureau met de vraag: ,,kan de water leiding daarmede geexploiteerd worden?" De heer Ir. Krul heeft toegezegd, dat eens te zullen bezien en heeft het voorts ter be- harideling in handen gesteld van den heer Ir. Carriere. Deze is daarna bij het bestuur gekomen met de mededeeling dat aan de hand der woningcijfers en er ook rekening mee hou'dende, dat sinds de eerste opneming veel woningen waren bijge/bouwd, volgens dit ta rief exploitatie van de in plan gebrachte wa terleiding mogelijk was. Zelfs had de heer Krul ook geen bezwaar te voldoen aan het verzoek van den heer Van Niftrik, om op grond van hygienische belangen en in ver- band met het ruim watergebruik dat hier zou worden toegestaan, closets en bad van bijslag vrij te stellen. Meent men nu, dat de commissie al dat werk zou hebben gedaan en zich voor dat tarief zooveel zorg zou helbben gegeven, in- dien men gemeend had slechts ,,een schema aan te geven? Wanneer men zich op het standpunt plaatst thans door het waterlei- dingibestuur ingenomen, had men die tusschen f 7 en 52 ook evengoed in den ouden vorm, n.l. 7 en /60 kunnen laten. Neen, de commissie was van meening, nu met haar tarief het doorzetten van het wa- terleidingplan mogelijk te hebben gemaakt, omdat het haar terstond bekend was. dat d i t tegenstanders in voorstanders zou ver- anderen. En dat het meer dan een schema was, meende men ook te mogen afleiden uit de conclusie die de heer Ir. Krul in het rapport 1928 schreef: „Uit het bovenstaande volgt, dat de door de „commissie van onderzoek wenschelijk geach- ',tc technische en economische wijzigingen in ,,het waterleidingplan voor Zeeuwsch-Vlaan- ,,deren uitvoerbaar zijn, zonder dat de kapi- „taalslast vvordt vergroot en zonder dat de „rentabiliteit in gevaar wordt gebracht". Bij zoo'n uitspraak moet men verwachten dat het voorgestelde ook zal worden toegepast. Commissarissen der oude waterleidingmaat schappij hebben dan ook, in verband :nehet oordeel van het Rijkswaterleidingbureau het rapport der commissie op dit punt aanvaard, zoodat van zelf de meening postvatte, dat in elk geval thans het tarief veilig was. Nader bleek, dat die gewijzigde houding van Commissarissen de zaak niet meer kon redden. Uit de besluiten in de verschillende raadszittingen bleek, dat van de 21 gemeenten slechts 8 bij de waterleiding wenschten aan- gesloten te blijven, n.l. 3 in Oost- en 5 in West-Zeeuwsch-Vlaanderen, van welke laat- ste later nog 2 afivielen. Door Z. Exc. den Oommlssaris der Koningin in Zeeland, den heer Jhr. Mr. Quarles van Ufford is toen nog een poging beproefd om het groote plan te redden, door een aantal vooraanstaanden in Zeeuwsch-Vlaanderen uit te noodigen om zitting te nemen in een pro- paganda-comite. De gevraagde heeren gaven evenwel, zonder ruggespraak te hebben ge houden, alien unaniem als hun oordeel te ken- nen, dat een dergelijke poging geen vrucht meer kon hebben, dat vele inwoners nu een maal kopschuw waren geworden en de zaak doodgepraat was, dat het 6enige propaganda- middel zou zijn: te trachten in een of meer gemeenten een kraan open te zetten, in de verwachting, dat dan meerdere gemeenten zouden toetreden. In overweging werd gege ven te laten onderzoeken of een klein plan, alleen voor de gemeenten die trouw waren ge- b lev en, economisch uitvoerbaar zou zijn. Men meende dat zulks het geval zou zijn, omdat alsdan zeer vele onvoordeelige objecten zou den venvallen. Het resul'taat van die besprekingen is ge weest het venzoek van de Kamer van Koop- handel en Fabrieken in dit gewest aan,den Oommissaris der Koningin, om naar de uit- voerbaarheid van dat kleine plan een onder zoek te willen laten instellen. Daarmede kwam de zaak officieel weer aan het rollen. Ofschoon zulks een teleurstelling was voor den Directeur van het Rijkswaterleiding bureau, omdat hierdoor een plan verviel waar- voor hij zich bijzonder geinteresseerd had, zag hij toch in, dat het geopperde denkibeeld de eenige kans bood om nog wat te bereiken. En op deze wijze ontstond het rapport ,,0", uitgebracht aan den Commissaris der Konin gin, voor een 8 of een 3 gemeentenplan O. Alvorens dit definitief vast te stellen, heeft de heer Ir. Krul daarover geconfereerd met de heeren De Bel, Wind van Merkesteyn en ipneker en omtrent de uitkomsten waartoe dit V.n/4 now on onH or* mPOCfpiHpplH T~)p llit- geleid had een en ander meegedeeld. De ui voering was zeer wel mogelijk gebleken. Het stond er zelfs iets beter voor. Natuurlijk ont- brak dezerzijds niet de vraag naar het tarief. Het antwoord was, dat men dit als basis had kunnen aanhouden. De Directeur schrijft dan ook in zijn rapport „0", dat bij dit kleine plan de uitkomsten nog gunstiger zijn dan bij het groote, aange zien het tot een hooger gemiddelde voert. Ieder onibevooroordeelde zal toch moeten toegeven, dat men, aan de hand van zulke feiten en besprekingen toch alle reden had om als vaststaand aan te nemen, dat voor deze nieuwe ondememing „het" tarief niet alleen als basis zou dienen, doch ook zou worden in- gevoerd? Geen enkele uitlating van den heer Ir. Krul kon iets anders doen verwachten of venmoeden. Op dien grond is dan ook door spreker en anderen propaganda gemaakt voor het nieuwe plan, zoowel bij verschillende personen die daarop als lid van colleges invloed kcnden uitoefenen, als in de pers. Ook is het gevolg van een en ander geweest, dart men in de raadszittingen waar over deze zaak beslist werd, niet anders over heeft ge- dacht. Omdat er bij inzage der raadsstukken niets van bleek, heeft spreker er den dag vddr de beslissing den gemeente-secretaris, die ook deel van de commissie van onderzoek ge maakt heeft, naar gevraagd, of de basis van het besluit nu toch was gebleven hot ,.tarief- Harte" om het zoo ook eens te noemen en kreeg een bevestigend antwoord. De notulen der raadszitting van 6 October 1930 toonen aan, dat de verschillende spre kers, zoowel de heer Scheele als wijlen de heer De Jager en ook de Voorzitter het tarief als vastgelegd beschouwden. Het blijkt ook uit de notulen der raadszitting van 19 April 1934, waar de kwestie nogmaals aan de orde kwam en waarin de heer Scheele spreekt over „het tarief" en de Voorzitter het nog meer preci- seert door te spreken over ,,het huidig tarief". Spreker herhaalt. dat hieruit wel blijkt, dat het Rijkswaterleidingbureau ook bij de ver- dere besprekingen met de gemeentelijke col leges evenmin als 'bij de commissieleden tot een andere opvatting aanleiding heeft gege ven. Men was nu eenmaal van meening dat dit tarief vast lag. En wanneer nu hier- tegen wordt aangevoerd, dat het tarief toch niet in de raadsbesluiten is opgenomen, dan moet spreker dit volkomen toestemmen. Maar er bestaat toch ook goede trouw. De Direc teur heeft hier voldoende kunnen waarnemen, hoe men over het tarief dacht. Hij heeft nimmer te kennen gegeven, dat men daarom- trent in een dwaling verkeerde. Men had dus geen aanleiding om het in de raadsbesluiten vast te leggen. Zijn wij zegt spreker die rekenende op loyaliteit hebben geadviseerd, en de leden der gemeenteraden, die hebben besloten, te goed van vertrouwen geweest? Op grond van bekende feiten en mijn ver- houding tot verschillende heeren die hier het besluit heibben helpen nemen, wier meening ik kende, kan ik u "wel verzekeren, mijnheer de Voorzitter, dat, indien de heer Krul v66r de vergadering van 6 October 1930 zou hebben meegedeeld, dat men zich niet moest voor- stellen dat vaststond dat het „tarief-Harte" zou worden ingevoerd, dat dit slechts een ..schema" was en het tarief nog in de lucht zweefde, omdat dit nader zou worden vastge steld, wij hier thans wel niet onder Uwe lei- ding zouden samenzijn om met den directeur der in exploitatie gebrachte waterleiding te spreken over de tarieven, want er is geen kwestie van, dat er dan in den gemeenteraad voor toetreding een meerderheid zou geweest zijn en evenmin zou dan de zooeven aange- stipte propaganda zijn gevoerd. iDe heer Dikotter zegt hier wel, dat de ta rieven volgens het oppervlakte-tarief niet duurder zijn, dan die volgens het kamer-tarief, maar dat klopt toch niet met de practijk zoo als spreker daar tot nu toe kermis mede maakte. iHij heeft in dat opzicht het onderzoek dat blij'k'baar werd ingesteld om tot een andere tariefregeling te komen, van meet af aan met eenig wantrouwen begroet. Toen Commissa rissen ten slotte een tarief hebben vastge steld, informeerde hij den volgenden dag bij den heer 'Huizinga naar het resultaat. Deze deelde hem mede, dat het was meegevallen, want het was nu nog lager. Spreker had dus hoopvolle verwacfrtingen, vooral voor de huur ders der woningen van de woningbouwver eeniging, omdat door de Directie der Water leidingmaatschappij reeds de vraag was ont vangen, of het bestuur bereid zou zijn tegen een toe te kennen korting de zorg en risico voor het innen van het watergeld op zich te nemen. Het bedrag van f 15 stond hem als basis voor den geest, indien het tarief nu lager was vastgesteld en bovendien korting kon worden verdiend, stond de zaak er goed voor. iHet was daarom voor hem een koude douche, toen hij, ten kantore der maatschappij de zaak nader besprekende, moest vememen, dat het tarief voor de arbeiderswoningen aan de Van Steenbergenlaan op 18 kwam. Dat was in plaats van lager, een verhooging van 20 pet. En de woningen die vroeger op /II waren gesteld, waren nu berekend op 13,20. Dat het bestuur der woningbouwvereeniging met de directie der maatschappij een overeen- komst heeft gesloten, die onder de huidige omstandigheden bewredigend kan heeten, doet niets af aan de omstandigheid, dat het opper vlakte-tarief, zooals het thans wordt toege past, voor een aantal woningen een hooger ta rief aangeeft, dan waaraan betrokkenen zich meenden te mogen verwachten, blijft een feit. Spreker vemam van meerdere woningen, b:v. ongeveer een geheele straat, waar wonin gen staan die volgens hem op 18 's jaars kwaimen te staan en waarvoor nu volgens op- pervlakte wordt berekend f 26 tot zelfs 29. Indien dan ondanks deze veel hoogere bedra gen voor een deel der woningen de .gemid delde" opbrengst toch maar ongeveer dezelfde is gebleven, kan het niet anders, of andere soort woningen moeten dan wel zeer zijn ver- laagd. De verhoudingen tusschen de verschillende tarieven zijn thans geheel veranderd en indien in de toekomst een procentsgewijze algeheele verlaging zou worden ingevoerd, zullen die laatste door hem bedoelde woningen nog niet tot het peil komen, dat men zich had voorge- steld, terwijl dan anderen zeer veel minder zouden betalen. Ook schijnt de nu ingevoerde regeling niet vrij van aanleiding tot willekeur in de toepas- sing. In het tarief der commissie was nauw- keurig omschreven hetgeen wel en hetgeen niet berekend werd. Ieder kon dat steeds con- troleeren. Thans heeft hij echter hooren ver- luiden voor de waarheid kan hij niet in- staan dat er op de zolders verschillend zou worden gemeten. Bij de modeme woningen, gebouwd volgens de eischen der bouwverorde- ning en de rijksvoorschriften voor woningwet- woningen, worden de slaapkamers, afgeschei- den door muren van vast materiaal, weer meegemeten. Personeel der waterleidingmaat schappij dat in de huizen opmetingen komt doen zou zich echter hebben uitgesproken, dat slaapkamers van licht materiaal, b.v. beplakt spanlinnen of karton e.d. niet als kamers zullen tellen en dus niet worden meegemeten. Toch zal men het aantreffen dat de welstand van een bewoner van zoo'n ouderwetsche wo- ning, die zichzelf op die wijze reeft geholpen, hooger is dan die van een arbeider die ge- noodzaakt is om een modeme arbeiderswo- ning te betrekken, omdat er geen andere meer zijn en er ook geen andere mogen gebouwd worden. Terugkomende op zijn stelling, dat com missarissen zich op grond der historie der tot stand'koming van deze waterleiding en de ge nomen raadsbesluiten hadden moeiten houden aan het tarief-Harte, wijst hij er op, dat ge bleken is, dat die meening bestaat onder leden dezer vergadering. Hij heeft ditzelfde ook vernomen van een wethouder en een raadslid der gemeente Sas van Gent, die het besluit hebben helpen nemen, en ook een lid van den raad van Hulst die tijdens het nemen van het besluit fungeerde had dezelfde opinie. Hoe het in Axel staat heeft men onlangs in een verslag in de Ter Neuzensche Courant kunnen lezen evenals in het daarin verschenen stuk van het raadslid de heer C. Hamelink. Men moet bij de beoordeeling dezer kwes tie vooral niet uit het oog verliezen, dat de groepen betrokken geworden bij den aanleg van een waterleiding in dit gewest in 3 groepen te verdeelen zijn. Deze spiegelden zich ook af in den gemeenteraad. Er was een groep die een waterleiding wenschte, onge- acht de kosten, meende dat dit wel in orde zou komen. Een andere groep was er finaal tegen, d.w.z. met verplicht_c aansluiting en er werd uitgemaaikt, dat zonder dit een water leiding hier niet bestaanbaar was. Dan was er nog een middengroep, bestaande uit hen, die wel willen medewerken aan zaken van algemeen belang, wanneer zulks economisch verantwoord is. Deze middengroep wilde wel aan een waterleiding meewerken, wanneer die door de bevolking tegen een draaglijk tarief betaalbaar was. Deze middengroep is vOor de waterleiding gewonnen door het tarief-Harte" Het is te betreuren, dat daarvan is afgewe- ken. De oppositie tegen de waterleiding was al heel aardig geluwd. Maar thans heeft men weer velen door het hooger tarief dan waarop ze met recht konden rekenen afgeschrikt. Het spreekt van zelf, dat dit deprimeerend moet wenken op het aantal vrijwillige aansluitmgen. Naar spreker vernam, was dit voor het eerste jaar geraamd op 55 der aansluitbare per- ceelen Hij had zoo het gevoel, dat men dit benaderen zou. Thans vreest hij, dat dit door den nieuwen kink in den kalbel daar ver be- neden zal blijven. De voordeelen die men blijkbaar uit het oppervlakte-tarief meende te kunnen halen, zullen als gevolg daarvan een gevoelig nadeel worden. Voor de ondememmg die er naar hij verwachtte, redelijk voor be- gon te staan, is, hij herhaalt dit, het besluit te betreuren. Het schijnt wel, of er op een waterleiding in dit gewest een noodlot moet rusten, als gevolg van bestuursbesluiten. Tenslotte nog een vraag. De heer Dikotter heeft zooeven in antwoord op de vraag van den heer 't Gilde zoo positief geantwoord, dat de plicht tot aansluiting bestaat. Is dat wel juist. De heer SCHEEDE zal, als het over ver- plichte aansluiting gaat, dan ook weer moe ten beginnen. De heer HARTE verklaart, alleen deze vraag te willen stellen, in verband met het gegeven antwoord. De heer DlKoTTER antwoordt, dat in de Rouwverordening van den aangesloten ge meenten een bepaling voorikomt, waarbij voor alle woningen die tainnen 40 meter van een waterleidingbuis gelegen zijn, de aanslurtplicht is voorgeschreven. De heer HARTE zegt, dat hem dit bekend is. Zijn vraag is echter: bezit die bepaling, in aanmerking nemende het arrest van den Hoogen Raad betreffemde een aannemer te Vriezenveen, die was vrijgesproken, bmdende kracht. Bepalen die verordeningen ook wie een perceel moet aansluiten De heer DlKoTTER antwoordt, dat hij die kwestie heeft onderzocht. Het arrest van den Hoogen Raad betreft niet de zaak zelf. Het beroep van den Amlbtenaar van het O. M. is verworpen op grond van een vormkwestie. t—iimwiori in nivpritssel n'ofif even- De overt readers worden in Overijssel nog even zeer verbaliseerd ats vroeger. De VOORZITTER stemt er mede in, dat die zaak door den Hoogen Raad niet ten finale is behandeld. Zooals meer voorkomt, gold het hier een afwijking van den vorm in de ten laste legging. De heer HARTE meende, dat de indertijd in de pers verschenen berichten toch anders luidden. Misschien zijn deze niet juist of on- volledig geweest. In elik geval, zal de tijd dit kunnen leeren. De VOORJZinTER spreekt zich uit, dat ae waterleidingmaatschappij in de eerste plaats heeft bezien het voordeel der bevolking. De wordingshistorie der waterleiding is in deze niet primair. Een schema, waarop de bereke- nin<* van de rentabiliteit berust, kan ten alien tijde meer of minder worden uitgebreid. Spre ker kan zich dan ook niet voorstellen, dat, indien een schema naar voren wordt gebracht, het mogelijk zou zijn, dat de gemeenteraa de maatschappij hieraan zou kunnen binden. Niet de gemeenteraad, doch alleen de verte- genwoordiger der gemeente bij de waterlei dingmaatschappij zou op toepassing van e kamertarief kunnen aandringen. De heer HARTE noemt die stelling alleen formeel juist, maar beschouwt die in werke- lijkheid anders. Eigenlijk is de gemeenteraad, die het besluit nam tot het oprichten van een waterleiding, de hoogste macht. Omdat het echter practisch bezwaren met zich brengt, dat de gemeenteraden gezamenlijk een water leidingmaatschappij zouden gaan exploiteeren, heeft men den naamlooze vennootschap-vorm gekozen en heeft men daarin vertegenwoordi- gers der gemeenteraden benoemd, die thans zitting hebben als commissaris. Deze zouden naar zijn meening, in die kwaliteit de beslui ten der gemeenteraden behooren uit te voeren. De gemeenteraden hebben besloten tot het stichten eener waterleiding overeenkomstig rapport O. Daaraan zou men zich moeten houden. De VOORZITTER: Dat zegt u, doch de in bedoeld rapport aangehaalde tarieven golden als een voonbeeld. De heer HARTE: Ik moet hier met nadruk herhalen, dat van wege den directeur van het Rijkswaterleidingbureau, noch van een zijner medewerkers v6or het nemen der raadsbe sluiten van 1930 ooit over het tarief is ge- sproken als een voonbeeld". De VOORZITTER verwijst naar het rap port der commissie van onderzoek. In de slotlbeschouwing wordt in conclusie 19 gezegd, dat het kamer-systeem ,,aanbeveling" ver- dient. Het wordt dus alleen „aanhevolen", doch niet dwingend voorgeschreven. Het is begrijpelijk, dat, indien een geruimen tijd over een bepaald tarief gesproken wordt, bij ver schillende i personen de meening post vat, dat ,,het" tarief de basis is, waarop de onderne- ming berust. De heer HARTE merkt op, dat de conclusie van het rapport moet gelezen worden in ver band met den overigen inhoud. Er werden, op grond van het rapport van den heer Krul 1923, door de commissie verschillende tarief- systemen besprokem De besprekingen leid- den tot het resultaat, dat de commissie met den directeur van het Rijkwaterleidingbureau instemde, dat een kamer-tarief het meest aan- beveling verdiende. Die conclusie hield geen verband met de cijfers. Die cijfers, met een omschrijving van hetgeen al of niet als kamer in aanmerking kwam, vindt men op een an dere plaats. Zij loopen van 7 voor een een- kamerwoning, tot 52 voor een woning van 8 kamers of meer. Zooals spreker uit de notulen van den gemeenteraad heeft aange- toond, is de raad van Ter Neuzen op die cijfers afgegaan en staat het vast dat deze beslis- send zijn geweest voor het al of niet tntstand- komen der waterleiding. Het bestuur der waterleiding heeft daarmee geen rekening gehouden. De VOORZITTER acht het mogelijk, dat de raadsleden zich naar aanleiding van het rapport, met het daarin aangegeven tarief ac- coond helbben verklaard. De heer HARTE verwijst nog naar den in houd van het rapport „0", dat daarop ook ge baseerd is. Hetgeen zich thans voordoet, baart een groote teleurstelling. Men moet het hem niet ten kwade duiden, indien het misschien iets raw klinkt, maar hjj heeft zoo den indruik gekregen, dat verschillende raads leden het gevoel hebben, dat men indertijd heeft gedacht: „praten jullie maar raak, als de zaak eenmaal loopt, gaan wij toch onzen gang". De heer DlKoTTER geeft te kennen, dat de heer Harte terecht naar voren heeft gebracht, dat de hoogte der tarieven het hoofdobstakel is geweest voor de gemeenteraden om toe te treden. De heer HARTE merkt op, dat de hoogte der tarieven, voor wat betreft de arbeiders woningen in de eerste plaats het obstakel is geweest. De heer DlKoTTER meent, dat het tarief in zijn geheel een beletsel is geweest. De heer Harte heeft gesproken over arbeiders woningen, die 18 watergeld zouden moeten betalen. Doch er zijn in de woningen der woningbouwvereeniging ook groote arbeiders woningen, die 15,60 en woningen die f 13,20 moeten betalen. De heer HARTE geeft te kennen, dat dit kleine woningen zijn, die bij toepassing van „het" tarief 11 zouden betalen. De heer DlKoTTER antwoordt, dat er slechts enkele zijn, die 18 moeten betalen. Er zijn ook groote woningen die 15,60 zou den betalen. Dat is ook de heele verkeerde strekking van het ingezonden stuk in de Ter Neuzensche Courant, dat er gesproken wordt, als zouden geheele klassen van woningen meer moeten betalen. Dit laatste mag voor enkele zoo zijn, doch voor het gros is dit niet het geval. De raden hebben zich omtrent de kwestie der tarieven naar sprekers meening slechts principieel uitgesproken, dat de aldus opgestelde tarieven niet te hoog waren. Dat de tarieven volgens het opper vlakte-tarief niet te hoog zijn blijkt ook wel uit de gemiddelde opbrengst. De heer Harte spreekt over een tariefklasse van 18, doch dit tarief komt in het ,,systeem-Harte" niet voor, het wordt althans in de rapporten niet genoemd. De heer HARTE deelt mede, dat dit het ge volg is van een omissie. Het vloeit echter voort, uit de omschrijving van de grootte der kamers. 15 gold voor 2 kleine en een groote kamer. Bij 1 kleine en 2 groote kamers komt men op 18. De heer DlKoTTER kan de tariefklasse van 18 niet vinden in het tabelletje, weerge- geven in het Rapport van de Commissie van onderzoek. Rekent men deze tariefklasse wel mede, dan kan hij uit voile overtuiging zeg- gen, dat het oppervlaktetarief lager is dan het tarief-Harte". Het oppervlaktetarief geeft immers een gemiddelde opbrengst van 19,30 in het eerste jaar en komt in latere jaren hoogstens tot 19,75. Het tarief-iHarte komt dan echter op een gemiddelde opbrengst van 19,84. De hoogte der tarieven is steeds een bezwaar geweest voor toetreding der gemeenten, en men mag nu wel zeggen, dat het kamertarief bindend zou zijn aangenomen, doch bij toe passing van het tarief-Harte zou de maat schappij meer geld ontvangen dan thans het geval is. Spreker kan zich niet voorstellen, dat men vasthoudt aan een tarief, dat veel ■meer geld opbrengt, dat de maatschappij niet noodig heeft. Spreker is er van overtuigd, dat de maat schappij behoort 6e dienen het belang der be volking van Zeeuwsch->Vlaanderen. Het is niet het doel van de maatschappij om winst te maken en de bevolking veel geld te laten be talen, want er is in de statuten bepaald, dat zoodra er winst wordt gemaakt, deze op de eerste plaats moet worden bestemd voor de voorziening van onrendabele gebieden en voor verlaging van de tarieven. Indien het nieuwe tarief hooger zou zijp geweest dan het kamer tarief, zou men hiermede niet zijn aange- komen. Spreker besluit, dat het oppervlakte tarief niet hooger, doch integendeel lager is dan het kamertarief-iHarte. De heer HARTE: Hoe kunt u het zeggen. Er zijn zooals ik aantoonde, geheele straten die beduidend duurder zijn. De heer DlKoTTER: Die straten bestonden niet eens, toen de gemeenteraad besloot tot aansluiting. Dit zijn alle nieuwe, modeme woningen. Hot is bij het tarief-Harte mogelijk, een woning te bouwen van 6 k 7 kamers, die slechts be- taalt voor een 3-kamer-woning. En dit aoht spreker van diit tarief de groote fout. De heer HARTE: Waarom hebben dan de heeren Carriere en Krul zich dan nooit hier- over uitgelaten? (Zie verder het Eerste Blad.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 6