ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
De Nederlandsche Regeering
dagvaardt de Belgische
PRESTO
Voor Permanente Hof van Internationale Justitie
0e Tweelingzusters.
No. 9486
WOENSDAG 5 AUGUSTUS 1936
76e Jaargang
Feuilleton
/V-e&m "Akket't^s'meej
EERSTE BLAD
ZEEPPOEDER
nu tijdelijk 3 pakken voor 15 et.
als Ge mel vacanlie gaal, wanl dan
wordl Uw vacanlie-dag niel bedor-
ven door 'n hoofdpijn of migraine,
als gevolg van de warmle of felle
zon. "AKKERTJES" heipen U dan
3nel en zeker! Vergeel ze dus niet!
TER NEUZENSCHE COURA
ABONNEMENTSPKIJS: Bremen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Bui ten Ter Neuzen
r. per post f 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
/oor Belgie en Amerika 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het bu; ten land alleen bij vooruitbetaling.
Citgcefster: Firma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer f 0,20
kt.f.tve ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 6en dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
DIEN STPUCHT.
Uitspraak inzake vr\jstelling.
iDe Burgemeester van TER NEUZEN.
brengt ter algemeene kennis dat een uit
spraak op aanvrage om vrijstelling van den
Dienstplicht, ter Secretarie dezer gemeente.
voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd.
Tegen deze uitspraak kan binnen tien
dagen na den dag van deze bekendmaking in
beroep worden gekomen.
A. door den ingeschrevene wien de uitspraak
geldt of door diens wettigen vertegen-
woordiger;
B. door elk der overige voor deze gemeente
voor dezelfde lichting ingeschreven per-
sonen of door hunne wettige vertegen-
woordigers.
Het verzoekscbrift moet met redenen om-
kleed zijn. Het behoeft niet gezegeld te zijn.
Het moet worden gericht aan de Koningin,
docb worden ingediend bij den Burgemeester,
ter Secretarie dezer gemeente.
De Burgemeester ziorgt voor de doorzending.
Ter Neuzen, den 5en Augustus 1936.
De Burgemeester voornoemd,
P. TELLBGEN.
HINDER WET.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN, maken bekend, dat het verzoek
van de N.V. AMERICAN PETROLEUM
COMPANY te 's-Gravenhage, Benoorden-
houtscheweg 7, om op bet perceel kadastraal
bekend gemeente Ter Neuzen, Sectie E, no.
1161, een ondergrondsche benzinebewaarplaats
met aftapinrichting te mogen opricbten en in
werking brengen door hen is ingewilligd.
Ter Neuzen, den 4 Augustus 1936.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
P. TELLEGEN, Burgemeester.
A. J. DEES, Wind. Secretaris.
Terzake van schending van het
Verdrag van 1863 tot regeling
van de waterajtappingen nit de
Maas.
(Bij verzoekscbrift, gedateer.d 1 Augustus
1936. heeft de Nederlandsche Regeering bij
het Permanente Hof van Internationale Justi-
toe de vraag aanhangig gemaakt, of de aan
leg door Belgie van onderscheidene werken in
verlbanid met het graven van het Albert-kanaal
en de wij'/e. waarop thans en in de toekomst
in de voeding van de oude en nieuwe kanalen
in Noord-Belgie door dit land eeneijdig is
voorzien, overeen te brengen is met de rech-
ten, die Nederland ontleent aan het Neder-
lanidsch-Belgiscne traetaat van 12 Med 1863
betreffende de wat'eronttreklkdngen aan de
Maas.
Alis agent der Neder 1 andsche Regeering
treedlt op prof. mr. B. M. Telders, hoogileeraar
te Leiden.
Wlij vestdgen er de aanidaciht op, dat zoo-
als uit de oniderstaande beschouwing zal blij-
ken de behandeling voor het Hof in igoede
verstandhouding met de Belgische regeering
is aanhangig geimaalkt. Deze gang van
zaken its een voorbeeld van verstandige be-
sdechtling van een rechtsgeschdl tussichen twee
landen.
Tot recht begrip van de belangrijike kwestie
waamver het gaat, laten wij een Volledig over-
Eioht volgen, ontaeend aan de Haagsche Crt.
De voorgeschiedenis.
De Maas heeft sedert de ingehruikneming
van de in de jaren 1823—1826 gegraven Zuiid-
Willemsvgart. behalve als scheepvaartweg
voor gering verkeer beteekenis gekregen als
voedinigislbron voor kanalen.
Deze beteekeniis nam toe, toen Belgie in de
veertdiger jaren der vorige eeuw eenerzijds
overgting tot den aanleg van het Keimpemsch
kanaal, welk ikanaal het, via de Zuid-Willems-
vaart, eveneens met Maaswater voedde, en
anderzijds, alweer met gebruikmaking van
Maaswater, in de Kempen belangrijike bevloei-
ingswenken ondernam, die in den loop der
jaren nog aammerkelijk in omvang zijn toege-
nomen.
Naar het Engelsch van
PATRICIA WENTHWORTH.
(Nadruk verboden.)
Vervolg.
7)
„lk zou Anne erg graag spreken", drong
John aan. ,,Kunt u me niet aan haar adres
heipen, mevrouw Thompson?"
„Neen", was het bescheid, ,,ik weet niet
waar ze is".
Nu zijn rechtstreeksche vraag haar tot een
antwoord zonder omwegen dwong, was er een
eigenaardige klank in haar stem gekomen.
Johr. kon niet zoo gauw uitmaken wat het
was, afkeer of angst. Maar vreemd was het
in elk geval.
„Is ze in Engeiand?"
,Ik kan het u niet zeggen, Sir John. Ik
weet niets van haar".
„Schrijft ze nooit?"
Mevrouw Thompson schudde het hoofd.
Haar opwinding was onmiskenbaar.
Hinds wanneer hebt u niets meer van
haar gehoord?"
„A1 in meer dan een jaar niet. Sedert het
huwelijk van Lady Marr heb ik haar niet
meer gezien en ik weet werkelijk niet waar
ze is".
„Zc was er niet bij, toen haar zuster
trouwde", merkte John snel op.
Er was nu bepaald angst in mevrouw
Thompson's blik. Ze ltlemde de lippen opeen
en schudde het hoofd.
,Ook niet bij de begraafplaats van haar
vader?" vulde de bezoeker aan.
In de peri ode van 18431863 onttnok Bel
gie eigenmachtig voor de tiwee genoemde doel-
eanden kanaalvoeding en bevloeiingwater
aan de Maas. Daandoor leed Nederland een
drievoudig nadeel: le. verminderde de Ibervaar-
baarheid van de Maas; 2e. werd door die Bel
gische aftaippingen een voor de scheepvaart
laistige strooan in de Zuid-Willemsvaart ver-
oorzaalkt; 3e. had' de afvloeiing van het voor
de bevloeiinigen in de Keimpen gelbruikte water
wateroverlast in Noord-Brabant ten geivolge.
Ben en ander heeft der Nederlandsche
Regeering veel moeiite veroorzaakt, aan den
eenen kant met de Belgische Regeering en aan
den anderen kant met de onderscheidene groe-
pen van belanghelbbenden in Nederland zelf;
in de Staten-Generaal werden herhaaldelijk
interpellaities tot de Regeering gericl*t en in
1860 besloot de Tweede garner zelfs tot het
houden eener enquete.
Dat de stemming tussichen Nederland en
zijn zuiid'elijiken nalbuur door dit alias ongun-
stig werd beinvloed', behoeft igeen betoog.
Tusschen de foeide regeerimgen had in de vijf-
tiger jaren een zeer amvangrijke gedaohten-
wisseling plaats, die eerst in 1873 kon worden
beisloten. Belgie sloeg aaiwankelijk weinig
acht op de herhaalde klachten en protesten
van de Nederiandsehe Regeering, en gaf ge-
durende verscheidfene jaren blijk van weinig
med'ewerlking om tot een regelinig te komen.
In 1861 werden de beide regeerimgen het
einldelijlk eens over een conventie. welke ech-
ter in Nederland door de Tweede Kamer werd
verworpen.
De Nederlandsche Regeering is toen uit d'e
daardoor onitstane moeilijkhedd gered, door-
dat in dien tijid Belgie vurig verlangde naar
af«r<haffing van den bij de verdragen van 1839
ingestelden Scheldfetol. Aangczien dit een
verlamgen was,, tegen welks inwilliging de
Nederlandsche Regeering nioch 'om princi-
pieeile, noch om politieke redenen toezwaar
behoefde te maken, heeft zij toen die inwilli
ging afhankelijik gesitelld van Belgische mede-
werking om tot een wederzijds bevredigende
regeling te geraken ten aanizien van de water-
aftappinigen uit de Maas; in de derde plaats
werd omderhandeld oiver een handelsverdi ag.
Op die wijze werd toen betreklkelijk spoedig
Nogmaalr schudde zij het hoofd en tegelijk
stoorde een nieuw incident het onderhoud
voor de zooveelste maal. Een paar kleme
voeten warer. stampend en bonkend door de
.rang komen hollen; toen werd er hard op de
deur gebeukt, deze sprong open en een nog
longerc mannelijke editie van de familie
Thompson dan John straks gezien had, kwam
behuild en buiten adem de kamer bmnen
tuimelen.
,Hij doet Demosthenes kwaad. Hij ver-
moordt "m!"
,,Maar Justin!" bestrafte de moeder. Het
kwam er weer even hulpeloos uit als het
,,Maar Cyril!" van straks.
Justin stampvoette driftig.
,rHij vermoordt 'm!" Hij vloog op John toe,
pa'kte hem bij zijn mouiw en trOk hem in de
richting van de deur.
,,Komt u alstulblieft mee," smeekte het
kind. i
Mijn pad", lichtte Justin met een smk in.
En Tin vermoordt hem!"
John liet zich gewillig de kamer uittrekken.
Dan zullen we dien ondeugenden Tin eens
:n pak voor zijn broek geven!" kon'digde hij
opgewekt aan.
Door een zijdeur kwam hij met zijn jeun"
digen hegeleider op een stoppelig grasveld,
omgeven door een lagen aarden wal. De roode
Cyril en nog een jongen waren bezig steenen
te gooien naar dat walletje. Justin liet Johns
poll, dien hij al dien tijd stevg omklemd had
gehouden, los en wierp zich op den m gebo-
Fen houdlng staanden Cyril, die oogenblikke-
llik zijn evemwicht verioor en razenid en tie-
rend op den grond viel. Augustine, een steen
in de hand, draaide zich op zijn hielen om,
hij was, een leelijke jongen met een onaange-
naam uiterlijk en zijn handen hadden hlr)k-
baar nog geen kennis gemaakt met den nieu-
wen nageliborstel, waarvan zijn moeder ge-
sproken had.
Waar is Demosthenes?" hijgde Justin.
..Afgetuigd!" deelde Cyril minizaam mede.
overeensteamminig bereilkt, zoodat op 12 Mei
1863 over elk der drie genoeanlde ondertwerpen
een verdrag kon worden geteekemd; die ver
dragen zijn verivolgens, voor zooveel noodig,
parlementair goedgekeurd en in werking ge-
treden.
Het is van groot rjelang, voor daze thans
ten aanzien van de wateraftappdngen uit de
Maas opnieuw acute kwestie, steeds voor
oogen te houden, dat Nederland voor de vtr-
krijging eener billijke regeling van die aftap-
pingen den vollen prijs heeft betaald in den
vorrn van medewerking tot afkoop van den
Soheldetol.
In 1873 kwam een eenigsizins gewijzigde en
aanvullende conventie tot stand.
Het verdrag van 1863.
Ter aanduiding vah den inlhoud van het
wateraftappingsverdrag van 1863, diene het
volgemde
Belgie kreeg recht op het Maaswater waar-
aan het behoefte had voor het kanaal door de
Keimpen en de bevioeilngen aldaar (met dien
verstande, dat het bij iage waterstamden wat
minder water zou krijgen dan bij hooge). Al
het aan de Maas ten behoeve van beneden
Maastricht gelegen kanalen en ten behoeve
van de bevloeiingen in de Kempen en in
Nederland te onttrekk'en water moet volgens
art. 1 van het verdrag te Maastricht worden
afigetapt door de op den linker oever aan te
leiggen voeddngegeul.
Aangezien ten gevolge van de onttrekking
van water te Maastricht de waterspiegel van
de Maas beneden die stad verlaging zou on-
dergaan, hetgeen nadeelig zou zijn voor de
oevens en voor de seiieepvaart, vooral bij
lagen waterstand zouden aan de Maas wer
ken worden uitgevoerd, waarvan Belgie 2/3
der koisten op zich nam, en diie ten doei had
den aan de rivier de diapte terug te geven
die zij zou verlieizen door veriagiing van de
waterspiegel ten gevolge van de aftappingen.
Ten einde de stroomsnelheid in de Zuid-Wil-
lemsvaart te verminderen, werd het peal van
dat kanaal tusschen Maastricht en Bocholt
verhoogd. Maatregelen werden getroffen om
overstnoominigen in Noord-Brabant door be-
vloeidngiswater uit de Kempen tegen te gaan.
Van bijzonder belang is het, bij de beoor-
deelinig van het verdrag van 1863 steeds in
het oog te houden, dat dit verdrag bepaalde,
dat de wateraftapplngfem ten behoeve van de
beneden Maastricht gelegen kanalen sleehts
mochten geschieden op Nederlajidlsch gebied
en dus onder Nederlandsche controle. Uit-
drulklkelijik werd bepaald (art. 4 laatste lid)
dat de prise d'eau, die de Belgen voor 1863 op
den Belgischen oever van de Maas beneden
Maastricht gelbruikten om naar willekeur
water aan de rivier te onttrekken, niet meer
zou worden gebruikt. Mede gezien de tekst
van art. 1 van het verdrag komt aldus de be-
doeling, dat Nederiand als het ware de kraan
der beidoelde wateraftappdngen in zijn bezit
zou helblben, diuidelijik uit.
De houding van Belgie. Het
Albert-kanaal en de waterafvoer
bij Luik.
25oolang in de situatie der waterwegen om
en bij Maastricht geen noemensiwaardige wij-
ziging krwam, en zoolanig het traetaat werd
nageleefd, behoefde Nederland niet te vree-
zen dat het van Belgie opnieuw overlast zou
onldervinden ten gevolge van ongeooriloofde
wateraftappingen uit de Maas. Tlhans eohter
is Belgie bezig het Albertkanaal aan te leg-
gen, dat Luik met Antwerpen zal verbinden
zonder Nederlandsch gebied te ra'ken. Het
schept zich daarmede de mogelijkheid het
verdrag van 1863 even buiten beschouwing
iatend om niet alleen het Albertkanaal,
doch oOk de kanalen beneden Maastricht
(Zuid-Willamsvaart en Kemipensch kanaal) te
voeden met water dat op Belgiseh gebied
(Luilk) aan d'e Maas wordit ontleend, en op
dezelfde wijze water te bekomen voor zijn be
vloeiingen in de Kempen, die nog altijd van
groot practiisch belang zijn en nog steeds wor
den uitgebreid. Gang Belgie hiertoe over, dan
zou zulks, bij geringe afvoeren van de Maas,
nadeelig zijn voor Nederlandsche helangen,
aangezien dan wederom de situatie zou komen
te ontstaan, die ons land in de jaren 1843
1863 zooveel last heeft bezorgd. Eenerzijds
dient hierbij nog in aanmerkinig te worden
genomen, dat de Maas simdsdien door kana-
lisatie beneden Maasbracht gesehikt is ge
maakt voor veel grooter verkeer dan daar
vroeger mogelijk was; onbhoudiing van water
aan die rivier bij geringe afvoeren (waardoor
het gefcanaJdiseende deel minder goed bevaar-
baar zou worden) zou daarom een veel ern-
sti'ger zaak zijn dan zij vroeger was. Andler-
zij'ds zou ud'tbreiding van bevloeiingen in de
Keimpen den wateroverlast in Noord-Brabant,
die toch reeds door verbetering der afwate-
van de bevloeide terreinen toenemenlde
Geelt overvloedig schuim.
ring
is,* nog emstiger doen worden.
Voor korten tijd bleek, dat de Belgische
Regeering inderdaad zullke plannen had, zoo-
als uit de officieele rapporten enz. is aan te
toonen.
Ulit een en ander bilijkt ten aanzien van de
voeding van het Albertkanaal en de andere
waterwegen in Belgisch-Limlburg, dat de
plaats, waarvandaan al die kanalen zullen
worden gevoed, sleehts Lui'k kon zijn, waar,
boven de stuw van Monsin, het Albertkanaal
van de Maas aftakt.
Het is duidelijk, gelet op het vorenaange-
haalde artikel 1, dat voeding van kanalen.
stro'omafwaants van Maastricht gelegen. met
water dat elders dan dloor de voedingsleiding
te Maastricht aan de Maas wordt onttrOkken,
formeel in strijd zou zijn met het verdrag
van 1863. Daamaast echter moest de Neder
landsche Regeering zich de vraag stellen of
de Belgische Regeering wellicht door kunsit-
middelen er voor zou zorgen, dat, ook indien
het Albertkanaal met Maaswater werd ge-
vloed, desniettemin het van. nature in de Maas
afstroomende kwantum water niet zou wor
den verminderd. Als zoodanige kunsitmidde-
len zouden bijvoorbeeld in aanmerkiing kunnen
komen aanleg van spaaibeikkens in zijrivieren
van de Maas op Belgiseh gebied, en verhoo-
ging van het peil der in .Belgie opgestuwde
Maaspanden.
Het staiulpunt der Nederlandsche
Regeering.
Het spreekt vanzelf, dat ide Nederlandsche
Regeering, nog vodr Belgie ot daden overging.
naar aanleiding van de daar te lande openbaar
geimaalkte plannen en beraamde maatregelen
tegenover de Belgische Regeering van haar
helangstedlinig en bezorgdbeid deed blijken.
Met te meer nadruk deed zij zulks, evenals
tevoren was geschied alle rechten van Neder
land voorbehoudend, toen iBelgie daden stelde,
die met de rechten van Nederland op grond
van het traetaat van 1863 nliet vereenigbaar
schenen. Nog in 1934 kwam het Albertkanaal
gereed van Luik tot Briagden; enkele maan
den daama brachit Belgie een verbinding tot
stand tusschen het Albertkanaal bij Briegden
en de Zuiid-Wiillemsvaart bij Neerhaeren op
Belgiseh gebied. Het verbindingsikanaaltje
van Briegden naar Neerhaeren bevat twee
sliulizen. Aangezien het pell van dat vertbin-
dingskanaaltje hooger ligt dan de Zuid-Wil-
lemsvaart, wordt bij elke scbutting water in
de Zuid-Wi'llemsvaart gebracht dat afkomstiig
is uit de Maas en aan die rivier bij Luik is
onttrokken. De Zuiid-Wdllemsvaart, en met
haar de daarop aansluitenide Belgische kana
len (het Kempensch kanaal met zijn zijtakken
naar Hasselt en het kamp van Beverloo, als-
mede het Kanaal van Tumhout) worden dus
thans gedeeltelijlk (immers er wordt ook nag
water op de Zuid-WSillemsvaart gebracht door
de voeddngsgeul te Maastricht en bavendien
door de sluis in het Bossoheveld aldaar) ge
voed met Maaswater, dat bij Luilk aan de
Maas is onttroikken, en aangezien krachtens
art. 1 van het verdrag van 1863 de Zuid-
Wdllemsvaart c.a. sleehts mag worden gevoed
met water, dat te Maastricht aan de Maas
wordt onttrokken, is evengenoemide gedeelte-
lijke voeding van de Zuid-Willemsvaart c.a. via
Neerhaeren in strijd met genoemd verdrag.
De Belgische Regeering is niet bereid ge-
bleken, het Nederlandsche standpunt als juist
te erkennen, terwijl het evenmin is geluikt,
met Belgie tot onderhandelingen te komen
over een redelijike regeling. Daarom blijft de
Nederlandsche Regeering, die zich niet kan
neerieggen hij de schending van de rechten,
wellke Nederland aan het verdrag van 1863
ontleent, niets anders over dan de zaak voor
het Permanente Hof van Internationale Justi
tie te brengen, een daad, die de Belgische
Regeering heeft getoond zeer wel te begrijipen.
Het Nederlandsche Juliana kanaal.
Een enkel woord nog over het Juliana-
kanaal. 'Hot behoeft geen betoog, dat dit
kanaail het gemakikelijkst kan worden gevoed
met Maaswater. Men heeft daarop dan oolk
inderdaad gerelkend, zonder zich nochtans van
den aanvang af in alien deele voldoende reke-
ning te geven van de vraag of de foestaande
verdragen zulks micgelijk maakten zondei toe-
stemming van Belgie. Het Julianakanaal kan
worden bescho.uiwd als een kanaal istroomaf-
waarts van Maastricht, zoodat het volgens de
Hij krabbelde overeind. maar voelde onver-
waoht een zware hand op zijn schouder.
,,Wat voeren jullie hier uit?" vroeg John
sitreng,
„Wij nemen zijn oude pad te grazen," luid-
de het brutale wederwoord.
,,Ben je zelf wel eens goed ,,te grazen ge
nomen", om in je eigen mooie taal te
spreken?"
Cyril bleef het antwoord schuldig en
trachtte zich los te rukken. Augustine ver-
schafte met een norsche stem inlichtingen.
„Hij is in een gat gekropen; er is niets met
hem gebeurd. We wilden hem alleen maar
eens een beetje aan het schrikken maken.
Maar die kinderachtige jongen grient altijd
zonder reden."
Delia voegde zich bij de groep.
,,Tk dacht, dat jullie zouden gaan theedrin-
ken bij mevrouw Anderson. Waarom kunnen
jullie Justin niet met rust laten?"
„Och, het is alleen maar die ellendige pad
van ham; we doen hem niets."
Delia keeik boos.
„Het kan me niet schelen wat jullie precies
gedaan hebt; je moet hem met rust laten en
zijn beesten ook. Als jullie nog naar me
vrouw Anderson willen, is het meer dan tijd.
Het tweetal droop af en John keek ze na
tot ze in het huis waren verdwenen. Hij had
grooten lust de hoof den van de twee plaag-
geesten tegen elkaar te slaan. Toen ze uit
het gezichit waren keerde hrj zich om. Justin
lag geknield bij den wal, druk bezig met
pogingen om zijn geliefden Demosthenes uit
zijn schuilplaats te lokken. Delia stond, zon
der eenige aandacht voor de dingen om haar
been, in een boek te lezen. Plotseling dacht
John aan wat haar moeder verteld had: dat
Anne Belinda haar dikwijls boeken leande.
Een onderhoud met Delia zou misrehien
nieuwe gezichtspunten openen! Hij ging op
haar toe en met zichtbaren tegenzin maakte
zij zich uit haar lectuur los.
,,Ik moet nog even afscheid van uw moeder
gaan nemen. Ik hen bang, dat mijn bezoek
haar niet erg gelegen kwam... ze had het
druk, geloof ik."
Moeder heeft het altijd druk."
Het werd op een toon van kalme onver-
schilligheid gezegd.
,,Ik moet haar in ieder geval goedendag
zeggen v66r ik ga. En misschien kunt u mij
dan den korsten weg naar het kasteel wijzen.
Er is van hier immers een weg binnendoor
naar Waveney Had, nietwaar?"
,,Maar u bent toch met de auto?"
„Zeker. Maar als er een kortere weg is,
had ik toch graag, dat u mij dien wees. Dan
kom ik straks den wagen wel weer halen."
V.
Nog meer mysterie.
John nam afscheid van de predikantsvrouw
en wandelde met de verre van toeschietelijke
Delia door den verwilderden tuin. Ze hield
het iboek onder haar arm geklemd en haar
heele houding liet hem niet in twijfel, dat ze
hem liefst zoo gauw mogelijk kwijt wilde zijn
om vender te kunnen lezen. Maar John dacht
er niet aan haar los te laten en het leek hem
het beste maar met de deur in huis te vallen.
„Ik wilde graag over mijn nichtje Anne
met u praten. U kende haar goed, nietwaar?"
Delia keek ontsteld op. Bij nauwkeurige
beschouwing was haar gezicht niet onaantrek-
kelijik; ze had lange. donkere wimpers en
mooie grijze oogen.
„0," begon ze, om direct weer abrupt te
zwijgen. Maar het lustelooze, onwillige was
als hij tooverslag van haar afgevallen. Nog-
maals zei ze „0" en keek hem recht in het
gezichit.
John wenschte zichizelf in stilte geduk.
„Vertel u mij eens wat van haar," moedig-
de hij aan. ,,Ik kan niemand over haar aan
het praten krijgen en ik wil zoo vreesriijk
graag over haar spreken."
(Ingez. Med. i
„Ja", zei belia alleen maar en haar blik
liet geen oogenlblik van hem af.
.Niemand wil mrj iets over haar vertellen.
Ik heb haar ednmaal ontmoet en ben erg ver-
lanigend om haar weer te zien. In de eerste
plaats wil ik weten waar zij is."
Er trolk een neveil voor DeMa's oogen en met
een trilling in haar stem antwoordide ze:
,,Ik weet het ook niet... ze willen me niets
vertellen."
.Hebt u het gevraagd?"
,,Het geeft niets. U hebt er zelf ook naar
gevraagd is 't niet Hebt u er eeniig succes
mee gehad
„Neen, niet veel."
Zle waren aan het einde van den tuin geko
men, die dcor een miuur van het kerkhof was
geseheiden. Enkele meters redhts van hen be-
vond zicih een poortje. Jchn leunde tegen den
muur.
„lk moet haar vinden". venklaarde hij ern-
stig. ,,Alis u mij alles vertelt, kan mij dat mis
schien bij mijn nasporingen behuLpzaam zijn.
Bijvoorbeeld dit; wanneer hebt u haar het
laatst gezien?"
Ze stond voor hem; haar oogen nog altijd
op zijn gezicht geVesitigd.
..Vijftien April van het vorige jaar. Ze zou
Jenny te Lonidien ontmoeten en kwam goeden
dag zeggen. We wandelden samen ditzelfde
pad af en ik nam hier afscheid van haar."
Even zweeg het meisje, toen; „Ik mag Jenny
niet. Ik moot nu eigtenlijk Lady Marr zeg
gen... zoo is ze." Dit laatste met een grim-
mig lachje.
John ontiving een indruik, waar hij niet
direct weg mee wist. Hij legde dien indruk
terzrjde in een hoekje van zijn bewustzijn. om
hem later te analyseeren.,
,,Dus u nam het vorig jaar vijftien April op
deze plek afscheid van Anne Belinda? Had
u een idee, dat u voor larigen tijd afscheid
nam?"
(Wordt vervolgd.)