Ter Neuzensche Courant
Binnenland
Feuilleton- vertellingen
Gemengde Berichten
Woensdag 13 Mei 1936 No. 9451
TWEEDE BLAD
DR. BELMONTE IN ONS LAND TERUG.
BRABANTSCHE BRIEVEN.
GEMEENTERAAD VAN
AXEL.
VAN
Dr. Belmonte, de Amsterdamache chirurg,
die deel heeft uitgemaakt van de Nederland-
sche ambulance in Abessynie, is Maandag-
morgen met den nachtfcrein uit Parijs in ons
land teruggekeerd.
Dr. Belmonte heeft op eigen gelegenheid de
terugreis gemaakt. Hij was eenige dagen
vdor de anderen in Djiboeti en moest toen
eenige dagen op de boot wacbten. Dien tijd
heeft hij benut am een uitstapje in Egypte te
maken en is vervolgens met een Fransch schip
naar Marseille gereisd.
Daar is hij Zondagmorgen van boord ge-
gaan en via Parijs naar Amsterdam gereisd.
Een redacteur van het A. N. P. heeft in den
trein met Dr. Belmonte een g-esprek gehad
over zijn lotgevallen in Abessynie.
Ik ben bljj, dat ik er uit ben, waren de
eerste woorden van Dr. Belmonte.
Het was op het kantje af en een waar won
der is het, dat alles voor ons nog zoo goed is
afgeloopen. Wat wij hebben moeten verduren,
is niet in enkele woorden te zeggen. Het was
eigenlijk een groot avontuur. Een avontuur
dat ik niet gaarne gemist zou hebben.
Dr. Belmonte gaf vervolgens een vrij uit-
voerig relaas van de lotgevallen der Neder-
landsche ambulance in den laatsten tijd. Onze
lezers zullen verschillende feiten reeds weten
uit de rapporten van Dr. Winckel en uit de
nieuwsberichten.
Nog niet bekend is echter, hoe de ambu
lance het laatste gedeelte van den weg tus-
schen Dessie en Addis Abeba heeft moeten
afleggen.
Op ongeveer 100 K.M. ten Noorden van
Addis Abeba moest een gedeelte van de am
bulance achterblijven. Er zou echter spoedig
hulp komen uit Addis Abeba, doch juist in
dien tijd brak de opstand uit en barstte een
ware hel los. Adhter het eerste gedeelte der
terugtrekkende ambulance werden alle wegen
vemield en opgeblazen door het muitende
Abessynische leger. En een aantal van onze
menschen zat daar achter.
Toen ben ik, zoo vervolgde Dr. Belmonte,
naar een der hoogste regeeringspersonen in
Addis Abeba gegaan en deze heeft toen maat-
regelen getroffen, dat de achtergebleven leden
onzer ambulance langs een klein en onbekend
weggetje zijn geleid, om het terrein, waar de
opstand woedde, heen en op deze manier vei-
lig in Addis Abeba zijn aangekomen. Deze
tocht duurde twee dagen.
Wij moesten uit Dessie.
Wij moesten weg uit Dessie. Men zal
zich in Holland wel eens afgevraagd hebben,
waarom het Roode Kruis niet rustig in Des
sie is gebleven en zijn diensiten aan de Ita-
lianen heeft aangeboden. Dit was echter on-
mogelijk. Op het allerlaatste oogenblik zijn
wij uit Dessie weggegaan. Waren wij eenige
uren langer gebleven, dan zou de geheele rm-
bulance uitgemoord zijn door de muitende
Abessyniers..
Niemand was er dan levend afgekomen.
De kogels floten om onze ooren en zelf heb
ik mijn leven aan een toeval te danken.
Geen benzine meer.
Onze laatste avond in Dessie is de meest
dramatische in mijn leven geweest.
Ik was in het Amerikaansche hospitaal, een
half uur van het onze verwijderd. Ook daar
was men bezig, het ambulancewerk te liqui-
deeren om zich terug te trekken. De auto,
waarmede men zou vertrekken, had echter met
voldoende benzine meer. Ik bood onmiddellyk
aan, ibenzine uit ons kamp te geven. Van mijn
kant had ik dan het voordeel, dat de auto mij
tegelijk naar ons basishosipitaal zou brengen.
De duistemis was gevallen en het rooven en
plunderen der Abessynische muiters was in
vollen gang.
De inlandsche chauffeur durfde met naar
het Nederlandsche hospitaal te rijden. Wij
hebben hem toen uit de auto verwijderd en
een Europeaan heeft zijn plaats ingenomen.
Ik zat naast de chauffeur, met mijn revolver
in de hand.
Op de vrachtauto hadden wij een machine-
geweer opgesteld en op deze wijze zijn wij
door een regen van lcogels naar ons kamp ge-
reden.
Dat niemand onzer gewond of gedood is, be-
gr\jp ik nog niet.
De tocht zelf was ellendig; er heerschte een
paniek. Overal zagen wij vechtende en moor-
dende Abessyniers, menschen, die zich in wan-
hoop voor de auto's wierpen, die in ravijnen
sprongen. Het was, of alle booze machten der
hel in dit land losgebarsten waren.
De kroonprins had gewaarschuwd.
De kroonprins heeft ons goed behandeld. Hij
heeft mij een dag tevoren gewaarschuwd en
gezegd, dat het niet goed zou afloopen en dat
het beter was, heen te gaan.
Enkele minuten v66r bovenbedoeld gesprek
met den kroonprins verzekerde zijn secretans
ons echter, dat er niets aan de hand was en
eenige uren na bovenbedoelde kroonprmselijke
waarschuwing werd door de Abessynische re-
geering- medegedeeld, dat er geen gevaar
^De^misleiding, iwaaraan wij blootgestaan
hebben van de zijde der hoogste regeerings
personen, is een bron van veel ergerms en veel
ellende geweest.
,Maar wat wil men", zoo vervolgde Dr Bel
monte, de Abessyniers zijn in den grond een
lafhartig en leugenachtig volk. Zij zijn karak-
terloos en hebben geen gevoel voor orde en
tucht. Daarbij is op enkele hooge uitzonde-
ringen na iedereen analphabeet en van een
verbluffende onkunde tegenover technische
zaken.
Een voorbeeld. De kroonprins zeide mij
persoonlijk, dat wij uit Dessie weg moesten.
Maar tegelijkertijd requireerde hij al onze
muildieren. Toen ik hem daar op wees, be
weerde hij, dat zulks onmogelijk was. Maar,
muildieren kregen wij niet terug. Hij kon er
niet een missen.
Niemand is er te vertrouwen en zelia cie
paters Lazaristen, die reeds 15 jaar in Des
sie wonen, waren niet eens veilig. Deze man-
men zijn er gebleven. Zij spraken de taal en
er waren ook enkele priesters bij hen, die tot
de opstandige benden behoorden.
Op deze vertrouwden zij, doch erg gerust
waren zij niet. '„Mocht de nood aan den man
komen" zoo vertelden zij ons, „dan hebben
wij onder de bevolking niog vele trouwe dis-
cipelen, die ons wel zullen verbergen."
Middeleeuwsche toestanden.
Het land leeft nog volkomen in de middel-
eeuwen, zoowel wat techniek en bestuur als
wat hygiene betreft.
Een Rontgen-apparaat en Orthopaedie-
tafel als de Nederlandsche ambulance bezat,
was er in geheel Abessynie niet.
De communicatie is ongelooflijk slecht, de
watervoorziening, is allertreurigst. Als u be-
denkt,, dat wij maandenlang onze tanden met
thee hebben moeten poetsen, omdat het water
er niet was of niet te vertrouwen was.
Ik heb het, de omstandigheden in aanmer-
king genomen, vrij goed gehad. In het basis-
hospitaal leefden wij heel behoorlijk, tenmin-
ste in vergelijking met onze landgenooten, die
naar het. Noorden waren getrokken.
Alleen de vliegtuigen brachten de menschen
in een paniekstemming.
Den laatsten dag in Dessie moesten wij met
de revolver in de hand de orde op de zaal
handhaven.
Later bleek, dat de Italianen onze ambulance
zeer goed konden onderscheiden en deze ook
spaarden. Maar stel u voor, een operatie en
dan een bombardementsvliegtuig over de tent,
op ongeveer 80 meter hoogte.
Slachtoffers.
Groote bewondering heb ik voor dr. Melley
en zijn overlijden heeft mij diep geschokt.
Voor ons heeft hij veel gedaan.
Een even treurig ongeval is dr. Stadion
overkomen, een Amerikaansche missie-arts,
die veel met ons gewerkt heeft.
Tal van keeren is zij als operatie-zuster op-
getreden. In Addis Abeba is zij bjj de plun
dering door een verdwaalden kogel gedood.
Een eere-saluut breng ik ook aan haar.
Beiden zijn nog op het laatste oogenblik het
slachtoffer van hun plicht geworden.
Lanc^ en volk.
De journalist vroeg Dr. Belmonte's meening
nog over Abessynie en de tioekomst van het
land, nu het door de Italianen is overmeesterd.
„U moet niet denken dat de Abessyniers het
zelf zoo tragisch opnemen. Waar zij het goed
hebben, is hun vaderland en onder Europeesche
leiding kan van het rijke land nog veel profijt
getrokken worden. Een groot kapitaal is voor
alles noodig om de mineralen uit den bodem
te halen, maar daarnaast is er ook voor land-
bouw en veeteelt veel te bereiken. En dan niet
te vergeten: het toerisme. Ik ken geen land,
dat zoo geschikt is voor Sightseeing als Abes
synie, dat voor de Eunopeanen van een geheel
bijzondere en .ongekende schoonheid is.
Ulvenhout, 5 Mei 1936.
Menier,
Trui is aan 't
rekenen geweest.
Met 'n tuussel op
de lei.
En, wezenlijik,
'k ben er 'n bietje
van geschrokken!
Want 't eindsom-
meke was: ze zou
mee 't feestmaal
„in ieder geval"
maar op 'n hon-
derd man rekenen!
„Gedaank" zee
ze,,da'k maar
ineens de koei bij
d'r horens gepakt heb". Toen wees ze naar
den stal. ,,'t Veurnaamste is: ik kan ze
plotsen!"
„Maar hoe krijgt ge 't allegaar veur mal-
kaar, Toeteloeris vroeg ik bezorgd.
Welja, amioo 'k zou m'n wijf geren on-
beschadigd uit die bruiloft zien komen! Allez,
ze mot nog langer mee!
„Maak me nou nie zenuwachtig, Dr<§, leg
nou nie te kletsen en bemoeid-d-oew eigen er
maar z.oo weinig meugelijk mee, dan zal 't
kindeke best bij z'n moeder komen; allez, op-
zij, ge loop me veur m'n voeten." En in alle-
bei heur armen 'nen grooten inmaakpot, zoo
sjokt ze naar den kelder, die langzamerhand
vol gezameld is, mee voile flesschen, potten,
kruiken en kannen!
Ik zee dan: ze heeft getuusseld op de lei.
Verlejen week, op 'nen avond, als ik 'n briefke
zat te schrijven naar Dr£ III, dan zat Trui,
mee 'n leike op heuren schoot, te denken, te
prakizeeren, dat 'r muts ervan scheef stond.
't Was stil in den huis. Ik schreef m'n
briefke, Trui tuusselde en de steertklok tikte.
*k Zat gezellig mee m'n baaske te keuvelen,
om zoo te zeggen. Want terwijl ik schreef,
zag ik gedurig z'n twee zwarte oogskes voor
me, die glansden en lachten bij elk woordeke,
da'k naar 'm schreef.
,,Wa zitte gij te doen, Dre?"
„Ons boske te bedanken, Toeteloeris, voor
zijnen schoonen blompot!"
„As ge klaar zij t, zal ik er ok 'n haalf vel-
leke onder schrijven, hou dus 'n plekske veur
me open".
„Oem".
„Hebt g'evekens tijd
'k Zweeg en wachtte.
~~„'k Heb hier uitgerekend dat we van ons
eigen al mee dertig man zijn, de platte kin-
ders en 't grut benejen de zeuven nie mee-
geteld.. Da zetten we ampart".
„Oem".
„Dan krijgen we jouw fermilie!'
,,Ja. Zes keer twee is twaalf, onzen Marijn
is weduwman, is elf".
Ik begost weer te schrijven.
Trui tuusselde:
„Dre?"
,Wa nou weer?"
,,Mijn fermilie die
Ik schreef verder.
,,Die zijn mee z'n twintigen".
Ja, amico, Trui is van 'n steuvig ras
Onderwijle dat ze twintig streepkens kraste,
draaide ik aan m'n baaskes' briefke maar 'nen
punt, want als Trui 't in heur hoofd gezet
heeft om oe nie meer mee rust te laten, legt
dan alles maar uit handen, want ze eet oe altij
op met huid £n haar!
„Nou ben 'k al aan e<5nenzestig, Dre!"
,,Da zal 'n gedrang worren, Trui, op Ulven
hout! D'n burgemeester mag wel 'n paar
verkeersdieners leenen uit de stad!"
„Luster nou 's en bewaar oew lolletjes nou
all'emaal maar veur't feest! Misschien schuilt
er onder de feestgangers wel 'nen enkeling,
die er dan cm lachen kan".
,,Ge zijt 'nen oorwurm!" zee ik.
,,Motten oew kameraads ok gevraagd wor
ren?"
„k Zou 't maar doen, Trui, waant
„Watte waant?"
„Ze komen tdch en dus kunt ge beter de
eer aan oew eigen houwen".
,,De vrullie ok?"
„Daar bemoei 'k me nie mee!"
Trui tuusselde weer: „da's den Blaauwe
mee z'n Aantje (twee streepkens); da's den
Fielp mee z'n Kee (twee streepkens); da's
den Joep mee z'n Sjoow (twee streepkens);
da's denden Jaan ok?"
Welja, laat 'm ok maar meeschraansen!"
„En z'n Tonia?"
„As ge die dan maar wijd van me afzet".
jMijn kan z'ok gestolen worren" (twee
streepkens)
,,iHeb ik ze daar alle mee g'ad?"
,,Op eentje na, den Joost uit Oosterhout
(twee streepkens).
,,Edn streepke, Trui; den Joost is van z'nen
last af".
Toen lee ze 't leike efkens neer.
Ik pakte gauw 't briefke da'k voor m'n
baaske had geschreven en ging daar achter
verscholen zitten. Maar heur oogen brandden
door 't pampierke henen!
„Zeg!"
,,Ik heb 'n haalf velleke veur jou open ge-
laten, Toeteloeris".
,,Zeg!"
Ik kwam er nie van af, dus ik zee maar
zoetsappig: „Ja? Zeg 't maar 'ns, Truike?"
„Is den Joost zijn zijnen laast-
post af?"
,,Gelukkig wel, ja. Ochdrm, dieen mensch
had zoo'n kwaaie kadee getroffen, ee!"
(Ik zette 'n gezicht, amico, 'n gezicht
nou, den Negus kan deuze dagen nie triesti-
ger kijken!)
„En aan dien Joost mankeert zeker niks,
ee
„Da nie, Trui. Miaar dat ziet ge altijd ee?
"Nen goeien vent treft 'n kwaai wijf en 'n
pront wefke treft 'nen luizebos. Ik heb nog
'n haalf velleke veur jou opengelaten...
Ze tuusselde weer.
„Trui?"
„Zeuventig tel ik".
„Toeteloeris?"
„Nog meer? Ik ben nou toch aan den
gaank!"
„Ons pastoorke!"
„Da's dan dbnenzeuventig. Veul heb ik er
nou toch nie vergetennneee
Trui?"
Ze keek me vragend-angstig aan. Na
't pastoorke was ze toch nie zeker meer van
d'r eigen.
„Wij!"
„Wij Wie wij Wa wij
,,'t Bruidspaar, Trui van Peeren!"
Ze lachte 'ns zuinig om deuzen lapsus en
zette twee bescheien streepkens.
■4k Nam 't leike af. Wees naar de leste
twee, nietige schrapkens en vroeg: „wie zijn
deusweeskinder!
„Wij!"
'Nam de tuussel en maakte er twee stree-
pen van, die 't pastoorke nog overtroffen!
Dhhr had ze plazier in. „Idioot", lachte zn:
,,gek merakel!"
Hoe meer ze Scheldt in zoo'n stemming,
amico, hoe hoe mjah! hoe aanhaliger
of ze is!
Toen maakte ik 66n van die twee leste
streepkens dik en zee: „da zijde gij!"
Waarop zij 't leike uit m'n handen wrong
en ,,mijn" streepke aanvette! Twee keer zoo
dik, als „zij".
„Da zijde gij, Dr4
Dat liet ik natuurlijk nie onder me en ik gaf
streepke-Trui weer van katoen. Wat we net
zoolang hebben volgehouwen, tot we samen
denen vetten bol waren.
,,Nou is 't pas goed", zee Trui.
net as lest mee de Gouwen van Jan en Kee
van Riel
Verder hoefde ze niks te ze.ggen!
Pastooi knikte, knikte, 't goud t66verde
door z'n zijen krullen.
„He, ja!" zee Mie! ,,pa zullen we 'ns
prontjes veur malkander boksen, meneer
pastoor!"
„En 6fzee hij lachend. „Gij helpt me
wel, Mie, ee?"'
,,Tuurlijk! Toe, drinken jullie 'ns uit, dan
haal ik nog 'n bakske, Meneer pastoor neemt
er toch maar een, daar hoeven me nie op te
wachten!" (Mie scheen veul trek in heuren
Zondagschen koffie te hebben!)
„011ee!" riep ik: „Zet Trui maar 'ns in
den blossem van 'nen stoet witte maagdekens!"
„Guilie mokt me verlegen", lachte Trui.
Genoeg.
Als we uit de pastorie kwamen, dan zee ze:
„Laten we nou maar eerst efkens naar den
overkaant naar den Fielp gaan, waant nou
heb k nog nie haalf genogt besteld".
Waarom?"
Omdat er nou 't heele durp in betrokken
wordt. En ze zullen 't goed hebben op ons
feest", besliste Trui!
Nou, dieen Fielp, die wist er al lang alles
van!
Als Trui zee: Fielp, mokt van die vijf
kilo's bruidsuiker er maar twintig, en..." dan
zei den Fielp: „nou ga-g-et er op l«ken,
Trui!"
En toen wiei 't duuzend luxe brooikes, door
maikaar. Twintig kilo's koekjes door mal-
kaar. Taartjesjawa denkte gij,
Fielp?"
,,Hah!" riep den bobberd. ,,'t Verstaand
komt mee de jaren. Sjuust! Laat t aan mijn
maar hover, Trui, dan is halles in de puntjeo:
En ge krijgt toe: ,,'n feesttaart van zeuven
irerdiepingen om midden op tafel te zetten!
t Is mij gaan duuzelen, man1
meester en Wethouders omtrent dit onderwerp
van advies zullen dienen. Men mag gelooven,
dat dit college ciaarin ten zeerste is geslaagd
en dat men tevreden mag zijn over dit uitge-
breid rapport, waarin zij den toestand duide-
lijk uiteen hebben gezzet. Het eindresultaat
is, dat de woningen met een belastbare huur-
waarde, dus die van 2 per week, een voor
deel zullen hebben van 48 cent in een geheel
jaar. Dit is een zeer klein bedrag. Spreker
vraagt zich af of die menschen daarmede wel
eenigszins zijn geholpen. Daartegenover staat,
dat een grootere woning betrekkelijk ietsmeer
moet betalen. Spreker heeft zich afgevraagd
of om het op z'n Axelsch uit te drukken
het sop de kool wel waard is, om voor een
dergelijk luttel bedrag voor sommigen ds
grootere woningen met een 10 meer te gaan
belasten. Hij is van oordeel, dat een en ander
in administratieve beslommeringen zal weg-
loopen. Spreker heeft het gedacht, dat de be-
trokkenen er zeer weinig mee gebaat zullen
zijn, indien hun aanslag met 48 cent per jaar
vermindert; dit zegt zoo heel weinig. Wellicht
heeft spreker geen goede kijk op de zaak, doch
hij heeft met aandacht het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders gelezen en is
tot deze conclusie moeten komen.
De heer 't GILDE meent in de allereerste
plaats een woord van waardeering niet te
mogen onthouden aan den heer Hamelink
voor de degelijke manier waarop hij uit
zijn gezichtshoek dan bekeken deze zaaa
heeft toegelicht. In aansluiting daarop moet
hij evenzeer Burgemeester en Wethouders
prijzen voor de zeer serieuze wijze waarop
deze ma'erie door hen is bestudeerd en on-
derzocht en tenslotte aan den Raad is voor-
gelegd, voor wie het op deize wijze geimakke-
lijker is gevallen zijn standpunt in dezen te
ibepalen.
In het kort wil hij naar voren brengen waar
om hij van zijn kant moeilijk zijn stem aan
Nou cntbreekt alleen de harinonie nogI het voorstel-Hamelink zal kunnen geven. In
Amico, wat zegt ge van zoo'n spulleke van
twee ouwe rakkers, die d'r veertigjarige gaan
vieren
Zwijgt ge liever?
Ja, ik ook
En toch, toch is (gelukkig) elken mensch
zoo. Ja, behalve de...... ,,lui" van zestien
achttien jaren. Die zijn nog te zuinig op r
2% vlashaarke onder d'r neus, dan dat ze 'r
mee zcuwen knoeien.
Maar als we oud genoeg zijn om geren jong
te wezen, dan ja, dan gaat ge de veertig
jarige nog dartelder vieren, dan den trouwdag
indertijd!
Afijn! We waren dus gekomen tot 73 streep
kens.
Toen nam Trui 'n kloek besluit en zee:
..wittewa? Ik reken ineens maar op honderd
de
man. Den komenden en gaanden man
neven en nichten (als we die vroogen waren
me mee z'n duuzend) lust ok wel iets, allicht
blijven er ennigten plakken'k zal veur
honderd man koken".
Ik knikte.
„Tien biggen aan 't spit. Slachte gij 'n stuk
of vijftien hanen en kiepen veur de soep, Drd"
Ik knikte.
,,Zurg veur 'n mud of aanderhaalf uit-ge-
zochte blaauwputters
Ik knikte.
„En danneee, verder hd'k oe nie
noodig!"
Nou komt 't schonste!
Zondag, na de late mis, zijn we samen naar
ons pastoorke gegaan. Om 'n schoone gezon-
gen mis te bestellen voor den grooten dag
Ja, dat valt nie mee, amico. Vijftien Mei, 't is
'nen Vrijdag, dus we moesten dispensatie
hebben ook, en de zangers van't koor,
die kearels moeten 's morgens verletten. Dus
die moeten't vooruit weten.
Wat stond ons pastoorke te kijken.
„Veertig jarenzee-t-ie en hij schud-
de z'n grijze kopke, dat 't zonneke 'n goud
kroontje spon in zijn witte krullen.
„Mokt ge 'r feest van, Dr<§?"
„Dat er de bonken afvliegen, meneer
pastoor!" kwekte ik.
Trui gaf me onder tafel 'nen trap en brom-
de: ,,ge zijt hier nie in de Gouwen R.oei
schreeuwlillijk
Tut tut, toemaar, toemaar, horre" zee
meneer pastoor. „Den Dre is blij en content
Trui, endaar hee-t-ie hlle reden veur!"
Wat zegt ge van zoo'n diepelmaatje, amico
Trui was kiplekkers, mee dat verstopte
pluimke.
Allez, die wijfkens, oud en jong, ze
moeten zoo nou en dan 'ns 'n pluimke in d'r
geweetwel gestoken worren! Zelfs ons
pastoorke kent dat kunstje. En als alle
kearels dat wisten, daar zouwen veul minder
woorden (en serviesgerei!) ,,vallen" in de hu-
welijken.
Geef 't wijf nou en dan 'n pluimke; &5n in
de week en ge hebt er in zeuven dagen geen
kindek? aan!
„V(jftien Meidocht menier pastoor
hard-op: „vijftien Mei, sjongejonge, da's kort
dag".
„Kort dag? Voor de gezongen Mis, meneer
pastoor?" n
„Nee, da red ik wel, maarhihihi
en toen keek ie over z'n brilleke lollig naar
Trui: „daar laat ik 't nie bij!
Trui pakte heuren Zondagsche zakdoek en
wreef over neus en voorhoofd.
Ze wier 'n bietje zenuwachtig.
Pastoor en ik, we knipten 'n cogske naar
maikaar. Toen kwam Mie 'n lekker taske
koffie brengen. Mee 'n malsche, vet-bebioterde
snee krentenmik.
Dat kost Trui al weer dadelijk nie onder
zich laten, dus ze vroeg Mie op't feest.
„Vierenzeuventig" zee ik zachtjes.
..Wablief?" vroeg meneer pastoor, want
die heeft 'n paar oorkensge moet hooren,
hoe ie de mis nog zuiver zingt!
Mie nam de invitatie aan en kwam gezellig
bijzitten.
Toen zee Trui, kleintjes van angst'.gen trots:
„ge bedoelt toch nie, meneer past oor, da ge
'k Zal er maar op rekenen en nog wat ton-
nen bier bij bestellen. Als den Thd z'n man-
nen aan 't blazen gaan, dan snapt ge nie,
waar den dorst vandaan komt! Dat kunstje
ken ik
Nog tien dagen!
Veul groeten van Trui en als altij geen
haarke "minder van oewen
toet a voe
DRA
GESIGN ALEE RDF. WAAGT ZICH IN HET
HOI. VAN DEN LEEUW.
Bij de politie te Vlissingen vervoegde zich
een persoon afkomstig uit Alkmaar, die reis-
geld vroeg naar Breskens, teneinde aldaar
door verkoop van galanterieen te trachten in
zijn onderhoud te voorzien.
Het gebeurt meermalen, dat armlas-
tige buiten deze gemeente wonende per-
sonen, bij de politie om reisgeld vragen. Het
spreekt vanzelf dat dit niet kan worden ver-
strekt en dat slechts in zeer bijzondere geval
len aan zulk een verzoek kan worden voldaan.
Bij een ingesteld onderzoek bleek bovendien
dat deze koopman nog meerdere vonnissen
moest ondergaan. In het laatste Politieblad
stond hij nota bene zeven maal gesignaleerd,
en moest hij nog ongeveer twee maanden hech-
tenisstraf ondergaan, omdat hij opgelegde boe-
ten niet kon betalen. Hij is overgebracht naar
het Huis van Bewaring te Middelburg.
JONGETJE VERBRAND.
In het gezin M. v. d. Bas aan den Wethou-
der Venteweg te Gouda onder de gemeente
Reeuwijk zat Zondagochtend een bijna twee-
jarig jongetje op een stoel bij de tafel. In een
on'oewaakt oogenblik kreeg het een dcosje
met lucifers in handen en schrapte er eenige
aan. De kleeren van de kleine, die het eenig
kind van het echtpaar was, raakten daarbij in
brand. Toen de moeder in de kamer kwam,
trof zij haar zoontje in deerniswekkenden toe-
stand aan. Zij wist spoedig de vlammen te
dooven doch het kind had reeds ernstige
brandwonden gekregen. Het is naar het R.-K.
ziekenhuis te Gouda gebracht, waar het des
nachts is overleden.
DOOD GEVALLEN.
De 61-jarige landbouwer J. Strijd te Eke-
haar, gemeente Riolde, was Maandagochtend
bezig met de voorjaarssehoonmaak van zijn
schuur. Hij viel van den zolder en brak zijn
nek. De man was onmiddellijk dood.
ZIJN MOEDER MET MES VERWOND.
Een 18-jarige losse werkman, wonende op
den Tugelaweg te Amsterdam, die bij een
familietwist zijn moeder met een tafelmes aan
de bovenlip had verwond, toen hij naar zijn
36-jarigen broer wilde slaan en zij tusschen-
beide kwam, is dioor de politie van het bureau
Linnaeusstraat aangehouden.
HEVIG ONWEER BOVEN DE PEEL.
In den nacht van Zaterdag op Zondag om-
streeks 4 uur is boven Sevenum in Limburg
een hevig onweer losgebarsten, tengevolge
waarvan op vele plaatsen ernstige schade is
aiangerieht.
De ontginningsboerderij van den heer G.
moest het ernstig ontgelden, de bliksem sloeg
in het woonhuis en veroorzaakte een begin
van brand, welke door snel ingrijpen gebluscht
kon worden. De bliksem maakte een groot gat
in het plafond van een der voorkamers en
vernielde radio- en telefoontoestel en eenige
meubelen.
In de nabijheid dezer boerderrj werden drie
teleftoonpalen geheel versplinterd. Een koe van
den landbouwer N. werd door den bliksem ge
troffen en gedood.
Dit ongekend heftige onweer ging vergezeld
van een ontzaglijken regenval.
Tijdens een hevig onweer, dat zich Zondag
morgen in de vroegte boven Escharen (N.-B.)
ontlastte, is de boerderij van den landbouwer
H. de Kleyn door den bliksem getroffen. Er
ontstond brand, die evenwel dadelijk kon wor
den gebluscht. De hofstede werd ernstig be-
schadigd en eenig meubilair werd vernield. De
bliksem sloeg in het kippenhok, tengevolge
waarvan 20 kippen werden gedood.
Vergadering van Dinsdag 28 April 1936,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeesten
Tegenwoordig de leden: J. M. Oggel, C.
van de Bilt, A. Th. t Gilde, B. Seghers, A. van
't Hoff A. P. Esselbrugge, P. de Jonge, C. van
Bendegem, C. Hamelink, A. P. de Ruijter, F.
Dieleman, en de Secretaris J. L. J. Mans.
Afwezig de heer Fanoy.
(2. Slot.)
Vervolg van punt 7:
Progressieve heffing van opcenten op
de Personeele Belasting.
De heer VAN 't HOFF wijst er op, dat in
ide vorige vergadering besloten is, dat Burge-
hun resume aan het slot van hun toelichting
komen Burgemeester en Wethouders tot de
conclusie dat 869 belastingplichtigen voordeel
zullen heibben van deze progressieve toepas-
sing. De heer Van 't Hoff heeft becijferd of
onderzocht, dat voor de laagst aangeslagenen
slechts een voordeel van /0,48 zal verkregen
worden, he'.iwelk door den heer Hamelink niet
ontkend zijnde, nader is onderstreept door zijn
kemachtige uitspraak: dat slechts sprake is
van een zeer flauwe progressie! Vervolgens
zullen 145 aangeslagenen noch voor- noch
nadeel van de progressieve heffing hebben,
maar en dat weegt voor spreker het
zwaarst daartegenover volgen dan 516 aan
geslagenen die zwaarder getroffen zullen
worden! De voordeelen zouden tenslotte voor
de gemeente 1700 bedragen, waaromtrent de
heer Hamelink vraagt, of wij die op willen
offeren voor andere eventualiteiten in den
vorm van later nog te verhoogen opcenten
wat naar zijn meening niet uit zal kunnen
blijven. Daartegenover staat hij op*het stand
punt dat men niet onnoodig de belastingen
moet op gaan voeren en deze zeer zeker, zoo
lang niet noodzakelijk, ook niet uit de zak-
ken van de reeds genoeg belaste burgers
moet gaan kloppen. Waariegenover door het
College dan nog en waarschijnlijk met
recht wordt aangevoard, dat dit voordeel
in 1937 volkomen geoampenseerd zal worden
door de verlaagde huishuren en de herschat-
ting van de perceelen. Op deze manier is het
niet moeilijk om met Burgemeester en Wet
houders te concludeeren dat hier in het uiter-
ste gaval alleen sprake zal zijn van een ver-
schuiving van de belastingdruk en of dit dan
een gewenschte en gerechtvaardigde verschui-
ving zal zijn meent hij met recht te mogen be-
twijfelen! Dat zou zoo zijn indien men Uit-
sluitend te doen had met b.v. hoog in de ver-
mogensbelasting aangeslagenen. Maar onder
die 516 burgers bevinden er izich en wel in
overgroote meerderheid die het water reeds
aan de lippen hebben en meer dan ovenbelast
zijn, bij wie „Schraalhans" keukenmeester ge
worden is! Deze kunnen geen nieuwe lasten
meer opgelegd worden.
'Spreker vraagt den Voorzitter of hjj toch
wel het woord heeft en vervolgt daarop het
vertrouwen te hebben, dat de heer Hamelink,
als genoegzaam met de realiteit van het leven
in contact komende, ook den nood van de z.g.
„middensitand" in casu „de kleinere midden-
stand" in het oog zal houden. Het bevreemdt
hem, dat deze met eenige hartstocht zijn voor-
stel heeft verdedigd en indien deze nu werke-
lijk prijs stelt op den naam van ,,Real"-poli-
ti'ker, dan zal hij toch meer werkelijkheidszin
aan den dag moeten leggen, temeer met het
oog op de omvangrijke actie die vanuit diens
kring momenteel op touw wordt gezet voor
het Plan van den Arbeid.
De VOORZITTER merkt op, dat dit niet
aan de orde is.
De heer 't GtLLDiE vervolgt, dat hij dit plan
niet zal afkeuren, maar meent dat men bij
het propageeren van een meer planmatige
productiewijze, ook vooral uitgaat van de ge-
daehte de kleine middenstand en de verdruk-
ten des volks buiten de rijen der anbeiders op
te heffen en te voeren tot een hooger levens-
niveau. Een van de slechtste middels om
deze te winnen is echter z.i. wel het voeren
van een nog meer drastiseher belasting-poli-
tiek. Deze moet voor bepaalde en de spe-
ciaal door hem bedoelde categorie leiden tot
funeste gevolgen, al geeft hij toe dat de be-
lastingverhooging die het gevolg zal zijn van
de aanneming van het voorstel-Hamelink niet
direct de deur dicht zal doen! Spreker is
van meening, dat wij dezen kant niet uit
moeten en schaart zich in dit opzicht aan de
zijde van Burgemeester en Wethouders.
De heer SEGHERS is overtuigd van de
moeilijkheden die aan dit onderwerp kleven.
Het is hem dan ook aangenaam en hij
dankt Burgemeester en Wethouders daar-
voor dat men de gevolgen van een pro
gressieve heffing van opcenten duidelijk voor
zich heeft. Uit het prae-advies blijkt, dat
869 aangeslagenen van de progressie voor
deel zullen hebben, en alhoewel dit voordeel
voor sommigen zeer klein zal zijn, is spreker
er in tegenstelling met den heer Van
't Hoff van overtuigd, dat iedere cent, die
van deze menschen minder wordt gevraagd,
broodcenten zijn. Hij zal zich daarom aan-
sluiten bij het voorstel van den heer Hamelink.
(De heer DE RUIJTER is Burgemeester en
Wethouders dankibaar voor de uitwerking van
dit voorstel waardoor een duidelijk beeld om
trent de situatie wordt verkregen. In de eer
ste plaats voelt hij tegen de wijze waarop de
heer Hamelink de progressie wil toepassen
veel bezwaren, en dan wel voornamelijk hier-
tegen, dat deze een verhooging van de op-
brengst van 1700 ten gevolge heeft, en de
druk verlegd wordt, wat ten gevolge heeft
een verhooging met zooveel procent in de
hoogere klassen der progressie.
Het is hoofdzakelijk weer de middenstand,
die hier den stoot op te vangen krijgt. Het
is ook juist die categorie, die er momenteel
ook voor zit, en een verhooging absoluut niet
kan dragen. Spreker kan zich niet -vereenb
gen met het feit, dat de menschen die in
groote huiizen wonen, misschien ook omdat,
zij er in moeten wonen, zwaarder worden be-
last. Dit zou ten gevolge kunnen hebben,
dat degenen, die zulks konden, hun woningen
zouden verkoopen, een een woning met kleine