Ter Neuzensche Courant Binnenland Feuilleton- vertellingen Gemengde Berichten Woensdag 13 Mei 1936 No. 9451 TWEEDE BLAD DR. BELMONTE IN ONS LAND TERUG. BRABANTSCHE BRIEVEN. GEMEENTERAAD VAN AXEL. VAN Dr. Belmonte, de Amsterdamache chirurg, die deel heeft uitgemaakt van de Nederland- sche ambulance in Abessynie, is Maandag- morgen met den nachtfcrein uit Parijs in ons land teruggekeerd. Dr. Belmonte heeft op eigen gelegenheid de terugreis gemaakt. Hij was eenige dagen vdor de anderen in Djiboeti en moest toen eenige dagen op de boot wacbten. Dien tijd heeft hij benut am een uitstapje in Egypte te maken en is vervolgens met een Fransch schip naar Marseille gereisd. Daar is hij Zondagmorgen van boord ge- gaan en via Parijs naar Amsterdam gereisd. Een redacteur van het A. N. P. heeft in den trein met Dr. Belmonte een g-esprek gehad over zijn lotgevallen in Abessynie. Ik ben bljj, dat ik er uit ben, waren de eerste woorden van Dr. Belmonte. Het was op het kantje af en een waar won der is het, dat alles voor ons nog zoo goed is afgeloopen. Wat wij hebben moeten verduren, is niet in enkele woorden te zeggen. Het was eigenlijk een groot avontuur. Een avontuur dat ik niet gaarne gemist zou hebben. Dr. Belmonte gaf vervolgens een vrij uit- voerig relaas van de lotgevallen der Neder- landsche ambulance in den laatsten tijd. Onze lezers zullen verschillende feiten reeds weten uit de rapporten van Dr. Winckel en uit de nieuwsberichten. Nog niet bekend is echter, hoe de ambu lance het laatste gedeelte van den weg tus- schen Dessie en Addis Abeba heeft moeten afleggen. Op ongeveer 100 K.M. ten Noorden van Addis Abeba moest een gedeelte van de am bulance achterblijven. Er zou echter spoedig hulp komen uit Addis Abeba, doch juist in dien tijd brak de opstand uit en barstte een ware hel los. Adhter het eerste gedeelte der terugtrekkende ambulance werden alle wegen vemield en opgeblazen door het muitende Abessynische leger. En een aantal van onze menschen zat daar achter. Toen ben ik, zoo vervolgde Dr. Belmonte, naar een der hoogste regeeringspersonen in Addis Abeba gegaan en deze heeft toen maat- regelen getroffen, dat de achtergebleven leden onzer ambulance langs een klein en onbekend weggetje zijn geleid, om het terrein, waar de opstand woedde, heen en op deze manier vei- lig in Addis Abeba zijn aangekomen. Deze tocht duurde twee dagen. Wij moesten uit Dessie. Wij moesten weg uit Dessie. Men zal zich in Holland wel eens afgevraagd hebben, waarom het Roode Kruis niet rustig in Des sie is gebleven en zijn diensiten aan de Ita- lianen heeft aangeboden. Dit was echter on- mogelijk. Op het allerlaatste oogenblik zijn wij uit Dessie weggegaan. Waren wij eenige uren langer gebleven, dan zou de geheele rm- bulance uitgemoord zijn door de muitende Abessyniers.. Niemand was er dan levend afgekomen. De kogels floten om onze ooren en zelf heb ik mijn leven aan een toeval te danken. Geen benzine meer. Onze laatste avond in Dessie is de meest dramatische in mijn leven geweest. Ik was in het Amerikaansche hospitaal, een half uur van het onze verwijderd. Ook daar was men bezig, het ambulancewerk te liqui- deeren om zich terug te trekken. De auto, waarmede men zou vertrekken, had echter met voldoende benzine meer. Ik bood onmiddellyk aan, ibenzine uit ons kamp te geven. Van mijn kant had ik dan het voordeel, dat de auto mij tegelijk naar ons basishosipitaal zou brengen. De duistemis was gevallen en het rooven en plunderen der Abessynische muiters was in vollen gang. De inlandsche chauffeur durfde met naar het Nederlandsche hospitaal te rijden. Wij hebben hem toen uit de auto verwijderd en een Europeaan heeft zijn plaats ingenomen. Ik zat naast de chauffeur, met mijn revolver in de hand. Op de vrachtauto hadden wij een machine- geweer opgesteld en op deze wijze zijn wij door een regen van lcogels naar ons kamp ge- reden. Dat niemand onzer gewond of gedood is, be- gr\jp ik nog niet. De tocht zelf was ellendig; er heerschte een paniek. Overal zagen wij vechtende en moor- dende Abessyniers, menschen, die zich in wan- hoop voor de auto's wierpen, die in ravijnen sprongen. Het was, of alle booze machten der hel in dit land losgebarsten waren. De kroonprins had gewaarschuwd. De kroonprins heeft ons goed behandeld. Hij heeft mij een dag tevoren gewaarschuwd en gezegd, dat het niet goed zou afloopen en dat het beter was, heen te gaan. Enkele minuten v66r bovenbedoeld gesprek met den kroonprins verzekerde zijn secretans ons echter, dat er niets aan de hand was en eenige uren na bovenbedoelde kroonprmselijke waarschuwing werd door de Abessynische re- geering- medegedeeld, dat er geen gevaar ^De^misleiding, iwaaraan wij blootgestaan hebben van de zijde der hoogste regeerings personen, is een bron van veel ergerms en veel ellende geweest. ,Maar wat wil men", zoo vervolgde Dr Bel monte, de Abessyniers zijn in den grond een lafhartig en leugenachtig volk. Zij zijn karak- terloos en hebben geen gevoel voor orde en tucht. Daarbij is op enkele hooge uitzonde- ringen na iedereen analphabeet en van een verbluffende onkunde tegenover technische zaken. Een voorbeeld. De kroonprins zeide mij persoonlijk, dat wij uit Dessie weg moesten. Maar tegelijkertijd requireerde hij al onze muildieren. Toen ik hem daar op wees, be weerde hij, dat zulks onmogelijk was. Maar, muildieren kregen wij niet terug. Hij kon er niet een missen. Niemand is er te vertrouwen en zelia cie paters Lazaristen, die reeds 15 jaar in Des sie wonen, waren niet eens veilig. Deze man- men zijn er gebleven. Zij spraken de taal en er waren ook enkele priesters bij hen, die tot de opstandige benden behoorden. Op deze vertrouwden zij, doch erg gerust waren zij niet. '„Mocht de nood aan den man komen" zoo vertelden zij ons, „dan hebben wij onder de bevolking niog vele trouwe dis- cipelen, die ons wel zullen verbergen." Middeleeuwsche toestanden. Het land leeft nog volkomen in de middel- eeuwen, zoowel wat techniek en bestuur als wat hygiene betreft. Een Rontgen-apparaat en Orthopaedie- tafel als de Nederlandsche ambulance bezat, was er in geheel Abessynie niet. De communicatie is ongelooflijk slecht, de watervoorziening, is allertreurigst. Als u be- denkt,, dat wij maandenlang onze tanden met thee hebben moeten poetsen, omdat het water er niet was of niet te vertrouwen was. Ik heb het, de omstandigheden in aanmer- king genomen, vrij goed gehad. In het basis- hospitaal leefden wij heel behoorlijk, tenmin- ste in vergelijking met onze landgenooten, die naar het. Noorden waren getrokken. Alleen de vliegtuigen brachten de menschen in een paniekstemming. Den laatsten dag in Dessie moesten wij met de revolver in de hand de orde op de zaal handhaven. Later bleek, dat de Italianen onze ambulance zeer goed konden onderscheiden en deze ook spaarden. Maar stel u voor, een operatie en dan een bombardementsvliegtuig over de tent, op ongeveer 80 meter hoogte. Slachtoffers. Groote bewondering heb ik voor dr. Melley en zijn overlijden heeft mij diep geschokt. Voor ons heeft hij veel gedaan. Een even treurig ongeval is dr. Stadion overkomen, een Amerikaansche missie-arts, die veel met ons gewerkt heeft. Tal van keeren is zij als operatie-zuster op- getreden. In Addis Abeba is zij bjj de plun dering door een verdwaalden kogel gedood. Een eere-saluut breng ik ook aan haar. Beiden zijn nog op het laatste oogenblik het slachtoffer van hun plicht geworden. Lanc^ en volk. De journalist vroeg Dr. Belmonte's meening nog over Abessynie en de tioekomst van het land, nu het door de Italianen is overmeesterd. „U moet niet denken dat de Abessyniers het zelf zoo tragisch opnemen. Waar zij het goed hebben, is hun vaderland en onder Europeesche leiding kan van het rijke land nog veel profijt getrokken worden. Een groot kapitaal is voor alles noodig om de mineralen uit den bodem te halen, maar daarnaast is er ook voor land- bouw en veeteelt veel te bereiken. En dan niet te vergeten: het toerisme. Ik ken geen land, dat zoo geschikt is voor Sightseeing als Abes synie, dat voor de Eunopeanen van een geheel bijzondere en .ongekende schoonheid is. Ulvenhout, 5 Mei 1936. Menier, Trui is aan 't rekenen geweest. Met 'n tuussel op de lei. En, wezenlijik, 'k ben er 'n bietje van geschrokken! Want 't eindsom- meke was: ze zou mee 't feestmaal „in ieder geval" maar op 'n hon- derd man rekenen! „Gedaank" zee ze,,da'k maar ineens de koei bij d'r horens gepakt heb". Toen wees ze naar den stal. ,,'t Veurnaamste is: ik kan ze plotsen!" „Maar hoe krijgt ge 't allegaar veur mal- kaar, Toeteloeris vroeg ik bezorgd. Welja, amioo 'k zou m'n wijf geren on- beschadigd uit die bruiloft zien komen! Allez, ze mot nog langer mee! „Maak me nou nie zenuwachtig, Dr<§, leg nou nie te kletsen en bemoeid-d-oew eigen er maar z.oo weinig meugelijk mee, dan zal 't kindeke best bij z'n moeder komen; allez, op- zij, ge loop me veur m'n voeten." En in alle- bei heur armen 'nen grooten inmaakpot, zoo sjokt ze naar den kelder, die langzamerhand vol gezameld is, mee voile flesschen, potten, kruiken en kannen! Ik zee dan: ze heeft getuusseld op de lei. Verlejen week, op 'nen avond, als ik 'n briefke zat te schrijven naar Dr£ III, dan zat Trui, mee 'n leike op heuren schoot, te denken, te prakizeeren, dat 'r muts ervan scheef stond. 't Was stil in den huis. Ik schreef m'n briefke, Trui tuusselde en de steertklok tikte. *k Zat gezellig mee m'n baaske te keuvelen, om zoo te zeggen. Want terwijl ik schreef, zag ik gedurig z'n twee zwarte oogskes voor me, die glansden en lachten bij elk woordeke, da'k naar 'm schreef. ,,Wa zitte gij te doen, Dre?" „Ons boske te bedanken, Toeteloeris, voor zijnen schoonen blompot!" „As ge klaar zij t, zal ik er ok 'n haalf vel- leke onder schrijven, hou dus 'n plekske veur me open". „Oem". „Hebt g'evekens tijd 'k Zweeg en wachtte. ~~„'k Heb hier uitgerekend dat we van ons eigen al mee dertig man zijn, de platte kin- ders en 't grut benejen de zeuven nie mee- geteld.. Da zetten we ampart". „Oem". „Dan krijgen we jouw fermilie!' ,,Ja. Zes keer twee is twaalf, onzen Marijn is weduwman, is elf". Ik begost weer te schrijven. Trui tuusselde: „Dre?" ,Wa nou weer?" ,,Mijn fermilie die Ik schreef verder. ,,Die zijn mee z'n twintigen". Ja, amico, Trui is van 'n steuvig ras Onderwijle dat ze twintig streepkens kraste, draaide ik aan m'n baaskes' briefke maar 'nen punt, want als Trui 't in heur hoofd gezet heeft om oe nie meer mee rust te laten, legt dan alles maar uit handen, want ze eet oe altij op met huid £n haar! „Nou ben 'k al aan e<5nenzestig, Dre!" ,,Da zal 'n gedrang worren, Trui, op Ulven hout! D'n burgemeester mag wel 'n paar verkeersdieners leenen uit de stad!" „Luster nou 's en bewaar oew lolletjes nou all'emaal maar veur't feest! Misschien schuilt er onder de feestgangers wel 'nen enkeling, die er dan cm lachen kan". ,,Ge zijt 'nen oorwurm!" zee ik. ,,Motten oew kameraads ok gevraagd wor ren?" „k Zou 't maar doen, Trui, waant „Watte waant?" „Ze komen tdch en dus kunt ge beter de eer aan oew eigen houwen". ,,De vrullie ok?" „Daar bemoei 'k me nie mee!" Trui tuusselde weer: „da's den Blaauwe mee z'n Aantje (twee streepkens); da's den Fielp mee z'n Kee (twee streepkens); da's den Joep mee z'n Sjoow (twee streepkens); da's denden Jaan ok?" Welja, laat 'm ok maar meeschraansen!" „En z'n Tonia?" „As ge die dan maar wijd van me afzet". jMijn kan z'ok gestolen worren" (twee streepkens) ,,iHeb ik ze daar alle mee g'ad?" ,,Op eentje na, den Joost uit Oosterhout (twee streepkens). ,,Edn streepke, Trui; den Joost is van z'nen last af". Toen lee ze 't leike efkens neer. Ik pakte gauw 't briefke da'k voor m'n baaske had geschreven en ging daar achter verscholen zitten. Maar heur oogen brandden door 't pampierke henen! „Zeg!" ,,Ik heb 'n haalf velleke veur jou open ge- laten, Toeteloeris". ,,Zeg!" Ik kwam er nie van af, dus ik zee maar zoetsappig: „Ja? Zeg 't maar 'ns, Truike?" „Is den Joost zijn zijnen laast- post af?" ,,Gelukkig wel, ja. Ochdrm, dieen mensch had zoo'n kwaaie kadee getroffen, ee!" (Ik zette 'n gezicht, amico, 'n gezicht nou, den Negus kan deuze dagen nie triesti- ger kijken!) „En aan dien Joost mankeert zeker niks, ee „Da nie, Trui. Miaar dat ziet ge altijd ee? "Nen goeien vent treft 'n kwaai wijf en 'n pront wefke treft 'nen luizebos. Ik heb nog 'n haalf velleke veur jou opengelaten... Ze tuusselde weer. „Trui?" „Zeuventig tel ik". „Toeteloeris?" „Nog meer? Ik ben nou toch aan den gaank!" „Ons pastoorke!" „Da's dan dbnenzeuventig. Veul heb ik er nou toch nie vergetennneee Trui?" Ze keek me vragend-angstig aan. Na 't pastoorke was ze toch nie zeker meer van d'r eigen. „Wij!" „Wij Wie wij Wa wij ,,'t Bruidspaar, Trui van Peeren!" Ze lachte 'ns zuinig om deuzen lapsus en zette twee bescheien streepkens. ■4k Nam 't leike af. Wees naar de leste twee, nietige schrapkens en vroeg: „wie zijn deusweeskinder! „Wij!" 'Nam de tuussel en maakte er twee stree- pen van, die 't pastoorke nog overtroffen! Dhhr had ze plazier in. „Idioot", lachte zn: ,,gek merakel!" Hoe meer ze Scheldt in zoo'n stemming, amico, hoe hoe mjah! hoe aanhaliger of ze is! Toen maakte ik 66n van die twee leste streepkens dik en zee: „da zijde gij!" Waarop zij 't leike uit m'n handen wrong en ,,mijn" streepke aanvette! Twee keer zoo dik, als „zij". „Da zijde gij, Dr4 Dat liet ik natuurlijk nie onder me en ik gaf streepke-Trui weer van katoen. Wat we net zoolang hebben volgehouwen, tot we samen denen vetten bol waren. ,,Nou is 't pas goed", zee Trui. net as lest mee de Gouwen van Jan en Kee van Riel Verder hoefde ze niks te ze.ggen! Pastooi knikte, knikte, 't goud t66verde door z'n zijen krullen. „He, ja!" zee Mie! ,,pa zullen we 'ns prontjes veur malkander boksen, meneer pastoor!" „En 6fzee hij lachend. „Gij helpt me wel, Mie, ee?"' ,,Tuurlijk! Toe, drinken jullie 'ns uit, dan haal ik nog 'n bakske, Meneer pastoor neemt er toch maar een, daar hoeven me nie op te wachten!" (Mie scheen veul trek in heuren Zondagschen koffie te hebben!) „011ee!" riep ik: „Zet Trui maar 'ns in den blossem van 'nen stoet witte maagdekens!" „Guilie mokt me verlegen", lachte Trui. Genoeg. Als we uit de pastorie kwamen, dan zee ze: „Laten we nou maar eerst efkens naar den overkaant naar den Fielp gaan, waant nou heb k nog nie haalf genogt besteld". Waarom?" Omdat er nou 't heele durp in betrokken wordt. En ze zullen 't goed hebben op ons feest", besliste Trui! Nou, dieen Fielp, die wist er al lang alles van! Als Trui zee: Fielp, mokt van die vijf kilo's bruidsuiker er maar twintig, en..." dan zei den Fielp: „nou ga-g-et er op l«ken, Trui!" En toen wiei 't duuzend luxe brooikes, door maikaar. Twintig kilo's koekjes door mal- kaar. Taartjesjawa denkte gij, Fielp?" ,,Hah!" riep den bobberd. ,,'t Verstaand komt mee de jaren. Sjuust! Laat t aan mijn maar hover, Trui, dan is halles in de puntjeo: En ge krijgt toe: ,,'n feesttaart van zeuven irerdiepingen om midden op tafel te zetten! t Is mij gaan duuzelen, man1 meester en Wethouders omtrent dit onderwerp van advies zullen dienen. Men mag gelooven, dat dit college ciaarin ten zeerste is geslaagd en dat men tevreden mag zijn over dit uitge- breid rapport, waarin zij den toestand duide- lijk uiteen hebben gezzet. Het eindresultaat is, dat de woningen met een belastbare huur- waarde, dus die van 2 per week, een voor deel zullen hebben van 48 cent in een geheel jaar. Dit is een zeer klein bedrag. Spreker vraagt zich af of die menschen daarmede wel eenigszins zijn geholpen. Daartegenover staat, dat een grootere woning betrekkelijk ietsmeer moet betalen. Spreker heeft zich afgevraagd of om het op z'n Axelsch uit te drukken het sop de kool wel waard is, om voor een dergelijk luttel bedrag voor sommigen ds grootere woningen met een 10 meer te gaan belasten. Hij is van oordeel, dat een en ander in administratieve beslommeringen zal weg- loopen. Spreker heeft het gedacht, dat de be- trokkenen er zeer weinig mee gebaat zullen zijn, indien hun aanslag met 48 cent per jaar vermindert; dit zegt zoo heel weinig. Wellicht heeft spreker geen goede kijk op de zaak, doch hij heeft met aandacht het prae-advies van Burgemeester en Wethouders gelezen en is tot deze conclusie moeten komen. De heer 't GILDE meent in de allereerste plaats een woord van waardeering niet te mogen onthouden aan den heer Hamelink voor de degelijke manier waarop hij uit zijn gezichtshoek dan bekeken deze zaaa heeft toegelicht. In aansluiting daarop moet hij evenzeer Burgemeester en Wethouders prijzen voor de zeer serieuze wijze waarop deze ma'erie door hen is bestudeerd en on- derzocht en tenslotte aan den Raad is voor- gelegd, voor wie het op deize wijze geimakke- lijker is gevallen zijn standpunt in dezen te ibepalen. In het kort wil hij naar voren brengen waar om hij van zijn kant moeilijk zijn stem aan Nou cntbreekt alleen de harinonie nogI het voorstel-Hamelink zal kunnen geven. In Amico, wat zegt ge van zoo'n spulleke van twee ouwe rakkers, die d'r veertigjarige gaan vieren Zwijgt ge liever? Ja, ik ook En toch, toch is (gelukkig) elken mensch zoo. Ja, behalve de...... ,,lui" van zestien achttien jaren. Die zijn nog te zuinig op r 2% vlashaarke onder d'r neus, dan dat ze 'r mee zcuwen knoeien. Maar als we oud genoeg zijn om geren jong te wezen, dan ja, dan gaat ge de veertig jarige nog dartelder vieren, dan den trouwdag indertijd! Afijn! We waren dus gekomen tot 73 streep kens. Toen nam Trui 'n kloek besluit en zee: ..wittewa? Ik reken ineens maar op honderd de man. Den komenden en gaanden man neven en nichten (als we die vroogen waren me mee z'n duuzend) lust ok wel iets, allicht blijven er ennigten plakken'k zal veur honderd man koken". Ik knikte. „Tien biggen aan 't spit. Slachte gij 'n stuk of vijftien hanen en kiepen veur de soep, Drd" Ik knikte. ,,Zurg veur 'n mud of aanderhaalf uit-ge- zochte blaauwputters Ik knikte. „En danneee, verder hd'k oe nie noodig!" Nou komt 't schonste! Zondag, na de late mis, zijn we samen naar ons pastoorke gegaan. Om 'n schoone gezon- gen mis te bestellen voor den grooten dag Ja, dat valt nie mee, amico. Vijftien Mei, 't is 'nen Vrijdag, dus we moesten dispensatie hebben ook, en de zangers van't koor, die kearels moeten 's morgens verletten. Dus die moeten't vooruit weten. Wat stond ons pastoorke te kijken. „Veertig jarenzee-t-ie en hij schud- de z'n grijze kopke, dat 't zonneke 'n goud kroontje spon in zijn witte krullen. „Mokt ge 'r feest van, Dr<§?" „Dat er de bonken afvliegen, meneer pastoor!" kwekte ik. Trui gaf me onder tafel 'nen trap en brom- de: ,,ge zijt hier nie in de Gouwen R.oei schreeuwlillijk Tut tut, toemaar, toemaar, horre" zee meneer pastoor. „Den Dre is blij en content Trui, endaar hee-t-ie hlle reden veur!" Wat zegt ge van zoo'n diepelmaatje, amico Trui was kiplekkers, mee dat verstopte pluimke. Allez, die wijfkens, oud en jong, ze moeten zoo nou en dan 'ns 'n pluimke in d'r geweetwel gestoken worren! Zelfs ons pastoorke kent dat kunstje. En als alle kearels dat wisten, daar zouwen veul minder woorden (en serviesgerei!) ,,vallen" in de hu- welijken. Geef 't wijf nou en dan 'n pluimke; &5n in de week en ge hebt er in zeuven dagen geen kindek? aan! „V(jftien Meidocht menier pastoor hard-op: „vijftien Mei, sjongejonge, da's kort dag". „Kort dag? Voor de gezongen Mis, meneer pastoor?" n „Nee, da red ik wel, maarhihihi en toen keek ie over z'n brilleke lollig naar Trui: „daar laat ik 't nie bij! Trui pakte heuren Zondagsche zakdoek en wreef over neus en voorhoofd. Ze wier 'n bietje zenuwachtig. Pastoor en ik, we knipten 'n cogske naar maikaar. Toen kwam Mie 'n lekker taske koffie brengen. Mee 'n malsche, vet-bebioterde snee krentenmik. Dat kost Trui al weer dadelijk nie onder zich laten, dus ze vroeg Mie op't feest. „Vierenzeuventig" zee ik zachtjes. ..Wablief?" vroeg meneer pastoor, want die heeft 'n paar oorkensge moet hooren, hoe ie de mis nog zuiver zingt! Mie nam de invitatie aan en kwam gezellig bijzitten. Toen zee Trui, kleintjes van angst'.gen trots: „ge bedoelt toch nie, meneer past oor, da ge 'k Zal er maar op rekenen en nog wat ton- nen bier bij bestellen. Als den Thd z'n man- nen aan 't blazen gaan, dan snapt ge nie, waar den dorst vandaan komt! Dat kunstje ken ik Nog tien dagen! Veul groeten van Trui en als altij geen haarke "minder van oewen toet a voe DRA GESIGN ALEE RDF. WAAGT ZICH IN HET HOI. VAN DEN LEEUW. Bij de politie te Vlissingen vervoegde zich een persoon afkomstig uit Alkmaar, die reis- geld vroeg naar Breskens, teneinde aldaar door verkoop van galanterieen te trachten in zijn onderhoud te voorzien. Het gebeurt meermalen, dat armlas- tige buiten deze gemeente wonende per- sonen, bij de politie om reisgeld vragen. Het spreekt vanzelf dat dit niet kan worden ver- strekt en dat slechts in zeer bijzondere geval len aan zulk een verzoek kan worden voldaan. Bij een ingesteld onderzoek bleek bovendien dat deze koopman nog meerdere vonnissen moest ondergaan. In het laatste Politieblad stond hij nota bene zeven maal gesignaleerd, en moest hij nog ongeveer twee maanden hech- tenisstraf ondergaan, omdat hij opgelegde boe- ten niet kon betalen. Hij is overgebracht naar het Huis van Bewaring te Middelburg. JONGETJE VERBRAND. In het gezin M. v. d. Bas aan den Wethou- der Venteweg te Gouda onder de gemeente Reeuwijk zat Zondagochtend een bijna twee- jarig jongetje op een stoel bij de tafel. In een on'oewaakt oogenblik kreeg het een dcosje met lucifers in handen en schrapte er eenige aan. De kleeren van de kleine, die het eenig kind van het echtpaar was, raakten daarbij in brand. Toen de moeder in de kamer kwam, trof zij haar zoontje in deerniswekkenden toe- stand aan. Zij wist spoedig de vlammen te dooven doch het kind had reeds ernstige brandwonden gekregen. Het is naar het R.-K. ziekenhuis te Gouda gebracht, waar het des nachts is overleden. DOOD GEVALLEN. De 61-jarige landbouwer J. Strijd te Eke- haar, gemeente Riolde, was Maandagochtend bezig met de voorjaarssehoonmaak van zijn schuur. Hij viel van den zolder en brak zijn nek. De man was onmiddellijk dood. ZIJN MOEDER MET MES VERWOND. Een 18-jarige losse werkman, wonende op den Tugelaweg te Amsterdam, die bij een familietwist zijn moeder met een tafelmes aan de bovenlip had verwond, toen hij naar zijn 36-jarigen broer wilde slaan en zij tusschen- beide kwam, is dioor de politie van het bureau Linnaeusstraat aangehouden. HEVIG ONWEER BOVEN DE PEEL. In den nacht van Zaterdag op Zondag om- streeks 4 uur is boven Sevenum in Limburg een hevig onweer losgebarsten, tengevolge waarvan op vele plaatsen ernstige schade is aiangerieht. De ontginningsboerderij van den heer G. moest het ernstig ontgelden, de bliksem sloeg in het woonhuis en veroorzaakte een begin van brand, welke door snel ingrijpen gebluscht kon worden. De bliksem maakte een groot gat in het plafond van een der voorkamers en vernielde radio- en telefoontoestel en eenige meubelen. In de nabijheid dezer boerderrj werden drie teleftoonpalen geheel versplinterd. Een koe van den landbouwer N. werd door den bliksem ge troffen en gedood. Dit ongekend heftige onweer ging vergezeld van een ontzaglijken regenval. Tijdens een hevig onweer, dat zich Zondag morgen in de vroegte boven Escharen (N.-B.) ontlastte, is de boerderij van den landbouwer H. de Kleyn door den bliksem getroffen. Er ontstond brand, die evenwel dadelijk kon wor den gebluscht. De hofstede werd ernstig be- schadigd en eenig meubilair werd vernield. De bliksem sloeg in het kippenhok, tengevolge waarvan 20 kippen werden gedood. Vergadering van Dinsdag 28 April 1936, des namiddags 2 uur. Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeesten Tegenwoordig de leden: J. M. Oggel, C. van de Bilt, A. Th. t Gilde, B. Seghers, A. van 't Hoff A. P. Esselbrugge, P. de Jonge, C. van Bendegem, C. Hamelink, A. P. de Ruijter, F. Dieleman, en de Secretaris J. L. J. Mans. Afwezig de heer Fanoy. (2. Slot.) Vervolg van punt 7: Progressieve heffing van opcenten op de Personeele Belasting. De heer VAN 't HOFF wijst er op, dat in ide vorige vergadering besloten is, dat Burge- hun resume aan het slot van hun toelichting komen Burgemeester en Wethouders tot de conclusie dat 869 belastingplichtigen voordeel zullen heibben van deze progressieve toepas- sing. De heer Van 't Hoff heeft becijferd of onderzocht, dat voor de laagst aangeslagenen slechts een voordeel van /0,48 zal verkregen worden, he'.iwelk door den heer Hamelink niet ontkend zijnde, nader is onderstreept door zijn kemachtige uitspraak: dat slechts sprake is van een zeer flauwe progressie! Vervolgens zullen 145 aangeslagenen noch voor- noch nadeel van de progressieve heffing hebben, maar en dat weegt voor spreker het zwaarst daartegenover volgen dan 516 aan geslagenen die zwaarder getroffen zullen worden! De voordeelen zouden tenslotte voor de gemeente 1700 bedragen, waaromtrent de heer Hamelink vraagt, of wij die op willen offeren voor andere eventualiteiten in den vorm van later nog te verhoogen opcenten wat naar zijn meening niet uit zal kunnen blijven. Daartegenover staat hij op*het stand punt dat men niet onnoodig de belastingen moet op gaan voeren en deze zeer zeker, zoo lang niet noodzakelijk, ook niet uit de zak- ken van de reeds genoeg belaste burgers moet gaan kloppen. Waariegenover door het College dan nog en waarschijnlijk met recht wordt aangevoard, dat dit voordeel in 1937 volkomen geoampenseerd zal worden door de verlaagde huishuren en de herschat- ting van de perceelen. Op deze manier is het niet moeilijk om met Burgemeester en Wet houders te concludeeren dat hier in het uiter- ste gaval alleen sprake zal zijn van een ver- schuiving van de belastingdruk en of dit dan een gewenschte en gerechtvaardigde verschui- ving zal zijn meent hij met recht te mogen be- twijfelen! Dat zou zoo zijn indien men Uit- sluitend te doen had met b.v. hoog in de ver- mogensbelasting aangeslagenen. Maar onder die 516 burgers bevinden er izich en wel in overgroote meerderheid die het water reeds aan de lippen hebben en meer dan ovenbelast zijn, bij wie „Schraalhans" keukenmeester ge worden is! Deze kunnen geen nieuwe lasten meer opgelegd worden. 'Spreker vraagt den Voorzitter of hjj toch wel het woord heeft en vervolgt daarop het vertrouwen te hebben, dat de heer Hamelink, als genoegzaam met de realiteit van het leven in contact komende, ook den nood van de z.g. „middensitand" in casu „de kleinere midden- stand" in het oog zal houden. Het bevreemdt hem, dat deze met eenige hartstocht zijn voor- stel heeft verdedigd en indien deze nu werke- lijk prijs stelt op den naam van ,,Real"-poli- ti'ker, dan zal hij toch meer werkelijkheidszin aan den dag moeten leggen, temeer met het oog op de omvangrijke actie die vanuit diens kring momenteel op touw wordt gezet voor het Plan van den Arbeid. De VOORZITTER merkt op, dat dit niet aan de orde is. De heer 't GtLLDiE vervolgt, dat hij dit plan niet zal afkeuren, maar meent dat men bij het propageeren van een meer planmatige productiewijze, ook vooral uitgaat van de ge- daehte de kleine middenstand en de verdruk- ten des volks buiten de rijen der anbeiders op te heffen en te voeren tot een hooger levens- niveau. Een van de slechtste middels om deze te winnen is echter z.i. wel het voeren van een nog meer drastiseher belasting-poli- tiek. Deze moet voor bepaalde en de spe- ciaal door hem bedoelde categorie leiden tot funeste gevolgen, al geeft hij toe dat de be- lastingverhooging die het gevolg zal zijn van de aanneming van het voorstel-Hamelink niet direct de deur dicht zal doen! Spreker is van meening, dat wij dezen kant niet uit moeten en schaart zich in dit opzicht aan de zijde van Burgemeester en Wethouders. De heer SEGHERS is overtuigd van de moeilijkheden die aan dit onderwerp kleven. Het is hem dan ook aangenaam en hij dankt Burgemeester en Wethouders daar- voor dat men de gevolgen van een pro gressieve heffing van opcenten duidelijk voor zich heeft. Uit het prae-advies blijkt, dat 869 aangeslagenen van de progressie voor deel zullen hebben, en alhoewel dit voordeel voor sommigen zeer klein zal zijn, is spreker er in tegenstelling met den heer Van 't Hoff van overtuigd, dat iedere cent, die van deze menschen minder wordt gevraagd, broodcenten zijn. Hij zal zich daarom aan- sluiten bij het voorstel van den heer Hamelink. (De heer DE RUIJTER is Burgemeester en Wethouders dankibaar voor de uitwerking van dit voorstel waardoor een duidelijk beeld om trent de situatie wordt verkregen. In de eer ste plaats voelt hij tegen de wijze waarop de heer Hamelink de progressie wil toepassen veel bezwaren, en dan wel voornamelijk hier- tegen, dat deze een verhooging van de op- brengst van 1700 ten gevolge heeft, en de druk verlegd wordt, wat ten gevolge heeft een verhooging met zooveel procent in de hoogere klassen der progressie. Het is hoofdzakelijk weer de middenstand, die hier den stoot op te vangen krijgt. Het is ook juist die categorie, die er momenteel ook voor zit, en een verhooging absoluut niet kan dragen. Spreker kan zich niet -vereenb gen met het feit, dat de menschen die in groote huiizen wonen, misschien ook omdat, zij er in moeten wonen, zwaarder worden be- last. Dit zou ten gevolge kunnen hebben, dat degenen, die zulks konden, hun woningen zouden verkoopen, een een woning met kleine

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 5