ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Het Mysterie van Gresford Hall, AKKEKTJES No. 9449 VRIJDAG 8 MEI 1936 76eJaargang Binnenland Feuilleton BuitenSand. Nerveuze s!apeloosheid TWEEDE BLAD DE EXPLOITATIE VAN HET VEROVERDE GEBIED. <amm «mmniia-a». TararaKggSgaCffiEBSSajUlffi.3J3aXasna*l!?CC$ia^±-.>.S!i&tt^TZ& «a-w- NEUZENSCHE COURANT DBANKWET. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN maken bekend, dat de opgaven bc- doeM in artikel 35 en 51 der Drankwet ter secretarie der gemeente voor een ieder ter in- zage zijn gelegd en tegen betaling der kosten zjjn verkrijgbaar gesteld. Ter Neuzen, 7 Mei 1936. Burgemeester en Wetbouders voornoemd, L. J. GEELHOEDT, Voorzitter. B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag. Nadat Prof. Aalberse als voorzitter van de Kamer was geinstalleerd verzocht de heer Venvoom (plattel.) de regeering te mogen in- terpelleeren over de uitvoering der landbouw- crisiswet t.a.v. het product hooi. Hierover zal nader worden beslist. Voortgezet wordt de behandeling van het wetsontwerp tot oprichting van een N.V. Mij. voor Industrie-financiering. De Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, de heer Gelissen, zet zijn giste- ren afgebroken rede voort. Spreker wenscht eerst den voorzitter geluk met zijn benoeming als zoodanig. Spreker is van oordeel, dat men er op uit moet zijn, 'n rendabele basis voor de industrie te scheppen. Het kosten- en lasten-niveau der industrie moet omlaag. Spreker betoogt dat het er overigens met onize aanpassing niet zoo slecht voorstaat, als sommigen wel eens meenen. Spr. bestrijdt de rede van den heer Wester- man, en merkt op, dat de staat daar moet in- grijpen, waar het algemeen belang zulks vor- dert. Spreker gaat na, wafer voor oeconomisch- tedhnologische voorlichting aan de industrie is gedaan, en in ander opzicht. Spreker deelt mede, dat een vestigingswetsontwerp voor de nijverheid de Kamer eerlang zal bereiken. Welk land, en spreker zondert Japan niet uit, exporteert tegenwoordig nog volkomen ren- daibel? Het wetsontwerp is ten slotte zonder hoof- delrjke stemming aangenomen, met aanteeke- ning dat de communisten en de heeren Snee- vliet en Vervoom wenschten geacht te wor den tegen te hebben gestemd. MR. P. J. M. AALBERSE VOORZITTER DER TWEEDE KAMER. In de zitting der Tweede Kamer van gis- teren werd de heer Mr. Aalberse, na de mede- deehng van diens benoeming tot voorzitter, door den waarnemenden voorzitter, den heer J. J. C. van Dijk, hartelijk toegesproken. Hij wenschte hem namens de Kamer hartelijk ge luk met zijn benoeming, verklaarde dat de Kamer hem met vertrouwen tegemoet treedt, en sprak de hoop uit, dat het hem gegeven moge zijn met Gods hulp de hem opgedragen taak zdd te vervullen, dat de belangen van land en volk daardoor worden gediend. Daze toespraak werd door de leden, die ze staande aanhoorden, met applaus begroet. De heer Prof. Mr. P. J. M. Aalberse aan- vaardde het voonzitterschap met een rede, waarin hij in de eerste plaats zijn voorganger, Jhr. Ruys, herdenkt. De wijize, waarop gij, hooggeachte heer Van Dijk, mij zoo juist hebt willen ibegroeten, waarvoor ik u zeer hartelijk dank zeg en het feit, dat gij, geachte medeleden, mij met zoo groote veelstemmigheid, welke mij zeer heeift getroffen, aan de Koningin ter benoe ming helbt willen voordragen, geven mij den moed, am zonder averdreven schroom de mij apgelegde taak te aanvaarden. U zeg ik daarrvoor dank, en ik dank ook de Koningin, die deze Uw voordracht heeift wil len volgen. iMeeningsiverschil sluit eerbiediging van an- derer afwijkende standpunten en onderlinge persoonlijke waardeering niet uit. Dit wordt vergemakkelijkt, wanneer alien er naar stre- ven hun meendngen op zoodanige wijize voor te dragen, dat niemand zich daardoor ge- lowetst kan gevoelen. De ervaring leert, dat vaak gematigdheid in den vorm aan de mee- ning die men verkondigt, meer kracht van overtuiging geeft, dan een scherpte, die af- stoot. Ik reken op uwer aller weiwillende mede- werking, als ik er naar streven zal, om in ons Nederlandsch parlernent alles, wat strijdt met goede parlementaire vormen, te keeren. Laten wij ons alien doordringen van deze overtuiging, dat ieder van ons, hoever onze meeningen en opvattingsn ook uiteenloopen, toch all een beoogt, het waarachtig belang van ons volk te dienen, zooals wij dat ieder in het licht onzer eigen staatkundige beginselen, meenen te goeder trouw te moeten zien. Dan zal onderlinge waardeering, zelfs bij emstig meeningsverschil, ons ook steeds voor het uiten onizer gevoelens die woorden en zins- wendingen doen vinden, waardoor het moge- lijk zal zijn, onderling en met de regeering van gedachten te wisselen, zonder dat aan uw voorzitter ook maar een onvertogen woord aanleiding zal geven, zijn hamer op te heffen. Ik zou dit instrument, dan alleen als teeken van mijm waardigheid hier aanwezig, liefst op deze tafel, zij het steeds waakzaam, willen laten rusten. Daarvoor roep ik met vol vertrouwen uw aller weiwillende medewerking in. Ik doe dit met te grooter nadruk, juist in dezen tijd. Alleen een parlernent, dat zichzelf respecteert. heetft recht en mogelijkheid, van anderen respect te vragen. Alleen een parlernent, dat zelf nauwgezet al zijn plichten vervult, heeft de moreele kracht zijn grondwettelijke rech- ten, die good beschoaiwd, de rechten zijn van ons volk, te handhaven tegenover een ieder, die ze al of niet bewust, miskent. De strikte handhaving van deize rechten is, historisch gezien, een van onze zwaarste plichten. Wanneer wij in dezen geest van onderlinge welwillendheid en waardeering, en in deze stemming van bereidheid tot nauwgezette plichtsvervulling, hier alien onze taak naar beste weten en kunnen vervullen, dan mogen wij hopen, dat Gods zegen, die onmisbaar is, op onzen gezamenlijken arbeid zal rusten, op- dat deze strekken moge in het waarachtig belang van ons volk. En hienmede verklaar ik het voorzitter- schap van de Tweede Kamer der Staten- Generaal te aanvaarden. De Kamerleden hoorden deze rede staande aan en gaven door applaus hun instemming ermede te kennen. De nieuwtbenoemde voorzitter van de Tweede Kamer, de minister van Staat, Prof. Mr. P. J. M. Aalberse, is op 27 Maart 1871 geboren te Leiden. Hij bezocht het roomsch- katholiek gymnasium te Katwijk aan den Rijn, studeerde aan de Deidsche universiteit, werd candidaat in de Nederlandsche letteren en promoveerde in 1897 in de rechten. Hij is werkzaam geweest als advocaat en was wet- houdier van sociale aangelegenheden van Lei den, voorts directeur van het centraal bureau der katholieke sociale actie en redacteur van het katholiek sociaal weekblad en van „De Voorhoede". Mr. Aalberse is in 1903 tot lid van de Tweede Kamer gekozen en heeft het Kamer- lidmaatschap bekleed tot 1916. In laatstge- noemd jaar werd hij benoemd tot hoogleeraar aan de technische hoogeschool te Delft, welk amibt hij reeds twee jaar later vaarwel zegde om de portefeuille van arbeid te aanvaarden in het kabinet-Ruys de Beerenbrouck, toen dit, in 1918, aan het bewind kwam. Hij slaagde er in, reeds een jaar na zijn optreden, de door hem ontworpen Arbeidswet in het Staatsblad te brengen. Als minister van arbeid, handel en nijverheid maakt Mr. Aalberse deel uit ook van het tweede kabinet-Ruys de Beeren brouck, van 1922 tot 1925. Sedert laatstge- noemd jaar is Mr. Aalberse weder ononder- broken lid der Kamer. Na Mgr. Nolens' overlijden koos de katho lieke fractie hem tot haar voorzitter. Van 1925 tot 1928 was Mr. Aalberse hoofdredac- teur van ,,Het Centrum". Hij is voorzitter van de Centrale commissie voor de statistiek, voorzitter "van den Hoogen Raad van Arbeid, lid van de Centrale com missie voor drinkwatervoorziening, Rijksbe- middelaar in het vierde district en voorzitter van het Centraal college voor medisch-tucht- recht. De regeering erkende zijn verdiensten door hem te benoemen tot minister van Staat. Mr. Aalberse is ridder in de orde van den Nederlandsche Leeuw. DE R.K. TWEEDE KAMERFRACTIE. In de gisteren gehouden vergadering van de r.k. fractie van de Tweede Kamer is mede- deeling gedaan van het besluit van prof. mr. P. J. M. Aalberse, om, na zijn benoeming tot voorzitter van de Kamer ontslag te nemen als ibestuurslid van de fractie. Naar het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY (Nadruk verboden.) Tot voorzitter der fractie werd daarna met op een na algemeene stemmsn gekozen mr. C. M. J. F. Goseling, en in de vacature als be- Stuurslid ward vcorzien door de verkiezing van dr. L. G. Kortenhorst. WEDEROM VLEESOH IN BLIK VOOR WERKLOOZEN. iHet ligt in de bedoeling van den minister van sociale zaken, zoo mogelijk reeds per 1 Juni zoogenaamd gehakt in blik tegen lagen prijs Voor werkloozen verkrijgbaar te stellen. Reeds gedurende eenigen tijd zijn omtrent den aanmaak van dit product besprekingen gavoerd tusschen de departementen van so- siale zaken en van landbouw. De voorberei- dingen, welke voor deze distributie moesten worden getroffen, zijn thans zoover gevorderd dat met de product e ibinnen enkele weken een aanvang zal kunnen worden gemaakt, nu daaromtrent tusschen het departement van sociale zaken en den betrokken le'verancier overeenstemming is bereikt. RIJKSCOMMISSIE WERKVERRUIMING Naar de Vooruit vemeemt, is binnenkort de benoeming te verwachten van ir. Bongaerts tot eersten secretaris van de rijkscommissie werkverruiming. De heer Bongaerts, een zoon van den oud-minister, is thans als civiel-inge- nieur werkzaam in Spanje. De vacature was ontstaan door het over lijden van mr. Gerritsz. VISSCHEN OP MOSSELZAAD. Met betrekking tot het visschen op mossel- zaad in de Waddenzee kan het volgende wor den meegedeeld. Aan in Zeeland woonachtige bij de Neder landsche visscherijcentrale georganiseerden in de groep mosselzaadvisschers en mossel- zaadhandelaren zal gelegenheid worden gege ven, in enkele gedeelten van het gebied in de Waddenzee, waar het overigens verboden is te visschen met een mosselvaartuig, te vis schen op mosselzaad van ten hoogste 414 centimeter lengte, en wel: a. aan 'visschers met motor- of met zeil- vaartuigen van 4 tot en met 19 Juni a.s. op de mosselbanken gelegen bij de roode tonnen 13, 12, 11 en 10 van de Oost-Meep, in de Kromme Balg en op de Friesche en Groninger Wadden beoosten de Kromme Balg. b. aan visschers met zeilvaartuigen boven- dien van 4 tot en met 30 Juni a.s. op de mos selbanken gelegen op het Balgzand tusschen de Noord-Hollandsche kust, het Malzwin en het Amsteldiep. De daartoe noodige vergunningen zullen worden verstrekt door het hoofd van het 2de en 3de visscherijdistriot te Amsterdam, die de vergunningen ter uitreiking zal toezenden aan de in de verschillende visschersplaatsen in Zeeland gevestigde agenten van het cen trale verkoopkantoor ''van mosselen. Aan de vergunningen zullen enkele voorwaarden wor den verlbonden. Een dezer voorwaarden zal zijn, dat het mosselzaad naar Zeeland zal moeten worden overgabracht met het vis- schersvaartuig, waarmee het zaad zal zrjn gevangen. EEN HOOGERE HEFF1NG OP SPIJSOLIE EN VETTEN IN OVERWEGINKl. Naar het "Handelsfolad vemeemt, overweegt .de regeering zeer sterk, om de crisisheffing op spijsolie en op vetten aanzienlijk te ver- hoogen. Zij bedraagt op het oogenblik msp. 24 en 30 cents per kilo. Een verhooging tot resp. 30 en 40 a 45 cts. wordt overwogen. De aanleiding tot dezen maatregel moet, althans in hoofdzaak, worden gezocht evenals de overwogen verlaging der marga- rineheffing in het hand over hand toene- men der bereiding van margarine door de huisvrouwen, met behulp van slaolie en plan- tenvet, waardoor het Landibouwcrisisfonos in- komsten derft, aangezien de heffingen op deze grondstoffen lager zijn dan die op de ge- wone margarine. 36) Vervolg. „Ga zoo gauw als u kunt naar den weg terug", klonk het haastig. „Het uiterlijk van dien snuiter bevalt mij niet en ik ben bang voor de paarden." Sibyl begon zich rekenschap te geven van het gevaar, waartoe Richard's bezorgd optre den het noodige bijdroeg. „Maar mijnheer Cardon, ik mag u niet in den steek laten", protesteerde zij opgefwon- den, bijna fluisterend. ,,Bekommer u niet om de paarden. Stijg weer op. Het ondier Maar het was duidelijk, dat Richard dit niet van plan was. Terwijl hij Sibyl toewenkte zich uit de voeten te maken, stond hij, met zijn rijzweep in de hand, naar de stier toege- keerd, die was blijven staan en den staart been en weer slaand, naar hem loerde alvorens op hem af te stuiven. ,,Maak in vredesnaam dat u wegkamt, juf- frouw Brayshaw", riep hij. „Ek geloof dat ik de aandacht van het beest Wel kan afleiden. Bedenk u niet, anders kan het slecht voor ons beiden afloopen. Ik weet wat mij te doen staat. Ga nu alsjeblieft." Zijn toon, waaruit vertrouwen sprak, noopte het meisje hem te gehoorzamen; zij liet daar- am de paarden naar den weg terugdraven, in de hoop hulp te kunnen krijgen. Zij was nog niet ver weg, toen een geloei actoter haar, haar vrees op den achtergrond deed geraken en haar deed omkijken. Zij zag den stier met gebogen kop komen aanstormen, terwijl Richard hem dapper den weg versperde. Toen het dier hem tot op en kele passen genaderd was, scheen hij met iets naar hem te /werpen, sprong onmiddellijk daarna opzij en slingerde zidh, een overhan- gende tak grijpend, boven in de hag. Het dier maakte rechtsomkeert en viel hem aan, maar hij zat buiten schot; toen de kop van den stier de heg raakte, bracht hij hem met den knop van de rijzweep een geweldigen slag tusschen de oagen toe. Een woedend geloei volgde; Richard sloeg ten tweede male, daarbij zorg dragend juist buiten bereik van het dier te blijven; daarop, met een behendigen sprong, een ander steunpunt omvattend, kwam hij verscheidene meters diohter bij het hek, nog steeds buiten het bereik van de, voor een nieuwen aanval omlaag gehouden horens. Door het herhalen van deze taktiek werd de stier geleidelijk teruggedreven; het was een gevaarlijk spel, daar alles afhing van Richards koelbloedigheid en behendigheid. Maar de in de kolonien opgedane ervaring, welke zijn ze- nuwen en spieren gestaald had, en zijn blik gescherpt, kwam hem hier goed te stade; hij had Iwel meer voor zulke heete vuren gestaan en zijn vertrouwen in den afloop van het ge- vecht werd nimmer gesdhokt. Hij had spoedig het terrein van de worste- ling overgehracht naar een punt, waar de hooge, stevige heg eindigde, zoodat er tot aan het hek een gaping van ongeveer vijf en twin- tig meter was ontstaan. De stier, die niet be- paald gedweeer was geworiden door de her- haalde meppen op zijn neus, sprong woest rond, af en toe een niet ongevaarlijken aan- val doende op de heg, waar Richard hem koelbloedig ontiweek, loeiend en naar het In de (Parijsche) Excelsior betoogt Pierre Mille, dat het Italie zeker millioenen zal kos ten om de bodemschatten van Abessinie, te weten petroleum, kolen, kali, platina, katoen en koffie te exploiteeren. Wat de petroleum betreft gaat hij niet verder dan een verwach- ting uitspreken. Wel schijnen er op verschil lende punten kol.enbeddingen te bestaan; de belangrijkste zou onder den blooten hemel ge- exploiteerd kunnen worden. Kali wordt al in de Danakil-woestijn gewonnen. Men weet nog niet, in welke hoeveelheid platina er voor- komt noch wat de mogelijkheden van exploi- tatie zijn. De katoenbouw zou spoedig op groote schaal tot ontwikkeling kunnen worden gebracht evenals de koffiecultuur. De koffie moet van uitstekende hoedanigheid zijn, want de caffea arabica komt in weerwil van den naam uit Abessinie. En Georges Uhry heeft al opge- merkt, dat de aanleg van verbindingsmidde- len ten behoeve van den veldtocht de evolutie van het land in hooge mate zal verhaasten. Ten slotte vestigt Mille de aandacht op de soberheid en de werkkracht van den Italiaan- schen kolonist. JERUZALEM IN AFWACHTING VAN DEN NEGUS. Koortsachtige activiteit heerscht in het Abessijnsche consulaat te Jeruzalem, dat ge- heel opnieuw wordt geinstalleerd met meube- len en tapijten. De Abessijnsche kolonie toont matige belangstelling voor de aankomst van den keizer en hoopt slechts, dat zijn vlucht niet beteekent, dat hij bedankt heeft en dat Abessinie door Italie veroverd is. Men meent veeleer, dat de houding van den keizer be teekent, dat hij zelf voor den Volkenbond de zaak van Abessinie wil bepleiten en aldus een nieuw bloedbad onder zijn onderdanen wil voorkomen. ON'ZEKERHEID. Zoo ooit dan biedt schrijft de N. R. Crt. op het oogenblik de naaste toekomst de mogelijkheid van groote politieke verrassingen. Men zou haast mogen gaan gelooven dat wel- dra. te Geneve de rollen van Etngeland en j Frankrijk zullen zijn omgekeerd. Te Parijs is niet alleen een heel andere op- vatting van de Abessijnsche aangelegenheid op het punt de hovenhand te krijgen, maar ook de lieden van de oude opvatting zijn niet heelemaal gerust meer. Hun politick heeft ge- faald. Zij wilden Italie alle welwillendheid toonen, maar zij gunden het tegelijkertijd veel militaire tegenslagen op het oorlogsterrein. De Fransche militaire deskundigen hebben steeds getracht de ongerusten in den lande en hun Engelsehe vrienden gerust te stellen met de verzekering, dat de Italianen het toch niet ver zouden brengen met him veldtocht. Daar op berustten voor een gedeelte de politieke be- rekeningen van Parijs. Men meende daar, dat de verdediging van de Fransche belangen voor zoover dat noodig was, zich by de Abessijnen in goede handen bevond. Het is anders geloo- pen. De Frauschenzien zich nu plotseling voor een gevaar geplaatst van een vrijwel volledige overwinning der Italianen. Voor de Engel- schen moge deze overwinning een bedenke- lijken toestand scheppen, de Franschen zijn bezig te ontdekken dat zij ook voor hen een zeer gevaarlijken kant heeft. Het eerzuchtige Italie kan in het veroverde land een leger van voortreffelijke krijgslieden op de been brengen, veel honderdduizenden mannen sterk. Dat is Frankrijk wat te machtig. Wat zal er van Dzjiboeti, de eenige haven die Frankrijk bezit in het gebied tusschen de Middellandsche Zee en zijn Aziatische bezittingen, worden De Fransche spoorwegbelangen zijn in gevaar en nog meer de Fransche handelsbelangen. reeds herinnert Frankrijk er aan, dat het zelf in Marokko de open deur heeft moeten toe- passen, wat vooral in dezen tijd van alge meene handelsbeschermingen zijn oeconomi- sche positie in het protectoraat zeer verzwakt. Zal Italie dan het recht krijgen de deur in Abessinie voor alle anderen dan zichzelf te sluiten Een strategisch punt van maritiem belang trekt ook in Frankrijk reeds de aandacht. Bij het vergeiijk van Rome in Januari van vorig jaar heeft Frankrijk aan Italie naast andere niet bijster kostbare bezittingen ook een on- belangrijk eilandje afgestaan, Doemeira ge- naamd. Nu echter Mussolini het groote Abes sijnsche achterland heeft veroverd, krijgt dit eiland opeens in Frankrijk's oogen heel andere beteekenis. Men ziet er zelfs een Italiaansch Helgoland in de Roode Zee in. Men voelt te Parijs, ook in de kringen die dezen loop van zaken mogelijk hebben gemaakt, zich heele maal niet gesticht over den ontstanen toe- stand. Daarbij komt dan de politieke omkeer. Lie den, die weldra de regeering-zullen overnemen, geven reeds te kennen, dat zij zich op conse quent Volkenbondsstandpunt zullen plaatsen en een voortzetting der sancties zullen be pleiten tot een vredesverdrag binnen de om- lijsting van den Volkenbond gesloten is. Men moet zich afvragen of Mussolini tegen zijn gewoonte ditanaal uiiterst fortuinlijk is ge weest in zijn buitenlandsch beleid, dan wel of het hem nu toch weer zou tegenloopen. Een fortuintje was het voor hem, dat de negus het pleit gewonnen gaf, niet zoo heel veel uren voor de omkeer in Frankrijk zoo verrassend groot zou blijken. Er is ook een andere be- schouwing mogelijk en wel deze, dat Frank rijk zijn nieuwe richting aankondigt juist op het oogenblik waarop Engeland geneigd lijkt tot toegeven. Is dit toch weer Mussolini's ge- bruikelijke tegenslag? Woensdag heeft Sir Austen Chamberlain in het Lagerhuis het staken der sahcties bepleit onder toejuiching van een groot gedeelte der regeeringsmeer- derheid. Van regeeringswege is hij niet tegen- gesproken. Het heet, dat Eden dit gaame zou hebben gedaan, maar het kabinet heelemaal niet meer kon meekrijgen. Eden heeft echter ook weer niet eenig loslaten der sancties aan- gekondigd. Het was trouwens niet waarschijn- lijk dat hij dat zou doen. Burners, nu komt het voor Engeland er juist op aan zijn diplo- matiek sterke positie tegenover Italie te ho'u- den. Men hoeft niet te twijfelen dat het tot loslaten der sancties bereid is, als Mussolini zich inschikkelijk toonen wil tegenover de be langrijkste eischen der Britten. Zeker zal men hem te Londen ook in het financieele wel willen tegemoet treden als hij met zich wil laten praten. Men zal hem zijn bedenkelijk- ste eischen gaame afkoopen. Maar daarvoor kan men niet bij voorbaat de koopsom prijs- geven. Engeland zal dan ook naar alle waar- schijnlijkheid zelf geen opheffing der sancties voorstellen. Men weet reeds, dat Flandin even- min iets dergelijks in den zin heeft. Uit Zuid- Afrika klinkt reeds.de waarschuwende stem er tegen van generaal Hertzog. Dat kan een belangwekkende strijd worden te Geneve. Eden heeft Woensdag gesproken van het denkbeeld der hervorming van den Volken bond. Daarvoor is veel te zeggen. Men moet weten, wat men er aan heeft. Engeland zal met zijn nieuwe liefde voor collectieve veilig- heid stellig versteviging van de zaak bepleiten. Maar als dat niet kan schijnt het te willen dat de onhoudbaar gebleken bepalingen zullen worden losgelaten. Dit zou een procede zijn dat slechts met uiterste voorzichtigheid moet worden toe- gepast. Men heeft in 1919 lijnen getrokken die te wrjd waren voor de mogelijkheden in de wereld. Het rechtsstelsel dat men opstelde scheen een meer krachtdadige wijze van aan val beramend. Woedend met de voorpooten den grond omwoelemd, ging het dier achteruit om een nieuwen sprong te nemen. Snel zijn kan- sen berekenend, sprong Richard plotseling op den grond en snelde naar het hek. Een oogen blik leek de stier, reeds van zijn stuk gdbracht beduusd, daarop bong hij, met een wraakzuch- tig geloei, den kop en zette den man na. Maar het oogenblik van aarzeling had Richard vol- doende voorsprong gegeven. Hij bereikte het hek juist toen het beest hem had ingehaald, bliksemsnel greep hij de paal, zwaaide zich daaraan rond en voor de stier zich kon om- draaien om zich op hem te werpen, was hij weer teruggesprongen en had het hek dicht- geslagen. 'Het ondier was nu onschadelrjk gemaakt; en terwijl hij het beest zijn teleurgestelde woede op het heklcverk liet koelen, liep Ri chard kalm de laan af tot waar Sibyl met de paarden stond te wachten. ,,'t Is voor elkaar", zei hij opgeruimd, „dat beest is te gevaarlijk om vrij rond te loopen. Hij kan nu geen kwaad en wij zullen ten slotte den weg wel moeten nemen." Toen hij Sibyl den teuigel uit de hand nam en zich in den zadel wierp, scheen hem de verhoogde bios op haar gezicht niet op te valien, evenmin als de blik van bewondering en opluchting, waarmee zij hem aankeek. Ge durende eenigen tijd belette de reactie op de oogenJbli'kken van groote spanning, die zij doorleefd had, haar te spreken. Richard keek even om naar het tooneel van den strijd en ziende dat nu de kust vrij was, zette hij er een kalmen gang in. ,,Ik was erg bang voor de paarden", sprak hij toen. „Zij kunnen zich tegen de horens van een stier vrijwel niet verweren. Ik hoop, dat u zich niet bezorgd heeft gemaakt, juf- frouw Brayshaw", voegde hij er aan toe. als- of haar stilzwijgen zijn aandacht op die mo gelijkheid gevesitigd had. „Dat heib ik wel", antwoordde zij met een stem, waarvan zij het trillen slechts met moeite kon onderdrukken, „over u". „Dat spijt mij", hemam hij, ,,maar iets moest er toch gedaan worden, de situatie moest onder de oogen gezien worden en be- paald gevaar heb ik niet geloopen." „Mij komt het voor dat u in groot gevaar verkeerde", vervolgde zij zacht en haar stem trilde van aandoening, „en dat u het trot- seerde met een moed, waarvan ik nimmer de Wedergade gezien heib." Bij die woorden ontmoette hunne oogen elkaar en las hij in de. hare zijn belooning. „Moed", herhaalde hij, verlegen lachend. ,,En ik ging nogal op den loop". „Ik geloof, dat u mijn leven gered heeft", voegde zij hem eenVoudig en rustig toe. Hoofdstuk XVH3. Schurken in Arcadie. Toen Sir Percy Archer Cardon met zich meenam, wachtte hij tot ze buiten gehoor van de huiswaarts keerende groepjes waren en sprak toen: „Er is gisteravond iets zeer on- aangenaams voorgevallen. Ik had een onwel- komen ibezoeker." Cardon keek hem onderzoekend aan. Hij had den indruk gekregen, dat Sir Percy hem met opzet had meegetroond, om zijn neef en nioht samen naar huis te laten rijden. „Een onwelkomen bezoeker?" herhaalde hij, benieuiwd wat er nu volgen zou. „Jo. Heib je in Parijs ooit een man ontmoet, die zich noemt en voor zoover ik wet, ook is baron de Rastillac?" ,,De naam komt me bekend voor", ant woordde, Cardon, „wat is 't voor iemand? Een oplichter?" Kunt Gij den slaap niet vatten? Te helder, nog opgewonden van drukke besprekingen? Is Uw geest nog te veel vervuld van al die problemen, die het leven nu zoo moeilijk maken, zorg dan tot rust te komen en heerlijk in te slapen: Neem "n "AKKERTJE" dat U kalm zal ma ken en een ongestoorde nacht- rust zal geven. Morgen „frisch" Volgens recept van Apotheker Dumont Metalen zak-etui met 3 stuks 20 cent Glazen kokertje met 12 stuks 52 cent. (lngez. Med.) Brayshatw lajchte kort, terwijl hij knikte. „En of! Dat is 't ergste van zco'n avontuur- lijk bestaan; 't ibrengt je nocdzakelijker wijze in aanraking met menschen, van wier identi- j teit men liever onkundig zou blijven. En het beroerde ervan is, dat men ze nooit heelemaal kan kwijtraken, vooral niet wanneer men het oude leven den rug heeft toegedraaid." 1 ,,Wat wil hij?" vroeg Cardon, zonder op die bewering in te gaan, ,,Geld? Chantage ver- onderstel ik." „Ongetwijfeld", antwoordde Brayshaw droog, „hoewel l*j het me kwalijk nam, toen ik het iwoord gelbruikte. Hij vergaat van nieuwisgierigheid, en begrijpt niet hoe ik het aanleg hier op Gresford Hali te leven; hij zinspeelde er meer dan eens op dat ik best een partner kon gefbrui'ken. ,,Aha. Natuurlijk verbaasde het hem. Ik ver- moed, dat je vroeger met hem helbt samen- gewerkt?" Brayshaw trok de schouders op. „Toeval- lig hebben we elkaar een of twee keer kun nen helpen. Ik heb in mijn leven heel wat be- driegers gadegeslagen, maar ik zou zeggen dat er geen man bestaat, die handiger met een spel kaarten weet om te gaan dan Emile de Rastillac." ,,Je helbt hem natuurlijk de laan uitge- stuurd?" vroeg Cardon 'n tikje angstig. „Dat zaakje mag je waarlijk wel voorzichtig aan- paikken." „Dat spreekt. Gelukkig is mijn positie tegenwoordig sterk," klonk het met een yweem van voldoeninig. ,,Ik had een verhaal verzonnen, dat Sibyl geld geerfd had. 't Was duidelijk, dat hij het heelemaal niet slikte, maar ik bleef'volhouden; meer heeft hii niet uit mij gekregen." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 5