ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Het Mysterie van Gresford Hall,
AKKEKTJES
No. 9449
VRIJDAG 8 MEI 1936
76eJaargang
Binnenland
Feuilleton
BuitenSand.
Nerveuze s!apeloosheid
TWEEDE BLAD
DE EXPLOITATIE VAN HET
VEROVERDE GEBIED.
<amm
«mmniia-a». TararaKggSgaCffiEBSSajUlffi.3J3aXasna*l!?CC$ia^±-.>.S!i&tt^TZ& «a-w-
NEUZENSCHE COURANT
DBANKWET.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN maken bekend, dat de opgaven bc-
doeM in artikel 35 en 51 der Drankwet ter
secretarie der gemeente voor een ieder ter in-
zage zijn gelegd en tegen betaling der kosten
zjjn verkrijgbaar gesteld.
Ter Neuzen, 7 Mei 1936.
Burgemeester en Wetbouders voornoemd,
L. J. GEELHOEDT, Voorzitter.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
Nadat Prof. Aalberse als voorzitter van de
Kamer was geinstalleerd verzocht de heer
Venvoom (plattel.) de regeering te mogen in-
terpelleeren over de uitvoering der landbouw-
crisiswet t.a.v. het product hooi. Hierover zal
nader worden beslist.
Voortgezet wordt de behandeling van het
wetsontwerp tot oprichting van een N.V. Mij.
voor Industrie-financiering.
De Minister van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart, de heer Gelissen, zet zijn giste-
ren afgebroken rede voort. Spreker wenscht
eerst den voorzitter geluk met zijn benoeming
als zoodanig.
Spreker is van oordeel, dat men er op uit
moet zijn, 'n rendabele basis voor de industrie
te scheppen. Het kosten- en lasten-niveau der
industrie moet omlaag. Spreker betoogt dat
het er overigens met onize aanpassing niet
zoo slecht voorstaat, als sommigen wel eens
meenen.
Spr. bestrijdt de rede van den heer Wester-
man, en merkt op, dat de staat daar moet in-
grijpen, waar het algemeen belang zulks vor-
dert.
Spreker gaat na, wafer voor oeconomisch-
tedhnologische voorlichting aan de industrie
is gedaan, en in ander opzicht. Spreker deelt
mede, dat een vestigingswetsontwerp voor de
nijverheid de Kamer eerlang zal bereiken.
Welk land, en spreker zondert Japan niet uit,
exporteert tegenwoordig nog volkomen ren-
daibel?
Het wetsontwerp is ten slotte zonder hoof-
delrjke stemming aangenomen, met aanteeke-
ning dat de communisten en de heeren Snee-
vliet en Vervoom wenschten geacht te wor
den tegen te hebben gestemd.
MR. P. J. M. AALBERSE VOORZITTER
DER TWEEDE KAMER.
In de zitting der Tweede Kamer van gis-
teren werd de heer Mr. Aalberse, na de mede-
deehng van diens benoeming tot voorzitter,
door den waarnemenden voorzitter, den heer
J. J. C. van Dijk, hartelijk toegesproken. Hij
wenschte hem namens de Kamer hartelijk ge
luk met zijn benoeming, verklaarde dat de
Kamer hem met vertrouwen tegemoet treedt,
en sprak de hoop uit, dat het hem gegeven
moge zijn met Gods hulp de hem opgedragen
taak zdd te vervullen, dat de belangen van
land en volk daardoor worden gediend.
Daze toespraak werd door de leden, die ze
staande aanhoorden, met applaus begroet.
De heer Prof. Mr. P. J. M. Aalberse aan-
vaardde het voonzitterschap met een rede,
waarin hij in de eerste plaats zijn voorganger,
Jhr. Ruys, herdenkt.
De wijize, waarop gij, hooggeachte heer Van
Dijk, mij zoo juist hebt willen ibegroeten,
waarvoor ik u zeer hartelijk dank zeg en
het feit, dat gij, geachte medeleden, mij met
zoo groote veelstemmigheid, welke mij zeer
heeift getroffen, aan de Koningin ter benoe
ming helbt willen voordragen, geven mij den
moed, am zonder averdreven schroom de mij
apgelegde taak te aanvaarden.
U zeg ik daarrvoor dank, en ik dank ook de
Koningin, die deze Uw voordracht heeift wil
len volgen.
iMeeningsiverschil sluit eerbiediging van an-
derer afwijkende standpunten en onderlinge
persoonlijke waardeering niet uit. Dit wordt
vergemakkelijkt, wanneer alien er naar stre-
ven hun meendngen op zoodanige wijize voor
te dragen, dat niemand zich daardoor ge-
lowetst kan gevoelen. De ervaring leert, dat
vaak gematigdheid in den vorm aan de mee-
ning die men verkondigt, meer kracht van
overtuiging geeft, dan een scherpte, die af-
stoot.
Ik reken op uwer aller weiwillende mede-
werking, als ik er naar streven zal, om in
ons Nederlandsch parlernent alles, wat strijdt
met goede parlementaire vormen, te keeren.
Laten wij ons alien doordringen van deze
overtuiging, dat ieder van ons, hoever onze
meeningen en opvattingsn ook uiteenloopen,
toch all een beoogt, het waarachtig belang van
ons volk te dienen, zooals wij dat ieder in het
licht onzer eigen staatkundige beginselen,
meenen te goeder trouw te moeten zien. Dan
zal onderlinge waardeering, zelfs bij emstig
meeningsverschil, ons ook steeds voor het
uiten onizer gevoelens die woorden en zins-
wendingen doen vinden, waardoor het moge-
lijk zal zijn, onderling en met de regeering
van gedachten te wisselen, zonder dat aan
uw voorzitter ook maar een onvertogen woord
aanleiding zal geven, zijn hamer op te heffen.
Ik zou dit instrument, dan alleen als teeken
van mijm waardigheid hier aanwezig, liefst op
deze tafel, zij het steeds waakzaam, willen
laten rusten.
Daarvoor roep ik met vol vertrouwen uw
aller weiwillende medewerking in. Ik doe dit
met te grooter nadruk, juist in dezen tijd.
Alleen een parlernent, dat zichzelf respecteert.
heetft recht en mogelijkheid, van anderen
respect te vragen. Alleen een parlernent, dat
zelf nauwgezet al zijn plichten vervult, heeft
de moreele kracht zijn grondwettelijke rech-
ten, die good beschoaiwd, de rechten zijn van
ons volk, te handhaven tegenover een ieder,
die ze al of niet bewust, miskent. De strikte
handhaving van deize rechten is, historisch
gezien, een van onze zwaarste plichten.
Wanneer wij in dezen geest van onderlinge
welwillendheid en waardeering, en in deze
stemming van bereidheid tot nauwgezette
plichtsvervulling, hier alien onze taak naar
beste weten en kunnen vervullen, dan mogen
wij hopen, dat Gods zegen, die onmisbaar is,
op onzen gezamenlijken arbeid zal rusten, op-
dat deze strekken moge in het waarachtig
belang van ons volk.
En hienmede verklaar ik het voorzitter-
schap van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal te aanvaarden.
De Kamerleden hoorden deze rede staande
aan en gaven door applaus hun instemming
ermede te kennen.
De nieuwtbenoemde voorzitter van de
Tweede Kamer, de minister van Staat, Prof.
Mr. P. J. M. Aalberse, is op 27 Maart 1871
geboren te Leiden. Hij bezocht het roomsch-
katholiek gymnasium te Katwijk aan den
Rijn, studeerde aan de Deidsche universiteit,
werd candidaat in de Nederlandsche letteren
en promoveerde in 1897 in de rechten. Hij is
werkzaam geweest als advocaat en was wet-
houdier van sociale aangelegenheden van Lei
den, voorts directeur van het centraal bureau
der katholieke sociale actie en redacteur van
het katholiek sociaal weekblad en van „De
Voorhoede".
Mr. Aalberse is in 1903 tot lid van de
Tweede Kamer gekozen en heeft het Kamer-
lidmaatschap bekleed tot 1916. In laatstge-
noemd jaar werd hij benoemd tot hoogleeraar
aan de technische hoogeschool te Delft, welk
amibt hij reeds twee jaar later vaarwel zegde
om de portefeuille van arbeid te aanvaarden
in het kabinet-Ruys de Beerenbrouck, toen
dit, in 1918, aan het bewind kwam. Hij slaagde
er in, reeds een jaar na zijn optreden, de door
hem ontworpen Arbeidswet in het Staatsblad
te brengen. Als minister van arbeid, handel
en nijverheid maakt Mr. Aalberse deel uit ook
van het tweede kabinet-Ruys de Beeren
brouck, van 1922 tot 1925. Sedert laatstge-
noemd jaar is Mr. Aalberse weder ononder-
broken lid der Kamer.
Na Mgr. Nolens' overlijden koos de katho
lieke fractie hem tot haar voorzitter. Van
1925 tot 1928 was Mr. Aalberse hoofdredac-
teur van ,,Het Centrum".
Hij is voorzitter van de Centrale commissie
voor de statistiek, voorzitter "van den Hoogen
Raad van Arbeid, lid van de Centrale com
missie voor drinkwatervoorziening, Rijksbe-
middelaar in het vierde district en voorzitter
van het Centraal college voor medisch-tucht-
recht.
De regeering erkende zijn verdiensten door
hem te benoemen tot minister van Staat.
Mr. Aalberse is ridder in de orde van den
Nederlandsche Leeuw.
DE R.K. TWEEDE KAMERFRACTIE.
In de gisteren gehouden vergadering van de
r.k. fractie van de Tweede Kamer is mede-
deeling gedaan van het besluit van prof. mr.
P. J. M. Aalberse, om, na zijn benoeming tot
voorzitter van de Kamer ontslag te nemen
als ibestuurslid van de fractie.
Naar het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY
(Nadruk verboden.)
Tot voorzitter der fractie werd daarna met
op een na algemeene stemmsn gekozen mr. C.
M. J. F. Goseling, en in de vacature als be-
Stuurslid ward vcorzien door de verkiezing
van dr. L. G. Kortenhorst.
WEDEROM VLEESOH IN BLIK VOOR
WERKLOOZEN.
iHet ligt in de bedoeling van den minister
van sociale zaken, zoo mogelijk reeds per 1
Juni zoogenaamd gehakt in blik tegen lagen
prijs Voor werkloozen verkrijgbaar te stellen.
Reeds gedurende eenigen tijd zijn omtrent
den aanmaak van dit product besprekingen
gavoerd tusschen de departementen van so-
siale zaken en van landbouw. De voorberei-
dingen, welke voor deze distributie moesten
worden getroffen, zijn thans zoover gevorderd
dat met de product e ibinnen enkele weken
een aanvang zal kunnen worden gemaakt, nu
daaromtrent tusschen het departement van
sociale zaken en den betrokken le'verancier
overeenstemming is bereikt.
RIJKSCOMMISSIE WERKVERRUIMING
Naar de Vooruit vemeemt, is binnenkort de
benoeming te verwachten van ir. Bongaerts
tot eersten secretaris van de rijkscommissie
werkverruiming. De heer Bongaerts, een zoon
van den oud-minister, is thans als civiel-inge-
nieur werkzaam in Spanje.
De vacature was ontstaan door het over
lijden van mr. Gerritsz.
VISSCHEN OP MOSSELZAAD.
Met betrekking tot het visschen op mossel-
zaad in de Waddenzee kan het volgende wor
den meegedeeld.
Aan in Zeeland woonachtige bij de Neder
landsche visscherijcentrale georganiseerden
in de groep mosselzaadvisschers en mossel-
zaadhandelaren zal gelegenheid worden gege
ven, in enkele gedeelten van het gebied in de
Waddenzee, waar het overigens verboden is
te visschen met een mosselvaartuig, te vis
schen op mosselzaad van ten hoogste 414
centimeter lengte, en wel:
a. aan 'visschers met motor- of met zeil-
vaartuigen van 4 tot en met 19 Juni a.s. op
de mosselbanken gelegen bij de roode tonnen
13, 12, 11 en 10 van de Oost-Meep, in de
Kromme Balg en op de Friesche en Groninger
Wadden beoosten de Kromme Balg.
b. aan visschers met zeilvaartuigen boven-
dien van 4 tot en met 30 Juni a.s. op de mos
selbanken gelegen op het Balgzand tusschen
de Noord-Hollandsche kust, het Malzwin en
het Amsteldiep.
De daartoe noodige vergunningen zullen
worden verstrekt door het hoofd van het 2de
en 3de visscherijdistriot te Amsterdam, die de
vergunningen ter uitreiking zal toezenden
aan de in de verschillende visschersplaatsen
in Zeeland gevestigde agenten van het cen
trale verkoopkantoor ''van mosselen. Aan de
vergunningen zullen enkele voorwaarden wor
den verlbonden. Een dezer voorwaarden zal
zijn, dat het mosselzaad naar Zeeland zal
moeten worden overgabracht met het vis-
schersvaartuig, waarmee het zaad zal zrjn
gevangen.
EEN HOOGERE HEFF1NG OP SPIJSOLIE
EN VETTEN IN OVERWEGINKl.
Naar het "Handelsfolad vemeemt, overweegt
.de regeering zeer sterk, om de crisisheffing
op spijsolie en op vetten aanzienlijk te ver-
hoogen. Zij bedraagt op het oogenblik msp.
24 en 30 cents per kilo. Een verhooging tot
resp. 30 en 40 a 45 cts. wordt overwogen.
De aanleiding tot dezen maatregel moet,
althans in hoofdzaak, worden gezocht
evenals de overwogen verlaging der marga-
rineheffing in het hand over hand toene-
men der bereiding van margarine door de
huisvrouwen, met behulp van slaolie en plan-
tenvet, waardoor het Landibouwcrisisfonos in-
komsten derft, aangezien de heffingen op deze
grondstoffen lager zijn dan die op de ge-
wone margarine.
36)
Vervolg.
„Ga zoo gauw als u kunt naar den weg
terug", klonk het haastig. „Het uiterlijk van
dien snuiter bevalt mij niet en ik ben bang
voor de paarden."
Sibyl begon zich rekenschap te geven van
het gevaar, waartoe Richard's bezorgd optre
den het noodige bijdroeg.
„Maar mijnheer Cardon, ik mag u niet in
den steek laten", protesteerde zij opgefwon-
den, bijna fluisterend. ,,Bekommer u niet om
de paarden. Stijg weer op. Het ondier
Maar het was duidelijk, dat Richard dit niet
van plan was. Terwijl hij Sibyl toewenkte
zich uit de voeten te maken, stond hij, met
zijn rijzweep in de hand, naar de stier toege-
keerd, die was blijven staan en den staart
been en weer slaand, naar hem loerde alvorens
op hem af te stuiven.
,,Maak in vredesnaam dat u wegkamt, juf-
frouw Brayshaw", riep hij. „Ek geloof dat ik
de aandacht van het beest Wel kan afleiden.
Bedenk u niet, anders kan het slecht voor
ons beiden afloopen. Ik weet wat mij te doen
staat. Ga nu alsjeblieft."
Zijn toon, waaruit vertrouwen sprak, noopte
het meisje hem te gehoorzamen; zij liet daar-
am de paarden naar den weg terugdraven, in
de hoop hulp te kunnen krijgen. Zij was nog
niet ver weg, toen een geloei actoter haar,
haar vrees op den achtergrond deed geraken
en haar deed omkijken.
Zij zag den stier met gebogen kop komen
aanstormen, terwijl Richard hem dapper den
weg versperde. Toen het dier hem tot op en
kele passen genaderd was, scheen hij met iets
naar hem te /werpen, sprong onmiddellijk
daarna opzij en slingerde zidh, een overhan-
gende tak grijpend, boven in de hag. Het dier
maakte rechtsomkeert en viel hem aan, maar
hij zat buiten schot; toen de kop van den stier
de heg raakte, bracht hij hem met den knop
van de rijzweep een geweldigen slag tusschen
de oagen toe. Een woedend geloei volgde;
Richard sloeg ten tweede male, daarbij zorg
dragend juist buiten bereik van het dier te
blijven; daarop, met een behendigen sprong,
een ander steunpunt omvattend, kwam hij
verscheidene meters diohter bij het hek, nog
steeds buiten het bereik van de, voor een
nieuwen aanval omlaag gehouden horens.
Door het herhalen van deze taktiek werd de
stier geleidelijk teruggedreven; het was een
gevaarlijk spel, daar alles afhing van Richards
koelbloedigheid en behendigheid. Maar de in
de kolonien opgedane ervaring, welke zijn ze-
nuwen en spieren gestaald had, en zijn blik
gescherpt, kwam hem hier goed te stade; hij
had Iwel meer voor zulke heete vuren gestaan
en zijn vertrouwen in den afloop van het ge-
vecht werd nimmer gesdhokt.
Hij had spoedig het terrein van de worste-
ling overgehracht naar een punt, waar de
hooge, stevige heg eindigde, zoodat er tot aan
het hek een gaping van ongeveer vijf en twin-
tig meter was ontstaan. De stier, die niet be-
paald gedweeer was geworiden door de her-
haalde meppen op zijn neus, sprong woest
rond, af en toe een niet ongevaarlijken aan-
val doende op de heg, waar Richard hem
koelbloedig ontiweek, loeiend en naar het
In de (Parijsche) Excelsior betoogt Pierre
Mille, dat het Italie zeker millioenen zal kos
ten om de bodemschatten van Abessinie, te
weten petroleum, kolen, kali, platina, katoen
en koffie te exploiteeren. Wat de petroleum
betreft gaat hij niet verder dan een verwach-
ting uitspreken. Wel schijnen er op verschil
lende punten kol.enbeddingen te bestaan; de
belangrijkste zou onder den blooten hemel ge-
exploiteerd kunnen worden. Kali wordt al in
de Danakil-woestijn gewonnen. Men weet nog
niet, in welke hoeveelheid platina er voor-
komt noch wat de mogelijkheden van exploi-
tatie zijn.
De katoenbouw zou spoedig op groote schaal
tot ontwikkeling kunnen worden gebracht
evenals de koffiecultuur. De koffie moet van
uitstekende hoedanigheid zijn, want de caffea
arabica komt in weerwil van den naam uit
Abessinie. En Georges Uhry heeft al opge-
merkt, dat de aanleg van verbindingsmidde-
len ten behoeve van den veldtocht de evolutie
van het land in hooge mate zal verhaasten.
Ten slotte vestigt Mille de aandacht op de
soberheid en de werkkracht van den Italiaan-
schen kolonist.
JERUZALEM IN AFWACHTING VAN
DEN NEGUS.
Koortsachtige activiteit heerscht in het
Abessijnsche consulaat te Jeruzalem, dat ge-
heel opnieuw wordt geinstalleerd met meube-
len en tapijten. De Abessijnsche kolonie toont
matige belangstelling voor de aankomst van
den keizer en hoopt slechts, dat zijn vlucht
niet beteekent, dat hij bedankt heeft en dat
Abessinie door Italie veroverd is. Men meent
veeleer, dat de houding van den keizer be
teekent, dat hij zelf voor den Volkenbond de
zaak van Abessinie wil bepleiten en aldus
een nieuw bloedbad onder zijn onderdanen wil
voorkomen.
ON'ZEKERHEID.
Zoo ooit dan biedt schrijft de N. R. Crt.
op het oogenblik de naaste toekomst de
mogelijkheid van groote politieke verrassingen.
Men zou haast mogen gaan gelooven dat wel-
dra. te Geneve de rollen van Etngeland en j
Frankrijk zullen zijn omgekeerd.
Te Parijs is niet alleen een heel andere op-
vatting van de Abessijnsche aangelegenheid
op het punt de hovenhand te krijgen, maar
ook de lieden van de oude opvatting zijn niet
heelemaal gerust meer. Hun politick heeft ge-
faald. Zij wilden Italie alle welwillendheid
toonen, maar zij gunden het tegelijkertijd veel
militaire tegenslagen op het oorlogsterrein.
De Fransche militaire deskundigen hebben
steeds getracht de ongerusten in den lande en
hun Engelsehe vrienden gerust te stellen met
de verzekering, dat de Italianen het toch niet
ver zouden brengen met him veldtocht. Daar
op berustten voor een gedeelte de politieke be-
rekeningen van Parijs. Men meende daar, dat
de verdediging van de Fransche belangen voor
zoover dat noodig was, zich by de Abessijnen
in goede handen bevond. Het is anders geloo-
pen. De Frauschenzien zich nu plotseling voor
een gevaar geplaatst van een vrijwel volledige
overwinning der Italianen. Voor de Engel-
schen moge deze overwinning een bedenke-
lijken toestand scheppen, de Franschen zijn
bezig te ontdekken dat zij ook voor hen een
zeer gevaarlijken kant heeft. Het eerzuchtige
Italie kan in het veroverde land een leger
van voortreffelijke krijgslieden op de been
brengen, veel honderdduizenden mannen sterk.
Dat is Frankrijk wat te machtig. Wat zal er
van Dzjiboeti, de eenige haven die Frankrijk
bezit in het gebied tusschen de Middellandsche
Zee en zijn Aziatische bezittingen, worden
De Fransche spoorwegbelangen zijn in gevaar
en nog meer de Fransche handelsbelangen.
reeds herinnert Frankrijk er aan, dat het zelf
in Marokko de open deur heeft moeten toe-
passen, wat vooral in dezen tijd van alge
meene handelsbeschermingen zijn oeconomi-
sche positie in het protectoraat zeer verzwakt.
Zal Italie dan het recht krijgen de deur in
Abessinie voor alle anderen dan zichzelf te
sluiten
Een strategisch punt van maritiem belang
trekt ook in Frankrijk reeds de aandacht. Bij
het vergeiijk van Rome in Januari van vorig
jaar heeft Frankrijk aan Italie naast andere
niet bijster kostbare bezittingen ook een on-
belangrijk eilandje afgestaan, Doemeira ge-
naamd. Nu echter Mussolini het groote Abes
sijnsche achterland heeft veroverd, krijgt dit
eiland opeens in Frankrijk's oogen heel andere
beteekenis. Men ziet er zelfs een Italiaansch
Helgoland in de Roode Zee in. Men voelt te
Parijs, ook in de kringen die dezen loop van
zaken mogelijk hebben gemaakt, zich heele
maal niet gesticht over den ontstanen toe-
stand.
Daarbij komt dan de politieke omkeer. Lie
den, die weldra de regeering-zullen overnemen,
geven reeds te kennen, dat zij zich op conse
quent Volkenbondsstandpunt zullen plaatsen
en een voortzetting der sancties zullen be
pleiten tot een vredesverdrag binnen de om-
lijsting van den Volkenbond gesloten is. Men
moet zich afvragen of Mussolini tegen zijn
gewoonte ditanaal uiiterst fortuinlijk is ge
weest in zijn buitenlandsch beleid, dan wel of
het hem nu toch weer zou tegenloopen. Een
fortuintje was het voor hem, dat de negus het
pleit gewonnen gaf, niet zoo heel veel uren
voor de omkeer in Frankrijk zoo verrassend
groot zou blijken. Er is ook een andere be-
schouwing mogelijk en wel deze, dat Frank
rijk zijn nieuwe richting aankondigt juist op
het oogenblik waarop Engeland geneigd lijkt
tot toegeven. Is dit toch weer Mussolini's ge-
bruikelijke tegenslag? Woensdag heeft Sir
Austen Chamberlain in het Lagerhuis het
staken der sahcties bepleit onder toejuiching
van een groot gedeelte der regeeringsmeer-
derheid. Van regeeringswege is hij niet tegen-
gesproken. Het heet, dat Eden dit gaame zou
hebben gedaan, maar het kabinet heelemaal
niet meer kon meekrijgen. Eden heeft echter
ook weer niet eenig loslaten der sancties aan-
gekondigd. Het was trouwens niet waarschijn-
lijk dat hij dat zou doen. Burners, nu komt
het voor Engeland er juist op aan zijn diplo-
matiek sterke positie tegenover Italie te ho'u-
den. Men hoeft niet te twijfelen dat het tot
loslaten der sancties bereid is, als Mussolini
zich inschikkelijk toonen wil tegenover de be
langrijkste eischen der Britten. Zeker zal men
hem te Londen ook in het financieele wel
willen tegemoet treden als hij met zich wil
laten praten. Men zal hem zijn bedenkelijk-
ste eischen gaame afkoopen. Maar daarvoor
kan men niet bij voorbaat de koopsom prijs-
geven. Engeland zal dan ook naar alle waar-
schijnlijkheid zelf geen opheffing der sancties
voorstellen. Men weet reeds, dat Flandin even-
min iets dergelijks in den zin heeft. Uit Zuid-
Afrika klinkt reeds.de waarschuwende stem
er tegen van generaal Hertzog. Dat kan een
belangwekkende strijd worden te Geneve.
Eden heeft Woensdag gesproken van het
denkbeeld der hervorming van den Volken
bond. Daarvoor is veel te zeggen. Men moet
weten, wat men er aan heeft. Engeland zal
met zijn nieuwe liefde voor collectieve veilig-
heid stellig versteviging van de zaak bepleiten.
Maar als dat niet kan schijnt het te willen
dat de onhoudbaar gebleken bepalingen zullen
worden losgelaten.
Dit zou een procede zijn dat slechts met
uiterste voorzichtigheid moet worden toe-
gepast. Men heeft in 1919 lijnen getrokken
die te wrjd waren voor de mogelijkheden in de
wereld. Het rechtsstelsel dat men opstelde
scheen een meer krachtdadige wijze van aan
val beramend. Woedend met de voorpooten den
grond omwoelemd, ging het dier achteruit om
een nieuwen sprong te nemen. Snel zijn kan-
sen berekenend, sprong Richard plotseling op
den grond en snelde naar het hek. Een oogen
blik leek de stier, reeds van zijn stuk gdbracht
beduusd, daarop bong hij, met een wraakzuch-
tig geloei, den kop en zette den man na. Maar
het oogenblik van aarzeling had Richard vol-
doende voorsprong gegeven. Hij bereikte het
hek juist toen het beest hem had ingehaald,
bliksemsnel greep hij de paal, zwaaide zich
daaraan rond en voor de stier zich kon om-
draaien om zich op hem te werpen, was hij
weer teruggesprongen en had het hek dicht-
geslagen.
'Het ondier was nu onschadelrjk gemaakt;
en terwijl hij het beest zijn teleurgestelde
woede op het heklcverk liet koelen, liep Ri
chard kalm de laan af tot waar Sibyl met de
paarden stond te wachten.
,,'t Is voor elkaar", zei hij opgeruimd, „dat
beest is te gevaarlijk om vrij rond te loopen.
Hij kan nu geen kwaad en wij zullen ten
slotte den weg wel moeten nemen."
Toen hij Sibyl den teuigel uit de hand nam
en zich in den zadel wierp, scheen hem de
verhoogde bios op haar gezicht niet op te
valien, evenmin als de blik van bewondering
en opluchting, waarmee zij hem aankeek. Ge
durende eenigen tijd belette de reactie op de
oogenJbli'kken van groote spanning, die zij
doorleefd had, haar te spreken.
Richard keek even om naar het tooneel
van den strijd en ziende dat nu de kust vrij
was, zette hij er een kalmen gang in.
,,Ik was erg bang voor de paarden", sprak
hij toen. „Zij kunnen zich tegen de horens
van een stier vrijwel niet verweren. Ik hoop,
dat u zich niet bezorgd heeft gemaakt, juf-
frouw Brayshaw", voegde hij er aan toe. als-
of haar stilzwijgen zijn aandacht op die mo
gelijkheid gevesitigd had.
„Dat heib ik wel", antwoordde zij met een
stem, waarvan zij het trillen slechts met
moeite kon onderdrukken, „over u".
„Dat spijt mij", hemam hij, ,,maar iets
moest er toch gedaan worden, de situatie
moest onder de oogen gezien worden en be-
paald gevaar heb ik niet geloopen."
„Mij komt het voor dat u in groot gevaar
verkeerde", vervolgde zij zacht en haar stem
trilde van aandoening, „en dat u het trot-
seerde met een moed, waarvan ik nimmer de
Wedergade gezien heib."
Bij die woorden ontmoette hunne oogen
elkaar en las hij in de. hare zijn belooning.
„Moed", herhaalde hij, verlegen lachend.
,,En ik ging nogal op den loop".
„Ik geloof, dat u mijn leven gered heeft",
voegde zij hem eenVoudig en rustig toe.
Hoofdstuk XVH3.
Schurken in Arcadie.
Toen Sir Percy Archer Cardon met zich
meenam, wachtte hij tot ze buiten gehoor
van de huiswaarts keerende groepjes waren
en sprak toen: „Er is gisteravond iets zeer on-
aangenaams voorgevallen. Ik had een onwel-
komen ibezoeker."
Cardon keek hem onderzoekend aan. Hij
had den indruk gekregen, dat Sir Percy hem
met opzet had meegetroond, om zijn neef en
nioht samen naar huis te laten rijden.
„Een onwelkomen bezoeker?" herhaalde
hij, benieuiwd wat er nu volgen zou.
„Jo. Heib je in Parijs ooit een man ontmoet,
die zich noemt en voor zoover ik wet, ook is
baron de Rastillac?"
,,De naam komt me bekend voor", ant
woordde, Cardon, „wat is 't voor iemand?
Een oplichter?"
Kunt Gij den slaap niet vatten?
Te helder, nog opgewonden
van drukke besprekingen? Is
Uw geest nog te veel vervuld
van al die problemen, die het
leven nu zoo moeilijk maken,
zorg dan tot rust te komen en
heerlijk in te slapen: Neem "n
"AKKERTJE" dat U kalm zal ma
ken en een ongestoorde nacht-
rust zal geven. Morgen „frisch"
Volgens recept van Apotheker Dumont
Metalen zak-etui met 3 stuks 20 cent
Glazen kokertje met 12 stuks 52 cent.
(lngez. Med.)
Brayshatw lajchte kort, terwijl hij knikte.
„En of! Dat is 't ergste van zco'n avontuur-
lijk bestaan; 't ibrengt je nocdzakelijker wijze
in aanraking met menschen, van wier identi-
j teit men liever onkundig zou blijven. En het
beroerde ervan is, dat men ze nooit heelemaal
kan kwijtraken, vooral niet wanneer men het
oude leven den rug heeft toegedraaid."
1 ,,Wat wil hij?" vroeg Cardon, zonder op die
bewering in te gaan, ,,Geld? Chantage ver-
onderstel ik."
„Ongetwijfeld", antwoordde Brayshaw
droog, „hoewel l*j het me kwalijk nam, toen
ik het iwoord gelbruikte. Hij vergaat van
nieuwisgierigheid, en begrijpt niet hoe ik het
aanleg hier op Gresford Hali te leven; hij
zinspeelde er meer dan eens op dat ik best
een partner kon gefbrui'ken.
,,Aha. Natuurlijk verbaasde het hem. Ik ver-
moed, dat je vroeger met hem helbt samen-
gewerkt?"
Brayshaw trok de schouders op. „Toeval-
lig hebben we elkaar een of twee keer kun
nen helpen. Ik heb in mijn leven heel wat be-
driegers gadegeslagen, maar ik zou zeggen
dat er geen man bestaat, die handiger met
een spel kaarten weet om te gaan dan Emile
de Rastillac."
,,Je helbt hem natuurlijk de laan uitge-
stuurd?" vroeg Cardon 'n tikje angstig. „Dat
zaakje mag je waarlijk wel voorzichtig aan-
paikken."
„Dat spreekt. Gelukkig is mijn positie
tegenwoordig sterk," klonk het met een
yweem van voldoeninig. ,,Ik had een verhaal
verzonnen, dat Sibyl geld geerfd had. 't Was
duidelijk, dat hij het heelemaal niet slikte,
maar ik bleef'volhouden; meer heeft hii niet
uit mij gekregen."
(Wordt vervolgd.)