VINGERS VERSTIJFDEN, VOETEN
GEZVVOLLEN DOOK KniSUiUA'l liillv.
Nu wecr geheel in orde.
Een beetje rheumatische pijn hier of daar
kennen wij alien, maar laat rheupiatiek U
eens werkelijk in zrjn greep hebben, dan eerst
weet gij hoe ontzettend deze pijnen kunnen
zgn. Laat het niet zoover komen. Lees/eens
ondersLaanue brief:
„Ik leed aan rheumatische pijn in mijn han-
den, voeten en knieen. Langzamgrhand wer-
den deze pijnen erger, tenslotte moest ik een
stok gebruiken om mij voort te bewegen. Mijn
voeten waren zoo gezwollen, dat ik mijn schoe
nen enkele maten te groot moest koopen.
's Morgens waren mijn vingers a Is verstijfd.
Inwenaige, noch uitwendige medicijnen brack-
ten mij verlichting. Toen pr-obeerde ik Kru
schen Salts. Na een fiacon was er reeds merk-
bare verbetering, na de tweede waren mijn
rheumatische pijnen totaal verdwenen en sinus-
dien zijn zij niet meer teruggekomen. Xk kan
U verzekeren, dat mijn vrouw en mij gem
moeite te veel is om Kruschen Salts aan te
bevelen." R. G. S.
iRheumatische pijnen, jicht en ischias vinden
ban oorzaak in een overmaat van urinezuur
in het bloed. Dit urinezuur is een der afval
stoften, die bij de 'stoiwisseung ontstaan.
Wlanneer de inwendige organen niet goed func
tionneeren, hoopen deze afvalstoften zich op
en zal het urinezuur uiterst pijnlijke rheuma
tische zwellingen in gewricnten en spieren
veroorzaken. De zes zouten, waaruit Kruschen
Salts is samengesteld, sporen ingewanden,
lever en nieren aan tot krachtiger werking.
De afvalstoften worden hierdoor langs de
natuurlijke kanalen zacht en volkomen uit het
lichaam verwijderd, het bloed wordt gezuiverd
en de pijnen zulltn verdwijnen. Bovendien
wordt de geheele gezondheidstoestand verbe-
terd. Hoofdpijn, indigestie, lusteloosheid enz.
verdwijnen volkomen.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar
brj alle apothekers en erkende drogisten a
/0,90 en 1,60 per fiacon, omzetbelasting in-
begrepen. Let op, dat op het etiket op de
flesch, zoowel als op de buitenverpakking, de
naam Rowntree Handels Maatschappij Am
sterdam, voorkomt.
Adv.
gemeenteraad van bijzondere beteekenis. Voor
U omdat U Uw ambt waaraan gij meer dan
een kwarieeuw Uw leven met voile toewijding
hebt gegeven, gaat neerleggen. Voor den raad
omdat hij afscheid moet nemen van zijn voor-
zjtter die gedurende een lange reeks van
jaren leiding heeft gegeven aan zijn vergade-
nngen op een wijze, die boven alle lof ver-
heven is.
Ik gevoel mij dan ook verplicht om op dit
oogenblik een woord tot U te richten, een
woord van afscheid, en van dank tevens.
Ongetwijfeld hadden wij gaarne deze dag
naar een verre toekomst verschoven.
Toen U in 1912 tot burgemeester dezer ge-
meente werd benoemd wisten wij zoo onge-
veer in welke banen het beheer der gemeente
loopen zou, want U was voor ons geen vreem-
de meer, daar U in Uw vorige gemeente Axel
reeds getoond had, dat kalmte en tact U bij
Uw leiding niet ontbraken. Die twee eigen-
schappen zijn U bij Uw langdurige loopbaan
als hoofd dezer gemeente steeds bijgebleven.
Gi) liet U nooit dwingen door de omstandig-
heden, en juist in de moeilijkste oogenblikken
was U het die Uw kalmte bewaarde en mede
door een juiste kijk op de zaken het gemeen-
telijk beleid in de rechte banen hield.
Burgemeester, veel is er door Uw initiatief
en onder Uw leiding tot stand gekomen. Ik
zal niet alles opnoemen doch wil toch enkele
belangrijke punten naar voren brengen.
Bij uw optreden was juist aan de orde de
stichting van de H. B. S. Was aanvankelijk
besloten een 3-jarige H.B.S. te stichten, door
Uw ingrijpen werd besloten tot den bouw eener
5-jarige. Het is gebleken dat Uw zienswijze
de juiste was. Vele leerlingen is het mogelijk
geweest daarvan te profiteeren. Bovendien
werd door de stichting der H.B.S. Zeeuwsch-
Vlaanderen gedeeltelijk uit zijn isolement ver
iest.
Bjj de voorafgaande besprekingen met het
desbetreffende departement ter verkrijging
van een behoorlijke rijkssubsidie waart gij het
weer, op wie een beroep werd gedaan wetende
dat wanneer er iets te bereiken viel, dat aan
U zou gelukken.
Evenzoo is het gegaan met de stichting der
Ambachtsschool. Voor vele ouders die hun
kinderen het Nijverheidsonderwijs wilden doen
volgen, was' de eenige weg, deze naar Hulst
te zenden. Voor een gemeente van toen onge-
veer 9000 inwoners, gelegen op grooten af-
stand van Hulst met verschillende gemeenten
in de buurt, die alien op Ter Neuzen waren
aangewezem, werd dit een onhoudbare toe-
stand.
Er werden al eens eerder een paar pogingen
aangewend, doch U zou dan nog eens een der-
de poging wagen. En het resultaat? Er staat
hier thans een bloeiende ambachtsschool, met
als gevolg dat vele personen die zonder de
school, ongeschoold arbeider zouden zijn, thans
in bezti zijn van een diploma dat hun in hun
verder leven zeer zeker te stade kan komen.
Ik mag ook noemen burgemeester de om-
zetting van de gemeentelijke H.B.S. in een
Rjjks H.B.S. Het mocht U geluklten op voor
de gemeente gunstige voorwaarden de ge
meentelijke H.B.S. aan het Rijk over te dra-
gen. Ik behoef U niet nader uit een te zetten
welke voordeelen dat voor de gemeente heeft
opgeleverd, vooral als wij de finantieele toe-
stand waarin de gemeente thans verkeert,
daarmede in verband brengen.
Ik mag ook nog wijzen op het stichten van
de Kopschool ter vervanging van de oorspron-
kelrj-ke, bij de H.B.S. aangesloten driekl. U.L.O.
Met het stichten van de H.B.S. ging gepaard
het dempen van de gemeentehaven, het bouw-
rrjp maken van daaraan grenzende gronden,
thans uitmakende de Scheldekade, Burg.
Geillstraat en Walstraat.
Onder Uw leiding werd vastgesteld een ge-
heel nieuw uitbreidingplan der gemeente,
waardoor stelselmatige bebouwing werd be-
vorderd.
Door U is mede den stoot gegeven tot op-
richting van de woningbouwvereeniging. In
1918 heeft de raad Uw denkbeeld daaromtrent
overgenomen en werd met den bouw van de
eerste 42 woningen begonnen. Thans worden
in onze gemeente ruim 200 woningen door de
overheid beheerd. Is hierdoor het tekort aan
dit type woningen verminderd, tevens werd
hierdoor bereikt dat met meer kracht de on-
bewoonbaarverklaring der krotwoningen kon
worden aangevat. Een groote verbetering der
woningtoestanden is daarvan het gevolg ge
weest.
Naast de verbetering der woningtoestanden,
valt ook een groote verbetering der rioleering
en bestrating te constateeren, alsmede de ont-
watering van het lage stadsgedeelte, door
plaatsing van het rioolgemaal.
Burgemeester bij Uw komst alhier was Ter
Neuzen een welvarende plaats doch de laatste
jaren, mede door de door het buitenland ge-
troffen maatregelen werd veel initiatief dood-
gedrukt en heeft onze gemeente aanhoudend
met werkeloosheid te kampen. Ik ben over-
tuigd, dat U dat evenals ieder oizer, smarten
zal, doch eveneens ben ik er van fvertuigd dat
het U met tevredenheid vervult' dat wij on-
danks alles onze financieele zeifstandigheid
hebben behouden, in tegenstelling) van zoovele
andere gemeenten.
Ik zou ook nog kunnen wijzen op de tot-
standkoming der gasvoorziening, totstand-
koming der waterleiding waarvoor U zich in
't bijzonder hebt beijverd, waardoor de ge
meente die U gaat verlaten in het bezit is
gekomen van naast electriciteit ook gas- en
waterleiding, want de laatste zal zeker dit
jaar in werking treden.
Het zou mij niet moeilijk vallen burgemees
ter, cm nog vele belangrijke werken die door
Uw initiatief en onder Uwe leiding zijn tot
stand gekomen te noemen, doch ik meen dat
het door mij opgesomde voldoende is om te
eoncludeeren dat U vanaf Uw komst in 1912
tot op den hui'digen dag, niets anders heeft
voor oogen gestaan,. dan de gemeente Ter
Neuzen vooruit te stuwen en steeds in het
belang der ingezetenen werkzaam te zijn.
Of de laatsten het waardeeren Burgemees
ter, stelt U zich een oogenblik den dag van
Uw 25-jarig ambtsjubileum voor, toen heel
de gemeente op ondubbelzinnige wijze van
haar waardeering heeft doen blijken, U heeft
gehuldigd voor alles iwat gij in ons aller be
lang hebt gedaan.
En was Uw bevordering tot officier in de
orde van Oranje-Nassau ten vorigen jare niet
een erkenning van de regeering voor Uw ver-
dienstelijk behecr. Nog kort geleden ver-
klaarde U mij in een particulier gesprek dat
U altijd prettig gewerkt had. 'Hoe kan dat
ook anders. De opvatting die U steeds gehad
hebt van Uw ambt en de groote welwillend-
heid en soepelheid die U steeds tegenover de
inlwoners gedurende Uw heele loopbaan hebt
aan den dag gelegd, konden niet anders dan
een aangename verhouding scheppen tusschen
de burgerij en haar burgemeester. Hoog- of
laagge plaats ten, arm of rijk, van welke rich-
ting ook, alien werden door U op voet van
gelijkheid behandeld, U was voor ieder dezelf-
de burgemeester. Vandaar ook dat men U
noode ziet heengaan.
Burgemeester, ik meen te mogen zeggen
dat de verklaring bij Uw installatie op 18
April 1912 afgelegd, waar U het standpunt
innam van rechtsgelijkheid voor alle burgers,
opdat ieder een kans zal krijgen zich te ont-
wikkelen en te bewegen overeenkomstig de
belijdenissen die iemand meent te moeten
aaiwaarden, ten voile is belwaarheid.
Burgemeester, ik ga het hierbij laten, maar
ik geef U de verzekering dat wij alien dank-
baar zijn voor wat gij gedurende Uw burge-
meesterschap gedaan hebt in het belang der
gemeente Ter N'euzen en haar ingezetenen, en
ik spreek de hoop uit, dat nu U Uw ambt
moet neerleggen en in verband daarmede
onze gemeente gaat verlaten, het U en Uwe
familie in alle opzichten wel moge gaan en
dat U nog vele jaren in goede gezondheid
van Uw welverdiende rust zult mogen ge-
nieten.
De heer SQHEELE: Mijnheer de Voorzit-
ter, geachte heer burgemeester. Ik ontdek,
dat de heer Geelhoedt een bijzonder woord
tot U heeft gericht namens zijn eigen fractie.
Dit standpunt kan ik waardeeren, en hoewel
was afgesproken, dat de hear Geelhoedt
namens het college van burgemeester en wet-
houders U zou toespreken, en ik dus niets
te zeggen zou gehad hebben, wensch ik thans
ook eerj woord tot u te richten, zoo namens
den heer De Bruijn als voor mij persoonlijk.
De woorden die de heer Geelhoedt tot u heeft
gesproken, zijn mij uit het hart gegrepen.
Het is 24 jaar geleden, dat gij Uw anbeid
in de gemeente hebt aangevangen, en ilk ge-
lootf, dat ik het oudste lid ben voor wat be-
treft het aantal zittingsjaren, want ik meen,
dat ik van de 24 jaar, die gij deze plaats hebt
bekleed, 23 jaar als gemeenteraadslid met U
hab mogen samenwerken. Gij zijt hier geko
men in Uw voile kracht, met groote idealen,
die gij alle betrekkelijk hebt mogen verwer-
kelijkt zien. En mocht er dan 'wel eens ver-
schil van meaning tusschen ons zijn, in prin-
cipe en pralktijk, ik heb de voile overtuiging
en hierin reik ik U dan ook de voile
vriendschapshand dat gij gedaan hebt wat
in Uw oog het goede was voor het volk, en
naar Uw meening te algemeenen nutte envan.
Van de zijde van den heer Geelhoedt is reeds
gezegd, dat gij Uw voile kracht en Uw voile
arlbeid hebt gegeven voor de leiding dezer ge
meente. Gij waart steeds vroegtijdig wak-
ker, en op Uw bureau, en het volk der ge
meente vindt steeds Uw gehoor. Gij hebt
hiermede het hart van het volk gestolen. Gij
gaat ons nu verlaten, en ik heb de overtui
ging, dat gij geniet de voile waardeering der
gemeente. Het was u gegeven, dat gij gemak-
kelijk kondt spreken. Ik dank U voor de
bijzonder goede en gezellige leiding, die gij
aan de besprekingen wist te geven. En dreig-
den deze al eens in een verkeerde richting
te geraken, gij hebt steeds weten te schippe-
ren, en de besprekingen in goede banen weten
te leiden. Dit hebt gij mede te danken aan
de mooie gave, die U geschonken is. Hadt
gij aan de eene zijde een open oog voor de
verste toekomst, anderzij'ds ontbrak het U
ook niet aan een gepaste vrijmoedigheid.
Waarom ik dit zeg? Indien bepaalde wer
ken moesten worden behandeld, hebt gij het
niet ontzien, naar Middelburg of Den Haag j
te trekken, en te trachten te bereiken wat gij
bereiken kondt. En werd U dan te kennen
gegeven, dat het wel een groote eisch 'was,
die gesteld werd, en dat er niet op gerekend
moest worden, dat doel te bereiken, dan zijt
gij teruggekeerd, na de wenschelijkheid van
een en ander bepleit te hebben. Doch gij zijt
dan teruggegaan met de gedachte: wacht
maar heeren, ibinnenkort ziet u mij weer
terug. En had men dan gedacht,dien bur
gemeester den pas te hsbben afgesneden,
dien burgemeesterd zag men binnen 8 a 14
dagen weer terug. Door Uw degelijk en ge-
past woord hebt gij veel bereilkt.
Mijnheer de Voorzitter, indien wij U thans
laten gaan naar Amersfoort, dan wenschen
wij U in Uw verder leven Gods rijken zegen
toe. Dat Hij U drage en sterke. Dat gij niet
werkeloos zult blijven weet ik, want gij zijt
een man die den arbeid zoekt. Geve God, dat
U nog een verder gelukkig leven moge zijn
beschoren.
De heer VAN GADSAND: Mijnheer de
Voorzitter, Waar het uur van scheiden van
den gemeenteraad voor u is genaijerd, wil ik
U, mijnheer de burgemeester, een enkel woord
van afscheid toeroepen. Het wordt hoe lan-
ger hoe moeilijker, niet in herhaling te val
len. In de eerste plaats dan, mijnheer de
voorzitter, wil ik u feliciteeren met het heu-
gelijk feit dat gij op het oogenblik in Uw
69ste levensjaar, na een 24-jarig bewind van
deze gemeente gaat scheiden. Dat is niet aan
een ieder gegeven. Ik wensch, dat het u ge
geven moge zijn, nog lange jaren terug te
denken aan hetgeen gij in deze gemeente hebt
verridht, voor welker belangen gij steeds op
de bres hebt gestaan, en waaraan wij hebben
samengewerkt. En mocht het U niet altijd
gelukken, dat gij Uw doel hebt bereikt, dat
lag -niet aan U, dit kunt U hier laten, en Uw
opvolger zal het vinden. Ik dank u voor de
bijzondere leiding die gij steeds aan de verga-
deringen hebt weten te geven. Gij wist het
steeds zoo te schipperen, dat de besprekingen
in de goede banen werden gt d. En dan
denik ik aan de wonderlijke woorden, die gij
steeds hebt weten te spreken: het komt voor
elkaar. Dit hebt gij vele malen gezegd, dit is
ook vele malen bewaarheid.
Ik dank U mede namens het bestuur van de
Gereformeerde Staatspartij, niet om de
samenkoppeling, die gij hebt gezocht, doch
om Uw activiteit in het belang der gemeente.
Gij waart altijd daarvoor. werkzaam. Daar
komt bij het voorrecht, dat U van Godswege
is geschonken, n.l. dat in die 15 jaar, dat ik
U ken als voorzitter van den raad het geen
enkele maal is voorgekoimen, dat een loco-
burgemeester als voorzitter moest optreden.
Dit moge U stemmen tot dankbaarheid jegens
Hem die gebiedt over leven en dood' over ge
zondheid en krankheid.
Mijnheer de Voorzitter, mcge het U in Uw
nieuwe woonplaats welvaren, ik spreek de
hoop uit, dat gij zult mogen werken voor de
belangen die zich voor U ook daar zullen
voorooen.
De heer VAN DRIEL: Mijnheer de Voor
zitter, het is mij een genoegen, nu u van ons
gaat scheiden, u in het publiek namens de
sociaal-democratische raadsfractie te compli-
menteeren voor het beleid, dat gij gedurende
uw ambtsperiode als burgemeester dezer ge
meente hebt gevoerd. In het bijzonder dank"ik
u voor de zaken waarin gij ons ter wille zijt
geweest, en waarin gij ons uw steun niet hebt
onthouden, daar wij die van anderen niet kre-
gen. Ik zal hier niet gaan memoreeren het
geen gij voor ons hebt gedaan, doch wil toch
even stilstaan bij het oogenblik, dat wij als
jonge vakvereeniging hier in Ter Neuzen onze
eerste werkstaking hadden, in den tijd toen
gij tot burgemeester dezer gemeente zijt be
noemd. Door de toenmalige daarmede belaste
autoriteit was de averechtsen maatregel ge-
nomen van een samenscholingsverbod voor
meer dan 2 personen. Een van uw eerste re-
geeringsdaden is geweest, deze zaak op te
lossen. Dezelfde moeilijkheid hebt u in 1920
weten te' omzeilen, toen in dat jaar een lid
van den raad het voorstel deed, dat de raad
zijn afkeuring zou uitspreken over het besluit
van de vakvereemgingen, niet te werken, en
voorstelde, dit besluit aan de pui van het stad-
huis aan te plakken.
Ik dank u, dat u met betrekking tot de uit-
voering van de Zondagswet niet uw eigen
principes hebt laten gelden, doch u op een al-
gemeen standpunt hebt geplaatst. Toen door
het fiasco van de particuliere weldadigheid
overgegaan moest worden tot de stichting van
het crisis-comity zijt gij het geweest, die met
den ruggesteun van onze vrouwenclub dit hebt
weten te bereiken.
Rest ons nog, te hopen, dat uw opvolger
zal blijken iemand te zijn, die even ruim van
opvattingen zal zijn als gij zijt geweest, wie
hij ook zij. Ik spreek de hoop uit, dat ook met
de sociaal-democraten rekening zal worden
gehouden, en dat zij niet zullen beschouwd
worden als een 3e rangs soort volk. Tenslotte,
mijnheer de burgemeester, geven wij u onze
beste wenschen bij uw afscheid mee. Wij
wenschen u alle heil.
De heer DEN HAMER: Mijnheer de Voor
zitter. Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers.
Hoewel ik niet kan spreken over vele verga-
deringen, die ik onder uw leiding heb meeg£-
maakt, moet ik u, nu het oogenblik van heen
gaan voor u is gekomen, en gij uw ambt zult
neerleggen, danken voor de leiding die gij aan
de vergaderingen hebt weten te geven. Deze
was voortreffelijk. Gij hebt bij de groote ver-
scheidenheid, die er op politiek gebied in deze
gemengde gemeente is, en de daarmede ge-
I paard gaande verschillen van meening, steeds
het doel, het belang der gemeente, weten te
bereiken.
Onder uw beleid, is gedurende de 24 jaar,
die gij hier als burgemeester zijt geweest,
Ter Neuzen in Zeeuwsch-Vlaanderen, ja in
Zeeland, in aanzien gestegen. Dit is geschied
onder uw leiding, en ten gevolge van uw
vooruitzienden blik.
Voor u, met uw werklust en uw ijver, zal het
scheiden met gemakkelijk zijn. Gij weet, dat
in Ter Neuzen een bevolking woont, die u wel-
willend gezind is, en u voor uw liefdevollen
arbeid dankbaar is.
Moge God u een welverdiende rust, en een
verlichten levensavond schenken.
De heer COLSEN: Mijnheer de Voorzitter,
er is een tijd van komen en een tijd van gaan.
De inwoners der gemeente zullen zich Ter
Neuzen moeilijk kunnen voorstellen zonder
burgemeester Huizinga. Indien de menschen
u zien gaan over straat, zeggen zjj: onze bur
gemeester komt op jaren. Indien men even-
wel den burgemeester ziet werken aan zijn
bureau, dan kan men niet anders dan be-
treuren, dat het Koninklijk besluit gevallen is,
waarbij wordt bepaald, dat de burgemeesters,
die een zekeren leeftijd hebben bereikt, niet
meer voor een herbenoeming in aanmerking
komen. Mede namens mijn mede-lid, den heer
Van Hecke, wensch ik u nog lange jaren van
rust toe. Straks hebben verschillende spre
kers gememoreerd het vele werk, dat gij voor
de gemeente hebt verridht. Ja, burgemeester,
gij hebt dag en nacht voor de gemeente ge
werkt, gij hebt liefde betoond voor het volk.
Ik acht het temeer mooi, dat gij steeds hebt
getoond, zoo mooi boven de partijen te staan.
Gij hebt met liefde uw werk verricht, niet al-
leen in uw burgemeestersambt, doch bjj ver
schillende andere gelegenheden en in het werk
voor verscheidene vereenigingen. Daarom
moet ik zeggen, u als burgemeester hebt ge
toond, liefde te bezitten voor de bevolking,
die aan uw zorg was toevertrouwd. Het is
niet alleen, dat gij getoond Jiebt, zoo mooi
boven de partijen te staan, doch, mijnheer de
voorzitter, ik acht mij vereerd hierdoor, dat u,
zoo voor vreemdeling als voor Ter Neuzenaar
steeds te bereiken waart. De grootste en de
kleinste kon bij u aankloppen, en kon ver-
zekerd zijn van uw hulp en steun. Voor het
lager personeel der gemeente zijt gij een aan-
sporing geweest, niet steeds op het horloge te
kjjken, doch te werken, als het noodig was.
Gij hebt u werkelijk geheel en al van den mor-
gen tot den avond, ja dag en nacht en alle
vrije uren voor het volk gegeven. En daar
voor, mijnheer de Voorzitter, mijn hartelijken
dank.
Als Sluiskillenaar dank ik u voor de voile
medewerking die ik steeds van u heb mogen
ondervinden. Ik hoop en weet dat gij, als het
noodig is, uw invloed nog voor de gemeente
zult blijven uitoefenen. En ik verzoek u, bij
den Minister uw invloed uit te oefenen, dat
wij hier in Ter Neuzen als burgemeester een
man zullen krijgen, die dezelfde gedachten en
opvattingen heeft als gij, die wat dat betreft
uw voetsporen zal kunnen drukken.
Mijnheer Huizinga, mag God u in Amers
foort nog vele jaren schenken. Ik zeg tot u
niet vaarwel, doch tot weerziens by een zekeijj
gelegenheid.
De heer VAN AKEN: Mijnheer de Voor
zitter, inzonderheid namens de Christelijk-
Historische raadsfractie wil ik gaarne tot u
een kort woord richten. Persoonlijk heb ik het
voorrecht, ruim 12 jaar onder u als de groote
voorman zitting te hebben in deze vergade-
ring. Gjj waart altijd bezig. Gedurende uw
bestuur zijt gij de leiding en aanstuwing voor
de gemeente geweest. Ik dank u hiervoor, en
zal aan uw werk met dankbaarheid terug-
denken.
Voor mij inzonderheid zijn de eerste 4 jaar,
dat ik zitting had, en waarin ik tot wethouder
werd benoemd, van grooten invloed geweest
Ik heb bewonderd de vrijmoedigheid, waar-
mede gij bij verschillende colleges, tot zelfs in
het buitenland, op allerlei terrein hebt ge-
tracht, de gemeente op te werken. Ook in
Den Haag hebt gij meermalen steun gezocht,
en gij hebt u door den mislukking niet laten
afslaan, doch zoo noodig voor verschillende
zaken meermalen de reis daarheen gemaakt,
om de belangen die aan uw zorg waren toe
vertrouwd, te behartigen.
Bovenal en voornamelijk hebben wij het in
u bewonderd, dat gij steeds voor het publiek,
voor iedereen te bereiken waart. Gij waart
voor een ieder als het ware de burgervader.
Maar al te dikwijls heb ik gezien, dat er
iemand bij u vandaan kwam. Ieder had dan
ook de vrijmoedigheid, u raad en hulp te komen
vragen, daar bekend was, dat gij iedereen ont-
vingt, van den rijkste tot den armste en van
den eenvoudigste tot den hoogste toe.
Onze wensch, zoo voor den heer Ds Kraker
als voor mij persoonlijk, is dat u rust geschon
ken moge worden na uw arbeid, en dat de ge
meente steeds meer moge vooruit gaan op
grond van hetgeen gij begonnen zijt.
Ik weet dat gij, als het kan werk, en toch
zeker bezigheid zult zoeken. Ik kan mij al-
thans u niet voorstellen als den heelen dag op
uw stoeltje zittende.
Bovendien wenschen wij u toe, dat u in de
nieuwe gemeente, waar u zich gaat vestigen,
vrienden zult mogen maken, en dat u en uw
huisgezin gezondheid, en een rustigen, geluk-
kigen levensavond zullen geschonken worden.
De heer DUURINK: Geachte heer Voor
zitter, Nu gij waar-sehijnlijk voor het laatst
als voorzitter van dezen raad zijt opgetreden,
voel ik mij verplicht, ook als fractievertegen-
woordiger van de Katholieke Staatspartij, bij
Uw heengaan een enkel woord daaraan te
wijden.
Alhoewel ik een Uwer jongste raadsleden
ben, ook wat den zittingsduur betreft, kan ik
toch met genoegen constateeren, dat deize be
trekkelijk korte periode voldoende is geweest,
mij bij te brengen, mij te doen inzien, wat gij
als burgemeester gedurende al die jaren en
tot op den dag van heden voor deze gemeente
hebt gedaan, hebt weten op te bouwen en in
stand te houden, tot welzijn en tot nut van
de geheele gemeente en deszelfs inwoners.
Ik breng U dank voor hetgeen U in de loop
der jaren hebt verricht, ook ten opzichte van
mijn partij.
Ik wil hieraan nog toevoegen een persoon
lijk woord van dank voor de goede verstand-
ho tiding en de medewerking, die ik als raads-
lid van U heb mogen ondervinden, vooral ook
was het mij aangenaam, dat gij steeds de dis-
cussies van onzen raad op een hoog peil wist
te houden.
Ik hoop, dat het U in Uwe nieuwe woon
plaats geheel naar wensch mag gaan en dat
het U gegeven moge zijn nog vele jaren met
de Uwen in goede gezondheid naar geest en'
hart te blijven voortleven tot in een gezegen-
den hoogen ouderdom.
Heer burgemeester het gaat U goed!
De gemeente-secretaris, de heer ZONNE-
VIJLLE: Nu door de verschillende raads
leden in verschillende toonaarden, U hulde is
gebracht voor wat door U voor deize ge
meente is gedaan, stel ik het zeer op prijs
ook nog een enkel woord te motgen spreken.
Ik sluit mij dan onmiddellijk aan bij wat de
heer Geelhoedt heeft gereleveerd over de vele
zaken die gedurende Uw bewind zijn tot stand
gekomen en ik acht mij gelukkig dat vele van
die besluiten zijn genomen in de ruim 16 jaren
dat ik het genoegen had met U samen te
werken.
En als ik dan spreek over het met U
samenwerken" dan wil ik daarmede zeggen,
dat door U en mij geheel als zelfstandige men
schen is gearbeid aan alle zaken die liggen
op het gebied van de autonomie en het zelf-
bestuijr der gemeente en dan heeft het mij
al die jaren zoo buitengewoon prettig getrot-
fen dat bij die besprekingen, ook als wij zeer
ver van van elkaar afstonden, gij altijd zoo
juist hebt begrepen, de geest van de gemeen-
tewet, dat de gemeente-secretaris alleen is de
eerste ambtenaar van den raad en dat zijn
taak is naast en met. den burgemeester da
belangen van de gemeente te diienen.
Maar juist deze zuivere opvatting van onze
verhouding heeft het mogelijk gemaakt, dat
die jaren van samenwerking prettige jaren
geweest zijn en gij zirlt er van overtuigd zijn
dat het mij zeer spijt dat gij verplicht wordt
thans den ddenst dezer gemeente te moeten
verlaten.
Burgemeester, weest er van overtuigd, dat
ik aan die 16 jaren met de meest aangename
herinnering zal blijven terugdenken.
Maar niet alleen op zakelijk gebied, maar
ook als particulier, heb ik U altijd zeer weten
te waardeeren en op de morgenbezoeken, die
ik al die jaren bij U heb afgelegd en die ik
noode zal missen, htblben wij dikwijls over
alles en nog wat kunnen praten en ik heb van
U met Uw grootere ondervindmg en met Uw
meer gemoedelijke opvattingen nog heel vat
kunnen leeren.
Mijnheer de Voorzitter, gij weet dat de amb-
tenaren het op prijs stellen straks in meer
intieme kring vail U afscheid te nemen. Het
heeft dan ook geen zin om hier voor de amb-
tenaren te spreken, doch een ding wil ik zeg
gen en wel dat alle ambtenaren van hoog tot
laag U groote achting toedragen en dat zij
alien zeggen: wie Uw opvolger zal zijn weten
wij niet, maar dat weten wij wel, beber voor
de ambtenaren dan gij gdweest zijt, kan hij
met zijn.
Burgemeester, over enkele dagen trekt gij
met Uw gezin van hier. Ik hoop van haite
dat met mevrouw en Uw kinderen, nog vele
gelukkige jaren Uw deel moge zijn, en dat
gij ook aan onze samenwerking met het
aneste genoegen zult kunnen terugdenken.
De VOORZITTER: Mgne Heeren, voor mij
is thans het oogenblik genaderd, dat ik van
deze vergadering, van dezen raad afscheid
moet nemen. In de allereerste plaats breng
ik u dank voor de vele en goede wenschen, en
de blijken van groote erkentelijkheid, die gjj
ten opzichte van mij hebt geuit. En indien
ik dit doe, wil ik u tevens in herinnering
brengen hetgeen waarschijnlijk geen uwer
meer weet. De heer Scheele heeft medege-
deeld, 23 jaar als lid van den raad onder mijn
leiding te hebben gewerkt, doch het is 24 jaar
geleden, dat ik werd geinstalleerd. Mijn ge
dachten gaan dan terug naar de woorden die
ik op 18 April 1912 aan de andere zijde van
de tafel tot den raad richtte, en de woorden
sprak, die ik meende, te moeten spreken. De
heer Geelhoedt heeft het zooeven gezegd, dat
mijn opvatting steeds was, dat in de eerste
plaats rechtsgelijkheid zou bestaan voor alle
burgers. Het was niet een gemakkelijke stap
voor mij, en ik was ook aanvankelijk niet van
plan te soiliciteeren naar het ambt van bur
gemeester van deze gemeente. Ik deed dit
met eenigen schroom. Ik was van meening,
dat de bescheidenheid ook paste voor de
rechtsche groepen, en wist dat er in deze ge
meente een onderstrooming was van vrijzin-
nige gevoelens. Dit was voor mij van niet ge-
ringe beteekenis, toen ik tot sollicitatie over-
ging, nadatvnij was te verstaan gegeven, dat
bij een sollicitatie waarschijnlijk een benoe-
ming voigen zou.
Ik heb steeds het standpunt gehuldigd, dat
ik mijn persoonlijke belijdenis geen geweld
aandeed, door te toonen, dat ik kleuren kende,
en dat, waar ik als hoofd der gemeente lei
ding had te geven aan de bevolking, ik deze
diende te behandelen op voet van gelijkheid,
en dat hat overheidsapparaat niet dienstbaar
mocht gemaakt worden aan de verbieiding van
een godsdienstige overtuiging. In dit opzicht
verschil ik met de Augustinische geloofsbe-
lijdenis voor wat betreft de taak der over
heid. Ten aanzien hieivan ben ik dan ook in
goed gezelschap, want dit was ook de meening
van Prins Willem, den Keurvorst van 'Bran
denburg, en Koning Willem IH van Enge-
land. Artikel 36 der geloofsbelijdenis is trou-
wens ook vervallen.
Ik zeg dit niet om een uwer onaangenaam
te zijn doch uitsluitend om vast te stellen,
dat ik mijn standpunt naar mijn beste weten
heb gehandhaafd. Daarna is gekomen mijn
arbeid in de gemeente. En dat die arbeid
vruchten heeft gedragen, mijne heeren, dank
ik voor een zeer groot percentage aan u.
Zonder u immers was het niet mogelijk ge
weest, dat de besluiten zouden genomen wor
den die genomen zijn. En dan mag ik in u
mijn dank brengen ook voor een zeer groot
deel aan de vroegere leden, die voor u zitting
hadden, en die mij nooit hebben tegengespro-
ken. Dat men mij moest corrdgeeren is meer
malen voorgekomen, doch mijne heeren, wat
mensch is er die nooit iets verkeerds zal doen?
Toen ik mijn arbeid als hoofd dezer gemeen
te begon heb ik een werkprogram opgemaakt,
en heb als hoofd van den raad tot den ver-
tegenwoordiger der rechtsche groep, en tot
die der linksche gezegd: dit voer ik in mijn
schild, dit zijn mijn voomemens ten aanzien
van Ter Neuzen, en het is aan u, mij voor te
zijn.
Bij' veel, bij alles heb ik de medewerking
ondervonden van den raad. De leiding der ver
gaderingen is iets anders. Ik erken gaarne,
dat ik bij den raad in zijn verschillende samen-
stellingen geen lastige menschen heb gevon-
den. Zij hebben alle steeds getoond te besef-
fen wat de goede wijze van samenwerken was.
Ik wil in dit verband een geheim verklappen.
In het verleden heb ik veel moeten spreken en
debatteeren. Het was voor mij steeds een
strijd, voorzichtig te zijn, en de leden van den
raad niet als debaters te beschouwen, daar
het voor mij een verkeerde wijze zou zijn, me-
zelve te laten gaan, zooals ik dat vroeger ge
daan had.
Het is mjj daarom een behoefte de verkla-
ring' te geven, dat ik mij voor den aanvang
van de vergadering gedrongem voefda, een
gebed te doen om wijsheid, vrijmoedigheid en
kracht, de vergadering te leiden zooals dat in
het belang der gemeente noodig was. -Ik wil
thans ook vertellen, dat ik dit eenmaal heb
verzuimd, U, mijne heeren, hebt daarvan geen
last gehad. Doch ik voelde, dat mij de kracht
ontbrak, er was in mij een strijd, in mijn ge-
weten, in het bewustzijn, dat mij iets ontbrak,
om op de noodige wijze de vergadering te
leiden.
Als iets mtj gelukt is, dan dank ik dit per
soonlijk aan de verhooring van mijn gebeden.
Ik heb ook al gedaan wat in mijn vermogen
was, om samen te werken met de burgerij. De
bevolking is mij lief geworden. Dit wil niet
zeggen, dat ik Ben om den hals val, doch wel,
dat ik mij bewust ben geweest, dat de zorg
voor het welzijn der menschen op mjj rustte.
Als ik 's morgens van huis ging, was ik er mij
van bewust, dat de zorgen voor 10.000 men
schen op mijn schouders waren gelegd, en ik
trachtte mijn werk zoo te doen, dat ik mij ge
dragen voelde door de burgerij.
Thans een woord tot hem, met wien ik voor
de behartiging der gemeentebelangen in nau-
wer contact sta, den secretaris. Ten eerste
dit, dat, tot twee jaar geleden, ik mij nooit
er van bewust ben geweest, dat ik iets bij-
zonders deed. Ik heb dan ook nooit meer dan
mijn plicht gedaan. Wij liebben tegenover el
kaar nooit onze persoonlijke meeningen ver-
doezeld, doch steeds getracht zoo te doen, dat
onze meeningen aansloten. En indien het dan
noodig was, werd er water in den wjjn ge
daan. Het is wel eens gebeurd, dat hij echt
boos was, indien ik niet inzag, dat iets niet
goed was. Indien hij mij daarop overtuigde
aan de hand van de wet, dat die daad niet
juist was, heb ik steeds geantwoord: indien
Hare Majesteit de administratie spreekt,
zwijgen wij in alle talen. Secretaris, gij zijt
voor mij steeds een trouwe hulp geweest, om
het bestuur der gemeente in goede banen te
leiden. Gij hebt steeds de grenzen weten aan
te geven, die, ik erken het gaarne door mjj
wel eens zouden zijn overschreden.
Wij kunnen er van overtuigd zijn, dat wij
ten slotte samen hebben gezocht het goede
te doen voor de gemeente.
Ik moet thans afscheid nemen van mijn
werk en van den kring van menschen, waar-
mede ik heb. samengeleefd. Het scheiden is
niet altjjd gemakkelijk, doch ik ben niet ge-
broken. Als zoodanig is er in deze scheiding
ook geen droefheid. Doch wel is er droefheid
in omdat het voor mij beteekent het begin
van het einde. O zeker, indien ik straks uit
den kring der gemeente zal heengegaan zijn,
dan zal er voor mij wel werk zijn, doch in den
diepsten zin, beteekent voor mij dit scheiden
het begin van het einde, van mijn levenseinde.
Ik hoop nog enkele jaren te levtn, ik heb nog
lust, nog levenslust, doch ik zie in dit af
scheid het begin van het komende levens
einde. Toch valt dit afscheid mij niet zwaar.
Ik heb steeds gezegd: oude menschen moeten
heengaan, voor ze vervelend worden. Ik heb
dan ook gevoeld, dat als ik heenging, alien
mij in voile blijdschap zouden toewenschen,
dat het mij goed moge gaan, en dat ik van
mijn rust zal mogen genieten. Ik hoop, dat
mijn opvolger, die in mijn plaats zal komen,
de gemeente zal weten naar behooren te die-
nen. Wij moeten alien dienen, want naar de
mate wij het dienen in de vervulling van onze
taak verstaan, krijgen wij ook reeds in dit
leven heerlijkheid. In het dienen zelf is heer-
lijkheid. Het was mij een vreugde en genoe
gen, de gemeente met mijn voile kracht te
mogen dienen.- Ik hoop dat mijn opvolger een
man mag zijn, die dit zal begrijpen, en de
belangen der bevolking ter harte zal nemen.
Ik heb steeds als mijn taak gezien het be-
vorderen van de belangen der bevolking, en
het zorgen, dat de mogelijkheid wordt ge-
opend tot het scheppen van een levens-
existentie.
Het welzijn van alle anderen moet ons wel
zijn zijn. Dat schept vreugde en genoegen.
Mijne heeren, wij scheiden thans in voile ge-
noegelijkheid. Het scheiden is ons aangenaam,
ik mag terugkomen. Ik mag straks ook
terugkomen, indien ik eenigen tjjd vertrokken
ben. Dan zal ik weten, dat mijn vrienden mij
met genoegen terug willen zien. Indien u mjj
en ik u thans loslaat, dan wensch ik u toe,
dat in uw verder leven u gegeven zij een zegen
voor uw persoon en uw gezinnen. Moge God
de Heer u een zegen schenken naar de mate
van de behoefte voor u en voor de uwen.
Hij sluit de vergadering.