Artikel 18.
De jaarwedden der werklieden, in het vorig
artikel genoemd, worden bepaald als volgt:
Minim, na 2 dj. na 4 dj. na 6 dj. na 8 dj.
vaklieden
J 22,— 23,50 25,— 26,50 28,—
halfvaklieden
j 20,50 22,— f 23,50 25,— f 26,50
routinearbeiders
24,— 25,50
j 19,50 f 21,— 22,50
arbeiders
j is f 19,50 f 21,— f 22,50 24,—
De hoofdman van den reinigingsdienst
(half-vakman) ontvangt terzake een verhoo-
ging van 50.
Bij aanstelling of overgang van een werk-
man in een andere rubriek, wordt bet mini
mum der jaarwedde in die rubriek vermeld,
toegekend. Bij overgang daalt de jaarwedde
niet beneden bet reeds genoten salaris. De
vertaooging der jaarwedden gaan in met de
week Waarin den lsten der maand valt, waar-
in een dienst van 2, 4, 6 of 8 jaar is violbracht.
De jaarwedde bedraagt 52 maal het week-
loon.
Als diensttijd komt in aanmerking de tijd,
doorgebracht als werkman in deze en een
andere gemeente.
De heer 't GIDDE deelt mede, over dit on-
derwerp niet veel te zullen zeggen, temeer
niet, daar in de vergadering van het georga-
niseerd overleg de menschen, wien het aan-
ging, zich niet voldoenide krachtig hebben ver-
zet. Men moet dan zelf lijdeh wat men over-
komt. Omtrent een punt, n.l. met betrekking
tiot Van den Bout, verzoekt hij Burgemeester
en Wethouders asm den gemeente-bouwmees-
ter die toch deskundige is, of althans als
deskundige beschouwd moet worden -een
verklaring te vragen of Van den Hout een
vakman is of niet. Naar aanleiding van dat
antwoord kan dan gehandeld worden en kan
afgewacht worden hetgeen gebeuren moet.
De heer DAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
gaat terug naar de vorige vergadering, waar
de zaak der 2i£ korting op de gemeente-
ambtenaren te berde is gebracht. Destijds
heeft spreker gezegd, dat aan het schrijven
van den Minister niet die beteekenis toegekend
moest worden, die de raad er aan hechtte en
beeft hij zich tegen die korting venzet. De
meerderheid van den raad heeft toen besloten
tot de korting over te gaan als teeken van den
goeden wil der gemeente, om aan de wenschen
van den Minister tegemoet te komen, hoewel
ook die meerderheid op het standpunt stond,
dat de loonen, zooals die hier betaald worden,
niet te hoog waren. Een der leden naar
spreker meent de heer Van Driel heeft
toen als zijn meening uitgesproken, dat men
er daarmee nog niet was. Die profetie is uit-
gekomen door dit schrijven van den Minister.
Spreker moet zeggen, dat de Minister blijk
geeft op een ruimer standpunt te staan, dan
door den raad is ingenomen. Niettegenstaande
het besluit van den raad wenscht de Minister
een nieuwe regeling, waardoor de voor de ge-
meentewerklieden te betalen loonen aangepast
worden aan de lioonen zooals die ter plaatse
betaald worden.
Daarom is het, volgens spreker, niet juist,
dat tot die 2 y2 korting is besloten.
Indien spreker ziet de notulen van het ge-
organiseeid overleg, moet bij tot de conclusie
komen, dat door Burgemeester en Wethouders
wel wordt gezegd voor te stellen, dat een
nieuwe loonschaal ingesteld zal worden, doch
op basis van een maximum-loon van 28,27,
welke dan zou moeten aansluiten aan de plaat-
selijk betaalde gemiddelde loonen. Aan dit
voorstel moet de raad zich evenltoel niet hou-
den, doch er kan ook een nieuw voorstel wor
den gedaan. Spreker acht het gemiddeld loon,
zooals dit door den heer Kapinga is vastge-
steld, juister. Hij is van meening, dat door
ovemame van het voorstel-Kapinga de meest
juiste aansluiting aan de plaatselijke loonen
verkregen wordt, en geeft den raad in over-
weging dan ook die loonschaal over te nemen
en niet mee te gaan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
De heer VBRLJjNDE geeft te kennen, dat
hij zich in het georganiseerd oiverleg, zooals
aan de leden bekend is, heeft vastgehouden
aan de salariskorting van 2% Zooals de
heer Kapinga de Loonen berekende, kwam men
waar de gemiddelde berekening van Burge
meester en Wethouders 28 was, aan een
gemiddeld loon van f 29, dus aan een verschil
van ongeveer f 1. Het is, naar sprekers mee
ning, geen bezwaar het maximum-loon op
f 29 vast te stellen en 28 te geven. Hierover
valt te praten. Het groote bezwaar voor spre
ker was, dat bij het voorstel van Burgemeester
en Wethouders de kleinen teveel achteruit
gingen tegenover de hoogeren. Hij heeft ver-
dedigd het idee de loonen te laten zooals ze
waren en den Minister te kennen te geven,
dat, naar de meening van den raad, de loonen
zooals hij deze vastgesteld had, billijker waren
dan de voorgestelde regeling, en de raad het
op prijs zou stellen, dat de loonen bleven, zoo
als die thans zijn. In ieder geval zal spreker
niet meewerken aan een grooteren af trek voor
de iaagstbezoldigde gemeente-arbeiders, en
stelt voor aan de bestaande regeling vast te
houden.
De heer VAN AKEN wenscht omtrent deze
aangelegenheid ook iets te zeggen en wel in-
zonderheid omtrent hetgeen vermeld staat be-
treffende de loongroepen IV, HI, II en I, en
de korting, die de betrokkenen bij aanneming
van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders zouden hebben te ondergaan. Sprekers
grootste bezwaar is wel, dat de laagste loo
nen de grootste korting ondergaan, terwijl de
hoogste gekort worden met 50 cent tot 1.
Dit maakt bet voor spreker moeilijk zijn stem
voor het voorstel van Burgemeester en Wet
houders uit te brengen. 'Het is ongelukkig,
dat verlaging van salaris over het algemeen
drukt op de menschen, die de allerlaagste
loonen hebben, terwijl de hoogere niet meer
gekort worden. Indien een verlaging over de
geheele linie werd voorgesteld, zou spreker
daaraan zijn stem geven, dioch thans niet.
De heer DiEN HAMER sluit zich aan bij
de woorden van de heeren Verlinde en Van
Aken. In de eerste plaats drukt hij zijn teleur-
stelling er over uit, dat, waar de raad den
Minister een bewijs van goeden wil gegeven
heeft, deze bewindsman met de bereikte be-
zuiniging geen genoegen neemt, doch heeft
medegedeeld, dat een nieuwe loonschaal moet
worden ingesteld, die aansluit aan het be-
Etaande loonpeil. Indien spreker het voorstel
van Burgemeester en Wethouders beziet, dan
kan hij niet anders vinden dan dat het resul
tant teleurstellend is. De gemeente heeft toch
nog wel eenige zelfstandigheid en indien haar
bevoegdheden worden ingekort, mag, tusschen
tXvee haakjes, toch ieder lid van den raad naar
zijn overtuiging daartegen zijn stem doen
hoioren.. Spreker staat op het standpunt, dat
het niet aangaat op de werklieden, die de
laagste loonen hebben, het meeste te korten
De gemeente-ambtenaren zijn alle met 2 y2
verlaagd en nu zouden de werklieden, die de
minste inkomens heblben nog verder gekort
moeten worden. Spreker zou daarom wen
schen, dat tot den Minister gesproken zou
worden naar de woorden van den heer Ver
linde, dat n.l. naar de meening van den raad
de toegepaste verlaging ver genoeg gaat en
de raad niet bereid is den weg op te gaan,
dien de Minister hem voorschrijft. Spreker
i zal daarom aan het voorstel van Burgemees-
ter en Wethouders zijn stem niet geven daar
I dit, naar zijn overtuiging, niet billijk is ten
opzichte van de laagst bezoldigde werklieden.
De heer OODSEN constateert, dat de mee
ning van de meerderheid van den raad van
dien aard is, dat het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders niet veel kans heeft aan-
genomen te worden. Spreker sluit zich aan
bij de vraag van den heer 't Glide, den boulw-
meester te vragen of Van den Hout als vak
man beschouwd kan worden. Indien men het
salaris van Van den Hout vergelijkt met dat
van een ambtenaar in dezelfde functie, b.v
met dat van een dergenen, die belast zijn met
het omdenhoud van de beplanting op den weg
tusschen Rotterdam en Den Haag, dan begrijpt
spreker niet, hoe de Minister nog durft te be
korten op deze salarissen. Zoo iemand krijgt
waarlijk nog een auto mede om boompjes te
snoeien en om naar de bloemen te kijken.
Spreker stelt voor de behandeling van deze
zaak uit te stellen tot het rapport van den
bouwmeester is ontvangen en dan breeder
daarop in te gaan.
Indien de bouwmeester zou verklaren, dat
Van den Hout geen vakman is, dan kan de
raad nog altijd zien wat te doen. Spreker
zou er voor zijn, dat de Minister in dezen zijn
zin niet krijgt. Bovenal wil hij de behandeling
van dit ondeijwerp uitstellen omdat de tijd
er voor te kort is geweest. Spreker heeft ge-
wac'ht op de notulen van de vergadering der
commissie voor georganiseerd overleg, doch
was voomemens voorstellen te doen en te
trachten den deuk, door het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders op grond van de op-
merking door den Minister veroorzaakt, weg
te nemen.
Indien niet anders mogelijk, kan spreker
ook aan het voorstel van den heer Verlinde
zijn stem geven, doch v6or alles verzoekt hij
de behandeling van dit onderwerp uit te stel
len.
De heer DE BRUIJN merkt op, dat hij,
zooals ook door hem in de vergadering van
het georganiseerd overleg is medegedeeld, de
zaak niet beter kan praten, doch wel slech-
ter. Hij raadt aan in deize kwestie groote
voorzichtigheid te betraohten.
De heer OODSEN: He, he!
De heer DE BRUIJN vervolgt, dat de Mi
nister heeft bepaald, dat de rangschikking in
loonklassen moet plaats hebben op grond van
de plaatselijke loonen. Toen heeft spreker in
de commissie van overleg geredeneerd, dat de
raad beslist omtrent de loonen. Indien men de
loonen op basis van het voorstel van Burge
meester en Wethouders niet kan velen, indien
deze niet goedgevonden worden, bestaat de
kans, dat een dergelijke regeling door den
Minister zou worden opgelegd.
De heer VAN CADSAND meent, naar aan
leiding van de opmerking van den heer't Gilde
gesteund door den heer Colsen, te moeten op-
merken, dat het de vraag is of de gemeente-
bouwmeester kan oordeelen omtrent de des-
^kundigheid, voor wat betreft het snoeien van
Van den Hout. Spreker kan in dit opzicht den
bouwmeester niet bekwaam achten. Om een
gegronde verklaring te kunnen geven, moet
men toch minstens leermeester-snoeier en
-planter zijn, en, naar sprekers meening, heeft
de bouwmeester met alle waardeering voor
zijn capaciteiten hiervan geen verstand.
De heer SOHEEDE deelt mede, dat de
grootste moeilijkbeid, die ook door het College
van Burgemeester en Wethouders gezien is,
door de meerderheid van de leden wordt ge-
voeld. Door den raad is een korting toegepast
van 2% in de hoop dat den betrokkenen
daarmede iets ernstigers zou bespaard wor
den. Thans evenwel moet men toch de rich-
ting op, waarvoor destijds gevreesd werd, en
hebben Burgemeester en Wethouders van den
Minister den wenk gekregen, dat de loonen
van de gemeente-werklieden in overeenstem-
rning moesten worden gebracht met het plaat-
selijk loonpeil. Hiermede was eenigszins een
richtlijn aangegeven.
Wat betreft het voorstel van den tweeden
spreker, den heer Lambrechtsen van Ritthem,
dit heeft ook groote bezwaren. De Minister
heeft bepaald, dat de loonen zullen worden
vastgesteld op den basis van de in de gemeen
te geldende gemiddelde loonen. De heer Ka
pinga is heengegaan en heeft verschillende van
de minste loonen geschrapt uit de overweging,
dat die menschen, die de laagste loonen had-
den, geen vaklieden konden zijn. Burgemees
ter en Wethouders hebben de loonen van ver
schillende categorieen van vaklieden opge-
vraagd en hierop gebaseerd bun berekening
van 28 voor de hoogste en 22 a 23 voor
de laagste. Dit maakt nu ook nog zoo'n ver
schil niet met de loonen, zooals de heer Kapin
ga die heeft berekend. De heer Kapinga
heeft hier en daar geschrapt, doch Burge
meester en Wethouders meenden, dit niet te
mogen doen, daar het ook voorkomt, dat in
het eene of andere bedrijf het verschil in loon
voor dezelfde vaklieden ook niet zoo gering is.
Uit die overweging hebben Burgemeester en
Wethouders zich strikt aan het gemiddelde
gehouden. Men voelt wel, welk een zwak
argument het is, indien uit een groep loonen
de laagste geschrapt worden. Dit voelde de
heer Verlinde in de vergadering van de com
missie voor georganiseerd overleg ook.
Indien de raad het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders zou afstemmen, dient men
af te wachten of de regeling niet opgelegd
zou worden. In dit opzicht geeft spreker den
heer De Bruijn gelijk. Misschien dat het ook
niet zou gebeuren.
De heeren 'tGIDDE en CODSEN veriangen
een verklaring van den boulwmeester, dat Van
den Hout als vakman is te beschouwen.
De VOORZITTER merkt op, dat gevraagd
is een verklaring of de betrokkene als deskun-
dig te beschouwen is voor dit en dat werk.
De heer CODSEN deelt mede niet te ver
iangen een uitgebreid rapport, doch een ver
klaring of de bouwmeester Van den Hout als
deskundig beschouwt ten opzichte van snoeien
en planten.
De heer SOHEEDE vervolgt, dat het een
andere kwestie is, wie het recht heeft de ge-
meentelwerklieden te rangschikken. Indien
sollicitanten zouden worden opgeroepen, be-
palen Burgemeester en Wethouders welke
vaklieden er in den dienst der gemeente zul
len genomen worden. En dan is het vak
snoeien er niet bij inibegrepen. Een vakman
op dit getaied heeft de gemeente niet noodig.
Alleen komt er een beetje snoeien voor. Van
den Hout is, spreker erkent het gaarne, een
practisch man, die zich zeer beijvert voor zijn
taak. Toch kan het voorkomen, dat men met
een kwakzalver soms beter gebaat is dan met
iemand, die een dokterstitel heeft. Dit heeft
spreker in zijn lichamelijken toestand ook wel
ondervonden. Het is voorgekomen, dat een
kiwakizalver hem verder kon genezen dan een
dokter. Doch daarmee is men nog geen vak
man en beschikt men niet over de voile be-
kwaamheid, die voor dat vak noodig is. Van
den Hout zal niet beantlwoorden aan de eischen
die de Minister stelt voor de vaklieden van
het Staatsboschbeheer. Dat is nog heel wat
anders. Indien de raad hier zou gaan besiis-
sen wie als bepaald vakman zou worden be
schouwd voor snoeiwerk en tuinderij, dan kan
spreker wel verzekeren, dat hierover nog een
appeltje geschild zou moeten worden. Met alle
respect voor den heer Van der Griendt, deze
heeft niet voldoende verstand van. dat onder-
twerp om hiervan een geldige verklaring af te
geven.
Burgemeester en Wethouders staan op het
standpunt, dat zoo weinig mogelijk aan de
begrootingscijfers getcmd zal worden. Ook is
er gezegd: bestaat niet de mogelijkheid, om,
in plaats van 4 twee-jaarlijksche verhoogin-
gen van f 1,50, in te voeren 6 een-jaarlijksche
verhoogingen van 1. Dan ging men eenigs
zins in een richting, die misschien uitkomst
kon brengen. Doch daartegen moeten Burge
meester en Wethouders zich ook weer verzet-
ten, daar men dan komt te staan voor de
moeilijkheid, dat de andere ambtenaren, die
momenteel ook 4 twee-jaarlijksche verhoogin
gen genieten, betrekkelijk niet billijk behan-
deld zouden worden. Men kan in deze zitting
de behandeling van het onderwerp verder uit
stellen, doch daarmede ontloopt men de moei-
lijkhtden niet. Indien het voorstel van Burge
meester en Wethouders onaanvaardbaar is,
dat de leden het dan afstemmen en allwachten
wat er verder gaat gebeuren.
De heer VAN HEOKE deelt mede, het met
de .redeneering van den heer Scheele in geen
geval eens te zijn. Deze is zoo oppervlak'kig
mogelijk. Wanneer iemand 22 jaren op het
kerkhof heeft gewerkt, is deze in dat opzicht
voor hem als vakman te beschouwen. Als hij
het in dien tjjd niet leert, zal hij het nooit
leeren en ook nooit een vakman worden.
De heer Scheele is thans wel duur wat de
betiteling betreft; vfoeger was deze veel cou-
lanter. Spreker herinnert zich althans wel
eens ingenieur te zijn genoemd door den heer
Scheele.
De hesr SCOEEDE: Dat was een eeretitel!
De heer VAN HECKE vervolgt, dat hij het
overigens met de betiteling der vaklieden niet
eens is. De gemeente heeft een straatmaker
waarover nog wel wat te zeggen zou zijn en
een timmerman, die wellicht ook nog geen
brievien voor gezel heeft.
De heer SOHEEDE: Doch ik beschouw u
ook niet als deskundig!
De heer VAN HECKE vervolgt, dat de
plaats van een vakman als zoodanig erkend
moet worden. Men zou anders beter doen,
maar geen vak te leeren. Spreker vindt het
treurig, dat op hun loontje nog beknibbeld
moet worden. Gelukkig heeft hij gehoord, dat
er voor het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wel geen meerderheid zal zijn.
De heer DE BRUIJN merkt op, dat men,
bij verwerping van het voorstel van Burge
meester en Wethouders, nog wel eens voor
een groote r verrassing zou kunnen komen te
staan. Bij de beoordeeling van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders moet men
niet vergeten, dat de berekening van de ge
middelde loonen misschien wel eens anders
zou kunnen uitvallen indien alle plaatsen
waren opgezocht waar vaklieden in dienst
zijn. Spreker heeft de overtuiging, dat men
thans heeft genomen de goede groepen.
De heer VERDINDE wil nog even terug-
komen op hetgeen gezegd is omtrent de ge
middelde loonen. Spreker heeft den indruk,
dat het ondenzoek naar de loonen op zeer
coulante wijze is geschied. Hij gelooft dan
ook niet, dat er bedrijven vergeten zijn. Als
men evenwel tot een lager loon had willen
komen, zou dit niet onmogelijk geweest zijn.
Men moet echter ook niet gaan zeggen, dat,
omdat hij wilde verhoogen, de heer Kapinga
de laagste loonen geschrapt heeft. Waarom
hij dit heeft gedaan, is door den heer Kapinga
verklaard en weerlegd. Spreker vindt het voor
een kleine gemeente als deze, droevig, dat
niet rustig aan haar wordt overgelaten, welke
loonen zij wil betalen. Hij is van meening,
dat hier aan de gemeentewerklieden een rede-
lijk loon betaald wordt. Men mag hun loonen
niet gaan afmeten naar de ongunstige loonen,
die in het particulier bedrijf bestaan. Het is
bovenal treurig, dat er van de lage loonen
zocveel af zal moeten. Daarom stelt hij voor;
het er op te wagen den huidigen loonstan-
daard min de 2% korting, waartoe beslo
ten is, te handhaven. Spreker stelt voor, den
Minister te kennen te geven, dat de raad dit
niet wil. Men heeft dit meer gedaan. De raad
zou kunnen zeggen, dat het niet in zijn lijn
ligt de loonen nog verder te verlagen. Een
dergelijke handelwijze is meer gevolgd, soms
kwam dit goed uit, soms slecht. Deze loonen
steken nog leelijk af bij die, welke in sommige
andere plaatsen worden betaald. Men zou het
kunnen probeeren; ze kunnen ten slotte maar
,,neen" zeggen.
De heer DAMiBREOHTSEN VAN RITTHEM
staat op het standpunt, dat de berekening,
zooals de heer Kapinga deze heeft gemaakt,
de meest juiste was. Men kan uitgaan van
de allerlaagste loonen en daarop het gemid
delde bepalen. Stel men heeft 0 en men heeft
9, dan is het gemiddelde 5. Doch men zal
moeten toestemmen, dat dit voor wat de loo
nen van de vaklieden betreft, niet de juiste
berekening kan zijn. Het is niet juist, de al
lerlaagste loonen in de berekening voor vak
lieden op te nemen. Naar sprekers meening
moet men deze zooals ook de heer Kapinga
deed laten loopen. Wat betreft de vraag
of Van den Hout als vakman beschouwd moet
worden, spreker is het daarover met den heer
Van Cadsand eens, dat het voor den bouw
meester moeilijk is, daaromtrent een certifi-
caat af te geven. De raad kan evenwel zelf
over het werk oordeelen en als men het onder-
houd van de begraafplaats ziet, zal men het
met spreker eens zijn, dat deze inrichting den
toets der critiek kan doorstaan. Deze steekt
guns tig af bij verschillende andere, niet alleen
hier in de omgeving, doch ook daar buiten.
Dit werk stempelt den man, die het verricht,
tot vakman. Wat daar ligt, is vakwerk. Het
bewijs is hier wel degelijk geieverd, dat Van
den Hout een degelijk vakman is!
Met betrekking tot de ksVfestie -der 4 twee-
jaarlijksche verhoogingen, kan spreker mede-
deelen, dat bij den Rijkdwaterstaat de laagste
groepklasse 6 edn-jaarlijksche verhoogingen
krijgt, opkiimmend per jaar. Door dus ook
hier deze regeling in te voeren, blijft men
heelemaal in de lijn, zooals die wordt toege
past bij verschillende regeeringsinstellingen.
De heer 't GULiDE deelt mede het geheel
met den heer Dambrechtsen van Ritthem eens
te zijn voor wat betreft hetgeen deze heeft
gezegd omtrent de deskundigheid van Van
den Hout. In de tweede plaats zal spreker's
fractie het voorstel van den heer Verlinde
steunen.
De beer DE KRAKER vraagt of het geen
aantoeveling verdient over te gaan tot vaste
aanstelling van den los-werkman Scheele, den
helper van Van den Hout. Men zou daarmede
voorkomen, dat men in het ongereede kwam,
op de wijze zooals met De Dijser is gebeurd.
De heer DEN HAMER staat, met betrek
king tot Van den Hout, op het standpunt dat
door de heeren Van Cadsand en Scheele is
ingenomen. Men zou kunnen zeggen, dat deze
is te beschouwen als een „geoefend" man.
Overigens brengt hij hem gaarne hulde voor
de wijze waarop hij zijn werkzaamheden ver
richt. Zijn meening is evenwel, dat, omdat
Van den Hout eenig snoeiwerk doet en van
tijd tot tijd ook planten moet, dit nog niet
zeggen wil, dat hij daarom vakman is. Als
geramgschikt in groep III, geniet Van den
Hout een behoorlijk salaris.
Wat verder betreft het voorstel van den
heer Eamlbrechtsen van Ritthem, om over te
nemen het voorstel-Kapinga daar verschillen
de loonen fbutief door de gemeente berekend
zouden zijn
De heer DAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
Dat heb ik niet gezegd!
De heer VERDINDE merkt op, dat de heer
Kapinga en'kele loonen van de opgegevene
voor de berekening van het gemiddeld loon,
heeft afgedaan omdat hij bestreed, dat deze
loonen vaklieden zouden gelden, aangeizien
deize op de laagste plaats stonden en naar
zijn meening de personen aan wie zoo'n loon
werd gegeven, onmogelijk als vaklieden aan-
gemerkt konden worden.
De heer DEN HAMER vervolgt, dat de
heer Scheele heeft gerproken over de invoe-
ring van een-jaarlijksche verhoogingen. Dit
zal, naar sprekers meening, niet zooveel uit-
halen. Waar door den 'heer Dambrechtsen
van Ritthem is aangetoond, dat deze regeling
ook bij het rijksperscneel geldt, zou spreker
zich hier wel bij willen neerleggen, hoewel hij
niet jnziet, dat het noodzakelijk zou zijn, dat
de werklieden zoo spoedig hun maximum moe
ten halen en het aanbeveling verdient, dat zij
dit eerst krijgen wanneer zij voldoede gerou-
tineerd zijn.
IHij zal zijn stem uitbrengen voor het voor
stel van de nheer Verlinde. Indien de hoogere
salarissen belangrijk ingekort werden, zou
spreker er geen bezwaar in zien ook de lagere
eenigszins te korten. Dit is niet een gevoels-
motief, doch naar zijn meening zou daarmede
naar recht en billijkheid gehandeld worden.
De heer SOHEEDE voert aan, dat het ver
schil tusschen ide opvatting van den heer Ver
linde en de zijne veroorzaakt is door een ver-
keerd begrip. Die heer Kapiinga baseert het
loon van den werkman op dat van de vak
lieden. Dan gaat hij heen en zegt, iemand
met een loon van 28, f 25 en f 26 beschouw
ik als een vakmajn. Iemand, die een loon
heeft van 22 kan ik niet als een vakman
beschouwen en schrap hem dus van mijn lijst
voor de berekening van het gemiddeld loon
in Ter Neuzen. Dat is niet juist, want in dat
gemiddeld loon van 28, 25 en 26 zijn
ook begrepen de loonen van menschen, die
een leidencle positie in een of meer der onder-
zochte bedrijven bekleeden. Indien men die
loonen wel in aanmerking neemt, is het toch
niet juist, dat de lage loonen niet in aanmer
king genomen worden. Komt het niet even
goed voor, dat de loonen in hetzelfde vak bij
den eenefn patroon of de eene industrie niet
overeenstemmen met die van de andere?
Daarom is dat halen van een streep door dat
loon van f 22 niet juist. Dit is gedaan met
een goede bedoeling, doch met niet veel ver
stand. Er zijn nog meer argumenten aan te
voeren. Indien onder een vakman zou verstaan
worden een metselaar, een timmerman of een
straatmaker en hiervan de gemiddelde loonen
iworden berekend, dan gejooft spreker niet,
dat de berekening van het gemiddelde er uit
zou zien, zooals thans het geval is.
Genomen zijn de loonen uit de verschillende
industrieen en voor fijne vakmenschen. Men
mag voor de gemeentewerklieden hopen, dat
hierop niet verder doorgegaan zal worden,
daar dan de leden, die liever niet verlaagden,
voor een geheel andere situatie zouden ge-
plaatst worden en het ook voor de betrokke
nen niet mee zou vallen indien hun uurloon
werd bepaald op een 40 a 42 cent per uur, ge-
durende 48 uur per week. Spreker is het eens
met den heer Verlinde, dat men van den
slechten toestand in de particuliere bedrijven
geen gabruik mag maken om de loonen van
de werklieden te zeer naar beneden te druk-
ken. Het komt hem voor, dat men werkelijk
dankbaar mag zijn voor de wijze waarop Bur
gemeester en Wethouders het onderzoek naar
de loonen hebben verricht, daar de werklieden
thans nog blijven boven den loonstandaard,
zooals die voor verschillende categorieen in
de gemeente geldt. Hij herhaalt, het met den
heer Verlinde eens te zijn, dat van den nood
in het maatschappelijk leven door de gemeen
te geen gebruik mag worden gemaakt om de
loonen der gemeentewerklieden overmatig te
drukken. Zoo de raad van oordeel is het voor
stel van den heer Verlinde te moeten aan-
vaarden, dan hoopt spreker ook van harte,
dat de Minister daarmede genoegen zal nemen.
De heer VERDINDE merkt op, gezegd te
hebben, dat over de berekening der gemiddel
de loonen te praten viel. De loonen, die de
heer Kapinga heeft geschrapt, heeft deze niet
klakkeloos afgevoerd, doch heeft getracht de
juistheid daarvan met bawijzen te staven. Hij
is uitgegaan van de stalling, dat drie bank-
Werkers in een inrichting met elkaar werken.
Er is er edn die f 30, een amdere die 26 en
een derde die 22 verdient. De twee eersten,
die van f 30 en f 26, zijn als vaklieden te
beschouwen, de andere, die zooveel minder
verdient, kan onmogelijk een volledig vakman
zijn en moet daarom geschrapt worden. Dus
niet, emdat het verschil tusschen het hoogste
en het laagste loon zoo groot is, moet die
laagste geschrapt worden, doch wel omdat
deze laatste niet als een vakman te beschou
wen kan zijn.
Over de klvestie-Van den Hout behoeft bij
aanneming van zijn voorstel niet verder ge
sproken te worden. Deze heeft langen tijd
op dezelfde voorwaarden als thans zijin werk
verricht en zou bij aanneming van zijn voor
stel op dezelfde voorwaarden verder gaan. Hij
handhaaft zijn voorstel, den Minister te ken
nen te geven, dat de raad van oordeel is, dat
loonen zooals die op het oogenlblik staan, niet
te hoog zijn en reeds verlaagd zijn met 2Y2
en is er voor, den Minister te verzoeken die
loonen te laten zooals die thans zijn.
De heer GEEDHOEDT heeft de vergade
ring van het georganiseerd overleg als toe-
hoorder bijgewoond. In die vergadering heeft
hij den heer Kapinga de vraag gesteld: wie
beschouJjvt u als een vakman? De heer Kapin
ga heeft hierop geantwoord: iemand, die is
opgeleid onder deskundige leiding.
Dit is dus een volslagen vakman. In dit
licht bezien, kan van Van den Hout niet ge
zegd worden, dat hij een vakman is. In de
eerste plaats heeft hij geen opleiding genoten,
en in de tweede plaats is de omvang van het
houtgewas in de gemeente niet van dien aard,
dat hiervoor de hulp van een vakman nood
zakelijk is. Naar sprekers meening kan men
Van den Hout niet ver.gelijken met een tuinier
uit een groote stad, die zorg draagt voor het
onderhoud van planten. Hij wil hiermede niet
beweren, dat Van den Hout zijn werk niet goed
doet, integendeel, dat is in orde, doch daaruit
blijkt nog niet, dat deze een vakman is. Indien
hij als vakman beschouwd zou worden, is zijn
bezoldiging veel te laag. Dit zou ook wel blij-
ken indien b.v. het geval zich zou voordoen,
dat Van den Hout ontslagen zou worden en
sollicitanten opgeroepen werden waanbij de
eisch 'werd gesteld, dat een vakman zou be-
noemd worden. Dan zou de gemeente veel en
veel meer moeten betalen. Van den Hout is
niet als vakman te beschouwen, althans in de
oogen ,van spreker is dit niet het geval.
De heer DUURINOK merkt op, dat over dit
onderwerp reeds veel gesproken is. Hij zal het
kort maken. In de vergadering van 14 No
vember 1935 is besloten tot een verlaging der
salarissen en loonen met 2% welke verla
ging op de laagste loonen het zwaarst drukt.
Er is toen ook voorgesteld op de lage niet
zooveel te korten als op de hoogere. Indien
men de loonen houidt, zooals ze zijn dus bij
aanneming van het voorstel-Verlinde dan
is het niet noodig rangen te stellen en kunnen
deize vervallen.
De heer CODSEN deelt mede dergelijke
voorstellen altijd te hebben bestreden. Hij kan
niet zeggen, dat hij de oplossing, die de Mi
nister voorstelt, kan bewonderen. Temeer is
dit het geval, daar spreker een courant bij
zich heeft waarin te lezen is, dat te Bolsward
goedkeuring is verleend voor de vaststelling
van de loonen der gemeentewerklieden tot be-
dragen van 25,50 en 25, 26,50, 27 en
f 29. Deze loonen komen dus overeen met
het voorstel van den heer Kapinga Hij vraagt
of het den Voorzitter die toch uit het Noor-
den afkomstig is bekend is, of Bolsward in
dezelfde categorie voor wat bevolking enz. be
treft, is te rangschikken als Ter Neuzen. Hoe
groot is die gemeente? Inidien die loonen daar
goedgekeurd worden, hoeft men hier niet bang
te zijn om deze ook ongeveer identiek vast
te stellen. Hij vraagt den Voorzitter of deze
te Bolsward bekend is en hoe groot die ge
meente is.
De VOORZITTER: Die gemeente is onge
veer 7500 zielen groot. Ik heb het genoegen
daar geboren te zijn.
De heer DAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
komt er op terug, dat het naar zijn meening
zeer juist is, dat door den heer Kapinga naar
voren gebracht is, dat niet ieder arbeider als
vakman is te beschouwen. De vraag is hier:
is b.v. een bankfwerker, die f 26 verdient, als
vakman te beschouwen, kan dan hetzelfde ge
zegd worden van iemand, die een loon van
22 heeft? Is deze vakman, of is deze geen
vakman? Bij dit onderzoek is niet nagegaan
of in de verschillende bedrijven gelijksoortige
functies anders werden bezoldigd. Daarom is
ook de motiveering, als zou de heer Kapinga
loonen hebben geschrapt, niet juist.
De VOORZITTER deelt mede, dat uit de
besprekingen eenige elementen in deze kwestie
naar voren zijn gekomen van ondergeschikten
aard, bemevens eenige hoofdzaken. De raad
heeft het salaris der gemeente-ambtenaren
met 2% gekort, in de hoop, dat de Minis
ter met den goeden wil der gemeente rekening
zou houden en deze verlaging zonder meer zou
goedkeuren. In Den Haag bleek men er echter
anders aver te denken. Er moet overgegaan
worden tot classificatie van de gemeente
werklieden op de basis van het rapport-Schou-
ten. In dit rapport zijn voor elke gemeente
4 loonklassen vastgesteld voor de verschillende
werklieden en de gemeente is gehouden deze
4 klassen in te voeren. Er is een brief inge-
komen van den Minister van Binnenlandsche
Zaken de salarissen der gemeentewerklieden
als het ware in die 4 klassen te „gleten". Nu
komt de moeilijkheid. Wat toch is het geval?
Het hoogste cijfer beteekent rangschikking in
de hoogste, en het laagste cijfer rangschikking
in de laagste klasse. De verschillen tusschen
hoogste en laagste zijn wuitengewoon hoog,
waardoor juist de menschen uit de laagste
klasen de grootste verlaging zouden krijgen.
Er is nu eein rniddel om dit kwaad zoo gering
mogelijk te maken.
Zooals uit het voorstel van Burgemeester
en Wethouders te lezen is, zijn er sommigen
voor !wie de classificatie ongeveer gelijk zal
uitkomen. Enkelen gaan iets naar boven en
anderen iets naar beneden. Burgemeester en
Wethouders zijn er dan ook van overtuigd,
dat speciaal voor de laagst bezoldigden de
regeling een buitengewoon groote verlaging
beteekent en hebben daarom vooresteld deze
menschen een extra-toelage te verleenen van
1,50. Dit kan, daar door den Minister is te
kennen gegeven, dat, indien het nadeel voor
de betrokkenen te groot zou zijn, de moge
lijk bestond een paar verhoogingen toe te ken
nen. Burgemeester en Wethouders hebben die
gedachte aangenomen en de laagsten, die het
ergst getroffen zouden worden, alvast een
verhooging toegekend. Spreker is er van over
tuigd, dat, indien de raad het den wethouders
heel vriendelijk vraagt, deze wellicht genegen
zullen zijn er voor enkelen nog een verhoo
ging bij te geven.
De heer Eamlbrechtsen van Ritthem heeft
een belangrijk punt in bespreking gebracht.
Hij heeft er n.l., op gewezen, dat het rijksper-
soneel in de laagste loonklasse 6 een-jaarlijk
sche verhoogingen heeft en op de mogelijk
heid gewezen, dit ook voor de gemeentewerk
lieden in te voeren. Dit is op dit oogenblik
niet mogelijk.
Indien vandaag Burgemeester en Wethou
ders voor de werklieden zouden overgaan tot
het verleenen van 6 een-jaarlijksche verhoo
gingen in plaats van 4 twee-jaarlijksche, zou
dit niet billijk zijn ten opzichte der andere
ambtenaren. Deze salarissen vormen alle te-
zamen een onderdeel der begrooting en spre
ker kan wel toezeggen, dat bij de begrooting
voor het volgende jaar deze kwestie nog eens
duchtig onder de loupe genomen zal worden.
Om thans evemfwel voor de werklieden over
te gaan tot wijiziging van hun periodieke ver
hoogingen, komt hem niet raadzaam voor.
De heer Verlinde heeft te kennen gegeven,
dat over het hoogste bedrag van den heer
Kapinga, 29, nog te praten zou zijn.
Spreker kan met hem op zijn weg niet
meegaan. Dit moge nu goed zijn voor de
hoogste klasse, daar deze dan f 1 meer zou
ontvangen, doch neen, zegt de heer Verlinde,
wij stellen op papier als maximum 29 vast,
doch betalen dit maximum niet.
De heer VERDINDE: Ja!
De VOORZITTER vervolgt, dat men dit
niet wel kan doen, en wenscht dat aan de
cijfers van Burgemeester en Wethouders vast
gehouden wordt.
Dan zijn er tiwee bijkomstige kwesties, n.l.
betreffenide Scheele en Van den Hout. Met
alle welwillendheid ten opzichte van Van den
Hout moet geoonstateerd worden, dat deze
geen vakman is. Hij heeft het practisch een
heel eind gebracht, doch heeft geen examen
achter den rug en is derhalve niet als vak
man te beschouwen. Bovendien is de raad
niet bevoegd de arbeiders te plaatsen in de
verschillende klassen. Burgemeester en Wet
houders zullen nog nader overwegen of plaat-
sing in een hoogere klasse voor Van den HOut
mogelijk is. Dit is de redplank, die spreker
kan toesteken, doch dit is thans niet mogelijk.
Bij de behandeling der begrooting voor 1937
is er alle reden deze klwestie opnieuw onder
de oogen te zien. Dan heeft ten slotte nie-
mand zijn zin.
Uit de vergadering is ook opgekomen een
stem, die vroeg of het niet raadzaam was
Scheele in vasten dienst der gemeente te
nemen. Op dit oogenblik achten Burgemees
ter en Wethouders niet den tijd gekomen hem
als vast arbeider der gemeente aan te stellen.
Men moet hiermede voorzichtig zijn. De er-
varing heeft geleerd, dat zoo gemakkelijk het
idee post vat bij de menschen, dat zij, wanneer
zij eenigen tijd als los arbeider in gemeente-
dienst zijn geweest, als het ware een abonne-
ment heblben op een vaste aanstelling. Deze
ervaringen hebben gestemd tot voorzichtig
heid en hebben Burgemeester en Wethouders
schueihter gemaakt. Er moet tegen gewaakt
worden, dat het idee post vat, dat iemand, die
eenigen tijd in lossen dienst is geweest, met-
tertijd een vaste aanstelling krijgt.
De eindconclusie van spreker is, dat het
verstandig zal zijn zoo de raad het voorstel
van Burgemeester en Wethouders aanneemt.
Met aanneming van het amendement van den
heer Verlinde, gelooft spreker niet, dat men
verder komt. Door deze zaak aan te houden
wordt de gemeente geen dag wijzer. Als de
raad het voorstel van Burgemeester en Wet
houders verwerpt em zich op het standpunt
stelt, dat bij de vaststelling der begrooting