ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
i
OeRussischesclirijver Dostojevski
Het Mysterie van Gtesford Hall.
&WARE PRUIM
No. 9429
VRIJDAG 20 MAART 1936
76e Jaargang
Feuilleton
EXTRA KWALITEIT
Binnenland
EERSTE BLAD
De abonne's
van het Geillustreerd Zondagsbiad,
H H. Kantoorhouders
Onze abonne's in het Buitenland
Neem daarom H. Z., dat zuinig is door den
prijs en de uiterst veilige werking en ge-
makkelijk doordat U thans het zware wasch-
werk niet meer zelf behoeft te verrichten.
- wv,H-i.v«xac5in»ra*Hna*5Pa
KreaseBOBcetcazBeroyiti
M«m.iw..w»^~,LiiLi» AHWI MlilllWI
NEUZENSCHE CO U RANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1.25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,overige lan den 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitt etaling.
Uitgeefster: Finna P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150
TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels f 0,80 Voor elken regel meer 0,20
KLEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgavo.
DIT BLAD VERSCHIJTNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
die het blad per post ontvangen, worden
verzocht, hun abonnementsgeld voor 1 April
a.s., in te zenden daar er anders over beschikt
wordt met verhooging van 15 cent.
DE UITGEEFSTER.
worden verzocht het abonnementsgeld over
het le kwartaal 1936 van de Ter Neuzensche
Courant voor 1 April a.s. in te zenden.
Wij vestigen er de aandacht van onze
abonne's op, dat wij bij terug-ontvangst van
eene onbetaalde kwitantie, onmiddellijk de
toezending van het blad zullen staken.
DE UITGEEFSTER.
wiorden dringend verzocht, het verschuldigde
afbonnementsgeld voor 1 April a.s. in te zen
den. Bij niet-ontvangst vo6r dien datum wordt
het abonnement gestaakt.
Abonnementen voor het buitenland worden
slechts aangenomen bij vooruitbetaling.
DE UITGEEFSTER.
II.
Zijn uerder leven tot zijn ballingschap.
In 1844 venliet Dostojevski reeds den
militairen dienst, en kreeg hij dus voile
gelegen'heid om zich geheel te wijden aan
letterkundigen arbeid. Had hij tot nu toe
nog maar weinig anders geleverd dan een
paar vertalingen, thans werd onverwachts
zijn eerste eigen werk, een novelle, ,,Arme
menschen getiteld, een groot succes. En
daarmee sloot hij als het ware zijn jeugd
af, en begon zijn eigenlijk rijpe leven.
Hij was al eer met dezen roman begon-
nen, maar nog in Mei 1845 twijfelde hij er
aan, of dit boek wel ooit een uitgever zou
vinden, en vroeg hij zich af, of het nog
maar niet beter zou zijn om het in de
Newia te werpen
Maar het tegendeel is geschied. Het
zal maai zelden zijn gebeurd, dat een
nieuw, eerste werk zoo algemeen en har-
telijk welkom werd geheeten. Het ging
zoo: Dostojevski was persoonlijk bekend
met den jongen schrijver Grigorovitsj,
die zijn manuscript eens ter inzage vroeg,
omdat een ander, Nekrassof, het plan had
eeai nieuw tijdschrift te begin»en. Toen
Dostojevski diep in den nacht"het was
ongeveer vier uur was thuis gekomen
en nog maar nauw'elijks wat soezerig in
een stoel was neergevallen, werd er ge-
beld, en daar stonden Grigorovitsj en
Nekrasof allebei, met tranen in hun oogen,
eat beiden uiterst verrukt over wat zij had-
den gelezen. Zij hadden het heele boek
samen gelezen, en hadden zich haast geen
tijd gegund om hun over-gunstig oordeel
te komen boodschappen.
Zoo was het begin van zijn triomf, ook
al kwamen er later zooals wij nog alle
gelegenheid zullen hebben om op te mer-
ken tal van inzinkingen en tegenslagen.
Het is niet doenlijk om in een couran-
tenartikel den inhoud mede te deelen, zelfs
*iet den korten inhoud, van dit boek, of
ook van andere geschriften van Dosto
jevski. Wij geven slechts een tooneeltje,
om een proef te geven van het geheel, een
slukje, dat zeker wel een van de aan-
grijpendste tooneelen mag heeten. Dosto-
Naar het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY
(Nadruk verboden.)
5) Vervolg.
De ander knikte. „Een liefhebberij, die nog
wel eens te pas komt. Alles wel beschouwd
een sport, die minstens zoo opwindend is als
die, waarmede wij ons gewoonlijk bezig hou-
den en dikwijls gevaarlijker. Hoe het ook zij,
Ik ben geheel tot je dispositie. Wie weet, of
Ik niet gedurende mijn verblijf hier iets ont-
dek, waarin je belang zult stellen."
„Dat hoop ik van harte," zei Flordon met
een vuur, zooals men van een allesbehalve uit-
bundig man niet verwachten zou. ,,Tot dusver
is het een raadselachtig' geval. Is er iemand
hier, die je verdenkt?"
„Dat kan ik niet zeggen," luidde het voor-
zichtige besch eid; ,,maar ten slotte baten ver-
denkingen niet veel als er geen bewjjzen zijn."
Flordon begreep den wenk en knikte. \,Tus-
schen twee haakjes, ik had al met Brayshaw
afgesproken, dat er een detective zou komen".
,,Dat is best," klonk het vlug. ,rHij zal mij
niet in den weg locpen. Laat hem maar aan
't werk gaan.
Flordon keek den ander onderzoekend aan.
„Is er niet iets verdachts aan, dat die man
hg maakte een beweging met het hoofd in
de richting van de Hall den titel aange
nomen heeft?"
lrBrayshaw? Ja," antwoordde Wilson langs
jevski vertelt dan, hoe de vader van den
jong-gestorven student, luid snikkend,
achter den lijkwagen van zijn zoon aan-
draaft. De oude man verliest zijn hoed,
maar hij gunt zich geen tijd om dien op
te rapen, ook al slaat een korte sneeuwbui
hem in 't gelaat. De elementen schijnen
heel geen vat op hem te hebben, terwiji
hij van den eenen kant van den lijkwagen
naar den anderen draaft, en de panden
van zijn oude overjas als een paar vleu-
gels om hem heen fladderen. Nu en dan
verliest hij paperassen uit zijn overvolle
zakken; dat zijn meerendeels boeken van
zijn zoon, waarvan hij er een, een groot
boekdeel, als in een omhelzing tegen de
borst drukt. Dan vestigt een voorbijgan-
ger daar zijn aandacht op. Even houdt
hij stil, raapt op en draaft dan weer den
wagen achterna, totdat deze een hoek om-
slaat en uit ons gezicht verdwijnt.
Dostojevski was dan nu opgenomen in
den kring van de beste letterkundigen van
zijn tijd. Hij maakte bij de meesten niet
ten onrechte een hoogst nerveuzen indruk.
Kort was hij van gestalte en mager, hij had
blonde haren en een ongezonde gelaats-
kleur. Aan de conversatie nam hij slechts
spaarzamelijk deel, ook al werd op den
duur zijn terughoudendheid iets minder.
Overigens spaarde hij anderen zijn aan-
merkingen en kritiek niet. ,,Een zoo pijn-
lijk sensitief temperament aldus heeft
iemand opgemerkt, ,,had men met meer
toegeeflijkheid moeten behandelen, maar
het is een feit, dat sommigen hem razend
maakten, en dat hij op zijn beurt ook
anderen erg irriteerde". Zelf heeft
Dostojevski dit ook wel toegegeven, want
in 1847 schreef hij aan een broer van hem:
,,Ik moet er aanhoudend aan denken, hoe
huimeurig en scherp ik toch was, toen ik
bij jou te Reval was. Maar ik was toch
ziek. Ilk herinner mij nog wel, hoe je eens
tegen mij zei, dat mijn gedrag tegenover
jou elk gevoel van vriendschap buiten-
sloot. Ik heb inderdaad, ik moet dat toe-
geven, een slecht en afstootend karakter.
Maar het is niet judst, als je denkt. dat ik
op je neerzie; het tegendeel is waar". Als
Dostojevski al zoo was tegenover eigen",
dan behoeft men niet te vragen, hoe hij
sorns of zelfs vaak was tegenover vreem-
den.
In een gesprek onder vier oogen was hij
genietbaar, maar in t openbaar zeker niet,
want dan stonden hem zijn overgevoelig-
heid en schuwheid stork in dem weg.
In dezen tijd onderging Dostojevski in
sterke mate den invloed van Bjelinski, en
daaraan is het dan ook zeker toe te schrij-
ven, dat hij nu groote belangsteilling begon
te koesteren voor allerlei nieuwe ridhtin-
gen en ook voor tal van maatschappelijke
denkbeelden, als assooiatie, collectivisime
en socialisme. Twin tig jaar later weer
geheel teruggekeerd tot een orthodox-
christelijke overtuiging, schreef hij over
Bjel'inski: ,,Deze mensch heeft den
Christus tegenover mij beschimpt, en toch
is hij nooit in staat geweest zidhzelf of
eigen ander leider ter wereld naast Chris
tus te plaatsen; hij heeft helaas nooit
leeren inzien, hoeveel bekrompon zelf-
zucht, toorn, ongeduld, prikkelbaarheid,
kleinheid en vooral zelfzucht er in hem en
in al die anderen aanwezig is. Als hij
Christus beschimpte en afwees, vroeg hij
zich blijkbaar nimmer af: wien zullen wij
nu in zijn plaats stellen?'
Veel rust en verheffing heeft Dosto-
jevski's groot succes hem in deze dagen
zijn neus weg. ,,Er zijn er twee, die aanspraak
maken op den titel van Baronet, en ik meen
dat de ander, Sir Francis, die in Schotland
woont, de rechthebbende is. Maar ik twijl'el
er niet aan, of deze man behoort tot de familie
en vermoedelijk gelooft hij te goeder trouw
dat hij de rechtmatige eigenaar is. Er komen
veel van dergelij'ke gevallen in het adelsboek
voor. De opvolging van de Brayshaw's is
nogal verwikkeld. Zijne vrienden en kennis-
sen zullen zijne rechten wel niet betwijfelen;
het komt in hun kraam te pas hem als Sir
Percy te kennen, en de rest van de wereld
telt niet mee."
„Wy hebben ons heusch nimmer met de
kwestie het hoofd geforoken," antwoordde Flor
don lachend. „Dus moet ik een introductie-
brief aan Brayshaw voor je schrijven
„M)aak maar terloops melding van ha,
daar komt onze man juist aan; het zal tijd
en moeite besparen als je mjj nu maar direct
met hem in kennis brengt."
Sir Percy bereed een vurig paard; hij was
een geoefend ruiter; z\jn uiterlijk was geheel
in overeenstemming met den door hem gevoer-
den titel. Dit schoot den mannen door het
hoofd, toen zjj hem opwachtten. Flordon gaf
een teeken; en Sir Percy, die langs gereden
was, terwiji hij wuifend groette, wendde den
teugel en ging naar hen toe.
„Mag ik je kapitein Wilson, een oud vriend
en collega van mij, voorstellen," begon Flor
don.
Brayshaw's gezicht klaarde op. „Zetr aan-
genaam;" antwoordde hij, terwiji hij de hand
uitstak. „Logeert u hier?"
,,Ja, ik ben voor de jacht overgekomen."
,,In Gresford?"
„ik heb m.jn tenten in de Drakenkop opge-
slagen."
„Zoo, dat is prachtig", riep Brayshaw har-
teljjk uit. ,,Het is mjj een genoegtn met u
zeker niet gebracht. Hij begon een zeer
losbandig leven te leiden; alle menschen
en vooral de dames, waren dol op hem.
Hij verkeerde ook voortdurend in geld-
nood, en hij kon niet voldoen aan al de
aanvragen om kopie. Door vooruitbetaald
honorarium had zijn uitgever hem vof-
komen in zijn macht. Hij voelde zich als
een contract-koelie. Onophoudelijk leefde
hij in zorg, dat hij gek zou worden of dat
hij de tering zou krijgen. Liahamelijk
uiitgeput en zedelijk gebroken begon hij
met toenemende kracht te wanhopen. In
de novellen, die in dezen tijd door hem
geschreven werden, zien wij aanhoudend
een god en een duivel als met elkander
strijden, en wij nemen daar waar een groot
verlangen naar kennis om ook de meest
gevaarlijke en misdadige diepten van het
menschelijk hart te peilen. Wie dit be-
denkt, kan het gemakkelijker verstaan, hoe
Dostojevski later zijn straftijd in Siberie
beschouwd heeft als een gerechte straf en
als een soort boetedoening voor zonden,
zoodat hij zelfs zeggen dorst, dat die ver-
banning hem lichamelijk en geestelijk goed
had gedaan in weerwiil van het feit, dat
zijn epiiapsie daar vrijwel ongeneeslijk ge-
worden was. C
Wij noemden daar reeds even zijn ver-
banning. Door de heel? wereld ging in
den jare 1848 een revolutionnaire bewe
ging, en deze kreeg ook vat op Dosto
jevski. Hij sloot zich aan bij een van de
kringen, die in die dagen te Petersburg
gevormd werden, den kring van de Petras-
jevski, meer bepaald den kring van
Doerof. Deze Petrasjevski was een ge-
leerde, die bekend werd door zijn woor-
denboek, een aanvankelijk geslaagde po-
ging om de censuur een rad voor de
oogen te draaien. Dostojevski zelf had
geen oogenblik aan 'n omwenteling ge-
dacht; het beste en hoogste, wat hij ver-
wachtte, was afscha(fing van de lijfeigen-
schap. Enkele onvoorzichbige uitdruk-
kingen had hij zich veroorloofd, maar
meer in een bui van opwinding. In den
nacht van 22 op 23 April 1849 werden de
hoofdpersonen van den kring, 34 in getal,
door gendarmes uit hun woniingen gehaald
en naar het politiebureau gebracht. De
menschen, die hem als beschuldigde zagen
staan, vonden hem een echten samen-
zweerder; stil, somber, eenzelvig en heele-
maal niet mededeelzaam; maar Dostojevs
ki zelf verklaarde o.a„ dat naar zijn
inzidht er nooit grooter onzin verkondigd
was dan het denkbeeld om van Rusland
een republiek te maken. En zijn slot-
woorden lieten zeker geen twijfel: ,,Laat
ik aan mijn eigen, reeds dikwijls her-
haalde woorden, herinneren, dat al het
goede, ooit in Rusland tot stand gekomen,
door Peter den Groote begonnen, steeds
van bovenaf is gekomen en van den troon
is uitgegaan, terwiji er van onderop nog
niebs het licht heeft gezien dan eigenzin-
nigheid en ruwheid Maar zijn ver-
dediging mocht niet baten hij werd den
19den December tot den dood door den
kogel veroordeeld.
Maanden had hij dus reeds in de ge-
vangenis doorgebracht, maar hij liet den
moed niet zin'ken. Ook daar las en
werkte hij veel. De doodstraf werd voor
hem en de andere zoogenaamde samen-
zweerders veranderd in dwangarbeid en
verbanning naar Siberie. Maar om hun
den noodigen schrik aan te jagen, ot
mogelijk ook om nog dieper indruk te
geven van de groote barmhartigheid van
kennis te maken en hoop dat wij u dikwijls
op de Hall zullen zien. Wat gelukkig dat
Flordon u toevallig ontmoette, hoewel, wij
zouden elkaar wel gauw ergens gezien heb
ben. In Gresford kan men nie-t lang vre:mde-
ling blijven. Ik hoop dat uw logies u bevalt;
het hotel heeft een goeden naam."
Wilson gaf een passend antwoord; Flordon
keek op zijn horloge en gaf zijn koetsier order
door te rijdEn.
,,Ik kan den treln nog net halen. 'Het doet
mij genoegen jullie met elkaar in aanraking
te hebben kunnen brengen," riep hij, toen hij
wegreed.
Brayshaw knikte glimlachend en zei iets
terug, waarop hrj zich tot Wilson wendde.
„Daar u wel met landelijke gewoonten op de
hoogte zult zijn, hebt u zeker geen bezwaar
dat wij zooveel mogelijk van een aanwinst
trachten te profitetren," zette hij het gesprek
voort. ,,Wij krijgen vanavond vrienden uit de
stad bjj ons, wilt u bij ons komen dineeren?"
Wilson aarzelde. Jk zou uw uitnoodiging
met alle pezier willen aannemen, maar uw gas-
ten zijn zeker al compleet."
Maar Sir Persy wilde van geen weigering
weten. „0", gaf hij opgewekt te kennen, „er
is meer dan genoeg ruimte op de Hall; het
kost mij alttjd moeite genoeg om de kamers
er te doen uitzien, alsof zij bewoond waren. U
moet bepaald komen. Ik zal op u rekenin.
Om acht uur."
„Nu, ik vindt het heel vriendelijk van u".
Onzin; het is mij een waar genoegen met
u kennis gemaakt te hebben".. Met een vrien
delijk glimlachje reed hij weg.
Hoofdstuk IV.
Marlon Cardon.
Even na twaalf kwam- Archer Cardon in de
Drakenkop"/ om Richard te halen, liet de
Product van DOUWE EGBERTS Tabaksfabriek
(Ingez. Med.)
den Tsaar, werd hun deze gunstige be-
schikking, ofschoon reeds lang te voren
vastgesteld, eerst meegedeeld, toen zij
al geruimen tijd op het sdhavot hadden
vertoefd, waar alles voor de terechtstel-
ling in gereedheid was gebracht. Zij hoor-
den eerst hun doodvonnis voorlezen, toen
liet men hen het kruis kussen, degens
werden boven hun hoofden gebroken, zij
kregen een soort doodshemd aan, drie
werden al naar de galg geleid, en pas toen
kwam de gratie als men dat zoo noe-
men wil tenminste.
Zoo werd Dostojevski dan nu naar
,,het Doodenhuis" getransporteerd.
REDE VAN MINISTER OUD.
„In den greep van het dualisme".
Maandagavond heeft, schrijft de N. R. Crt.,
De Industrieele Club te Amsterdam den jaar-
lijkschen gemeenschappelijken maaltijd van
haar leden gehaudin, waarbij als gast tegen-
woordig was Mr. P. J. Oud, de minister van
financien.
De tafelpresident, oud-minister Dr. F. E.
Posthuma, bracht allereerst een driewerf
hoera uit op de Koningin en bagroette speciaal
den gast van heden, Minister Oud, met 'n kort
en geestig speech je. Ik weet, aldus deze oud-
minister, hoe moeilijk het is- bewindsman te
zijn. Wij kennen elkander nog wel van het
strijdtooneel, dat Twe.de Kamer heet, waar
ieder lid het zijne heeft op te merken. Het
ware misschien beter de Tweede Kamer te
latin zingen en ik geef u dan in cverweging
het volgende rijmpje;
„Laat mij niet mijn lot beslissen
Zoo ik mocht, ik durfde niet.
Ach, hoe zou ik mij vergissen,
Als gij mij de keuze liet!" (Gelach.)
Minister Oud heeft hierop een rede ge'hou-
den, waarbij hij aanrving met uiting te g.ven
aan zijn waardeering als een der ,,heeren uit
Den 'Haag" in contact te komen met de be-
drijfsleiders uit ons land. In deze tij'den moe
ten wij trachten elkander zoo goed mogelijk
te begrijpen. Ik maak mij geen illusie, dat
men bij het naar huis gaan het vclmaakt eens
zal zijn met den minister van financien, maar
vaak meent men, dat de regeering soms
zelfs uit gebrek aan doorzicht schijnbaar
tegenstrijdige maatregelen neemt. Ik hoop u
te kunnen uiteenizetten, dat deze maatregelen
meerendeels onvermijdelijk zijn en bewust
worden genomen, en ten slotte ze te rechvaar-
digen.
Deze tijd is geen crisis in den zin van een
gewone korte inzinking, maar een tijd van
verandering en wij weten niet, hoe de toe-
komst er uit zal zien. Ik zal niet over de oor-
zaken dozer situatie uitweiden, maar wanneer
we weer in de cpgaande lijn willen komen,
moet het hedrijfsleven weer op rendafbele
basis komen; we moeten dus op een zeker
peil komen met het buitenlandwat men
noemt „aanpassen". We moeten erkennen
soma maatregelen te nemen, die niet leiden
tot verlaging, maar tot verhooging der levens-
kosten.
De moeilijlkheden der financieele
aanpassing.
Alls minister van financien spreek ik het
eerst over de financien, al is dit geen cover-
deeld genoegen. Wij moeten inderdaad naar
lagere lasten: Ik erkm, dat wij de laatste
jaren tegenover een verzwaring in plaats van
een verliichting van belastingdruk staan. Ik
pleit echter clementie. We stonden voor het
noc'dl'ottig accoord van dal. nde inkomsten en
stijgende uitgaven. Om een vooiibeeld te
geven: In 1930 bracht de inkomstenhelasting
92 miliioen op. Thans zou ik het niet meer
dan op 45 millioen willen schatten. Toen de
omzethe 1 asting werd ingevoei'd en ik deze op
circa 80 milliioen raamde, wildeen Kamer-
lid de ophrengBt voor 100 millioen oveme-
meh; thans is de onbrengst slechts op /60
millioen te stellen. Uit de invoerrechten meen-
den wij 100 mllMcen te zullen halen; di op
hrengBt is op niet meer dan een f 84 millioen
te stellen.
Aan den "kant van de uitgaven hebben we
de kosten der weiikiccsheiddeze kcrt het Rijk
alleen reeds /53 mill.icen per jaar, ongerekend
nog f 12 millioen voor bijdragen in de werk-
loosheidsvenzekering. Dan is er het spoorweg-
tekcrt, dat nog steeds stijgend is en d- 40
millioesn nadert. De stijging van het spcorweg-
tekort, de uitgaven voor de werk'ooshei'd, f 3
NATUURLIJK WILT U ZUINIO EN OEMAKKELIJK WASSCHEN
17</2 CTS. P. GROOT PAK ZELFWERKEND WASCHMIDDEL
(Ingez. Med.)
HZ 18-A
bagage van zijn neef in de dogcart plaatsen
en reed met hem naar de Grange. De jonge
man was er al vroeg op uit gegaan; hij had
een kijkje in het dorp genomen en in de verte
de Hall zien liggen. De met klimplanten be-
groeide voorgevel uit den tijd van koningin
Elizabeth zag er in de morgenzon schilder-
achtig uit en Richard voelde zich, na zijn pri-
mifiet, eenigszins poover bestaan in de kolo-
nien, doordrongen van het zalige bewustzijn
van bezit, van macht, van vooruitzicht op een
veelibelovende toekomst. Dus dit was alle-
maal van hem, die mooie oude Hall met zijn
uitgestrekte golvende grasveiden en bouw-
land allemaal van hem!
,,Het verwondert mij niet, dat Sir Percy
wil blijven," mompelde hij. „Toch zie ik niet
in "waarom ik langer dan strikt noodig is hier
vandaan zou gaan. Ik zou er wel dadelijk
willen wonen. Het is mooi, het oude huis,
juist naar mijn zin, het lijkt wel een schilderij,
zooals het daar ligt en wat het heerlijkste
van alles is het is van mij! Nu, mijn neef
zal mjj alles wel laten zien en dan zullen wij
er eens goed over nadmken. Hij scheen er
wel erg op gesteld om den man niet te storen.
Ik zou wel eens willen weten wiens belang
hij daarbij op het oog had."
„Ik heb aleens wat rondgekeken," zei hij
tot Archer, toen zij van het hotel wegreden.
„Het lijkt me in elk opzicht een benijdens-
waardig bezit."
De ander knikte. ,,En rendierend kan het
ook worden, maar na jaren van verwaarloo-
zing, heeft het heel wat zorg gekost om het
te brengen waar het we>zen moet. Het i-
daarcim e.n gelukkige cmstandigheid dat hit
een betalende hewoner heeft. Het is geen
kleinigheid wat hij verweont, en wat de lan-
derrjen betreft, hij stelt daar alleen belang in
uit een oogpunt van sport; dus het staat je
geheel vrij die te verbeteren de boerderijen
te doen herstelien en zoo meer."
„Moet daar veel aan gedaan worden?" vroeg
Richard.
„Tot mijn spijt, ja. Gedur.nde den tijd dat
de arxne Edward zich in zoo'n ellendigen toe-
stand bevond, konden wij alleen de noodige
middelen verkrijgen voor de allemoodzakelijk-
ste reparatie. Maar, zooals ik zei, er zullen
zich heel wat mogelijkheden voor je openen
en het zou voor jou een geschikte bez-igheid
zijn om op de veifeeteringen toezicht te hou-
den."
,,Dan zou ik op de Hail moeten wonen,"
merkte Richard fijntjes op.
„Niet noodzakelijk" wierp Archer tegen. „Je
krijgt een belangrijke besparing van kosten
door het te verhuren, en de serstvolgende
jaren zal je ai het geld, waarover je kunt be-
schilcken, aan het goed moeten besteden.
Maar dat kunnen wij beter later bespreken
als je den staat van zaken in oogenschouw
hebt genomen. De Grange is zoolang als je
verkiest, tot je beschikking."
Richard dankte hem en binnen enkele minu-
ten sloegen zij de oprijlaan naar de Grange in.
Het was een schilderachtige, oude, gedeel-
telijk van hout opgetrokken hoeve, veranderd
en vertoeterd totdat niets dan de buitenge-
woon uitgestrekte serie bijgebouwen de oor-
spronkelijke bestemming verried. ,,Ja, het
huis is gerieflijk genoeg", zei Archer, in ant
woord op een uitroep van bewondering van
zijn metgezel. ,,Ik heb hier zoo bij elkaar
meer dan twintig jaar gewoond. Je weet
zeker dat ik weduwnaar ben; mijn arrne Helen
overleed spoedig nadat wij hier kwamen en
nu bestuurt Marion, mijn tenig kind, de huis-
Houding voor mij."
(Wordt vervolgd.i