Ter Neuzensche Courant
Het Mystene van Siesfoid Hall.
Binnenland
Feuilleton
PAS OP DIE JASi
Maandag 16 Maart 1936.
No. 9427
TWEEDE BLAD
VAN
woon onto de wapenen word™ geroepen. haa'
Zulks heeft in casu, waar het besluit alleen i worden toegepast.
betrekking had op -dienstplichtigen, die m wer- f
kelijken dienst zijn, niet plaats gehad. Wei
HET ONDER DE WAPENEN HOUDEN
VAN 1)1 E N STP LIGHT IGEN
In de Tweede Kamer-zitting van Vrijdag j.l.
hebben de heeren Aalberse en Vliegen aan de
Minister van Denfensie a.i. vragen gesteld
naar aanleMing van het onder de wapenen
houden van dienstplichtigen.
Vragen van den heer Aalberse.
De heer Aalberse richtte de volgende vra
gen aan den Minister van Defensie a.i., voor
zitter van den Raad van Ministers, betreffende
de door de regeering op 11 Maart j.l. per radio
gedane mededeeling in zake het onder de wa
penen doen blijven van dienstplichtigen en be-
treffende onverwijlde indiening van een daar-
toe strekkend wetsontwerp.
1. Is de regeering bereid mede te deelen,
welke redenen haar gemoveerd hebben oir, op
Woensdagavond 11 Maart. dus op een dag, dat
de beide Karaers der Staten-Generaal verga-
derden, met vooibijgaan van de volksvertegen-
Woordiging, per radio aan het Nederlandsche
volk mede te deelen, dat zij besloten had de
dienstplichtigen, die op 14 Maart met groot
verlof zouden gaan, onder de wapenen te doen
blrjven
2. Is de regeering van meening, dat
overeenkomstig het bepaalde in artikel 187 van
de grondwet onverwijld een voorstel van
wet aan de Staten-Generaal moet worden ge-
daan, am het onder de wapenen blijven der
dienstplichtigen zooveel noodig te bepalen; en
zoo neen, waarop steunt dan de meening van
de regeening en welke gedragslijn denkt zij in
deze te volgen
Vragen van den heer Vliegen.
De heer Vliegen richtte de volgende vragen
aan den Minister van Defensie a.i., vporzitter
van den Raad van Ministers, betreffende het
niet onverwijld indienen van een voorstel van
wet, als bedoeld in art. 187 der grondwet, in-
zake het in dienst houden van dienstplichtigen
en het door middel van de radio bekend maken
door de regeering van die indiensthouding.
1. Is de regeering niet van oordeel, dat het
bepaalde in art. 1, vierde lid der Dienstplicht-
wet, hetiwelk het in dienst houden van dienst
plichtigen uitdrukkelijk gelijk stelt met het
roepen in werkelijken dienst, verplicht tot het
onverwijld indienen van een voorstel van wet,
als bedoeld in art. 187 der Grondwet, in geval-
len, waarin dienstplichtigen wier eerste oefen-
tijd is verstreken, in dienst worden gehouden
2. Waarom heeft de regeering, nu zij een
dergelijken maatregel welke op dit oogen-
blik ook door mij gerechtvaardigd wordt ge-
acht heeft genomen, niet aan die grondwet-
teJjjke bepaling voldaan?
3. Acht de regeering het een juiste inacht-
neming van de betrekkingen tusschen regee
ring en volksvertegenwoordiging, dat zij van
een door haar, met het oog op buitengewone
Internationale omstandigheden genomen be-
langrijken maatregel als het in dienst houden
van dienstplichtigen na het verstrijken van
hun normalen wettelijken oefentijd, genomen
bovendien op een dag, dat de Tweede Kamer
der Staten-Generaal in vergadering bijeen was,
enkel door middel van de radio haar besluit
ter publieke kennis bracht?
4. Ware het niet meer in overeenstemniing
geweest met gcede constitutioneele opvattm-
gen als zij voor doze bekendmaking allereerst
haar spreekplaats in de vergadering van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal had ge-
bruikt
Antwoord van Minister Colijn.
Op de vragen van den heer Aalberse ant-
woo rdde Minister Colijn:
Naar het oordeel der regeering zou een
mededeeling in een vergadering van een of
beide Kamers der Staten-Generaal, met onder-
breking van den gewonen arbeid, aan den on-
derwerpelijken maatregel naar buiten een
grootere beteekenis hebben verleend dan met
de werkelijkheid in overeenstemming zou zijn.
De regeering heeft aanvankelrjk overwogen
den maatregel zonder meer te nemen. Zij
vreesde ecbter, dat diit aanleiding zou kiumen
geven tot allerlei ongewenscht en ongegrond
commentaar. Zij besloot daarom tot een be
kendmaking per radio, omdat deze naar haar
meening de beste gelegenheid hood om tege-
lrjk met de aankondiging van den maatregel
de beteekenis ervan voor het Nederlandsche
volk in het juiste licht te stellen, hetgeen wen-
schelijk werd geoordeeld om geen onnoodige
onrust in het land te verwekken.
2. De regeering is van oordeel, dat art. 187
der Grondwet voor dit geval de onverwijlde
indiening van een voorstel van wet niet voor-
■chrijft. Het doet zulks toch alleen voor het
geval, dat dienstplichtigen, die niet in werke
lijken dienst zijn, door den Koning buitenge-
zal waarschijnlijk binnenkort bij suppletoire
begrooting een verhooging moeten worden
voorgesteld van eenige posten der Defensie-
begrooting voor 1936. gebaseerd op een be-
perkten tijdsduur van het onder de wapenen
houden van de betrokken dienstplichtigen.
omdat te verwachten valt, dat sommige posten
dier begrooUng ontoereikend zullen zijn, wan-
neer een -deel der lichting langer onder de
wapenen zal moeten venblijven dan bij de in
diening der begrooting was te voorzien.
Op de vragen van den heer Vliegen ant-
woo rdde de Minister:
1. iDe regeering is van ooi^deel, dat het he-
paalde in art. 1, 4e lid der Dienstplichtwet
het onder de wapenen houden van dienst
plichtigen wel administratief gelijkstelt met
het oproepen van niet in werkelijken dienst
zijnde dienstplichtigen, doch dat daaruit niet
voortvloeit dat het imperatieve voorschrift
van art. 187 der Grondwet daardoor toepas-
selijk wordt op een geval waarvan in die
Grondwetsbepaling niet gerept wordt. Zij
meent dat uitsluitend de tekst van de Grond
wet zelf hlier beslissend is.
2. Afgezien van de omstandigheid, dat de
indiening bij de Staten-Generaal van een ont-
werp als in deze vraag bedoeld meer tijd
eischt dan verloopen is tusschen het nemen
van het besluit der regeering en het tijdstip
waarop de vraag werd gesteld, ligt het ant
woord op de tweede vraag opgesloten in het
antwoord op de eerste.
3. In het antwoord op de eerste vraag van
den heer Aalberse heeft de regeering reeds
medegedeeld dat zij, door een verklaring, in
een of in beide Kamers der Staten-Generaal
afgelegd, aan den genomen maatregel grootere
beteekenis zou hebben gegeven dan met de
werkelijkheid overeenkwam. De bekendma
king per radio schonk haar de best denkbare
gelegenhejd om de gevallen beslissing toe te
lichten op een wijze, die het wekken van on
noodige ongerustheid in het land zou kunnen
voorkomen.
4. Gelet op de overwegingen, die de regee
ring bij de keuze van den te volgen weg ge
leid hebben, moet het antwoord op de 4e vraag
in dit geval ontkennend luiden.
Naar aanleiding hiervan merkte de heer
Aalberse op, dat hij liever had gezien, dat in-
plaats van de mededeeling des middags 4 uur
in de dagbladen, dat de minister des avonds
een radiorede zou houden, aan de Kamer dien
middag een verklaring was gegeVen.
Wat het onder de wapenen houden van
dienstplichtigen betreft, deze maatregel dient
ten spoedigste te worden gevolgd door de in
diening van een wetsontwerp, bepalende den
omvang en het aantal onder de wapenen te
blijven dienstplichtigen enz.
De heer Vliegen was eveneens van oordeel,
dat onverwijld de indiening van een wetsont
werp als bedoeld in art. 187 derjGrondwet be-
hoort te geschieden.
Wat de radiorede betreft, hoewel spr. er
geen bezwaar tegen heeft, dat de minister
door de radio zich laat hooren, meende spr.,
dat de minister beter had gedaan, een Regee-
ringsverklaring af te leggen in de Kamer.
Minister Colijn bleef bij zijn meening, dat
over de al of niet noodzakelijkheid van indie
ning van een wetsontwerp de tekst van de
Grondwet zelf beslissend is. De dienstplicht
wet had bij de gelijkstelling van „in dienst
houden" en „in dienst roepen" alleen het oog
op een administratieve gelijkstelling. Intus-
schen wil de regeering nog wel overwegen en
advies inwinnen of er inderdaad een wettelijke
plicht bestaat met een wetsontwerp te komen.
De minister kan niet toegeven, dat in dit
geval het betei zou zijn geweest, in jiet par-
lement een verklaring af te leggen. In de
eerste plaats kan spr. niet in de Kamer op
denzelfden toon spreken als door de radio tot
de luisteraars.
Geroep: U kunt ons niet naar bed sturen.
(Gelach.)
Bovendien zou dan het gevaar bestaan heb
ben, dat onmiddellijk na het afleggen der ver
klaring, sensationeele telegrammen naar alle
hoofdsteden van Europa gestuurd zouden zijn.
Nil konden aan de' buitenlandsche persver-
teganwoordigsrs na het uitspreken van de
rede tekst en de juiste bedoeling van den
maatregel worden medegedeeld.
Echter gaf de Minister toe, dat deze weg
uitzondering moet blijven. Normaal behoort
de regeering baar mededeelingen in het par-
lement te doen.
Ten aanzien van de dienstplichtigen, voor
wie de eerste oefening op 14 Maart 1936 ein-
digt, bepaal ik, dat de in art. 1 gelegen maat
regel niet zal worden toegepast op de zieken-
dragers en de dienstplichtigen van de Inten-
dancetroepen.
Voorshands bepaalt het langer in werkelij
ken dienst blijven zich derhalve tot dienst
plichtigen van de regimenten infanterie
hieronder begrepen de regimenten grenadiers
en jagers en van bet regiment wielrijders.
Voor de groepen dienstplichtigen, voor welke
de eerste oefening na 14 Maart eindigt, zal
zoo noodig, nader worden beslist, welke van
deze van toepassing van bedoelden maatregel
zullen worden uitgezonderd.
Ofschoon het aangehaalde besluit niet
spreekt van gewone dienstplichtigen, zijn het
toch zoo goed als uitsluitend gewone dienst
plichtigen, die bij den maatregel zijn betrokken.
Om twijfel te voorkomen, breng ik boven
dien onder uw aandacht, dat dienstplichtigen,
die co.spionkelijk werden bestemd tot buiten-
gewoon dienstplichtige, doch in verband met
geeindigde vrijstelling enz. als gewoon dienst
plichtige worden beschouwd, in dezen geheel
gelijkstaan met gewone dienstplichtigen.
Ook zij, die als vrijwilliger dienen op den
voet van gewoon dienstplichtige, staan krach-
tens de gesloten verbintenis gelijk met zulk
een dienstplichtige, zoodat de maatregel van
het langer in werkelijken dienst blijven, voor
zoover deze op gewone dienstplichtigen wordt
toegepast, evenzeer geldt voor de overigens
in hetzelfde geval verkeerende vrijwilligers.
Er dient aan gedacht, dat de tijd, dien de
dienstplichtigen langer in werkelijken dienst
blrjven, geen deel van den eerste-oefentijd
uitmaakt, m.a.w. dat deze tijd berust niet op
art. 32, maar op art. 34 in verband met art.
1, vierde lid, der Dienstplichtwet. Niettemin
bepaal ik, dat de kostwinnersvergoeding, welke
verwanten van dienstplichtigen genieten bij
het einde van de eerste oefening, wordt geacht
ook te zijn toegekend voor het langere verblijf
in werkelijken dienst, althans zoolang niet
anders wordt bepaald.
Het behandelen van aanvragen om kostwin
nersvergoeding, ook wat het beslissen op deze
aanvragen betreft, geschiedt gedurende het
verlengd verblijf in werkelijken dienst geheel
overeenkomstig de bepalingen, geldende voor
gewone tijdsomstandigheden.
GEEN INTERPELLATIE OVER HET
ONDER DE WAPENEN BLIJVEN DER
JONGSTE LICHTING.
De Tweede Kamer heeft Vrijdagmiddag het
verzoek van den heer De Visser (c.p.) om de
regeering te mogen interpelleeren over de
maatregelen, welke genomen zijn in verband
met de Internationale politieke spanning, en
welke minister Colijn in zijn radio-rede van
Woensdagavond heeft bekend gemaakt, afge-
wezen met 803 stemmen.
NEDERLAND IS EN BLIJFT NEUTRAAL.
op de ,,Zeven Provincien" zouden ook te
Schoonhoven Vrrjdagmorgen vanwege de
N. S. B. afschriften worden verspreid. De
burgemeester, de beer A. M. Nieuwenhuisen
was van oordeel, dat deze platen beleedigend
waren voor het gezag en beeft met den chef
van de politie den voorraad dezer pamfletten
ten huize van den groepsleider, den heer J. H.
in beslag genomen.
DE BURGEMEESTER VAN ALBURY
BESTOLEN.
Naar Reuter uit Melbourne meldt, is het
onderscheidingsteeken van de Oranje Nassau-
orde, waarmede Koningin Wilhelmma verleden
jaar den heer Waugh, den burgemeester van
Albury, heeft gedecoreerd, wegens zijn hulp
bij de noodlanding van de Uiver te Albury,
gestolen.
De burgemeester liet bij een bezoek aan
Melbourne een koffer, waarin zich het onder
scheidingsteeken bevond, in een hotel achter.
Bij zijn terugkeer was de koffer verdwenen.
Rechercheurs stellen een onderzoek in.
EXPORT VAN GARNALEN NAAR
ERANKRIJK.
Reeas gedurende eenige dagen bestonden
moeilijkheden inzake den uitvoer van con-
sumptiegamalen naar Frankrijk, waardoor
groote partijen garnalen niet konden worden
uitgevoera. Uiteraard werden de betrokkenen
nierdoor gedupeerd.
Thans kan worden medegedeeld, dat de
Nederlandsche Visscherijcentrale in samen-
werking met het departement van handel,
mjverbeid en scheepvaart er in is geslaagd,
een oplossing voor deze moeilijkheden te vin-
den, door middel van een wijz|igin.g in de
exportregeling van Nederlandsche zijde. De
export van garnalen naar Frankrijk is der
halve thans weer mogelijk.
VESTIGINGSVERBOD VOOR WINKELS.
De gemeenteraad te Bussum had 11 Febru-
ari een besluit genomen, volgens hetwelk een
vestigingsverbod voor winkels gedurende e6n
jaar zou worden afgekondigd. Volgens art.
212 van de Gemeentewet zou dit onmiddellijk
kunnen geschieden. De burgemeester deelde,
toen het besluit gevallen was, mede, dat bij de
verordening niet zou afkondigen en Ged. Sta-
ten zou verwittigen, dat hij deze in strijd met
het algemeen belang achtte.
Ged. Staten hadden het raadsbesluit aan de
Kroon voorgelegd. Zij hebben thans het ge-
meentebestuur bericht, dat een Koninklijk be
sluit het besluit opschort tot Augustus a.s.
DE REISBELASTING.
De centrale afdeeling van de Tweede Ka
mer heeft besloten op Dinsdag 31 Maart te
e6n uur, in de afdeelingen te doen onderzoe-
ken verschillende wetsontwerpen waaronder
dat tot heffing eener reisbelasbing, en dat in
zake regeling van het zelfstandig uiboefenen
van beroepen en bedrijven der vreemdelingen.
Een prima reflector en een wit achter-
spatbord op uw fiets baten niet als er
zoo iets gebeurt! (U weet toch, dat die
witte achterspatborden ook overdag
verplicht zijn?!)
geschreven zrjn in het register bedoeld in het
Cons um.p tie-ijsbesluit.
Van ieder der aangewezen bedrijven wordt
een recht geheven. Dit bedraagt per jaar voor
een bedrijf, dat niet is ingeschreven in het
Handeisregister een gulden, indien het wordt
gedreven zonder eenig personeel, en anders
drie gulden.
Voor bedrijven, die in het Handeisregister
zijn ingeschreven bedraagt het recht: indien
het bedrijf gerangschikt is in de le klasse
vrjf gulden; in de 2e klasse tien gulden; in de
derde klasse vrjf tien gulden; in de vierde
klasse twin tig gulden; in de vijfde klasse der-
tig gulden en in de 6e of in een hoogere klasse
veertig gulden.
In afwijking van het bovenstaande is nog
bepaald, dat van een bedrijf met meer dan een
verkoopplaats van iedere voor het puhliek toe-
gankelijke verkoopplaats door de gemeente,
waarin deze verkoopplaats gelegen is, een
recht geheven wordt van vijf gulden. Dit
laatstbedoelde recht is niet versehuldigd voor
de verkoopplaats in het perceel, waarin het
bedrijf is gevestigd, waarvoor het gewone
bovenomschreven recht versehuldigd is.
Voorts wordt een recht van drie gulden ge
heven van een hotel-, restaurant- of cafe-
bedrijf, dat ingeschreven is in het register be
doeld in het Oonsumptie-ijsbesluit.
HOOGE RAAD VAN ARBEID.
Naar het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNiAY
Nadruk verboden.)
3)
Vervolg.
De butler kwam binnen. ,,Daar is majoor
Flordon, Sir Percy, en hij wilde u graag even
spreken."
Brayshaw knikte onverschillig. ,,'t Is goed,
Chalwin, ik zal straks bellen."
Sibyl was door de tuindeuren naar buiten
gegaan. Toen de butler verdwenen was, keer-
de Brayshaw zich vlug tot Cardon. ,,Ik geloof
dat ik wel weet wat de majoor op het hart
heeft", merkte hij bedaard op. „Het is beter,
dat je maar die kant uit verdwijnt, en hij je
hier niet zoo vroeg op den dag ziet. 7{So in-
tiem zijn wij nu niet," voegde hij er met een
veelbeteekenden glimlach aan toe.
Cardon knikte en liep naar het raam. „Ik
hoopt dat juffrouw Sibyl niet gezegd heeft,
dat ik bier was."
,,Ze wist bet niet," antwoordde Brayshaw
snel. „Ik heb, tusschen twee haakjes, ge-
zorgd^voor twee pijlen op onzen boog. Apples-
haw en zijn vrouw komen hier voor de week
end."
„Appleshaw, de man van de winkels?"
,,Ja. Mevrouw is een interessante vrouw
van ons standpunt beschouwd en ten slotte is
het even gemakkelijk er twee te bewerken
als een."
Cardon lachte. „Juist, en dan hebben wij
DE MAATREGELEN INZAKE DE JONGE
LICHTING.
Aan onderscheidene militaire autoriteiten,
zoomede aan de burgemeesters, heeft de Mi
nister van Defensie a. i. de volgende circu
late gezonden:
Bij Kon. besluit van 11 Maart is het volgen
de bepaald:
Art. 1. De voor eerste oefening in werke
lijken dienst zijnde dienstplichtigen, die na de
dagteekening van dit besluit in aanmerking
zouden komen voor groot verlof, blijven tot
nader order in werkelijken dienst.
Art. 2. Artikel 1 geldt niet voor de groe-
pen van dienstplichtigen, ten aanzien van
welke onze Minister van Defensie bepaalt, dat
Aan de Memorie van Antwoord op 't voor-
loopig verslag der Eerste Kamer nopens in-
stelling van een defensie-fonds ontleenen wij
het volgende:
De regeering stelt op prijs, dat de vraag
van de leden, of en zoo ja, in hoeverre de thans
voorgenomen maatregelen tegen een bepaalde
mogendheid zijn gericht, haar nog eens de
gelegenheid biedt mede te deelen, dat de thans
aanhangige voorstellen tegen niertiand in het
bijzonder zijn gericht, doch tegen alien, die
onze souvereiniteit op eenigerlei wijze zouden
willen aantasten.
Geruchten, volgens welke conferenties tus
schen den Nederlandschen generalen staf en
staven van andere landen zouden zijn gevoerd
tnissen elken grond, en het ligt ook geenszins
in het voomemen van de regeering om in
dezen van de tot dusverre gevolgde gedrags
lijn van strikte onthouding van dergeljjke
samenkosten af te wijken.
DE S.D.A.P. EN ONTWAPENING.
Het partijbestuur van de S.D.A.P. heeft,
naar de Arbeiderspers meldt besloten, naar
aanleiding van de ingekomen congresvoor-
stellen, betrekking hebbende op de landsver-
dediging en de ontwapening, aan het congres
de volgende motie voor te stellen:
,,Het congres, enz., constateefende. dat
in de partij gebleken is van twijfel iomtrent
de vraag, of het programpunt der nationale
ontwapening in den zin, waarin dit in 1921
is bedoeld, ongewijzigd kan worden gehand-
haafd.
Verzoekt, zonder op een beslissing over die
vraag voo.uit te loopen, aan het partijbestuur
een comniissie te benosmen, omdat punt en de
daarmee samenhangende vraagstukken te
onderzoeken en rapport uit te brengen zoo
lijdig, dat daarmee bij het ontwerpen en vast-
stellen van het verkiezingsprogram voor 1937
rekening kan worden gehouden".
DE PAMFLETTEN VAN DE N.S.B.
Van de op 18 Februari 1933 in het sociaal-
democratische blad „De Notenkraker" opge-
nomen plaat naar aanleiding van de muiteirj
De Nederlandsche Bond van Touringcars-
ondernemers heeft aan de Tweede Kamer een
adres gericht in verband met de ontworpen
reisbelasting. In dit adres wordt betoogd,
dat verhooging van de reiskosten een onmid-
dellijken teruggang van het aantal reizigers
ten gevolge heeft en dat met dit effect, de
reisbelasting ook vermindering van werk-
gelegenheid zal opleveren. Hotelhouders en
restaurateurs zullen daarvan eveneens den
terugslag ondervinden.
De Bond verzoekt de Kamer haar goed-
keuring aan dit wetsontwerp te onthouden, en
mocht zij hieraan niet kunnen voldoen, het
daarheen te leiden, dat geen belasting zal
worden geheven over de eerste zes dagen van
een reis naar het buitenland.
HEFFING VAN EEN RECHT OP
BEDRIJVEN.
In het Staatsblad is afgekondigd een Kon.
besluit tot uitvoering van art. 13 lid 2 en art.
33 der Warenwet.
Hierin is bepaald, dat als bedrijf in den zin
van art. 13 der Warenwet worden aangewezen
alle bedrijven, waarin eet- of drinkwaren in
den zin van art. 1 dier wet worden voortge-
braebt of verkocht, met uitzondering van:
land- en tuinbouwbedrijven, bedrijven van
handelaren, die uitsluitend meel, granen, zaden
of peulvruchten anders dan rechtstreeks aan
verbruikers verkoopen; bedrijven, waarin uit
sluitend grcenten, veldvruchten, ooft of an
dere land- en tuinbouwproducten al dan niet
ingemaakt worden verkocht; aardappelmeel-
fabrieken, beetwortelsuikerfabrieken, glucose
en stroopfabrieken, suikerraffinaderijen, ijs-
fabrieken niet vallende onder het consumptie
ijsbesluit, zoutziederijen, pluimveehouderijen
en bijenhouderijen, die niet rechtstreeks waren
aan verbruikers verkoopen; visscherijhedrijven,
die niet rechtstreeks visch of vischwaren aan
verbruikers verkoopen; het bedrijf van den
melkveehouder, die niet tevens melkverkooper
in den zin van het Melkbesluit is; fabrieken
van andere melkproducten, dan die, welke
vallen onder het Melkbesluit; hotel-, restau
rant- en cafebedrijven, behalve die welke in-
De Hooge Raad van Arbeid heeft, naar het
,,Handelshlad" meldt, dezer dagen zijn 44e ver
gadering gehouden onder leiding van zijn
voorzitter, prof. mr. P. J. M. Aalberse.
De Raad heeft zijn advies vastgesteld met
betrekking tot het voorontwerp inzake de be-
perking van den arbeid van vrouwelijke ai -
beidskrachten. De voornaamste principieele
punten in dit ontwerp zijn het verbod van
arbeid van meisjes beneden 16 jaar in fabrie
ken, werkplaatsen of kantoren behoudens uit-
zonderingen (art. 2) en de mogelijkheid be
paalde soorten van arbeid in fabrieken werk
plaatsen of kantoren voor alle meisjes en
vrouwen te verbieden (art. 3). De kleinst
mogelijke meerderheid van den Raad (20 tegen
19 stemmen) heeft zich uitgesproken voor
eerstgenoemd beginsel, terwijl over laatstge-
noemd beginsel de stemmen hebben gestaakt
(20 tegen 20), de redactie van art. 3, zooals
in het voorontwerp opgencmen, vond in den
Raad geen meerderheid (15 stemmen voor 24
stemmen tegen), evenmin als een gewrjzigde
redactie, welke door de commissie van prae-
advies was voorgesteld (17 stemmen voor, 22
stemmen tegen).
Een groote minderheid van den Raad (14
tegen 25 stemmen) verklaarde zich voorstan-
der van een verdergaande regeling, volgens
welke overal, waar dit zonder schade voor de
totale werkgelegenheid zou kunnen geschie
den, vrouwen en meisjes zouden moeten wor
den vervangen door mannen en jongens.
Daama heeft de Raad zijn advies vastge
steld terzake van het voorontwerp van wet
tot wijziging der Ziektewet, Ongevallenwet
1921 en Land- en Tuinhouw-ongevallenwet
1922, inhoudende de verlaging van het uitkee-
ringspercentage van 80 op ?0. Een meerder
heid van den Raad (23 tegen 12 stemmen)
heeft zich tegen dit voorontwerp uitgesproken.
Tenslotte heeft de Raad van gedachten ge-
wisseld over een voorstel van den heer E.
Kupers en 8 andere leden, om te doen nagaan,
of er aanleiding toe bestaat om de vraag te
doen onderzoeken, of ons land met een om-
vangrijke blijvende werkloosheid rekening zal
hebben te houden en, zoo ja, hoe groot de ver-
moedelijke omvang dezer werkloosheid zal zijn.
De Raad d'roeg zijn voorzitter op, deze aan-
gelegenheid in studie te nemen en eventueel in
overleg met de plaatsvervangende voorzitters
nadere voorstellen te doen.
wat voor het verlies. Wij moeten wel slagen
Tot straks." Toen hij wegging keerde Brays
haw zich om en beide.
Beste Flordon, dat is een onverwacht ge
noegen," riep hij uit, terwijl hij met een gul-
len glimlach en uitgestoken hand op zijn rueu-
wen bezoeker toetrad. „We hebben jelui erg
gemist na jullie vertrek! Ik hoop, dat je nu
niet dadelijk weer wegloopt."
F1 or don's houding beantwoordde niet bijster
aan dit vertoon van hartelijkheid. Hij was
een kleine man, uitstekend gekleed, met een
ietsje van den militairen dandy. Aantrekke-
lijk en handig genoeg om er in te slagen een
rijke docb niet bepaald bekoorlijke vrouw te
veroveren, die zeker als oude jongejuffrouw
gestorven zou zijn, ware zij arm geweest.
Dank u, Sir Percy; ik moet den trein van
145 naar de stad halen", antwoordde hij,
daarbij den indruk makende, alsof hij een mm
of meer emstige zaak op het hart had. TV
Ik
„Maar je blijft toch zeker lunchen?" pro-
testeerde Brayshaw joviaal.
Flordon maakte een afwerend gebaar.
,Neen, dank u. Ik kan heusch niet blijven
en moet mijne verontschuldigingen aanhieden
voor dit vroege bezoek. Maar ik ben hierheen
gekomen om u over een zeer ernstige aan-
gelegenheid te spreken."
Sir Percy keek verbaasd. Hij wenkte zijn
bezoeker te gaan zitten en na een wending
van zijn draaibaren bureaustoel, zette hij zich
tegenover hem.
.Beste kerel, wat heb je op je hart? Je
hebt maar te zeggen wat ik voor je doen kan."
Flordon knikte even bij Wijze van dank. Zijn
manieren waren kortaf en eenigszins terug-
houdend in opvallende tegenstelling met de
uitbundigheid van zijn gastheer. „Ik zal 't
u zeggen; er is ons iets zeer ongenaams over-
komen."
Sir Percy keek ontsteld.
En Ik moet wel gelooven alles wijst
erop dat het gebeurd is, toen wij hier logeer-
deBrayshaw's gezicht werd ernstig. „Beste
Flordon, ga voort."
De an der kwam zonder omwegen tot de
Z^Er is iets met de juweelen van mijne vrouw
gebeurd," zei hij op gekrenkten toon.
„Iets mede gebeurd?" Sir Percy keek on-
geloovig. ,^Hier?"
,,Het moet hier gebeurd zijn, was het nor-
sche antwoord.
„Maar hoe kan begon Brayshaw ver
baasd.
De interruptie kortaf negeerend, ging Flor
don voort: i
,,Toevallig had mrjn vrouw kort voordat wij
hier kwamen haar diamanten diadeem bij
Stanley Garland gebracht om het te laten
schoonmaken. Het werd thuis bezorgd in den
morgen van den dag dat wij hier kwamen.
Zooals je misschien opgemerkt zult hebben,
droeg mijne vrouw het twee of drie keer tij-
dens ons verblijf hier en toen mankeerde er
niets aan."
Sir Percy knikte. Hij zag er beteuterd uit,
terwijl hij met belangstelling luisterde.
.Verleden Maandag dineerden wij buitens-
hui'smijn vrouw droeg bij die gelegenheid
haar diadeem. Toen zij het bij onze thuis-
komst aflegde, bemerkte zij dat een van de
groote steenen loszat en wees zij me daarop.
Wlij schreven dit natuurlijk toe aan slordig-
heid van Stanley Garland bij het schoon
maken en daarom reed mijn vrouw den vol-
genden morgen naar hen toe om hen eens
flink de les te lezen. De man verzekerde haar
dat alle steenen goed vastzaten, toen zij het
uit handen gaven; het zetten was nog eens
speciaal nagegaan, zooals hij hen gebruikelijk
is. „Zoo, kijk nu eens", zei mijn vrouw. ,,Ik
heb het tweemaal op Gresford Hall gedragen
en niemand heeft het aangeraakt behalve ik
zelf." De man onderzocht het en moest toe
geven dat de groote steen leelijk loszat. Daar-
op keek hij mijn vrouw nieuwsgierig aan.
,,U zegt dat it dit diadeem niet uit handen
heeft gegeven sedert u het van ons terugont-
vangen heeft."
,,Neen," zeide zij; ,,als ik het niet droeg,
was het weggesloten in mijn juweelendoos.
Niemand heeft het aangeraakt behalve ik".
Opnieuw keek de man haar opmerkzaam
aan. „(Het spijt mij dat ik u moet tegenspre-
ken, mevrouw", antwoordde hij, ,,maar iemand
anders dan u moet er wat aan gedaan hebben".
„Hoe zoo, wat bedoelt u?" vroeg mijn vrouw,
he'elemaal van haar stuk gebracht. „Ik be-
doel," verklaarde hij, ,,dat de steenen, de groot-
ste steenen, verwisseld zijn". ..Verwisseld".
riep mijn vrouw ontzet uit. „Ja, mevrouw",
zei hij ernstig. ,,Deze zaak ziet er leelijk uit;
de briljanten zijn uit de montuur genomen en
vervangen door nagemaakte steenen."
Sis Percy sprong uit zijn stoel op. ,,Goede
hemel, Flordon! Dat meen je toch niet?"
De ander schudde gedecideerd het hoofd.
„Het is maar al te waar, Brayshaw, het spijt
mij dat ik het zeggen moet. Om kort te gaan,
er werd een beraadslaging gehouden in een
prive-vertrek van Stanley Garland, de stee
nen werden onderzocht door alle deskundigen
van de zaak en werden eenstemmig voor
valsch verklaard. Zoo staat het ermede, wij
zijn op de eene of andere geheimzinnige ma-
nier bestolen voor meer dan duizend pond aan
diamanten en moeten nu maar zien hoe wij
den dief te pakken kunnen krijgen."
„Heb je geene aanwijzing, geene verden-
king?" vroeg Brayshaw eveneens vol hezorgd-
heid.
Flordon schudde het hoofd, maar de mu-
kenning scheen niet van harte te gaan. Niets
bepaalds. Ik kwam om te zien of jij mij op
een idee kon brengen."
,,Als ik het kan, met plezier", luidde het
prompte antwoord. ,,Maar waarde Flordon, je
wilt toch zeker niet beweren dat- de verwis-
seling tijdens je verblijf hier plaats vond?"
,,Ik beweer niets," antwoordde hij omzich-
tig. „Alles wat wij weten is, dat het ge
beurd moet zijn in de twee dagen tusschen
onze aankomst en ons vertrek."
„Is dat zoo zeker?" redeneerde Sir Percy.
"Hoe kan je weten dat je de ecbte steenen
van Stanley Garland terugkreeg?"
,,De positie van de firma, staat daar borg
voor. De oudste firmant onderzocht de tiara
voor het ftipakken. Wij ontvingen haar met
onbeschadigde zegels uit de handen van een
betrouwbaren bediende. Het is uitgesloten.
dat de werklieden de steenen verwisseld kun
nen hebben, zonder dat het gemerkt werd."
s,Ik wil dat niet tegenspreken," gaf Sir
Percy toe. ,,Maar het komt mij toch voor dat
het raadselachtige geval ruimte voor allerlei
gissingen laat. En wie kan in dezen tijd van
geldjagerij absoluut betrouwbaar genoemd
worden Je hoort tegenwoordig zulke rare
dingen, er wordt zoo'n ontstellend misbruik
van vertrouwen gemaakt door menschen, op
wier rechtschapenheid men huizen zou hebben
gebouwd dat je ten slotte op niemand meer
aan kan, welke positie hij ook inneemt."
Majoor Flordon kon dit niet tegenspreken.
maar daarom scheen hij nog niet de conclusie
te aanvaarden, die er uit te trekken viel. ,,Ik
lean er niet toe komen Stanley Garland of
een hunner ondergeschikten te verdenken."
hield hij vol. Natuurlijk is het niet geheel
onmogelijk dat de bezorger onder een hoedje
heeft gespeeld met den dief, maar niets wijst
daarop; de firma werpt dat idee ver van
zich
..Natuurlijk," viel Brayshaw in.
(Wordt vervolgd.)