Ter Neuzensche Courant Het Mystene van Siesfoid Hall. Binnenland Feuilleton PAS OP DIE JASi Maandag 16 Maart 1936. No. 9427 TWEEDE BLAD VAN woon onto de wapenen word™ geroepen. haa' Zulks heeft in casu, waar het besluit alleen i worden toegepast. betrekking had op -dienstplichtigen, die m wer- f kelijken dienst zijn, niet plaats gehad. Wei HET ONDER DE WAPENEN HOUDEN VAN 1)1 E N STP LIGHT IGEN In de Tweede Kamer-zitting van Vrijdag j.l. hebben de heeren Aalberse en Vliegen aan de Minister van Denfensie a.i. vragen gesteld naar aanleMing van het onder de wapenen houden van dienstplichtigen. Vragen van den heer Aalberse. De heer Aalberse richtte de volgende vra gen aan den Minister van Defensie a.i., voor zitter van den Raad van Ministers, betreffende de door de regeering op 11 Maart j.l. per radio gedane mededeeling in zake het onder de wa penen doen blijven van dienstplichtigen en be- treffende onverwijlde indiening van een daar- toe strekkend wetsontwerp. 1. Is de regeering bereid mede te deelen, welke redenen haar gemoveerd hebben oir, op Woensdagavond 11 Maart. dus op een dag, dat de beide Karaers der Staten-Generaal verga- derden, met vooibijgaan van de volksvertegen- Woordiging, per radio aan het Nederlandsche volk mede te deelen, dat zij besloten had de dienstplichtigen, die op 14 Maart met groot verlof zouden gaan, onder de wapenen te doen blrjven 2. Is de regeering van meening, dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 187 van de grondwet onverwijld een voorstel van wet aan de Staten-Generaal moet worden ge- daan, am het onder de wapenen blijven der dienstplichtigen zooveel noodig te bepalen; en zoo neen, waarop steunt dan de meening van de regeening en welke gedragslijn denkt zij in deze te volgen Vragen van den heer Vliegen. De heer Vliegen richtte de volgende vragen aan den Minister van Defensie a.i., vporzitter van den Raad van Ministers, betreffende het niet onverwijld indienen van een voorstel van wet, als bedoeld in art. 187 der grondwet, in- zake het in dienst houden van dienstplichtigen en het door middel van de radio bekend maken door de regeering van die indiensthouding. 1. Is de regeering niet van oordeel, dat het bepaalde in art. 1, vierde lid der Dienstplicht- wet, hetiwelk het in dienst houden van dienst plichtigen uitdrukkelijk gelijk stelt met het roepen in werkelijken dienst, verplicht tot het onverwijld indienen van een voorstel van wet, als bedoeld in art. 187 der Grondwet, in geval- len, waarin dienstplichtigen wier eerste oefen- tijd is verstreken, in dienst worden gehouden 2. Waarom heeft de regeering, nu zij een dergelijken maatregel welke op dit oogen- blik ook door mij gerechtvaardigd wordt ge- acht heeft genomen, niet aan die grondwet- teJjjke bepaling voldaan? 3. Acht de regeering het een juiste inacht- neming van de betrekkingen tusschen regee ring en volksvertegenwoordiging, dat zij van een door haar, met het oog op buitengewone Internationale omstandigheden genomen be- langrijken maatregel als het in dienst houden van dienstplichtigen na het verstrijken van hun normalen wettelijken oefentijd, genomen bovendien op een dag, dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal in vergadering bijeen was, enkel door middel van de radio haar besluit ter publieke kennis bracht? 4. Ware het niet meer in overeenstemniing geweest met gcede constitutioneele opvattm- gen als zij voor doze bekendmaking allereerst haar spreekplaats in de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal had ge- bruikt Antwoord van Minister Colijn. Op de vragen van den heer Aalberse ant- woo rdde Minister Colijn: Naar het oordeel der regeering zou een mededeeling in een vergadering van een of beide Kamers der Staten-Generaal, met onder- breking van den gewonen arbeid, aan den on- derwerpelijken maatregel naar buiten een grootere beteekenis hebben verleend dan met de werkelijkheid in overeenstemming zou zijn. De regeering heeft aanvankelrjk overwogen den maatregel zonder meer te nemen. Zij vreesde ecbter, dat diit aanleiding zou kiumen geven tot allerlei ongewenscht en ongegrond commentaar. Zij besloot daarom tot een be kendmaking per radio, omdat deze naar haar meening de beste gelegenheid hood om tege- lrjk met de aankondiging van den maatregel de beteekenis ervan voor het Nederlandsche volk in het juiste licht te stellen, hetgeen wen- schelijk werd geoordeeld om geen onnoodige onrust in het land te verwekken. 2. De regeering is van oordeel, dat art. 187 der Grondwet voor dit geval de onverwijlde indiening van een voorstel van wet niet voor- ■chrijft. Het doet zulks toch alleen voor het geval, dat dienstplichtigen, die niet in werke lijken dienst zijn, door den Koning buitenge- zal waarschijnlijk binnenkort bij suppletoire begrooting een verhooging moeten worden voorgesteld van eenige posten der Defensie- begrooting voor 1936. gebaseerd op een be- perkten tijdsduur van het onder de wapenen houden van de betrokken dienstplichtigen. omdat te verwachten valt, dat sommige posten dier begrooUng ontoereikend zullen zijn, wan- neer een -deel der lichting langer onder de wapenen zal moeten venblijven dan bij de in diening der begrooting was te voorzien. Op de vragen van den heer Vliegen ant- woo rdde de Minister: 1. iDe regeering is van ooi^deel, dat het he- paalde in art. 1, 4e lid der Dienstplichtwet het onder de wapenen houden van dienst plichtigen wel administratief gelijkstelt met het oproepen van niet in werkelijken dienst zijnde dienstplichtigen, doch dat daaruit niet voortvloeit dat het imperatieve voorschrift van art. 187 der Grondwet daardoor toepas- selijk wordt op een geval waarvan in die Grondwetsbepaling niet gerept wordt. Zij meent dat uitsluitend de tekst van de Grond wet zelf hlier beslissend is. 2. Afgezien van de omstandigheid, dat de indiening bij de Staten-Generaal van een ont- werp als in deze vraag bedoeld meer tijd eischt dan verloopen is tusschen het nemen van het besluit der regeering en het tijdstip waarop de vraag werd gesteld, ligt het ant woord op de tweede vraag opgesloten in het antwoord op de eerste. 3. In het antwoord op de eerste vraag van den heer Aalberse heeft de regeering reeds medegedeeld dat zij, door een verklaring, in een of in beide Kamers der Staten-Generaal afgelegd, aan den genomen maatregel grootere beteekenis zou hebben gegeven dan met de werkelijkheid overeenkwam. De bekendma king per radio schonk haar de best denkbare gelegenhejd om de gevallen beslissing toe te lichten op een wijze, die het wekken van on noodige ongerustheid in het land zou kunnen voorkomen. 4. Gelet op de overwegingen, die de regee ring bij de keuze van den te volgen weg ge leid hebben, moet het antwoord op de 4e vraag in dit geval ontkennend luiden. Naar aanleiding hiervan merkte de heer Aalberse op, dat hij liever had gezien, dat in- plaats van de mededeeling des middags 4 uur in de dagbladen, dat de minister des avonds een radiorede zou houden, aan de Kamer dien middag een verklaring was gegeVen. Wat het onder de wapenen houden van dienstplichtigen betreft, deze maatregel dient ten spoedigste te worden gevolgd door de in diening van een wetsontwerp, bepalende den omvang en het aantal onder de wapenen te blijven dienstplichtigen enz. De heer Vliegen was eveneens van oordeel, dat onverwijld de indiening van een wetsont werp als bedoeld in art. 187 derjGrondwet be- hoort te geschieden. Wat de radiorede betreft, hoewel spr. er geen bezwaar tegen heeft, dat de minister door de radio zich laat hooren, meende spr., dat de minister beter had gedaan, een Regee- ringsverklaring af te leggen in de Kamer. Minister Colijn bleef bij zijn meening, dat over de al of niet noodzakelijkheid van indie ning van een wetsontwerp de tekst van de Grondwet zelf beslissend is. De dienstplicht wet had bij de gelijkstelling van „in dienst houden" en „in dienst roepen" alleen het oog op een administratieve gelijkstelling. Intus- schen wil de regeering nog wel overwegen en advies inwinnen of er inderdaad een wettelijke plicht bestaat met een wetsontwerp te komen. De minister kan niet toegeven, dat in dit geval het betei zou zijn geweest, in jiet par- lement een verklaring af te leggen. In de eerste plaats kan spr. niet in de Kamer op denzelfden toon spreken als door de radio tot de luisteraars. Geroep: U kunt ons niet naar bed sturen. (Gelach.) Bovendien zou dan het gevaar bestaan heb ben, dat onmiddellijk na het afleggen der ver klaring, sensationeele telegrammen naar alle hoofdsteden van Europa gestuurd zouden zijn. Nil konden aan de' buitenlandsche persver- teganwoordigsrs na het uitspreken van de rede tekst en de juiste bedoeling van den maatregel worden medegedeeld. Echter gaf de Minister toe, dat deze weg uitzondering moet blijven. Normaal behoort de regeering baar mededeelingen in het par- lement te doen. Ten aanzien van de dienstplichtigen, voor wie de eerste oefening op 14 Maart 1936 ein- digt, bepaal ik, dat de in art. 1 gelegen maat regel niet zal worden toegepast op de zieken- dragers en de dienstplichtigen van de Inten- dancetroepen. Voorshands bepaalt het langer in werkelij ken dienst blijven zich derhalve tot dienst plichtigen van de regimenten infanterie hieronder begrepen de regimenten grenadiers en jagers en van bet regiment wielrijders. Voor de groepen dienstplichtigen, voor welke de eerste oefening na 14 Maart eindigt, zal zoo noodig, nader worden beslist, welke van deze van toepassing van bedoelden maatregel zullen worden uitgezonderd. Ofschoon het aangehaalde besluit niet spreekt van gewone dienstplichtigen, zijn het toch zoo goed als uitsluitend gewone dienst plichtigen, die bij den maatregel zijn betrokken. Om twijfel te voorkomen, breng ik boven dien onder uw aandacht, dat dienstplichtigen, die co.spionkelijk werden bestemd tot buiten- gewoon dienstplichtige, doch in verband met geeindigde vrijstelling enz. als gewoon dienst plichtige worden beschouwd, in dezen geheel gelijkstaan met gewone dienstplichtigen. Ook zij, die als vrijwilliger dienen op den voet van gewoon dienstplichtige, staan krach- tens de gesloten verbintenis gelijk met zulk een dienstplichtige, zoodat de maatregel van het langer in werkelijken dienst blijven, voor zoover deze op gewone dienstplichtigen wordt toegepast, evenzeer geldt voor de overigens in hetzelfde geval verkeerende vrijwilligers. Er dient aan gedacht, dat de tijd, dien de dienstplichtigen langer in werkelijken dienst blrjven, geen deel van den eerste-oefentijd uitmaakt, m.a.w. dat deze tijd berust niet op art. 32, maar op art. 34 in verband met art. 1, vierde lid, der Dienstplichtwet. Niettemin bepaal ik, dat de kostwinnersvergoeding, welke verwanten van dienstplichtigen genieten bij het einde van de eerste oefening, wordt geacht ook te zijn toegekend voor het langere verblijf in werkelijken dienst, althans zoolang niet anders wordt bepaald. Het behandelen van aanvragen om kostwin nersvergoeding, ook wat het beslissen op deze aanvragen betreft, geschiedt gedurende het verlengd verblijf in werkelijken dienst geheel overeenkomstig de bepalingen, geldende voor gewone tijdsomstandigheden. GEEN INTERPELLATIE OVER HET ONDER DE WAPENEN BLIJVEN DER JONGSTE LICHTING. De Tweede Kamer heeft Vrijdagmiddag het verzoek van den heer De Visser (c.p.) om de regeering te mogen interpelleeren over de maatregelen, welke genomen zijn in verband met de Internationale politieke spanning, en welke minister Colijn in zijn radio-rede van Woensdagavond heeft bekend gemaakt, afge- wezen met 803 stemmen. NEDERLAND IS EN BLIJFT NEUTRAAL. op de ,,Zeven Provincien" zouden ook te Schoonhoven Vrrjdagmorgen vanwege de N. S. B. afschriften worden verspreid. De burgemeester, de beer A. M. Nieuwenhuisen was van oordeel, dat deze platen beleedigend waren voor het gezag en beeft met den chef van de politie den voorraad dezer pamfletten ten huize van den groepsleider, den heer J. H. in beslag genomen. DE BURGEMEESTER VAN ALBURY BESTOLEN. Naar Reuter uit Melbourne meldt, is het onderscheidingsteeken van de Oranje Nassau- orde, waarmede Koningin Wilhelmma verleden jaar den heer Waugh, den burgemeester van Albury, heeft gedecoreerd, wegens zijn hulp bij de noodlanding van de Uiver te Albury, gestolen. De burgemeester liet bij een bezoek aan Melbourne een koffer, waarin zich het onder scheidingsteeken bevond, in een hotel achter. Bij zijn terugkeer was de koffer verdwenen. Rechercheurs stellen een onderzoek in. EXPORT VAN GARNALEN NAAR ERANKRIJK. Reeas gedurende eenige dagen bestonden moeilijkheden inzake den uitvoer van con- sumptiegamalen naar Frankrijk, waardoor groote partijen garnalen niet konden worden uitgevoera. Uiteraard werden de betrokkenen nierdoor gedupeerd. Thans kan worden medegedeeld, dat de Nederlandsche Visscherijcentrale in samen- werking met het departement van handel, mjverbeid en scheepvaart er in is geslaagd, een oplossing voor deze moeilijkheden te vin- den, door middel van een wijz|igin.g in de exportregeling van Nederlandsche zijde. De export van garnalen naar Frankrijk is der halve thans weer mogelijk. VESTIGINGSVERBOD VOOR WINKELS. De gemeenteraad te Bussum had 11 Febru- ari een besluit genomen, volgens hetwelk een vestigingsverbod voor winkels gedurende e6n jaar zou worden afgekondigd. Volgens art. 212 van de Gemeentewet zou dit onmiddellijk kunnen geschieden. De burgemeester deelde, toen het besluit gevallen was, mede, dat bij de verordening niet zou afkondigen en Ged. Sta- ten zou verwittigen, dat hij deze in strijd met het algemeen belang achtte. Ged. Staten hadden het raadsbesluit aan de Kroon voorgelegd. Zij hebben thans het ge- meentebestuur bericht, dat een Koninklijk be sluit het besluit opschort tot Augustus a.s. DE REISBELASTING. De centrale afdeeling van de Tweede Ka mer heeft besloten op Dinsdag 31 Maart te e6n uur, in de afdeelingen te doen onderzoe- ken verschillende wetsontwerpen waaronder dat tot heffing eener reisbelasbing, en dat in zake regeling van het zelfstandig uiboefenen van beroepen en bedrijven der vreemdelingen. Een prima reflector en een wit achter- spatbord op uw fiets baten niet als er zoo iets gebeurt! (U weet toch, dat die witte achterspatborden ook overdag verplicht zijn?!) geschreven zrjn in het register bedoeld in het Cons um.p tie-ijsbesluit. Van ieder der aangewezen bedrijven wordt een recht geheven. Dit bedraagt per jaar voor een bedrijf, dat niet is ingeschreven in het Handeisregister een gulden, indien het wordt gedreven zonder eenig personeel, en anders drie gulden. Voor bedrijven, die in het Handeisregister zijn ingeschreven bedraagt het recht: indien het bedrijf gerangschikt is in de le klasse vrjf gulden; in de 2e klasse tien gulden; in de derde klasse vrjf tien gulden; in de vierde klasse twin tig gulden; in de vijfde klasse der- tig gulden en in de 6e of in een hoogere klasse veertig gulden. In afwijking van het bovenstaande is nog bepaald, dat van een bedrijf met meer dan een verkoopplaats van iedere voor het puhliek toe- gankelijke verkoopplaats door de gemeente, waarin deze verkoopplaats gelegen is, een recht geheven wordt van vijf gulden. Dit laatstbedoelde recht is niet versehuldigd voor de verkoopplaats in het perceel, waarin het bedrijf is gevestigd, waarvoor het gewone bovenomschreven recht versehuldigd is. Voorts wordt een recht van drie gulden ge heven van een hotel-, restaurant- of cafe- bedrijf, dat ingeschreven is in het register be doeld in het Oonsumptie-ijsbesluit. HOOGE RAAD VAN ARBEID. Naar het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNiAY Nadruk verboden.) 3) Vervolg. De butler kwam binnen. ,,Daar is majoor Flordon, Sir Percy, en hij wilde u graag even spreken." Brayshaw knikte onverschillig. ,,'t Is goed, Chalwin, ik zal straks bellen." Sibyl was door de tuindeuren naar buiten gegaan. Toen de butler verdwenen was, keer- de Brayshaw zich vlug tot Cardon. ,,Ik geloof dat ik wel weet wat de majoor op het hart heeft", merkte hij bedaard op. „Het is beter, dat je maar die kant uit verdwijnt, en hij je hier niet zoo vroeg op den dag ziet. 7{So in- tiem zijn wij nu niet," voegde hij er met een veelbeteekenden glimlach aan toe. Cardon knikte en liep naar het raam. „Ik hoopt dat juffrouw Sibyl niet gezegd heeft, dat ik bier was." ,,Ze wist bet niet," antwoordde Brayshaw snel. „Ik heb, tusschen twee haakjes, ge- zorgd^voor twee pijlen op onzen boog. Apples- haw en zijn vrouw komen hier voor de week end." „Appleshaw, de man van de winkels?" ,,Ja. Mevrouw is een interessante vrouw van ons standpunt beschouwd en ten slotte is het even gemakkelijk er twee te bewerken als een." Cardon lachte. „Juist, en dan hebben wij DE MAATREGELEN INZAKE DE JONGE LICHTING. Aan onderscheidene militaire autoriteiten, zoomede aan de burgemeesters, heeft de Mi nister van Defensie a. i. de volgende circu late gezonden: Bij Kon. besluit van 11 Maart is het volgen de bepaald: Art. 1. De voor eerste oefening in werke lijken dienst zijnde dienstplichtigen, die na de dagteekening van dit besluit in aanmerking zouden komen voor groot verlof, blijven tot nader order in werkelijken dienst. Art. 2. Artikel 1 geldt niet voor de groe- pen van dienstplichtigen, ten aanzien van welke onze Minister van Defensie bepaalt, dat Aan de Memorie van Antwoord op 't voor- loopig verslag der Eerste Kamer nopens in- stelling van een defensie-fonds ontleenen wij het volgende: De regeering stelt op prijs, dat de vraag van de leden, of en zoo ja, in hoeverre de thans voorgenomen maatregelen tegen een bepaalde mogendheid zijn gericht, haar nog eens de gelegenheid biedt mede te deelen, dat de thans aanhangige voorstellen tegen niertiand in het bijzonder zijn gericht, doch tegen alien, die onze souvereiniteit op eenigerlei wijze zouden willen aantasten. Geruchten, volgens welke conferenties tus schen den Nederlandschen generalen staf en staven van andere landen zouden zijn gevoerd tnissen elken grond, en het ligt ook geenszins in het voomemen van de regeering om in dezen van de tot dusverre gevolgde gedrags lijn van strikte onthouding van dergeljjke samenkosten af te wijken. DE S.D.A.P. EN ONTWAPENING. Het partijbestuur van de S.D.A.P. heeft, naar de Arbeiderspers meldt besloten, naar aanleiding van de ingekomen congresvoor- stellen, betrekking hebbende op de landsver- dediging en de ontwapening, aan het congres de volgende motie voor te stellen: ,,Het congres, enz., constateefende. dat in de partij gebleken is van twijfel iomtrent de vraag, of het programpunt der nationale ontwapening in den zin, waarin dit in 1921 is bedoeld, ongewijzigd kan worden gehand- haafd. Verzoekt, zonder op een beslissing over die vraag voo.uit te loopen, aan het partijbestuur een comniissie te benosmen, omdat punt en de daarmee samenhangende vraagstukken te onderzoeken en rapport uit te brengen zoo lijdig, dat daarmee bij het ontwerpen en vast- stellen van het verkiezingsprogram voor 1937 rekening kan worden gehouden". DE PAMFLETTEN VAN DE N.S.B. Van de op 18 Februari 1933 in het sociaal- democratische blad „De Notenkraker" opge- nomen plaat naar aanleiding van de muiteirj De Nederlandsche Bond van Touringcars- ondernemers heeft aan de Tweede Kamer een adres gericht in verband met de ontworpen reisbelasting. In dit adres wordt betoogd, dat verhooging van de reiskosten een onmid- dellijken teruggang van het aantal reizigers ten gevolge heeft en dat met dit effect, de reisbelasting ook vermindering van werk- gelegenheid zal opleveren. Hotelhouders en restaurateurs zullen daarvan eveneens den terugslag ondervinden. De Bond verzoekt de Kamer haar goed- keuring aan dit wetsontwerp te onthouden, en mocht zij hieraan niet kunnen voldoen, het daarheen te leiden, dat geen belasting zal worden geheven over de eerste zes dagen van een reis naar het buitenland. HEFFING VAN EEN RECHT OP BEDRIJVEN. In het Staatsblad is afgekondigd een Kon. besluit tot uitvoering van art. 13 lid 2 en art. 33 der Warenwet. Hierin is bepaald, dat als bedrijf in den zin van art. 13 der Warenwet worden aangewezen alle bedrijven, waarin eet- of drinkwaren in den zin van art. 1 dier wet worden voortge- braebt of verkocht, met uitzondering van: land- en tuinbouwbedrijven, bedrijven van handelaren, die uitsluitend meel, granen, zaden of peulvruchten anders dan rechtstreeks aan verbruikers verkoopen; bedrijven, waarin uit sluitend grcenten, veldvruchten, ooft of an dere land- en tuinbouwproducten al dan niet ingemaakt worden verkocht; aardappelmeel- fabrieken, beetwortelsuikerfabrieken, glucose en stroopfabrieken, suikerraffinaderijen, ijs- fabrieken niet vallende onder het consumptie ijsbesluit, zoutziederijen, pluimveehouderijen en bijenhouderijen, die niet rechtstreeks waren aan verbruikers verkoopen; visscherijhedrijven, die niet rechtstreeks visch of vischwaren aan verbruikers verkoopen; het bedrijf van den melkveehouder, die niet tevens melkverkooper in den zin van het Melkbesluit is; fabrieken van andere melkproducten, dan die, welke vallen onder het Melkbesluit; hotel-, restau rant- en cafebedrijven, behalve die welke in- De Hooge Raad van Arbeid heeft, naar het ,,Handelshlad" meldt, dezer dagen zijn 44e ver gadering gehouden onder leiding van zijn voorzitter, prof. mr. P. J. M. Aalberse. De Raad heeft zijn advies vastgesteld met betrekking tot het voorontwerp inzake de be- perking van den arbeid van vrouwelijke ai - beidskrachten. De voornaamste principieele punten in dit ontwerp zijn het verbod van arbeid van meisjes beneden 16 jaar in fabrie ken, werkplaatsen of kantoren behoudens uit- zonderingen (art. 2) en de mogelijkheid be paalde soorten van arbeid in fabrieken werk plaatsen of kantoren voor alle meisjes en vrouwen te verbieden (art. 3). De kleinst mogelijke meerderheid van den Raad (20 tegen 19 stemmen) heeft zich uitgesproken voor eerstgenoemd beginsel, terwijl over laatstge- noemd beginsel de stemmen hebben gestaakt (20 tegen 20), de redactie van art. 3, zooals in het voorontwerp opgencmen, vond in den Raad geen meerderheid (15 stemmen voor 24 stemmen tegen), evenmin als een gewrjzigde redactie, welke door de commissie van prae- advies was voorgesteld (17 stemmen voor, 22 stemmen tegen). Een groote minderheid van den Raad (14 tegen 25 stemmen) verklaarde zich voorstan- der van een verdergaande regeling, volgens welke overal, waar dit zonder schade voor de totale werkgelegenheid zou kunnen geschie den, vrouwen en meisjes zouden moeten wor den vervangen door mannen en jongens. Daama heeft de Raad zijn advies vastge steld terzake van het voorontwerp van wet tot wijziging der Ziektewet, Ongevallenwet 1921 en Land- en Tuinhouw-ongevallenwet 1922, inhoudende de verlaging van het uitkee- ringspercentage van 80 op ?0. Een meerder heid van den Raad (23 tegen 12 stemmen) heeft zich tegen dit voorontwerp uitgesproken. Tenslotte heeft de Raad van gedachten ge- wisseld over een voorstel van den heer E. Kupers en 8 andere leden, om te doen nagaan, of er aanleiding toe bestaat om de vraag te doen onderzoeken, of ons land met een om- vangrijke blijvende werkloosheid rekening zal hebben te houden en, zoo ja, hoe groot de ver- moedelijke omvang dezer werkloosheid zal zijn. De Raad d'roeg zijn voorzitter op, deze aan- gelegenheid in studie te nemen en eventueel in overleg met de plaatsvervangende voorzitters nadere voorstellen te doen. wat voor het verlies. Wij moeten wel slagen Tot straks." Toen hij wegging keerde Brays haw zich om en beide. Beste Flordon, dat is een onverwacht ge noegen," riep hij uit, terwijl hij met een gul- len glimlach en uitgestoken hand op zijn rueu- wen bezoeker toetrad. „We hebben jelui erg gemist na jullie vertrek! Ik hoop, dat je nu niet dadelijk weer wegloopt." F1 or don's houding beantwoordde niet bijster aan dit vertoon van hartelijkheid. Hij was een kleine man, uitstekend gekleed, met een ietsje van den militairen dandy. Aantrekke- lijk en handig genoeg om er in te slagen een rijke docb niet bepaald bekoorlijke vrouw te veroveren, die zeker als oude jongejuffrouw gestorven zou zijn, ware zij arm geweest. Dank u, Sir Percy; ik moet den trein van 145 naar de stad halen", antwoordde hij, daarbij den indruk makende, alsof hij een mm of meer emstige zaak op het hart had. TV Ik „Maar je blijft toch zeker lunchen?" pro- testeerde Brayshaw joviaal. Flordon maakte een afwerend gebaar. ,Neen, dank u. Ik kan heusch niet blijven en moet mijne verontschuldigingen aanhieden voor dit vroege bezoek. Maar ik ben hierheen gekomen om u over een zeer ernstige aan- gelegenheid te spreken." Sir Percy keek verbaasd. Hij wenkte zijn bezoeker te gaan zitten en na een wending van zijn draaibaren bureaustoel, zette hij zich tegenover hem. .Beste kerel, wat heb je op je hart? Je hebt maar te zeggen wat ik voor je doen kan." Flordon knikte even bij Wijze van dank. Zijn manieren waren kortaf en eenigszins terug- houdend in opvallende tegenstelling met de uitbundigheid van zijn gastheer. „Ik zal 't u zeggen; er is ons iets zeer ongenaams over- komen." Sir Percy keek ontsteld. En Ik moet wel gelooven alles wijst erop dat het gebeurd is, toen wij hier logeer- deBrayshaw's gezicht werd ernstig. „Beste Flordon, ga voort." De an der kwam zonder omwegen tot de Z^Er is iets met de juweelen van mijne vrouw gebeurd," zei hij op gekrenkten toon. „Iets mede gebeurd?" Sir Percy keek on- geloovig. ,^Hier?" ,,Het moet hier gebeurd zijn, was het nor- sche antwoord. „Maar hoe kan begon Brayshaw ver baasd. De interruptie kortaf negeerend, ging Flor don voort: i ,,Toevallig had mrjn vrouw kort voordat wij hier kwamen haar diamanten diadeem bij Stanley Garland gebracht om het te laten schoonmaken. Het werd thuis bezorgd in den morgen van den dag dat wij hier kwamen. Zooals je misschien opgemerkt zult hebben, droeg mijne vrouw het twee of drie keer tij- dens ons verblijf hier en toen mankeerde er niets aan." Sir Percy knikte. Hij zag er beteuterd uit, terwijl hij met belangstelling luisterde. .Verleden Maandag dineerden wij buitens- hui'smijn vrouw droeg bij die gelegenheid haar diadeem. Toen zij het bij onze thuis- komst aflegde, bemerkte zij dat een van de groote steenen loszat en wees zij me daarop. Wlij schreven dit natuurlijk toe aan slordig- heid van Stanley Garland bij het schoon maken en daarom reed mijn vrouw den vol- genden morgen naar hen toe om hen eens flink de les te lezen. De man verzekerde haar dat alle steenen goed vastzaten, toen zij het uit handen gaven; het zetten was nog eens speciaal nagegaan, zooals hij hen gebruikelijk is. „Zoo, kijk nu eens", zei mijn vrouw. ,,Ik heb het tweemaal op Gresford Hall gedragen en niemand heeft het aangeraakt behalve ik zelf." De man onderzocht het en moest toe geven dat de groote steen leelijk loszat. Daar- op keek hij mijn vrouw nieuwsgierig aan. ,,U zegt dat it dit diadeem niet uit handen heeft gegeven sedert u het van ons terugont- vangen heeft." ,,Neen," zeide zij; ,,als ik het niet droeg, was het weggesloten in mijn juweelendoos. Niemand heeft het aangeraakt behalve ik". Opnieuw keek de man haar opmerkzaam aan. „(Het spijt mij dat ik u moet tegenspre- ken, mevrouw", antwoordde hij, ,,maar iemand anders dan u moet er wat aan gedaan hebben". „Hoe zoo, wat bedoelt u?" vroeg mijn vrouw, he'elemaal van haar stuk gebracht. „Ik be- doel," verklaarde hij, ,,dat de steenen, de groot- ste steenen, verwisseld zijn". ..Verwisseld". riep mijn vrouw ontzet uit. „Ja, mevrouw", zei hij ernstig. ,,Deze zaak ziet er leelijk uit; de briljanten zijn uit de montuur genomen en vervangen door nagemaakte steenen." Sis Percy sprong uit zijn stoel op. ,,Goede hemel, Flordon! Dat meen je toch niet?" De ander schudde gedecideerd het hoofd. „Het is maar al te waar, Brayshaw, het spijt mij dat ik het zeggen moet. Om kort te gaan, er werd een beraadslaging gehouden in een prive-vertrek van Stanley Garland, de stee nen werden onderzocht door alle deskundigen van de zaak en werden eenstemmig voor valsch verklaard. Zoo staat het ermede, wij zijn op de eene of andere geheimzinnige ma- nier bestolen voor meer dan duizend pond aan diamanten en moeten nu maar zien hoe wij den dief te pakken kunnen krijgen." „Heb je geene aanwijzing, geene verden- king?" vroeg Brayshaw eveneens vol hezorgd- heid. Flordon schudde het hoofd, maar de mu- kenning scheen niet van harte te gaan. Niets bepaalds. Ik kwam om te zien of jij mij op een idee kon brengen." ,,Als ik het kan, met plezier", luidde het prompte antwoord. ,,Maar waarde Flordon, je wilt toch zeker niet beweren dat- de verwis- seling tijdens je verblijf hier plaats vond?" ,,Ik beweer niets," antwoordde hij omzich- tig. „Alles wat wij weten is, dat het ge beurd moet zijn in de twee dagen tusschen onze aankomst en ons vertrek." „Is dat zoo zeker?" redeneerde Sir Percy. "Hoe kan je weten dat je de ecbte steenen van Stanley Garland terugkreeg?" ,,De positie van de firma, staat daar borg voor. De oudste firmant onderzocht de tiara voor het ftipakken. Wij ontvingen haar met onbeschadigde zegels uit de handen van een betrouwbaren bediende. Het is uitgesloten. dat de werklieden de steenen verwisseld kun nen hebben, zonder dat het gemerkt werd." s,Ik wil dat niet tegenspreken," gaf Sir Percy toe. ,,Maar het komt mij toch voor dat het raadselachtige geval ruimte voor allerlei gissingen laat. En wie kan in dezen tijd van geldjagerij absoluut betrouwbaar genoemd worden Je hoort tegenwoordig zulke rare dingen, er wordt zoo'n ontstellend misbruik van vertrouwen gemaakt door menschen, op wier rechtschapenheid men huizen zou hebben gebouwd dat je ten slotte op niemand meer aan kan, welke positie hij ook inneemt." Majoor Flordon kon dit niet tegenspreken. maar daarom scheen hij nog niet de conclusie te aanvaarden, die er uit te trekken viel. ,,Ik lean er niet toe komen Stanley Garland of een hunner ondergeschikten te verdenken." hield hij vol. Natuurlijk is het niet geheel onmogelijk dat de bezorger onder een hoedje heeft gespeeld met den dief, maar niets wijst daarop; de firma werpt dat idee ver van zich ..Natuurlijk," viel Brayshaw in. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 5