»ss:
s^'ssr-' s ss
2JS C ST*-*p"ek"
B, 'SZTJS?
der be^sprek^tf irSSt^at^1 l0°P
bet dansen had verboden dfk^t het^l
had toes-esta^n a,- neant het wfelv
De heer DE KRAKBR bevestigt, dat hij van
meaning is, dat die jeugdige personen dan
moeten gaan werken voor elk Loon.
De heer SCHEELE is van meening, dat de
loomregeling thuisbehoort bij de algemeene or-
ganisaties, die deze kunmen vaststellen. De
gemeente heeft op dit terrein geen compe-
tentie.
De heer HAAK stemt toe, dat zulks niet
tot het terrein van de gemeente behoort.
De heer DE KRAKER zou het graag zien,
dat voor den arbeid dier jeugdige personen
een basis werd vastgesteld.
De heer DEN HAMER geeft te kennen, dat
dit niet op den weg der gemeente ligt. De
heer De Kraker moest zulks beter-weten, daar
hij toch ook secretaris van een vakbond is
geweest. Dergeiijke dingen Liggen op den weg
van de vak-organisatie.
De heer DE KRAKER wijst er op, dat kin
deren van 1416 jaar als regel geen lid zijm
van een vak-organisatie.
De heer DEN HAMER herhaalt, dat de be-
paling van een loonregeling hoort tot de taak
der vak-organisatie.
De heer J. A. MEERTENS deelt mede, dat,
ten tijde toen spreker nog wethouder was!
Burgemeester en Wethouders een bezoek heb-
ben gebracht te St. Jansteen op verschiilende
tricotagefabrieken, teneinde inlichtingen te
verkrijgen over de aldaar betaalde loonen.
Hun bleek, dat de loonnormen ontzettend uit-
een loopen. Een pas beginnend meisje verdient
weinig, doch klimt op, naarmate ze zich meer
vakbekwaamheid heeft eigen gemaakt. Toch
Mijven de loonen uiteen loopen, daar de meis-
jes in stukloon werken, en het kan voorkomen,
dat de een vlugger is dan de ander. Het komt
voor, dat waar twee meisjes naast elkaar
werken, de eene 6 gulden verdient, terwijl de
andere in denzelfden tijd door een grooter
prestatie een loon van 9 gulden haalt. Deze
meisjes worden meerendeels over de arbeids-
beurs in dienst genomen. De landbouwers
halen meest de jongens en meisjes uit de eigen
omgeving, het is voor hen zoo geen regel, dat
ze de noodige werkkrachten over de arbeids-
beurs nemen.
De heer DEN HAMER merkt op, dat ze als
regel niet over de beurs nemen.
De heer J. A. MEERTENS wijst er op, dat
te Ter Neuzen een textielfabriek wordt ge-
vestigd, waar waarschijmlijk ook wel meisjes
van hier zullen kunnen werken. Er zijn reeds
enkele meisjes te Sottegem om opgeleid te
worden.
De heer DE KRAKER sprak niet op de men
schen voor de textielfabrieken, doch op jon
gens en meisjes, die in den landbouw him
werk moeten zoeken. Deze zijn meerendeels
niet bij een organisatie aangesloten.
De VOORZITTER is van mieiening, dat men
dan den raad zou kunnen geven, dat de be-
trokkenen zich bij een organisatie aansluiten.
De vaststeliing van een lolonregeling is een
zaak, die buiten de gemeente om gaat.
De heer DE KRAKER vraagt of Burge
meester en Wethouders het onmogelijk achten,
een dergeiijke loonregeling vast te stellen.
De VOORZITTER acht de mogelijkheid hier-
toe voor de gemeente niet aantwezig.
De heer HAAK is van meening dat dit niet
tot het terrein van den geaneenteraad behoort.
c. De heer DE KRAKER vraagt of het
mogelijk is, voor de menschen buiten de ge
meente, b.v. die te Boerengat, Knol en Wul-
penbek, hun groantekaart per post op te zen-
den. Indien zij een dag werk hebben, zijn zij
thans genoodizaakt, earst naar hier te komen.
Indien de mogelijkbeid bestond, deze kaart in
de brievenbus te werpen, zou dit voor de be-
trokkenen veel gemakkelijker zijn.
De SECRETARIS deelt mede, dat zij hun
kaart per poist als .Dienst" kunmen verzenden.
Dit staat er op gedrukt.
d. De heer DEN HAMER merkt op, dat
er in het begin, voor de stemming steeds op
gewezen is, dat de rechtsehe wethouders de
gemeente niet goed bestuurden. Gedurende
de 4 jaar, dat zij zitting gehad hebben, hebben
zij bloot gestaan aan de ergste critiek. Men
ziet niu, dat het tegendeel waar is. Een der
eerste daden van de zittende wethouders is
geweest, dat aan de gemeentenaren de raad-
zaal is ontnomen. Door de linksc'he partij, die
voor feestjes is, is wederom een stuk van de
arbeiders weggepakt. De raadzaal leent zich
bij uitstek voor kleedkamer, terwijl de gelegen-
heiid, die op de gehcorzaai daartae bestemd is,
te klein is. Een der eeiste daden van de zit
tende wethouders is geweest, 'de raadzaal voor
dat dOel af te nemen, iets, wat de rechtsehe
beeren, .due niet voor feestjes zijn, steeds heb
ben toegestaan.
De Kerstgave is onder het vorige bestuur
op een zeer goede wijze uifcgedeeld. Thans
heeft 50 der betrokkenen een Kerstgave
gekregen van een dubbeltje, 20 ct., 40 ct. enz.
Wat hetreft de werkverschaffing, was met
een kleintje bij te dragen nog het een en an
der te bereiken geweest, doch thans heeft zich
het feit voorgedaan, dat de menschen 14
dagen tevoren naar huis zijn gezonden. Had-
dem deze kunnen werken, dan had dit een paar
honderd gulden gescheeld, die ook weer aan
den middenstand ten goede waren gekomen.
Thans is er ontevredenheid gewekt. De kolen-
bon, daar zijn de huidige wethouders ook
tegen, hoewel toch belkemd lis, dat dteze slechts
voor 15 ten laste van de gemeente komt.
Dit is ook een strop voor de arbeiders. A1
deze dinger] zijn door het huidige college afge-
wezen, terwijl toch in Zaamslag aan de kas-
trekkers nog een kolenbOn van 50 ct. wordt
verstrekt. Het komt spreker voor, dat er op
die manier voor de minst bedeelde klasse niets
oversehiet, hoewel Burgemeester en Wethou
ders zeggen, het op te nemen voor die minst
bedeelde klasse. Spreker zal het Y<*>rloopig
hierbij laten.
De heer A. MEERTENS antwoordt, dat
staande d'e vorige vergadering door den heer
Scheele is voorgesteld, voortaan geen ge-
meentegebouwen meer beschikbaar te stellen
voor dergeiijke dingen. Dit voorstel is met
algemeene stemmen, dus ook met den stem
van den heer Den Hamer, aangenomen.
De heer DEN HAMER: Dat 'hebt u mis.
De heer A. MEERTENS: Ik heb u ook laten
praten, u moet mij thans niet in de rede val-
len. Wat betreft de Kerstgave kan de secre
taris getuigem, dat ik bij hem geweest ben
met een nummer van de ,,Fabrieksarbeider
waarin de regeling stand omschreven. Hier-
in was vermeld, dat bij 10,steun 25 of
2,50 aan Kerstgave zou worden uitgekeerd,
zoodat dan ontvangen zou worden f 12,50. Bij
een kasuitkeering van 11,zou f 1,50
worden uitgekeerd, daar de uitkeering
met inbegrip der Kerstgave niet hooger
mocht zijn, dan het steunbednag plus
de Kerstgave. De Secretaris heeft mij mede-
gedeeld, dat het zoo niet was, en nader uit-
gelegd hoe de Ministerieele regeling was. Ik
heb verder hiemaar ge'informeerd te Ter Neu
zen en Zaamslag, en bleek het inderdaad te
zijn zooals de secretaris had medegedeeld. Dat
weet iu net zoo goed als ik. Het zijn allemaal
praatjes. Jij werpt je wel op, dat je wat doet
voor den werkman, doch wat dk al voor den
arbeider heb gedaan, kun je in geen 100 jaar
doen.
De heer DEN HAMER: Je noemt toch ook
niet op, wat je gedaan hebt.
De heer A. MEERTENS zal hieraan niet
beginnen. Hij kan evenwel verklaren, dat
door zijn toedoen de arbeiders honderden gul
dens hebben vendiemd.
De heer DEN HAMER: Misschien persoon-
lijk, doch dingen van algemeen belang? Dat
kan ik niet inzien.
De heer A. MEERTENS vervolgt, dat hij,
voor wat betreft de kwestie der werkver
schaffing, zich onmiddellijk met den secretaris
in verbinding beeft gesteld, 'en dat geinfor-
meerd is, waarop door den Directeur is mede-
gedeeld, dat van wege de vele regem het werk
tijdelijk was stilgelegd. Hieraan was ve-rder
niets te doen. Men kan toch dergeiijke dingen
maar onderzoeken. Dit is gebeurd, direct na-
dat de heer Den Hamer aan spreker op den
Hoek had medegedeeld, dat er nu 70 uitge-
trokkenen waren.
Spreker heeft toen nog tat den heer Den
Hamer gezegd: is dat wel waar?
De heer DEN HAMER: Ik had dat ook sre-
lioord.
De lieer A. MEERTENS: En u was bereid
onder eede te verklaren, dat het zoo was.
De heer DEN HAMER: Geen kwestie van
De heer A. MEERTENS vervolgt, dat luj
naar den secretaris gegaan is, en gevraagd
heeft, of het juist was, dat er zooveei uitge-
trokkenen waren. Hierop is medegedeeld, dat
er 2 waren van den Christelijken Bond, en 7 of
8 van de andere werkloozenkassen.
De heer DEN HAMER merkt op, den heer
Meertens te hebben gezegd, .dat hij dat ge-
hoord had. Doch daar gaat het niet om. Naar
sprekers meening mag men de kastrekkers
van het werken in be -W.erkversohaffing niet
uitsluiten.
De heer A. MEERTENS deelt mede, ook ge
zegd te hebben, dat dit niet het geval is. In
Burgemeester en Wethouders is besloten, dat
de kastrekkers niet voor werken in de werk
verschaffing in aanmerking zouden komen.
wel de uitgetrokkenen. Indien een kastrekker
in de werkverschaffing werkt, beteekent dit
voor de gemeente per week 3,70 a 3,80
schade, trekt hij crisissteun dan is de schade
slechts f 1,60. Bovendien gaat dit slechts om
4 man. Wat betreft den koienbon, hierin kan
spreker voor zijn part den beer Den Hamer
ter wille zijn.
De heer DEN HAMER merkt op, dat blijk
gegeven is, dat men dit niet wil. Spreker
stand 1 tegen 6.
De heer A. M'EERTENS is van meening,
dat de heer Den Hamer zich niet zoo moet op-
werpen als voorvechter voor den werkman.
Spreker zit hier 16 jaar en weet heel goed,
wat er te koop is. Het kan den heer Scheele
gevraagd worden en die zal toestemmen, dat
spreker links no-ch rechts kijkt, als het geldt
het algemeen belang. Men moet zulke dingen
niet zeggen, het is iemand vernederen.
De heer DEN HAMER merkt op, dat de fei-
ten toch voor de hand liggen. De niet-beschik-
baarstelling van de raadszaal betrof alleen het
sluiten daarvan voor filmvertooningen.
De heer A. MEERTENS deelt mede, dat hij
er tegen is, dat de raadszaal gabruikt wordt
voor andere dingen dan waartoe die be
stemd is.
De heer DEN HAMER merkt op, dat de
rechtsehe heeren altijd hebhen toegegeven,
terwijl de linksche beginnen met .de raadszaal
af te nemen.
De heer A. MEERTENS: De raadszaal
moet raadszaal blijven.
De heer DEN HAMER: We zijn zeker te
vuil om daar gebruik van te maken
De heer A. MEERTENS is van msening,
dat het niets uithaalt, dat. de raadszaal voor
kleedkamer gebruikt wordt. Men kan van de
bestaande kleedkamer gebruik niaken. De
muziek beeft het ook gedaan.
De heer DEN HAMER deelt mede, het ook
gedaan te hebben. De kleedkamer is evenwel
te klein, en dan had men in de raadszaal een
goede gelegenheid om voor kleedkamer te
fungeeren.
De heer A. MEERTENS deelt mede, dat
zijn standpoint is, dat de raadszaal raadszaal
moet blijven.
De heer DEN HAMER wijst er op, dat vorig
jaar ook van de raadszaal voor kleedkamer
gebruik is gemaakt. Spreker heeft den mor-
gen na de uitvoering toen deze opgeruimd was,
dten secretaris gevraagd, of dit zoo in orde
was, waarop deze hem antwoordde, dat de
zaak keurig in ord'e was. Wat kan er dan
tegen zijn, deze zaal tijdelijk af te staan?
Wat betreft de kwestie van de werkver
schaffing heeft spreker den 'heer Meertens op
den Hoek onder getuigen gevraagd, hoe het
kwam, dat ide menschen nu uitgesloten wer-
den. De heer A. Meertens heeft hierop ge
zegd, dat hij dat niet wist, en dat het onder-
zocht zou worden, doch dat het wel scheen, dat
de Secretaris de besluiten van Burgemeester
en Wethouders niet opvolgde. Hij heeft ge
zegd: Ik zal het er Vrijdag over hebben, en
dan zal het wel veranderen, Het is misschien
ook mogelijk, dat De Witte niet wil rijden.
Hierop heeft spreker gezegd: Dus omdat De
Witte niet wil rijden, worden de menschen
uitgesloten.
De heer A. MEERTENS: Dat heb ik niet
gezegd. Jij hebt gezegd, dat er 70 werkloozen
waren. Maar jullie liegen altijd.
De VOORZITTER: Deze uitlatihg kan ik
niet toelaten.
De heer DEN HAMER: Men kent den
boom aan zijn vruchten.
De heer A. MEERTENS: Oeh vent, je 1...
door je nek!
De VOORZITTER: Ik moet u verzoeken,
andere termen te gebruiken.
De heer DEN HAMER deelt mede, deze
kwestie ook te hebben oiuderzocht. Hem is
gebleken, dat na Nieuwjaar de menschen van
Zaamslag aan het werk gegaan zijn, terwijl
het hier nog 6 Januari geworden is, voor de
menschen uit deze gemeente gaan werken zijn.
De heer A. MEERTE'NiS: Ik gevoel, dat
deze agitatie tegen mij persoonlijk is.
De SECRETARIS deelt mede, 'dat de heer
Haak bij hem is gekomen, en verzocht heeft,
deze aangelegenheid te onderzoeken. Spreker
heeft toen den ingenieur opgebeld, en werd
medegedeeld, dat van wege de regen het werk
was stilgelegd.
De heer DEN HAMER: Waarom zijn ze
rtgin in Zaamslag direct na Nieuwjaar begon-
nen, en hier pas op 6 Januari.
De heer A. MEERTENS: Wat kan ik daar
aan doen? Het zijn allemaaL lage insinuaties.
De heer DEN HAMER herhaalt, dat in de
werkverschaffing de menschen uit Zaamslag
allemaal direct na 1 Januari 'bagonnen zrjn.
Die menschen hebben toen die week toch een
f 13 verdiend, en krijgen bovendien nog een
koienbon.
De heer A. MEERTENS is persoonlijk ook
voor een koienbon. Dit moet men niet op hem
steken.
De heer HAAK deelt mede, dat naar aan-
leiding van het bericht, dat de menschen uit
de werkverschaffing naar huis gestuurd wa
ren, den ingenieur is opgebeld, die mededeelde,
ze van wege den hoogen waterstand niet te
kunnen gebruiken. Het is juist, dat in Zaam
slag een koienbon gegeven wordt, men moet
evenwel niet vergeten dat de situatie te Zaam-
silag anders is dan hier. Men moet hier met
de gemeentefinancien zeer voorziehtig zijn.
Persoonlijk is spreker ook voor een koienbon,
doch gezien de financieelen toestand heeft hij
er zijn medewerking niet aan kunnen ver-
leenen. -
De heer SGHEELE heeft omtrent de kwes
tie der werjtverschaffing ook het een en ander
te zeggen. Toen, men te Hoek bericht kreeg,
dat men de menschen niet kon gebruiken!
waarom dan te Zaamslag en Ter Neuzen niet
De heer aleerteras heeft voorts opgemerkt dat
de menschen. die uft de kas trekken, voor wer
ken in werkverschaffing niet in aanmerking
kwamen, en hiervoor alleen de permanent-
werkloozen in de eerste plaats kwamen. In
dien eveniwel 'ih Februari-Maart de kassen
leeg-getrokken zijn, staat men toch voor het
teit dat de gemeente de menschen ook moet
houden. Spreker stelt te dezen de moraal
bovem de financieele zijde. Naar hij heeft
yemomen, werkt er momenteel een klein aan-
menschen in de werkverschaffing, hij zou
er voor zijn, dat getracht werd, indien eenigs-
zms mogelijk, dat de gemeente zoo vlug moge-
ijk het normale aantal menschen leverde. Dit
IS in het belang van de werklooze gezinnen
en de verschiilende neringdoenden zijn er mede
gebaat.
Met betrekking tot de Kerstgave is aan
spreker een ongevraagd compliment verleend
dit is evenwel geen uitvindimg van hem De
gemeente is verantwoord, indien ze, zooals
thans gehandeld heeft overeenkomstig de
Ministerieele beschikking. iSpreker had liever
gezien, dat, zooals vorig jaar over de geheele
gemeente een zeker bedrag werd uitgekeerd.
En indien dan 2 niet kan, waarom dan niet
J 1 Spreker kan de financieele toestand niet
zoo beoordeeleh, en zal er voor oppassen, dat
dan ook te doeh. -Hij wil evenwel Burgemees
ter en Wethouders verzoeken, te overwegen,
of zulks met alsnog mogelijk is. Men kan
natuurlijk onder meer zeggen: We hebben
ons geholMten aan de Ministerieele beschik
king, en is dan geheel verantwoord, doch dat
wil niet zeggen, dat men dan een uitkeering
over de geheele iinie niet alsnog zou kunnen
doen plaats hebben.
De heer HAAK staat ook op het standpunt,
dat een Kerstgave over de geheele linie dient
toegepast te worden, en niet zooals nu is ge-
schied, want nu is het een bespotting ge
worden.
De heer SCHEELE: Indien 2 niet kan,
waarom dan niet een uitkeering van 1
De heer A. MEERTENS merkt op, reeds
gezegd te hebben, dat hij aamvankelijk van
meening was, dat de regeling anders was. Hij
is met' het arbeidersblad hij den Secretaris
gekomen, daarin stond vermeld, dat bij een
sfeunuit-keering Van b.v. /8,40 een Kerstgave
van 2,10 zou worden verstrekt.
De heer SCHEELE had niet de bedoeling,
een verwijt te maken aan het adres van Bur:
gemeester en Wethouders. Er is hier gehan
deld overeenkomstig de Ministerieele beschik
king, en dus is de gemeente verantwoord. Het
is evenwel zeer tegengevallen, men heeft ge-
dacht, meer te krijgen. Indien geen 2 kan
worden gegeven, waarom dan niet 1 of
f 1,50?
De heer A. MEERTENS zou zulks eveneens
toejuicihen. Hij meent dat hiervoor wel een
ctplossing kan gevonden worden, en wel, deze
regeling nu alsnog toe te passen.
De VOORZITTER is hier niet tegen, doeh
wil eerst weten, wat dit de gemeente gaat;
kosten.
He heer DEN HAMER acht dit een goed
idee.
De VOORZITTER herhaalt, eerst de kosten
te willen overzfeh. Hij is dan bereid hiervoor
desnoods een spoedeischende vergadering te
beleggen.
De heer SCHEELE meent, dat men de uit
keering desnbods in den vorm van een Paasch-
gave zoU kunnen doen.
e. De VOORZITTER: Er is in den laatsten
tijd hier in de gemeente veel te doen geweest
omtrent het dansen. Daarom zou ik er prijs
op stellen, dat het publiek ook van mijn stand
punt in dezen kennds nam en wilde ik in deze
vergadering er het een en ander van zeggen.
Is het wel redelijk, dat gedanst wordt in
dezen tijd van werkloosheid, nu nagenoeg ieder
op steun is aangewezen? Hebben de men
schen zich wel eens gerealiseerd den indruk,
die het maakt op belastingbetalers, als zij zien
dat een deel van het door hen opgebrachte geld
wordt omgezet in bier en jenever? En dit te
meer, als die belastingbetalers zich sterk moe
ten bekrimpen en moeite hebben om aan hunne
verplichtingen te voldoen? Natuurlijk moet
gesteund worden en het daarvoor benoodigde
geld mioet worden opgebraoht, doch is het dan
niet redelijk te elschen, dat het steungeld op
een behoorlijke wijze worde besteed. Ge-
schreeuwd wordt om Kerstgaven, omdat men
met het karige steungeld met toe kan komen.
Het is nu voor ieder duidelijk in wier zakken
die Kerstgaven zijn terecht gekomen en waar
toe die extra-uitgave van de gemeente beeft
moeten dienen. Een traditie zou het zijn, dat
op Ni-euwjaarsdagop Paschen-drie en op
Pinkster-drie gedanst wordt. Daarom mag
er niet van worden afgeweken. Waarom moer
ten tradities door dik en door dun gehand-
haafd worden, ook als ze slecht zijn em niet
meer passen in den tijd waarvoor ze gelden?
Waren alle oude tradities gehandtoaafd, dan
zou onze beschaving nog in de windselen lig
gen. Zeker zouden, dan ook geen steumgelden
mogen worden uitgekeerd. Er was een tijej,
dat meri zoo iets nit den booze achtte.
Wat kari' er op tegen zijn het dansen te ver;-
zetten van het jaargetij, waarop ieder uit zijii
werkloozenkas trekt of op steun is aange
wezen naar bat getjj, waarin ieder werk heeft
en het doen kali van zijn eigen, verdiend geld?
Niet tfe verantwioorden acht ik het van de
menschen zelf, dat ze van hun steun van zeven
a acht gulden enkele guldens naar de herberg
brengen en wellicht dat gansche bedrag en
meer, wanneer ze zleh verplicht rekenen om
ook nog hunnen kinderen Nieuwjaarsfooien te
schenken.
Ik zou de middenstand met mijn verbod te
kort doen. Is dat vol te houden? Natuurlijk
is dat het geval met de cafehoud'ers, die min
der aan drank omzetten. Toch niet met de
andere middenstanders. Integendeel. Je kunt
je geld nu maar eenmaal uitgeven. Het is
duidelijk, dat het geld naar den cafdhouder
gebracht, van menschen, die ternauweraood
voldoende hebben om van te leven, noodzake-
lijk wordt uitgezuinigd op levensmiddelen en
pnthouden wordt aan de verkoopers dier
levensmiddelen, de bakkers, de slagers, de
kruidemiers, toch ook weer middenstanders.
Mij is bekend, dat op andere plaatsen zulks
door de middenstanders wordt erkend en dat er
over wordt geklaagd, dat na ieder feestgetij
een deel der kleine luiden op de pof leeft.
Moet nu ter wille van die enkele cafehouders
ds geheele bevolking schade lijden?
Met Nieuwjaarsdag warem 'de cafe's tjokvol.
Het overgrOote deel van de bezoekers, wel
4/6i waren vreemdelingen, wordt beweerd, die
hier hun geld kwamen verteren, zoodat het
geld uit den vreemde was, dat in de zakken
der Hoekenaars vloeide. Ik kan U verklaren.
dat die bewering er naast is. Integendeel, het
meerendeel was Hoekenaars, zoodat het geld
van den eenen Hoekenaar overging in de zak
ken van den ander. Tenislotte doet het er
weinig toe, als die vreemden ook werkloozen
waren, die van steun leven.
Weer wordt gezegd, dat de ou'ders met
Nieiuwjaar genoodzaakt zijn hunnen kinderen
extra zakgeld te verschaffen en dat deze dat
geld nu eenmaal willen verteren. Liever zag
mem dat de jongelui dat bij huis deden, waar
zij onder ouderlijke controle staan dan in den
vreemde, waar die controle ontbreekt. In
deipen tijd kan ik het niet anders beschouwen
dan als een onvergeeflijke zwakheid der ouders
dat ze bum kinderen extra fuifcenten meegeven
en ik gevoel mij niet geroepen om daarmee
rekening te houden. Wat er van die hoog-
gei-oemde ouderlijke controle terecht komt kah
men gewaar worden, als men tijdens de fees-
ten de buitenwegen afwandelt.
Een feit is het, dat bij een feest in Hoek
gegeven door de Hoekenaars meer wordt uit-
gegeven dan aan een feest buiten de gemeente,
waar men heen kan reizen. Getrouwde paren
zal men daar niet aantreffen, die men bier
in groote getale zag meedoen. Ook de andere
feestgangers uit Hoek zullen er in kleiner
aantal aaniwezig" zijn.
Door een voorstander van het dansen werd
me medegedeeld, dat op zoo'n avond 1500 a
2000 in de gemeente verteerd1 zou worden.
Hoe veel het geweest is kan ik zelfs bij bena-
dering niet schatten. Laten we zeggen f 1000.
Dat zal wel niet te weinig zijn, dunkt me. Dan
wordt van die f 1000 minstens 500 door Hoe
kenaars verteerd omdat die de meerderheid
van de feestgangers uitmaken. Rekent men,
dat met Paschen nogmaals hetzelfd'e bedrag
wordt opgemaakt, dan wil dat zeggsn, dat
f 1000 minstens van de steungelden voor de
cafe's bestemd is.
Waarom kan, zooals ik te voren gezegd heb,
het dansen niet verschoven worden naar den
zomertijd en de herfst?
Mijn standpunt in dezen is geen uitvindsel
van mij. Weten de menschen wel dat het aan
steuntrekkenden en huisgenooten van hen ver-
boiden is cafe's te bezoeken? Dus ook weer
het zelfde, dat men van hooger hand niet wil
dat steungelden naar cafe's worden gebraicht
Heel goed weet ik, dat andere burgemeesters
anders over het dansen oordeelen dan ik het
doe. Daartegenover staan weer andere, die
er een strengere opvatting op na houden dan
ik. Ieder gevoelt zijn eigen verantwoordelijk-
heid en daarom zal ik voortaan het dansen
alleen toelaten in den zomer en in de herfst.
De heer A. MEERTENS merkt op, dat de
burgemeester, als hoofd der politie omtrent de
toestemming tot dansen de beslissing heeft,
en dat de raad als zoodanig daarmee niets
heeft te maken, die staat daar totaal buiten,
Hij meent evenwel naar aanleiding van het-
,geen de voorzitter vermeldt als zouden er met
Nieuwjaar meer Hoekenaars dan vreemden
hebben deelgenomen, toch een opmerking
maken. Men heeft tegenstanders en voorstan
ders van het dansen. De voorstanders zijn e:
altijd voor, en de tegenstanders zijn er altijd
tegen. Het geven van gelegenheid tot dansen
in het najaar wil er bij de bevolking niet in
Men ziet liever, dat de oude tradities gehand-
haafid blijven. Indien met Nieuwjaar, Paschen
en Pinksteren geen gelegenheid tot dansen
wordt gegeven, gaan de jongelui hier toch weg
naar Ter Neuzen of Selzaete. 'Spreker her-
innert er aan, dat hij vorig jaar bij een derge
iijke gelegenheid 27 jongelui is tegen gekomen
die toch ook niet in de gemeente bleven, doch
naar Biervliet gingen iota kermis te houden.
-Het zelfde is het geval, indien met Nieuwjaar,
Paschen en Pinksteren geen gelegenheid tot
dansen wordt gegeven. De Voorzitter apreekt
nu wel van 2 herbergiers, die hiervan maar
alleen voord'eel zouden hebben, doch hij ver-
geet, dat er nog meer zijn. Hij noemt b.v.
Kraai, Pladdet en Ko Blok. Men moet te
dezen niet eenzijdig zijn. Waarom het geld
n'aar andere gemeenten laten gaan, indien het
mogelijk is, het hier te houden
De VOORZITTER vraagt zich af, waarom
men die gelegenheden niet zou kunnen ver-
schuiven. Sprekers standpunt is anders dan
dat vah de rechtsehe menschen, hij wenscht
wel gelegenheid te geven tot dansen, doch
dan alleen in den tijd, dat de menschen geld
verdienen, als wanneer ze het van hun eigen
geld kunnen doen, en niet van het geld van
de gemeente.
De heer A. MEERTENS merkt op, dat in
dien het idee van den Voorzitter ingang vindt,
de jongelui met de feestdagen de gemeente
uit gaan, en men zoodoende het geld dubbel
kwijt is.
De VOORZITTER vindt het een zwakheid
van de menschen, dat ze dan hun kinderen
fuifcenten geven.
De heer A. MEERTENS is van meening,
dat de Voorzitter hierover moeilijk oordeelen
kan. Hij heeft op 't oogenblifc slechts een
jongetje en een meisje. Indien dat jongetje
evenwel eens een jongeling van een 20 jaar
is geworden, zal hij lOhd'ervinden, dat het niet
zoo gemakkelijk is, en dat men met hen ter
dege rekening moet houden.
De VOORZITTER: Ik zal dan een twintig
jaar wachten.
De heer SOHEELE wil omtrent deze zaak
ook nog iets te berde brengen. Zijn principes
zijn voldoende bekend. Dat er gedanst wordt
in dezen tijd vindt hij een stuk, dat niet be-
hoorlijk is. Hij moet hier iets naar voren
brengen, hetgeen hem, gezien de verstand-
houding, die op het oogenblik goed is, spijt,
doch indien mem er op staat, dat hij het doeh
zal, waarom. dan niet? In ,de eerste plaats
gaat het hier over een kwestie waarin de raad
niet competent is. De Voorzitter heeft die
eyenvyel aan de orde gesteld, dus mag men
er ook zijn meening over zeggen. Spreker
stelt de vraag waarom, indien het dansen
thans niet toegestaan wordt, dit in de zomer-
maanden wel toegestaan worden zal. Dit is
een standpunt, dat spreker niet kan respec-
teeren. De verdiensten zijn niet zoo hoog, dat
het in den zomer .goed zou kunnen. Indien
er toch gedanst moet worden, dan ziet spreker
liever, dat dit gedaan wordt der traditie
getrouw op de dagen die vroeger golden.
De VOORZITTER deelt mede, dat de kwes
tie van het dansen op Nieuwjaarsdag j.l. een
zaak is tusschen hem en den heer Haak. Hij
heeft den heer Haak hierover reeds gesproken.
Met de Kerstdagen is spreker de gemeente
uit geweest naar zijn zoontje, dat ziek 'lag.
Te voren had Ihij toestemming tot dansen
reeds geweigerd. Tijdens zijn afwezigheid, is
dit door den heer Haak toegestaan. Bij zijn
terugkomst zou hij het hebben kunnen ver-
bieden, doch bleek hem, dat hierdoor de her
bergiers zouden worden benadeeld, daar zij bun
voorraden reeds hadcten ingeslagen. Spreker
is voor een vaste lijn, en heeft toen deze zaak
laten gaan, am de betrokkenen niet te bena-
deelen.
De heer SOHEELE: Dus u had het ver-
boden.
De heer JANSEN vindt het niet consequent,
dat, waar de baas had gezegd: niet dansen,
dit door den kmecht wel is toegestaan. De
Voorzitter had inderdaad kunnen zeggen, dat
het dansen evenwel niet door zou gaan.
Spreker zoU er voor zijn, dat er in de gemeente
niet gedanst werd, dodh is het evenwel eens
met den heer Scheele, dat het dansen in Sep
tember en October even bezwaarlijik is als met
Nieuwjaarsdag en de andere dagen. Hij vindt
dit een eigenaarcfig standpunt van een afschaf-
fer van het dansen.
uitde/fi'1 .w- k'°Sten bsstreden worden
vangmi StSUn' die de menschen ont-
De heer JANSEN merkt nn riot t.
is, dat de menschen Jet fciS f nS
bun eigen geld kunnen doen. J ®>0lt Van
schik. We tatdrukkm® hlerHledt in zijn
tair doch spreker is aiu!? ni6t onParlemen-
meester niet aanwezJ is tf ,d€ but»e"
woordelijk voor wat hiT i t V° vera-"t-
alleen datgme g^aan dan °^'k
zijn rekening kin nemen V°lle voor
De VOORZITTER- Doch ik h
toestemming gegeven n! ,had toch S^en
tooh niet beboeven terug ta" k U daaro,P
dat ik voor dien tij? terug zou'zijn
I>e heer HAAK i« hof J
De Voorzitter was weg
goed niet terug kunnen icomen ^t kan
nwut met zekerheid zeggen Voor Z
'hij heeft gedaan, draagtde' Voir tt tff?en
verantwoo rdel ijkheid. Voorzitter geen
met6 deI°I,IirTHl;,kherhaalt' hi€rover reeds
Spreker is er vfn oveftTgT'd,
Bovendien gedurZfe
afwezig is, burgemeester J dat l
De VOORZITTER herhaalt dat
mijn bees6lis"ngAS' te° toekken^
De VOORZITTER: Dat had ik i-
deekon°^daaaar r6Cht bU,ljkheid ^deeTeT-
d" menscha J?, j
de Kerstgave gaan dansen. Hij vindt dit
een zielige opmerking, dat die gelden in drank
worden omgezet. De Voorzfttar weet W
van de crisisintomsS
daarwor met kan gebruikt worden. Van een
1 St6Un kan men g«en uitgaven voor
bekostigen. Het is een traditioneel ge-
ruik, dat die Nieuwjaarsdag, en ook die andere
fs IT ontsParmingsdagen zijn Er
s opgemerkt, en dit is juist, dat de gelden
"!dlen Z6h "iet de «emeente blijven, toch
ergens anders worden besteed. De bevolkin°-
der gemeente heeft geen geld om ontspanning
te zoeken m Zwitserland, in het Zuiden van
Frankrijk of aan de Belgische badplaatsen
Spreker heeft gemeend, dat het verleenen van
de toestemming voor dezen ontspamhngsdag
m het belang der gemeente was.- Het stand-
punt van den Voorzitter, om die gelegenheid
te geven op dagen, dat de menschen het niet
wenschen, is absoluut verkeerd, en niet in het
belang van de gemeente.
De heer J. A. MEERTENS deelt mede, dat
iede! weet, dat hij tegen dansen is op ieder
tijdstip. Bovenal in deze dmstandigheden, daar
het leidt tot verkwisting. De heer A. Meer
tens heeft opgemerkt, dat de jongelui naar
een andere plaats gaan indien het hier niet
wordt toegestaan, doch is het dan consequent
van den heer Meertens te beweren, dat er geid
in de gemeente komt, doordat menschen uit
andere gemeenten hierfhe-en komen. M'ag de
heer Meertens dit dan wel wenschen? Naar
sprekers meening is er alle moodzakelijkheid,
afjgezien van de zonde, die er naar sprekers
meening in zit, te zeggen: schaf het dansen
af. Spreker is ook wetboiuder geweest, en nu
zegt de heer Haa'k, indien de burgemeester
afwezig is, ben ik burgemeester.
Dit is juist, de macht van den burgemeester
berust dan bij hem. Spreker is ook wethou
der geweest, doch de burgemeester had na
tuurlijk in dat opzicht van hem geen gevaar
te duchten. Spreker kan niet voorstellen, dat
hij, indien hij een oogenblikje als burgemees
ter zou fungeeren, dan zijn eigen meening zou
doordrijven. De heer Haak moet het hem niet
ten kwade diuiden, doch hij beschouwt diens
handelwijze als een uiting van vriendjespolitiek
om in aanzien te komen bij zekere menschen.
De heer HAAK antwoordt, dat de heer J. A.
Meertens zich deerlijk vergist. Indien de bur
gemeester een vergissing maakt, heeft spreker
hiermede niets te maken. Terwijl hij als 'bur
gemeester fungeert, heeft hy de beslissing te
nemen, en is daarvoor dan ook verantwoor-
deiyk. Vriendjespolitiek heeft bij hem niet
voorgezeten, alleen het belang van de ge
meente.
De heer A. MEERTENS moet terugkomen
op de uiting van den heer J. A. Meertens, dat
in verband met de omstandigheden het dan
sen beter afgeschaft zou kunnen warden.
Spreker en de heer J. A. Meertens zitten hier
16 jaar, en zijn afgezien van de principieele
verschillen, vrienden geweest. Indien de men
schen 50 verd'ienden, zou dan de heer Meer
tens bereid zijn, de menschen de gelegenheid
te geven, gedurende die dagen hun gat eens
op te slaan?
D.e heer J .A. MEERTENS: Neen.
De heer A. MEERTENS vervolgt, dat de
heer J. A. Meertens en spreker verschillen
van principe. Hij zegt: ik ben niet zooals
.jullie, die het dansen zondier meer verbieden.
Wij zeggen niet: Er staat hier op het dorp
een kerk, en hier moeten jullie komen. Wij
laten ieder vrij. Wat ik later zal moeten ver-
antwoorden, d'aarmede heeft niemand iets te
maken.
De heer J. A. MEERTENS wijst er op, dat
hij zoo het belang van de gemeente ziet, dat
alle gelegenheden tot verkwisting moeten
worden vermeden. Spreker heeft het niet ge
had over zijn principieele bezwaren, doch
alleen over de financieele. Wat het beginsel
betreft, verschilt spreker van den heer A.
Meertens, dat weten alle leden, doch dit heeft
hij niet aangeraakt.
De heer A. MEERTENS is van meening, dat
het beetje, dat de menschen met die dagen
verspelen, hen niet armer zal maken. Indien
de heer J. A. Meertens en diens medesitanders
de macht in handen hadden,, zou niets meer
mogelijk zijn. Niemand wordt bij die ontspan-
ningsdagen geroepen, aan een ieder wordt
vrijheid gelaten, te komen of niet te komen.
Hij hoopt, dat de burgemeester voor die Zater-
dagen in September en October geen vergun-
ning voor dansen meer zal geven, doch deze zal
geven op de van ouds hiervoor bestemde
dagen.
De heer JANSEN stemt toe, dat indien er
toch gedanst moet worden, dit beter kan ge-
schieden op de daarvoor van ouds gestelde
dagen.
De heer HAAK is van meening, dat het
dansen op die afzonderlijke Zaterdagen een
groote dwaasheid is. Hij windt hier geen
doekjes om.
De VOORZITTER sluit de vergadering.