Pluimvee-Rubriek
i n
2. Artikel 2. In plaats van 1350,te
leizen 1150,
3. Artilkel 3, eerste lid. De komma ach-
ter het woorxl burgemeester, in den derden
regel, komt te vervallen. Tussohen .Burge
meester" ten ,,in" in te lassdhen: ,,onder goed-
keuring van den Commdssaris der Koningin."
4. Artikel 3, tweede lid. Hieraan toe te
voegen: ,,Inidien de veldwachter daarna in
meer dan voldoende mate bekwaamiheid, ge-
schikthieid of dienstijver betoont, kan de bur
gemeester bapalen, dat de nadeelen, aan deze
onthoudinig verbonden, hetizij met terugwer-
kende kraoht, hetizij voor de toekomst, geheel
of gedeeltelijik omgedaan worden gemaakt".
5. Artikel 4. In plaats van ,,aanteekenin-
gen" vermelid in den 2den regel te lezen: ,,aan-
teekening." Tusschen „Nederland" en ,,den"
in den vierden regel in te lasschen ,,vanwage".
Tussohen 25,en „en" in den zesden
regel in te lassohen,,voor het igewone
diploma".
6. Artikel 5, tweede lid. In plaats van de
woorden: ,,ibetzoldigd veldwachter in eenige
gemeente des Rijks, bij de Rijksiveldwac'ht, de
Politietroepei^, of de Koninldijke Marechaus-
see" te lezen: „aim!btenaar bij de politie".
6. Artikel 6, tweede lid. Het woord ,,zijn"
vermeld in den tweeden regel te venvangen
door ,,hiun".
Het woord ,,ontvangt" vermeld in den der
den regel te venvamgen door ,,ontvamgen" en
voorts het woord ,,vijentwintig" vermeld in dit
lid te vervanigen door „dertig".
7. Artilkel 13, eerste lid. Hieraan toe te
voegen ,,is de bezoldiging reeds tot een late-
ren dag uitlbetaald, dan wordt hetgeen meer
is uitlbetaald verrekend met de som in het
derde en vierde lid bedoeld."
8. Artikel 13. Te laten vervallen bet der
de lid en hiervoor in de plaats te stellen:
3. Zoo spoedig mogelijk na het overlijden
van een veldwachter wordt aan zijn weduwe
een bedrag uitgekeerd, gelijkstaande met de
bezoldiging van den overledene over een tijd-
vak van twee maanden.
L»aat de overledene geen weduwe na, dan
geschiedt de uitkeering ten behoeve van de
minderjarige wettige of gewettigde kinderen
van den veldwachter. Ontbreken ook zooda-
nige kinderen, dan geschiedt de uitkeering, in-
dien de overleden kostwinner was van ouders,
brooders, zusters of meerderjarige kinderen,
ten behoeve van deze betrekkingen.
4. Indien de overleden veldwachter geen
betrekkingen, als bedoeld in het derde lid, na-
laat, kan het daanbedoelde bedrag door bur-
gemeester en wetlhouders geheel of ten deele
worden uitgekeerd voor de betaling van de
kosten der laatste ziekte en der begrafenis,
zoo de nalatenschap van den overledene voor
de betaling dier kosten ontoereikend is.
9. Artikel 14b. Dit wordt artikel ,,17".
In het ieerste lid te laten vervallen: „(amb-
tenaar van politie)".
10. Het tweede lid vervalt.
In te voegen een nieuw artikel 15 luidende:
1. De veldwachter, die als miiitair inge-
volge ieen uit de wet of uit eene verbintenis
voortvloeiende verplichting in werkelijken
dienst zijnde, te dier zake geacht wordt in
zijn burgerlijke betrekking met verlof te zijn
behoudt over den tijd van dezen dienst het
genot van de aan zijn ambt verbonden bezol
diging, voorzoover hij krachtens de artt. 16
tot en met 18 daarop aanspraak kan maken,
dan wel voor zoover die werkelijke dienst
wordt vervuld gedurende het aan hem ver-
leende vacantie-iverlof.
2. In alle andere gevallen wordt hem de
bezoldiging over den tijd van het verbdijf in
werkelijken dienst niet udtbetaald.
12. Artikel 14a, dit wordt artikel „16".
13. Artikel 18, dit wordt artikel ,,22".
14. Artikel 19, dit wordt artikel ,,23".
15. Artikel 20, dit wordt artikel ,,24".
In pi hats van „19" vermeld in lid 2 te
lezen: ,,23".
16. Artikel 21, dit wordt artikel „25".
17. Artikel 22, dit wordt artikel ,,26".
18. Artikel 23, dit wordt artikel „27".
:Het wordt gelezen als volgt:
„Indien de controleerende geneesheer van
oordeel is, dat tot volledig herstel verpleging
buiten de gemeente noodig is, kan dit voor
rekening der gemeente geschieden. De besilis-
sing hierover berust bij burgemeester en wet
houders."
19. Artikel 14c, dit wordt artikel ,,18"
Te laten vervallen: „(ambtenaar van poli
tie)". In plaats van „14bus 2, 14a en 14b" te
lezen: ,,15, 16 en 17".
20. (Artikel 15, dit woidt aitikel „19".
21. Artikel 16, dit wordt artikel „20".
Achter veldwachter v vneld onder sub a in
te lasschen: „in vasten dienst" en in plaats
van ,,'zoodanig" te leizen: /veidwachterAch
ter veldwachter vermeid onder sub b in te
lassohen: „in vasten dienst" en in plaats van
,,zoodanig" te lezen: veldwachter". Aan lid
1 toe te voegen een lid c luidende: „voor zoo
ver het betreft een veldwachter in tij'delijken
dienst, gedurende 6 maanden de voile bezo^
diging en gedurende de daaropvolgende 6
maanden den 2/g gedeelten van zijn bezoldi
ging."
22. Artikel 17, dit wordt artikel ,,21".
23. Artikel 24, dit wordt artikel ,,28"
Onder a te lezen in plaats van ,,20, 21, 22
.,25 en 26".
24. In te lassohen een nieuw artikel ,,29"
luidende
1. De bepalingen vervat in de artt. 2028
zijn niet van toepassing op den veldwachter,
die wegens ziekte of ongeval een uitkeering
geniet krachtens eenig wettelijk voorschrift.
2. Aan hem wordt echter, indien de wet-
telijke uitkeering lager is dan de uitkeering,
welke hij met toepassing van de in het eerste
lid genoemde artikelen -zou genieten, het ver
schil uitgekeerd.
25. Artikel 25, dit wordt artikel ,,30".
Tusschen veldwachter en, in te lasschen: ,,in
vasten dienst".
26. SlotlbepaJing wordt artikel „31".
Sub 3 te leizen:
Zij treedt in werking op den dag der Konink-
lijke goedkeiuring, met welken datum vervalt
de verordeninig van 25 Juni 1934, goedge-
keurd bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1934
No. 127.
Sub 4 vervalt.
De heer KOOPMAN vraagt de aandacht
voor punt 18, nieuw artikel 27. Hij leest daar:
Indien de controleerende geneesheer van oor
deel is, dat tot volledig herstel verpleging bui
ten de gemeente noodig is, kan dit voor reke
ning der gemeente geschieden. De beslissing
hierover berust bij Burgemeester en Wethou-
ders."
Hij acht dit voor Burgemeester en Wethou-
ders een heel moeiilij'ke zaak. Daarom wenscht
hij Burgemeester en Wethouders in overwe-
ging te geven hij wil dit artikel niet wijzi-
gen of er een amendement op indienen het
risico hiervoor aan een verzekeringsmaat-
schappij aver te dragen. Misschien kunnen
Burgemeester en Wethouders dit bezien, en
een voligende keer met cijfeis komen.
De VOORZITTliJR merkt op, dat dit slechts
zijdelings met de voorgestelde wijziging ver
band houd t.
'De beer KOOJPMAN acht het niet noodig,
dat hiervoor de verordening wordt gewij'zigd.
Hij vcsti'gt er de aandacht op, dat, indien een
veldwachter in een sanatorium zou moeten
worden verpleegd, dat de gemeente heel wat
zou kunnen kosten, vooral indien dit van lan-
gan duur zou zijn. Hij wilde in overweging
geven, dat de gemeente zich voor dat risico
zou deklken.
De VOORZITTER constateert, dat het idee
van den heer Koopman is, dat, waar de kos
ten hij verpleging buiten de gemeente voor
rekening der gemeente komen, deze zich voor
die eventueele kosten zal assureeren.
iDe heer KOOPMAN licht nader toe, dat, in
dien een betnakkene in een sanatorium zou
moeten worden verpleegd, dit aardiig in de
papieren zou kunnen loopen. Mien kan hier
voor bij een verzekerings-maatsohappij terecht
en behoeft dus niet zelf het geheele risico te
dragen.
De VOORZITTER deelt mede, dat hij het
voorstel van den heer Koopman in Burgemees
ter en Wethouders zal brengen. Deze zullen
dit bespreken, en eventueel met voorstellen in
den raad komen.
De heer WISSE vraagt inlichtingen om-
trent art. 6, lid 2. Hij leest daar, dat „25"
wordt gewij'zigd in ,,30" en vraagt de betee-
kenis dezer wijiziging.
'De VOORZITTER deelt miede, dat in de
vroegere verordening was bepaal'd, dat de
veldwachter een vergoeding genoot voor het
bezit van een eigen rijwiel van f 25. Dit wordt
gewij'zigd in 30. De veldwacihter is ver-
plicht, over een eigen rijwiel te beschikken,
waarvoor hem een vergoeding wordt verleend.
De heer WISSE heeft deze vraag gesteld,
daar hij niet in het beizit der betreffende ver
ordening is. Hij vraagt, of deze aan de leden
van den raad venstrekt kunnen worden.
De VOORZITTER deelt mede, dat de ver-
ordeningen voor de leden van den raad ter
inzage liggen.
De heer WISSE vraagt, of het mogelijk is,
daze in bezit te krijgen.
De VOORZITTER zegt toe, hiervoor zorg
te dragen.
Met algemeene stemmen wordt besloten de
verordening te wij'zigen, zooals door Burge
meester en Wethouders wordt voorgesteld.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot het geven van een kolentoeslag
en toeslag op uitkeering aan kastrek-
kers.
Door de Ohr. Nat. Vereeniging van Werk-
lieden in het Landibouw-, Tuinibouw-, Zuivel-
en Veenbedrijf en nog een tweetal andere bon-
den is ons verzocht te bewerkstelligen
a. dat aan georganiseende gehuWde werk-
loozen en aan ongehuwde kostwinners, die uit
de werkloozenkas trekken, op die uitkeerin-
gen een zoodanigen toeslag worde verstrekt
dat kasuitkeering en toeslag tesamen in over-
eenstemiming zijn met hiet bedrag, waarop zij
zouden recht hebben indien zij naar de normen
voor georganiseerden gesteld, uitkeering zou
den onfcvangen krachtens de steunregelingen
voor crisis-werkloozen;
b. dat aan de onder a genoemde werkloo-
zen op de uitkeering uit de werkloozenkas
een wekelijksche brandstoffentoeslag worde
verstrekt, zooals oiak het geval is met de
tewerk gestelden in de werkverschaffingen en
met de werkloozen die onder de steunregeling
vallen;
c. aan de onder a en b bedoelde werkloo
zen tevens de ,,Kerstgave" te willen verstrek-
kan, een en ander voor zoover niet reeds door
uw College daartoe mocht zijn besloten.
Voor het onder c bedoelde alleen uit te voe-
ren voor zoover de betrokken Minister, even-
als voorgaande jaren, daartoe vergunning
verleent.
Geihoord de commissie van advies inzake
ultvoering der Steunregeling stellen Burge
meester en Wethouders voor te besluiten:
Aan gazinnen met 1 t/m 3 kinderen bene-
den 14 jaar, kastrekkers, een kolenbon te ver-
strekken ter waarde van 50 cent per week;
Aan gezinnen met 4 of meer kinderen bene-
den 14 jaar een kolenbon ter waarde van 50
cent per week plus toeslag op kasuitkeering.
Voor kastrekkers die bij steiunuitkeering on
der de dulbbel uitgetrokkenen vallen wordt het
aantal kinderen met een vermeerderd.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders tevens voorstellen,
over te gaan tot het verstrekken van een
kerstgave op de voorwaarden, zooals die in de
betrekkelijke Ministerieele circulaire zijn om-
schreven.
De heer MAAS vraagt, of de regeling, die
Burgemeester en Wethouders voorstellen,
geldt voor alle kastrekkers, ook die zonder
kinderen.
De VOORZITTER deelt mede, dat deze laat
ste buiten de regeling vallen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor:
,,aan gezinnen met 1 t/m 3 kinderen beneden
14 jaar enz.
De heer MAAS betuigt hierover zijn spijt.
Hij stelt hierbij voor aan alle kastrekkers een
kolenbon te verstrekken. Hij zou gaame zien,
dat Burgemeester en Wethouders dit over-
namen. De menschen, ook de gehuwden zon
der kinderen, kunnen een kolenbon best ge-
bruiken. Ook de menschen die kinderen boven
de 14 jaar hebben, die niets inbrengen.
De VOORZITTER merkt op, dat het voor
stel van Burgemeester en Wethouders preeies
gelijk loopt met de bepalingen voor de steun
regeling.
1" De heer MAAS zou bet heel netjes vinden,
indien aan alle kastrekkers een kolenbon werd
verstrekt.
De heer A. DE FEIJTER was een weinig
verbaasd, toen bij dit voorstel zoo las. Hij
was van meening, dat zou zijn voorgesteld,
aan' alle kastrekkers een kolenbon te ver
strekken. Spreker meent, dat in de vergade-
ring van Burgemeester en Wethouders ook
zou zijn besloten dit aldus voor te stellen, hoe-
wel dit, naar hij meent, niet zoo besproken is.
Het is mogelijk, dat spreker in die meening
alleen staat, doch dien indruk had hij toch.
De Secretaris heeft hem evenwel zoo juist het
schrijven van de commissie van advies ter
inzage gegeven, en is het spreker gebleken,
dat het voorstel van Burgemeester en Wet
houders geheel volgens het advies dier com
missie is.
De SECRETARIS merkt op, dat het voor
stel gezond is weergegeven.
De heer A. DE FEIJTER leefde in de ver-
onderstelling, dat, waar vorig jaar de kolen
bon aan alle kastrekkers was verstrekt, zulks
dit jaar ook het geval zou zijn.
De SECRETARIS deelt mede, dat dit wel
geldt voor de Kerstgave, doch niet voor de
verstrekking van een kolenbon.
De beer HAMELINK komt het voor, dat
er hier een aanmerkelijk verschil in behan-
deling is. Een crisissteuntrekker bereiikt op
een gegeven oogenblik zijn maximum, en krijgt
dan een kolenbon van 1. Een kostrekkier die
voor zijn kas ijvert, en zich daarvoor opoffe-
ringen getroost, wordt een kolenbon van 0,50
verstrekt. Zooals gezegd, moet spreker hier
een verschil in behandeling van deze laatste
categoric constateeren. Hij kan er evenwel
vrede mee hebben, indien aan alle kastrekkers
een kolenbon van f 0,50 wordt verstrekt, dan
kan aangenomen worden, dat zij ten behoeve
van degenen, die nu buitengesloten zijn, een
offer brengen.
Hij zou het niet onbillijk achten, indien de
kastrekkers ook een kolenbon van f 1 kregen,
en zou willen zeggen: waar de crisissteun-
trekkers een bon van 1 ontvangen, dan zou
deze aan de kastrekkers zeker dienen ver
strekt te worden. In dit verband gezien, zou
spreker zeggen, indien de raad zou besluiten,
aan alle kastrekkers een kolenbon van f 0,50
te verstrekken, zou dit een billijke zaak zijn.
Het kan toch voorkomen, dat iemand kinde
ren heeft boven de 14 jaar, die geen werk
hebben, die dus niets inbrengen, en dan zou
het al heel ongelukkig zijn, indien zij niets
kregen. Dergelijke gevallen zijn er toch.
De VOORZITTER: Dus kort en goed, u is
het eens met het voorstel-Maas
De heer HAMELINK: Ja.
De heer FLORUSSE deelt mede, dat de
commissie van advies niet zoover is gegaan,
dat de 50 ct. kolentoeslag niet gegeven zou
mogen worden aan de categorien personen,
die thans daarvan zijn uitgesloten. Voor de
commissie was dit geen bezwaar. Zij moest
evenwel advies geven omtrent een zekere, be-
paalde regeling. Spreker is er van overtuigd,
dat indien verder wordt gegaan in de rich-
ting, zooals de heeren Maas en Hamelink zich
hebben uitgelaten, dat dit voor de commissie
geen bezwaar zijn zal. De heer Hamelink
zegt zeer terecht, dat een kastrekker bij een
crisissteuntrekker achter staat. Met den toe
slag en de kolentoeslagen koimen de kastrek
kers thans aan f 8,40. De heer 'Hamelink
heeft gelijk, waar hij zegt, dat de georgani
seerden niet gelijk worden behandeld met de
crisis® team trekkers.
De heer HAMELINK vestigt er de aan
dacht op, dat voor den kastoeslag toch slechts
enkele menschen in aanmerking komen, die,
indien ze in de steunregeling zouden loopen,
de maximum uitkeering krijgen zouden.
De heer FLORUSSE merkt op, dat Bur
gemeester en Wethouders voorstellen, aan
gezinnen met 4 of meer kinderen een kolen
bon te verstrekken, benevens een toeslag op
de kasuitkeering. Hierdoor wordt dan het
verschil miniem.
De heer MAAS is er van verzekerd, dat,
indien zijn voorstel, om een kolenbon van 50
cent te verstrekken, aan alle kastrekkers,
wordt aangenomen, ongetwijfeld alien tevre-
deri zullen zijn. Hij hoopt, dat de leden met
dit voorstel accoord zullen gaan.
De heer WISSE wenscht uitgemaakt te
zien, of gelezen moet worden „1 t/m 3 kin
deren", dan wel „t/m 3 kinderen". Naar hij
uit de woorden van den heer De Feijter meent
te moeten opmaken, is het niet zeker of die
„1" er wel moet staan.
De VOORZITTER deelt mede, dat er ver
schil is tussohen de meening van den heer De
Feijter en het voorstel, zooals dit van Burge
meester en Wethouders is uitgegaan. De heer
De Feijter blijkt van meening, dat door Bur
gemeester en Wethouders is besloten, voor te
stellen, den kolentoeslag te verleenen aan alle
kastrekkers, terwijl het voorstel, zooals dit
aan de leden is toegezonden, luidt, dat aan
gezinnen zonder kinderen geen kolenbon wordt
verstrekt.
De heer A. DE FEIJTER merkt op, dat vol
gens het voorstel, dat aan de leden is toege
zonden, de menschen die geen kinderen heb
ben, er buiteen zouden vallen, terwijl hij er uit
heeft opgemaakt, dat gezinnen boven 3 kin
deren ook geen kolenbon zou worden ver
strekt.
De SECRETARIS wijst er op, dat het voor
stel verder luidt, dat aan gezinnei; met 4 of
meer kinderen een kolenbon plus een toeslag
op de kasuitkeering zal worden verstrekt.
De heer HAAK constateert, dat er eenige
verwarring blijkt te bestaan. Bij den ge-
wonen gang van zaken stelt spreker zich voor,
dat Burgemeester en Wethouders verzoeken,
deze aangelegenheid te bespreken in de be-
staande commissie van advies. Hij veronder-
stelt, dat de commissie van advies van oordeel
was, dat de gezinnen zonder kinderen niet in
aanmerking zouden komen voor de verstrek
king van een kolenbon, deze commissie heeft
geadviseerd, voor gezinnen van 1 t/m 3 kin
deren een kolenbon van f 0,50 te verstrekken.
De beer FLORUSSE merkt op, dat door de
commissie van advies ook uitzonderingen zijn
gesteld. Er is gezegd, dat de menschen, die
enkel bun kas uittrekken, buiten beschouwing
zouden kunnen blijven.
De VOORZITTER wijst er op, dat bier niet
gedebatteerd wordt over de beraadslagingen
van de commissie van advies, doch over het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Hetgeen de commissie naar voren brengt, blij
ven adviezen.
De heer KOOPMAN merkt op, dat tot dus-
ver in de gemeente kinderen nog steeds als
een zegen worden beschouwd. De gezinnen,
die dien zegen moeten missen, zouden nu die
kolenbon ook nog moeten missen. Het be
treft hier een klein bedrag, dat de menschen
heel goed kunnen gebruiken, zooals den heer
Maas het ook deed uitkomen. De kinderlooze
gezinnen in de gemeente vertegenwoordigen
een klein percentage, dat uitgesloten zou wor
den Om geen herrie te krijgen, zou spreker
het op prijs stellen, indien Burgemeester en
Wethouders het voorstel van den heer Maas
overnamen.
De heer DE 'JONGE gaat accoord met de
vorige sprekers 'over 'd'it onderwerp. Hij
vraagt, htoe de laatste clau'sule van het voor
stel van Burgemeester en Wethouders gele
zen moet worden. Wordt iemand, die b.v. 3
kinderen heeft, beschouwd, er 4 te hebben?
De SECRETARIS merkt op, d'at bedoelde
personen 1 kind meer moeten hebben om in de
termen te vallen van de vorengemoemde cate
gorien. Er wordt dus van hun aantal kin
deren 1 kind minder gere'kend, dat het gezin
groot is.
De heer DE JONGE is van meemng, dat de
dulbibel-uitigetroikkenen dit buiten hun schuld
zijn geworden. Hij vindt dit voor de betrok-
ken en zicli§^.
De heer A. DE FEIJTER meent, dat deze
bepaldng gelijk is aan die op de steunuitkee-
ring, waar ook de dulbbel-uitgetrokkenen mm-
dier krijigen.
I De heer HAAK kan zich aansluiten bij den
laatsten spreker. Een gelijke uitkeering ook
aan de dubbel-uitigetrokkenen koist de ge
meente een heel klein offer. De betrokkenen
kunnen slechts gedurende een bepaalde penode
uit hun kas trekken, en hebben zich hiervoor
onkosten getroost, terwijl een gelijke uitkee
ring de gemeente een klein offer kost.
De VOORZITTER merkt op, dat, indien de
betrokkenen er zonder financieele hulp zou
den kunnen koimen, het heel wat beter zou
zijn. De toeslag aan de kastrekkers, zooals
Burgemeester en Wethouders die voorstellen,
is bedoeld als hulp aan het groote gezin. Bur
gemeester en Wetlhouders zijn er van over
tuigd, dat hierin aan de belanghebbenden een
heel eind tegemoet wordt gekomen.
De heer A. DE FEIJTER wijst er op, dat
het hem voorkomt, dat deze kwestie in Bur
gemeester en Wethouders niet duidelijik is be
sproken.
De VOORZITTER meent, dat dit heel goed
mogelijk is. Het is niet de eerste keer, en zal
ook de laatste keer niet zijn, dat er verschil
van meeninig bestaat. Hij vraagt den heer De
Koeijer, wel'ken indruk deze van de besprekin-
gen heeft gehad.
De heer DE KOEIJER deelt mede, denzelf-
den indruk te hebben gehad als de heer De
Feijter. Wlaar hrj evenwel slechts korten tijd
deel van het college uitmaakt, meende hij, bij
ontvangst der stukken. dat hij zich waar-
schijnlijk vergist zou hebben. Hij is evenwel in
de overtuiging, dat het voorstel van Burge
meester en Wethouders niet luidde als in de
vergadeririig van dit college was beslioten.
De heer A. DE FEIJTER merkt op, dat het
hem voorkwam, dat besloten is, dat ook aan
gezinnen zonder kinderen een kolenbon zal
worden verstrekt.
De VOORZITTER deelt mede, dat derhalve
Burgemeester en Wethouders hun Voorstel
wijziigen, em voorstellen, de kolenbon te ver
strekken aan alle kastrekkers.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
De heer HAMIELINK vraagt, wanneer dit
besluit in werking zal treden.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks zal
zijn na deze vergadering, doc'h zonder terug-
werkende kracht.
De heer MAAS: Dus deze week!
De heer KOOiPMAN merkt op, waar thans
is besloten, tot het verleenen van een Kerst-
gwe, en hierover verder niet is gesproken,
ter venmijdinig van misverstand, dat hem is
gebleken, dat aan de menschen een circulaire
is udtgereikt, waarop zij moesten aanteekenen,
hoeveel door hen gedurende een zekeren tijd
was verdienid, en dat het eindcijfer der ver-
diensten gold voor de bepalinig der Kerstgave.
Om nu misverstand te voorkomen, vraagt
spreker, of dieize circulaire is uitgereikt aan de
hand van de circulalire van den Minister, dan
wel of Burgemeester en Wethouders dit uit
eigen iniitiatief hebben gedaan. Indien het
volgens voorschrift is, vait er natuurlijk wei
nig over te praten, doch waar dit is geschied
in atfwijking van de in het vorige jaar toege-
paste regeling, zal hij gaame eenige inlichtin
gen hieromtrent ontvamgen. Hij vraagt ver
der of deze regeling zonder pardon toegepast
wordt.
De VOORZITTER deelt mede, dat als voor-
bereidende maatregel voor het verstrekken
van een Kerstgave deze circulaire is uitge
reikt, opdat men bij aanneming van het voor
stel tot verstrekking van een Kerstgave
paraat zou zijn. Dit is geheel overeemkom-
stig het voorschrift van den Minister. Iemand,
die de vorige week heeft verdiend, moet dit
opgevem, en komt niet voor zooveel in aan
merking als degenen, die niets verdiend
hebben.
De heer KOOPMAN constateert, dat dus is
gehandeld in oivereenstemming met de Minis
terieele regeling, die voor alle gameenten
geldt.
9. Rondvraag.
a. De heer MAAS vraagt of er van het
dorschen met den vlegel nog iets terecht zal
komen.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit waar-
schijnlijk niet het geval zal zijn. Eenige ver-
gaderingen teruig heeft spreker een uiteen-
zetting gegeven van de in deze zaak gedane
stappen, waaruit wel kon blij'ken, dat er zeer
waarschijnlijk niets van terecht zou komen.
De heer MAAS vindt dit jammer. De rege
ling bracht veel werk in de gemeente, en
hield veel werklooze menschen van de straat.
De VOORZITTER stemt toe, dat het voor
al voor deze gemeente een mooie voorziening
in de behoefte aan werk was.
b. De heer MAAS zal bet thans hebben
over een heining of bek, en wel over die bij
de voormalige openbare school te Othene.
Hij vraagt, of van gemeentewege dit hek niet
met 1 vak verminderd kan worden. Er wordt
door veel menschen over geklaagd, dat men
er niet behoorlijk kan passeeren. Een dorsch-
machine met een tractor moet aldaar een
groote draai maken om op den oprit te kun
nen komen, en blijft dan gewoonlijk tegen dit
hek hangen. De heer De Koeijer zal hiervan
ook wel op de hoogte zijn. Indien dit hek met
1 vak verminderd kon worden, zou dit een
goede zaak zijn.
De VOORZITTER zegt toe, dit te zullen be-
kijken. Het is daar een steile oprit, met een
watergang vlak in de buurt. Hij zegt toe, een
practische oplossing van dit geval te zullen
bekijken.
o. De heer MAAS merkt op, dat, indien hij
goed is ingelicht, de boomen aan den dijk te
Othene van de gemeente zijn, en het gewaai
ten goede komt aan De Putter.
De VOORZITTER deelt mede, dat met den
vorigen eigenaar, wiens rechten en verplich-
tingen thans op De Putter zijn overgegaan, is
overeengekomen, dat, ter voorkoming van ge-
vaar, van wege de gemeente langs den dijk
boomen zouden worden geplant, waarvan het
onderhoud en den eigendom zou overgaan op
den eigenaar van den dijk. Het is spreker
opgevallen,- dat van die boomen takken over
de opritten hangen, en hij heeft ook reeds het
voomemen gehad De Putter te verzoeken,
deze weg te nemen. Indien men met een op-
perlast de bedoelde opritten op moet, is zulks
moeilijk.
De heer MAAS heeft den gemeentewerkman
naar deze kwestie gevraagd. Deze zeide hem,
dat de boomen van de gemeente waren, en het
gewaai ten goede kwam aan De Putter. Het
feit doet zich voor, dat er daar vlak in de
nabijheid der huizen een boom staat, die hoi
is en gevaar loopt, bij een storm te vallen.
Indien dit 's nachts gebeurt, kan dit gevaar
opleveren voor draden enz., en zou dit over-
dag gebeuren, dan kon het gebeuren, dat er
gebroken glazen waren. Zijn bedoeling was,
er op te wijzen, dat deze boom diende gerooid
te worden.
De VOORZITTER zal dit bekijken.
d. De heer MAAS brengt zijn bijzonderen
dank, namens de betrokkenen, aan het ge-
meentebestuur, dat dit er toe is overgegaan,
de wachtdagen uit te betalen. Zoodoende zijn
voor de menschen, die ui-t de bondskassen
trekken, de wachtdagen weg. De menschen
kunnen deze ook niet missen. In dit verband
is het goed, er op te wijzen, dat er nog werk-
gevers zijn, die, indien zij door omstandigheden
voor eenigen tijd werkvolk moeten ontslaan,
hun zeggen, dat ze bij hen kunnen komen, en
hun gedurende hun eerste werklooze week
hun voile loon uitbetalen. Spreker vindt dit
heel netjes, en meent, dat dit te prijzen is.
Het is daarom goed, dit eens in het openbaar
te zeggen
e. De heer H. DE FEIJTER merkt op, dat
het hem is opgevallen, dat het Maandag j.l.
toen het zoo glad was, voor de menschen bijna
niet mogelijk was, te komen prikken. Hij
vraagt of het in die omstandigheden niet mo
gelijk is voor de menschen van Othene en
de Griete om op hun woonplaats te gaan
prikken.
De VOORZITTER deelt mede, dat zulks ge-
schiedt in verband met de controle. Indien er
j geen goede controle is, is het niet mogelijk
een goede regeling te verkrijgen.
j De heer H. DE FEIJTER wijst er op, dat
het in dezen tijd veel regent. De menschen
moeten dan gewoonlijk nog een tijdje in den
regen staan. Voor hen, die bij de bondskas
sen zijn aangesloten, bestaat toch ook de ge-
legenheid, bij de bondsmannen te gaan
prikken.
De VOORZITTER deelt mede, dat het niet
zal gaan. De controle dient streng te worden
toegepast, en daarom moet ook geeischt wor
den, dat deze zoo effectief mogelijk is. Het
door den heer De Feijter genoemde bezwaar
is moeilijk te ondervangen. Indien men op het
idee van den heer De Feijter zou doorgaan,
zou men wel op 4 of 5 plaatsen stempelbureaux
moeten gaan instellen.
De heer DE VISSER: Men zou dan op den
duur de menschen wel telefonisch moeten
aansluiten.
f. De heer FLORUSSE merkt op, dat zoo-
even het voorstel tot verstrekking van een
Kerstgave er zoo vlug is doorgegaan, dat hij
geen gelegenheid had, nog op iets in verband
daarmede te wijzen. Hij vraagt of de men
schen, die uit de werkverschaffing komen, in
aanmerking komen voor een Kerstgave, dan
wel of zij worden uitgeschakeld. Uit de ge
meente zijn 23 menschen uit de werkverschaf
fing gekomen, daar bij Ministerieele circu
laire de werkzaamheden in verband met vorst
zijn stopgelegd.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit nog
niet duidelijk is. Burgemeester en Wethou
ders zullen deze zaak bekijken. Hem is even
wel bekend, dat bepaald is, dat de menschen
die in de werkverschaffing werken, volgens
de circulaire van den Minister niet in aan
merking komen voor een Kerstgave.
De beer FLORUSSE merkt op, dat deze
menschen evenwel niet uit hun kassen trek
ken, doch zijn opgenomen in de steunregeling.
Hij vraagt, of Burgemeester en Wethouders
van oordeel zijn, dat zij ook voor de bepalingen
met betrekking tot de Kerstgave in de steun
regeling loopen.
De VOORZITTER zegt, aan het eind der
vergadering gekomen den leden dank voor de
medewerking, welke hij van hen heeft mogen
ondervinden bij het behartigen van de belan-
gen der gemeente. Hij stelt het ten zeerste
op prijs, dat de leden steeds met toewijding de
zaken der gemeente ter barte nemen.
Hij sluit de vergadering door het uitspreken
van het dankgebed.
Vragen, deze rubriek betreffende,
kunnen door onze abonnd's worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe,
Diergaardesingel 96a te Rotterdam.
Postzegel voor antwoord insluiten
en blad vermelden.
OVER SMAAK DER EIEREN EN
INTERESSANTE PROEVEN OMTRENT
VERSCHILLENDE GRAANSOORTEN.
Een lezer vraagt mij of ik hem bedoelde
toen ik laatst sdhreef over den smaak der
eieren en daarbij o.a. ook vermeldde dat daar-
bij vaak suggestie in het spel is. Hoewel ik
zijn geval heelemaal niet op het oog had is
toch zijn brief in de kwestie zelf interessant
genoeg om er nog eens op terug te komen.
Hij schrijft: ,,U vraagt wie er over den smaak
der eieren klaaigde. Eerat mijn ega, toen mijn
knecht, toen ik, toen de reiiziger van den voe-
derfaJbrikant (die aan de lueht al genoeg had)
en tenislotte de fabrikant zelf. De luoht was
een en al visdblucht of traanlucht. Vischmeel
wordt niet gebruikt. Dan schrijft u over sug
gestie. Nu, ik zou toch werkelijik uw gezicht
wel eens willen zien als u zoo'n eitje maar
eens rook, proeiven hoeft zelfs niet. Ik heb
twee absoluut versdhillende toomen, dus geen
familie van elkaar en ik vind in beide hokken
zoo nu en dan zoo'n ei in het eene hok 85. in
het an'dere 125. Om de smaak of reuik te we-
ten te komei*. moet ik de eieren toch eerst
koken."
Hier kunnen we dus gerust aannemen dat
suggestie uitgesloten is en dat het door mij
beschreven geval zich voordoet dat bepaalde
kippen op overigens goed voer wansmakende
eieren leggen. Interessant is dat in het voer
geen viacbmeel voorkomt, dat krijgt meestal
gauw de schuld. Men lette echter ook op dier-
meel dat vaak hevi'g onaangenaam kan rui-
ken, vooral kadaivermeel en leivertraan. De
briefschrijver geeft de samenstelling van zijn
voer niet op, dus daarover kan ik niet ver
der oordeelen en ongetwijfeld is het een groot
bezwaar dat men de boosdoeners niet vinden
kan of men moet de eieren open maken. Het
eenige is, als valnestcontrole toegepast wordt,
de eieren te merken met het nummer van de
kip en dan voor de huishoiuding telkens van
verschillendie kippen eieren te prolbeeren, of
als men zelf broedt, de uibgeschouwde eieren
te controleeren. De zaak is van groot belang,
want een paar van dergelijke kippen kunnen
soms maken dat de handel klachten krijgt
met den afzet der eieren.
En nu wat anders waarbij ook de smaak te
pas komt van een pluimveeproduct, n.l. het
vleesch. Het is nu de tijd dat heel wat vet-
gemest pluimivee verorberd wordt en we vra
gen ons af wat is eigenlijk het verschil tus
schen gemest en niet gemest pluimvee? Het
doel van het vetmesten is het gewicht van
het eetbare vleesch te verhoogen en vet aan
het liohaam toe te voegen. Een vetgemest
dier heeft dan ook een geheel andere samen
stelling dan een niet gemest dier, wat hoofd-
zakelijk blijkt dat bij een gemest dier veel
minder afval in verihouding aanwezig is dan
bij een ongemest dier.
Verder is van het gemeste dier, nadat de
afval verwijderd is, weer een hooger percen
tage eetbaar dan van het ongemeste dier, wat
uit de voligende talbel 'kan blijken. Hierbij wor
den vette en ongemeste dieren vergeleken.
Kolom I geeft op de percentages afval van
het totale levend gewicht, kolom H de hoe-
veel'heild eetbare deelen van het panklaar ge-
maakte dier.
ongemeste kuikens 12 54
gemeste kuikens 9 63
gemisste hennen 8 64
Maar nu is het voor de kwaliteit van de
bout lang niet onversohillig, waar het vet
zich afgezet heeft, denk maar eens aan een
malsoh piepkuiken met sappig wit vleesch en
een oude soepkiip met betrekkelijk droog
vleesch en groote vetiklompen in de buikholte.
Hoe meer malsch vleesch aan de bout, hoe
beter, het vet moet dus door het geheele
lichaam eivenredig verspreid zijn en niet op
enkele plaatsen opgehoopt.
Is daaraan nu door de voeding wat te doen?
Het vet in het lichaam ontstaat door over-
maat van voedsel, vooral van vetrijk en zet-
meelrijk voedsel. Met vetrijk voedsel moet men
bij pluimvee voorzichtig zijn, de kippen ver-
dragen niet veel vet en het in het lichaam af-
gezette vet wordt soms onder invloeid van het
voedsel-ivet veranderd. Zoo geeft schapenvet
aan kippen geivoerd een geheel ander liehaams-
vet dan palmpitten of lijnizaadolie.
'Het meeste vet wordt dus uit de granen be
trokken en nu is weer de vraag: bestaat er
verschil tusschen de granen onderling? Inte-
ressante proeiven daaramtrent werden in Ca
nada genomen, waarbij men 4 groepen mest-
hanen voerde met hetzelfde meelvoer, doch
ze elk ander graan gaf, n.l. mais, tarwe, haver
en gerst.
Daarbij bleek al dat de z.g. „groei-voedsel"-
verhouding, d.w.e. het aantal grammen winst
in gewicht ten opzicbte van het aantal gram-
men voedsel nog al verschilde. Deze getallen
waren als voigt: mais 13, tarwe 11, harver 10,
gerst 11.
Maar er waren nog veel meer verschillend,
zooals we de volgende keer zullen zien.
Dr. B. J. C. TE HENNEfPE.
Nadruk verboden.