Pluimvee-Rubriek i n 2. Artikel 2. In plaats van 1350,te leizen 1150, 3. Artilkel 3, eerste lid. De komma ach- ter het woorxl burgemeester, in den derden regel, komt te vervallen. Tussohen .Burge meester" ten ,,in" in te lassdhen: ,,onder goed- keuring van den Commdssaris der Koningin." 4. Artikel 3, tweede lid. Hieraan toe te voegen: ,,Inidien de veldwachter daarna in meer dan voldoende mate bekwaamiheid, ge- schikthieid of dienstijver betoont, kan de bur gemeester bapalen, dat de nadeelen, aan deze onthoudinig verbonden, hetizij met terugwer- kende kraoht, hetizij voor de toekomst, geheel of gedeeltelijik omgedaan worden gemaakt". 5. Artikel 4. In plaats van ,,aanteekenin- gen" vermelid in den 2den regel te lezen: ,,aan- teekening." Tusschen „Nederland" en ,,den" in den vierden regel in te lasschen ,,vanwage". Tussohen 25,en „en" in den zesden regel in te lassohen,,voor het igewone diploma". 6. Artikel 5, tweede lid. In plaats van de woorden: ,,ibetzoldigd veldwachter in eenige gemeente des Rijks, bij de Rijksiveldwac'ht, de Politietroepei^, of de Koninldijke Marechaus- see" te lezen: „aim!btenaar bij de politie". 6. Artikel 6, tweede lid. Het woord ,,zijn" vermeld in den tweeden regel te venvangen door ,,hiun". Het woord ,,ontvangt" vermeld in den der den regel te venvamgen door ,,ontvamgen" en voorts het woord ,,vijentwintig" vermeld in dit lid te vervanigen door „dertig". 7. Artilkel 13, eerste lid. Hieraan toe te voegen ,,is de bezoldiging reeds tot een late- ren dag uitlbetaald, dan wordt hetgeen meer is uitlbetaald verrekend met de som in het derde en vierde lid bedoeld." 8. Artikel 13. Te laten vervallen bet der de lid en hiervoor in de plaats te stellen: 3. Zoo spoedig mogelijk na het overlijden van een veldwachter wordt aan zijn weduwe een bedrag uitgekeerd, gelijkstaande met de bezoldiging van den overledene over een tijd- vak van twee maanden. L»aat de overledene geen weduwe na, dan geschiedt de uitkeering ten behoeve van de minderjarige wettige of gewettigde kinderen van den veldwachter. Ontbreken ook zooda- nige kinderen, dan geschiedt de uitkeering, in- dien de overleden kostwinner was van ouders, brooders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen. 4. Indien de overleden veldwachter geen betrekkingen, als bedoeld in het derde lid, na- laat, kan het daanbedoelde bedrag door bur- gemeester en wetlhouders geheel of ten deele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zoo de nalatenschap van den overledene voor de betaling dier kosten ontoereikend is. 9. Artikel 14b. Dit wordt artikel ,,17". In het ieerste lid te laten vervallen: „(amb- tenaar van politie)". 10. Het tweede lid vervalt. In te voegen een nieuw artikel 15 luidende: 1. De veldwachter, die als miiitair inge- volge ieen uit de wet of uit eene verbintenis voortvloeiende verplichting in werkelijken dienst zijnde, te dier zake geacht wordt in zijn burgerlijke betrekking met verlof te zijn behoudt over den tijd van dezen dienst het genot van de aan zijn ambt verbonden bezol diging, voorzoover hij krachtens de artt. 16 tot en met 18 daarop aanspraak kan maken, dan wel voor zoover die werkelijke dienst wordt vervuld gedurende het aan hem ver- leende vacantie-iverlof. 2. In alle andere gevallen wordt hem de bezoldiging over den tijd van het verbdijf in werkelijken dienst niet udtbetaald. 12. Artikel 14a, dit wordt artikel „16". 13. Artikel 18, dit wordt artikel ,,22". 14. Artikel 19, dit wordt artikel ,,23". 15. Artikel 20, dit wordt artikel ,,24". In pi hats van „19" vermeld in lid 2 te lezen: ,,23". 16. Artikel 21, dit wordt artikel „25". 17. Artikel 22, dit wordt artikel ,,26". 18. Artikel 23, dit wordt artikel „27". :Het wordt gelezen als volgt: „Indien de controleerende geneesheer van oordeel is, dat tot volledig herstel verpleging buiten de gemeente noodig is, kan dit voor rekening der gemeente geschieden. De besilis- sing hierover berust bij burgemeester en wet houders." 19. Artikel 14c, dit wordt artikel ,,18" Te laten vervallen: „(ambtenaar van poli tie)". In plaats van „14bus 2, 14a en 14b" te lezen: ,,15, 16 en 17". 20. (Artikel 15, dit woidt aitikel „19". 21. Artikel 16, dit wordt artikel „20". Achter veldwachter v vneld onder sub a in te lasschen: „in vasten dienst" en in plaats van ,,'zoodanig" te leizen: /veidwachterAch ter veldwachter vermeid onder sub b in te lassohen: „in vasten dienst" en in plaats van ,,zoodanig" te lezen: veldwachter". Aan lid 1 toe te voegen een lid c luidende: „voor zoo ver het betreft een veldwachter in tij'delijken dienst, gedurende 6 maanden de voile bezo^ diging en gedurende de daaropvolgende 6 maanden den 2/g gedeelten van zijn bezoldi ging." 22. Artikel 17, dit wordt artikel ,,21". 23. Artikel 24, dit wordt artikel ,,28" Onder a te lezen in plaats van ,,20, 21, 22 .,25 en 26". 24. In te lassohen een nieuw artikel ,,29" luidende 1. De bepalingen vervat in de artt. 2028 zijn niet van toepassing op den veldwachter, die wegens ziekte of ongeval een uitkeering geniet krachtens eenig wettelijk voorschrift. 2. Aan hem wordt echter, indien de wet- telijke uitkeering lager is dan de uitkeering, welke hij met toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen -zou genieten, het ver schil uitgekeerd. 25. Artikel 25, dit wordt artikel ,,30". Tusschen veldwachter en, in te lasschen: ,,in vasten dienst". 26. SlotlbepaJing wordt artikel „31". Sub 3 te leizen: Zij treedt in werking op den dag der Konink- lijke goedkeiuring, met welken datum vervalt de verordeninig van 25 Juni 1934, goedge- keurd bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1934 No. 127. Sub 4 vervalt. De heer KOOPMAN vraagt de aandacht voor punt 18, nieuw artikel 27. Hij leest daar: Indien de controleerende geneesheer van oor deel is, dat tot volledig herstel verpleging bui ten de gemeente noodig is, kan dit voor reke ning der gemeente geschieden. De beslissing hierover berust bij Burgemeester en Wethou- ders." Hij acht dit voor Burgemeester en Wethou- ders een heel moeiilij'ke zaak. Daarom wenscht hij Burgemeester en Wethouders in overwe- ging te geven hij wil dit artikel niet wijzi- gen of er een amendement op indienen het risico hiervoor aan een verzekeringsmaat- schappij aver te dragen. Misschien kunnen Burgemeester en Wethouders dit bezien, en een voligende keer met cijfeis komen. De VOORZITTliJR merkt op, dat dit slechts zijdelings met de voorgestelde wijziging ver band houd t. 'De beer KOOJPMAN acht het niet noodig, dat hiervoor de verordening wordt gewij'zigd. Hij vcsti'gt er de aandacht op, dat, indien een veldwachter in een sanatorium zou moeten worden verpleegd, dat de gemeente heel wat zou kunnen kosten, vooral indien dit van lan- gan duur zou zijn. Hij wilde in overweging geven, dat de gemeente zich voor dat risico zou deklken. De VOORZITTER constateert, dat het idee van den heer Koopman is, dat, waar de kos ten hij verpleging buiten de gemeente voor rekening der gemeente komen, deze zich voor die eventueele kosten zal assureeren. iDe heer KOOPMAN licht nader toe, dat, in dien een betnakkene in een sanatorium zou moeten worden verpleegd, dit aardiig in de papieren zou kunnen loopen. Mien kan hier voor bij een verzekerings-maatsohappij terecht en behoeft dus niet zelf het geheele risico te dragen. De VOORZITTER deelt mede, dat hij het voorstel van den heer Koopman in Burgemees ter en Wethouders zal brengen. Deze zullen dit bespreken, en eventueel met voorstellen in den raad komen. De heer WISSE vraagt inlichtingen om- trent art. 6, lid 2. Hij leest daar, dat „25" wordt gewij'zigd in ,,30" en vraagt de betee- kenis dezer wijiziging. 'De VOORZITTER deelt miede, dat in de vroegere verordening was bepaal'd, dat de veldwachter een vergoeding genoot voor het bezit van een eigen rijwiel van f 25. Dit wordt gewij'zigd in 30. De veldwacihter is ver- plicht, over een eigen rijwiel te beschikken, waarvoor hem een vergoeding wordt verleend. De heer WISSE heeft deze vraag gesteld, daar hij niet in het beizit der betreffende ver ordening is. Hij vraagt, of deze aan de leden van den raad venstrekt kunnen worden. De VOORZITTER deelt mede, dat de ver- ordeningen voor de leden van den raad ter inzage liggen. De heer WISSE vraagt, of het mogelijk is, daze in bezit te krijgen. De VOORZITTER zegt toe, hiervoor zorg te dragen. Met algemeene stemmen wordt besloten de verordening te wij'zigen, zooals door Burge meester en Wethouders wordt voorgesteld. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders tot het geven van een kolentoeslag en toeslag op uitkeering aan kastrek- kers. Door de Ohr. Nat. Vereeniging van Werk- lieden in het Landibouw-, Tuinibouw-, Zuivel- en Veenbedrijf en nog een tweetal andere bon- den is ons verzocht te bewerkstelligen a. dat aan georganiseende gehuWde werk- loozen en aan ongehuwde kostwinners, die uit de werkloozenkas trekken, op die uitkeerin- gen een zoodanigen toeslag worde verstrekt dat kasuitkeering en toeslag tesamen in over- eenstemiming zijn met hiet bedrag, waarop zij zouden recht hebben indien zij naar de normen voor georganiseerden gesteld, uitkeering zou den onfcvangen krachtens de steunregelingen voor crisis-werkloozen; b. dat aan de onder a genoemde werkloo- zen op de uitkeering uit de werkloozenkas een wekelijksche brandstoffentoeslag worde verstrekt, zooals oiak het geval is met de tewerk gestelden in de werkverschaffingen en met de werkloozen die onder de steunregeling vallen; c. aan de onder a en b bedoelde werkloo zen tevens de ,,Kerstgave" te willen verstrek- kan, een en ander voor zoover niet reeds door uw College daartoe mocht zijn besloten. Voor het onder c bedoelde alleen uit te voe- ren voor zoover de betrokken Minister, even- als voorgaande jaren, daartoe vergunning verleent. Geihoord de commissie van advies inzake ultvoering der Steunregeling stellen Burge meester en Wethouders voor te besluiten: Aan gazinnen met 1 t/m 3 kinderen bene- den 14 jaar, kastrekkers, een kolenbon te ver- strekken ter waarde van 50 cent per week; Aan gezinnen met 4 of meer kinderen bene- den 14 jaar een kolenbon ter waarde van 50 cent per week plus toeslag op kasuitkeering. Voor kastrekkers die bij steiunuitkeering on der de dulbbel uitgetrokkenen vallen wordt het aantal kinderen met een vermeerderd. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders tevens voorstellen, over te gaan tot het verstrekken van een kerstgave op de voorwaarden, zooals die in de betrekkelijke Ministerieele circulaire zijn om- schreven. De heer MAAS vraagt, of de regeling, die Burgemeester en Wethouders voorstellen, geldt voor alle kastrekkers, ook die zonder kinderen. De VOORZITTER deelt mede, dat deze laat ste buiten de regeling vallen. Burgemeester en Wethouders stellen voor: ,,aan gezinnen met 1 t/m 3 kinderen beneden 14 jaar enz. De heer MAAS betuigt hierover zijn spijt. Hij stelt hierbij voor aan alle kastrekkers een kolenbon te verstrekken. Hij zou gaame zien, dat Burgemeester en Wethouders dit over- namen. De menschen, ook de gehuwden zon der kinderen, kunnen een kolenbon best ge- bruiken. Ook de menschen die kinderen boven de 14 jaar hebben, die niets inbrengen. De VOORZITTER merkt op, dat het voor stel van Burgemeester en Wethouders preeies gelijk loopt met de bepalingen voor de steun regeling. 1" De heer MAAS zou bet heel netjes vinden, indien aan alle kastrekkers een kolenbon werd verstrekt. De heer A. DE FEIJTER was een weinig verbaasd, toen bij dit voorstel zoo las. Hij was van meening, dat zou zijn voorgesteld, aan' alle kastrekkers een kolenbon te ver strekken. Spreker meent, dat in de vergade- ring van Burgemeester en Wethouders ook zou zijn besloten dit aldus voor te stellen, hoe- wel dit, naar hij meent, niet zoo besproken is. Het is mogelijk, dat spreker in die meening alleen staat, doch dien indruk had hij toch. De Secretaris heeft hem evenwel zoo juist het schrijven van de commissie van advies ter inzage gegeven, en is het spreker gebleken, dat het voorstel van Burgemeester en Wet houders geheel volgens het advies dier com missie is. De SECRETARIS merkt op, dat het voor stel gezond is weergegeven. De heer A. DE FEIJTER leefde in de ver- onderstelling, dat, waar vorig jaar de kolen bon aan alle kastrekkers was verstrekt, zulks dit jaar ook het geval zou zijn. De SECRETARIS deelt mede, dat dit wel geldt voor de Kerstgave, doch niet voor de verstrekking van een kolenbon. De beer HAMELINK komt het voor, dat er hier een aanmerkelijk verschil in behan- deling is. Een crisissteuntrekker bereiikt op een gegeven oogenblik zijn maximum, en krijgt dan een kolenbon van 1. Een kostrekkier die voor zijn kas ijvert, en zich daarvoor opoffe- ringen getroost, wordt een kolenbon van 0,50 verstrekt. Zooals gezegd, moet spreker hier een verschil in behandeling van deze laatste categoric constateeren. Hij kan er evenwel vrede mee hebben, indien aan alle kastrekkers een kolenbon van f 0,50 wordt verstrekt, dan kan aangenomen worden, dat zij ten behoeve van degenen, die nu buitengesloten zijn, een offer brengen. Hij zou het niet onbillijk achten, indien de kastrekkers ook een kolenbon van f 1 kregen, en zou willen zeggen: waar de crisissteun- trekkers een bon van 1 ontvangen, dan zou deze aan de kastrekkers zeker dienen ver strekt te worden. In dit verband gezien, zou spreker zeggen, indien de raad zou besluiten, aan alle kastrekkers een kolenbon van f 0,50 te verstrekken, zou dit een billijke zaak zijn. Het kan toch voorkomen, dat iemand kinde ren heeft boven de 14 jaar, die geen werk hebben, die dus niets inbrengen, en dan zou het al heel ongelukkig zijn, indien zij niets kregen. Dergelijke gevallen zijn er toch. De VOORZITTER: Dus kort en goed, u is het eens met het voorstel-Maas De heer HAMELINK: Ja. De heer FLORUSSE deelt mede, dat de commissie van advies niet zoover is gegaan, dat de 50 ct. kolentoeslag niet gegeven zou mogen worden aan de categorien personen, die thans daarvan zijn uitgesloten. Voor de commissie was dit geen bezwaar. Zij moest evenwel advies geven omtrent een zekere, be- paalde regeling. Spreker is er van overtuigd, dat indien verder wordt gegaan in de rich- ting, zooals de heeren Maas en Hamelink zich hebben uitgelaten, dat dit voor de commissie geen bezwaar zijn zal. De heer Hamelink zegt zeer terecht, dat een kastrekker bij een crisissteuntrekker achter staat. Met den toe slag en de kolentoeslagen koimen de kastrek kers thans aan f 8,40. De heer 'Hamelink heeft gelijk, waar hij zegt, dat de georgani seerden niet gelijk worden behandeld met de crisis® team trekkers. De heer HAMELINK vestigt er de aan dacht op, dat voor den kastoeslag toch slechts enkele menschen in aanmerking komen, die, indien ze in de steunregeling zouden loopen, de maximum uitkeering krijgen zouden. De heer FLORUSSE merkt op, dat Bur gemeester en Wethouders voorstellen, aan gezinnen met 4 of meer kinderen een kolen bon te verstrekken, benevens een toeslag op de kasuitkeering. Hierdoor wordt dan het verschil miniem. De heer MAAS is er van verzekerd, dat, indien zijn voorstel, om een kolenbon van 50 cent te verstrekken, aan alle kastrekkers, wordt aangenomen, ongetwijfeld alien tevre- deri zullen zijn. Hij hoopt, dat de leden met dit voorstel accoord zullen gaan. De heer WISSE wenscht uitgemaakt te zien, of gelezen moet worden „1 t/m 3 kin deren", dan wel „t/m 3 kinderen". Naar hij uit de woorden van den heer De Feijter meent te moeten opmaken, is het niet zeker of die „1" er wel moet staan. De VOORZITTER deelt mede, dat er ver schil is tussohen de meening van den heer De Feijter en het voorstel, zooals dit van Burge meester en Wethouders is uitgegaan. De heer De Feijter blijkt van meening, dat door Bur gemeester en Wethouders is besloten, voor te stellen, den kolentoeslag te verleenen aan alle kastrekkers, terwijl het voorstel, zooals dit aan de leden is toegezonden, luidt, dat aan gezinnen zonder kinderen geen kolenbon wordt verstrekt. De heer A. DE FEIJTER merkt op, dat vol gens het voorstel, dat aan de leden is toege zonden, de menschen die geen kinderen heb ben, er buiteen zouden vallen, terwijl hij er uit heeft opgemaakt, dat gezinnen boven 3 kin deren ook geen kolenbon zou worden ver strekt. De SECRETARIS wijst er op, dat het voor stel verder luidt, dat aan gezinnei; met 4 of meer kinderen een kolenbon plus een toeslag op de kasuitkeering zal worden verstrekt. De heer HAAK constateert, dat er eenige verwarring blijkt te bestaan. Bij den ge- wonen gang van zaken stelt spreker zich voor, dat Burgemeester en Wethouders verzoeken, deze aangelegenheid te bespreken in de be- staande commissie van advies. Hij veronder- stelt, dat de commissie van advies van oordeel was, dat de gezinnen zonder kinderen niet in aanmerking zouden komen voor de verstrek king van een kolenbon, deze commissie heeft geadviseerd, voor gezinnen van 1 t/m 3 kin deren een kolenbon van f 0,50 te verstrekken. De beer FLORUSSE merkt op, dat door de commissie van advies ook uitzonderingen zijn gesteld. Er is gezegd, dat de menschen, die enkel bun kas uittrekken, buiten beschouwing zouden kunnen blijven. De VOORZITTER wijst er op, dat bier niet gedebatteerd wordt over de beraadslagingen van de commissie van advies, doch over het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hetgeen de commissie naar voren brengt, blij ven adviezen. De heer KOOPMAN merkt op, dat tot dus- ver in de gemeente kinderen nog steeds als een zegen worden beschouwd. De gezinnen, die dien zegen moeten missen, zouden nu die kolenbon ook nog moeten missen. Het be treft hier een klein bedrag, dat de menschen heel goed kunnen gebruiken, zooals den heer Maas het ook deed uitkomen. De kinderlooze gezinnen in de gemeente vertegenwoordigen een klein percentage, dat uitgesloten zou wor den Om geen herrie te krijgen, zou spreker het op prijs stellen, indien Burgemeester en Wethouders het voorstel van den heer Maas overnamen. De heer DE 'JONGE gaat accoord met de vorige sprekers 'over 'd'it onderwerp. Hij vraagt, htoe de laatste clau'sule van het voor stel van Burgemeester en Wethouders gele zen moet worden. Wordt iemand, die b.v. 3 kinderen heeft, beschouwd, er 4 te hebben? De SECRETARIS merkt op, d'at bedoelde personen 1 kind meer moeten hebben om in de termen te vallen van de vorengemoemde cate gorien. Er wordt dus van hun aantal kin deren 1 kind minder gere'kend, dat het gezin groot is. De heer DE JONGE is van meemng, dat de dulbibel-uitigetroikkenen dit buiten hun schuld zijn geworden. Hij vindt dit voor de betrok- ken en zicli§^. De heer A. DE FEIJTER meent, dat deze bepaldng gelijk is aan die op de steunuitkee- ring, waar ook de dulbbel-uitgetrokkenen mm- dier krijigen. I De heer HAAK kan zich aansluiten bij den laatsten spreker. Een gelijke uitkeering ook aan de dubbel-uitigetrokkenen koist de ge meente een heel klein offer. De betrokkenen kunnen slechts gedurende een bepaalde penode uit hun kas trekken, en hebben zich hiervoor onkosten getroost, terwijl een gelijke uitkee ring de gemeente een klein offer kost. De VOORZITTER merkt op, dat, indien de betrokkenen er zonder financieele hulp zou den kunnen koimen, het heel wat beter zou zijn. De toeslag aan de kastrekkers, zooals Burgemeester en Wethouders die voorstellen, is bedoeld als hulp aan het groote gezin. Bur gemeester en Wetlhouders zijn er van over tuigd, dat hierin aan de belanghebbenden een heel eind tegemoet wordt gekomen. De heer A. DE FEIJTER wijst er op, dat het hem voorkomt, dat deze kwestie in Bur gemeester en Wethouders niet duidelijik is be sproken. De VOORZITTER meent, dat dit heel goed mogelijk is. Het is niet de eerste keer, en zal ook de laatste keer niet zijn, dat er verschil van meeninig bestaat. Hij vraagt den heer De Koeijer, wel'ken indruk deze van de besprekin- gen heeft gehad. De heer DE KOEIJER deelt mede, denzelf- den indruk te hebben gehad als de heer De Feijter. Wlaar hrj evenwel slechts korten tijd deel van het college uitmaakt, meende hij, bij ontvangst der stukken. dat hij zich waar- schijnlijk vergist zou hebben. Hij is evenwel in de overtuiging, dat het voorstel van Burge meester en Wethouders niet luidde als in de vergadeririig van dit college was beslioten. De heer A. DE FEIJTER merkt op, dat het hem voorkwam, dat besloten is, dat ook aan gezinnen zonder kinderen een kolenbon zal worden verstrekt. De VOORZITTER deelt mede, dat derhalve Burgemeester en Wethouders hun Voorstel wijziigen, em voorstellen, de kolenbon te ver strekken aan alle kastrekkers. Met algemeene stemmen wordt aldus be sloten. De heer HAMIELINK vraagt, wanneer dit besluit in werking zal treden. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks zal zijn na deze vergadering, doc'h zonder terug- werkende kracht. De heer MAAS: Dus deze week! De heer KOOiPMAN merkt op, waar thans is besloten, tot het verleenen van een Kerst- gwe, en hierover verder niet is gesproken, ter venmijdinig van misverstand, dat hem is gebleken, dat aan de menschen een circulaire is udtgereikt, waarop zij moesten aanteekenen, hoeveel door hen gedurende een zekeren tijd was verdienid, en dat het eindcijfer der ver- diensten gold voor de bepalinig der Kerstgave. Om nu misverstand te voorkomen, vraagt spreker, of dieize circulaire is uitgereikt aan de hand van de circulalire van den Minister, dan wel of Burgemeester en Wethouders dit uit eigen iniitiatief hebben gedaan. Indien het volgens voorschrift is, vait er natuurlijk wei nig over te praten, doch waar dit is geschied in atfwijking van de in het vorige jaar toege- paste regeling, zal hij gaame eenige inlichtin gen hieromtrent ontvamgen. Hij vraagt ver der of deze regeling zonder pardon toegepast wordt. De VOORZITTER deelt mede, dat als voor- bereidende maatregel voor het verstrekken van een Kerstgave deze circulaire is uitge reikt, opdat men bij aanneming van het voor stel tot verstrekking van een Kerstgave paraat zou zijn. Dit is geheel overeemkom- stig het voorschrift van den Minister. Iemand, die de vorige week heeft verdiend, moet dit opgevem, en komt niet voor zooveel in aan merking als degenen, die niets verdiend hebben. De heer KOOPMAN constateert, dat dus is gehandeld in oivereenstemming met de Minis terieele regeling, die voor alle gameenten geldt. 9. Rondvraag. a. De heer MAAS vraagt of er van het dorschen met den vlegel nog iets terecht zal komen. De VOORZITTER antwoordt, dat dit waar- schijnlijk niet het geval zal zijn. Eenige ver- gaderingen teruig heeft spreker een uiteen- zetting gegeven van de in deze zaak gedane stappen, waaruit wel kon blij'ken, dat er zeer waarschijnlijk niets van terecht zou komen. De heer MAAS vindt dit jammer. De rege ling bracht veel werk in de gemeente, en hield veel werklooze menschen van de straat. De VOORZITTER stemt toe, dat het voor al voor deze gemeente een mooie voorziening in de behoefte aan werk was. b. De heer MAAS zal bet thans hebben over een heining of bek, en wel over die bij de voormalige openbare school te Othene. Hij vraagt, of van gemeentewege dit hek niet met 1 vak verminderd kan worden. Er wordt door veel menschen over geklaagd, dat men er niet behoorlijk kan passeeren. Een dorsch- machine met een tractor moet aldaar een groote draai maken om op den oprit te kun nen komen, en blijft dan gewoonlijk tegen dit hek hangen. De heer De Koeijer zal hiervan ook wel op de hoogte zijn. Indien dit hek met 1 vak verminderd kon worden, zou dit een goede zaak zijn. De VOORZITTER zegt toe, dit te zullen be- kijken. Het is daar een steile oprit, met een watergang vlak in de buurt. Hij zegt toe, een practische oplossing van dit geval te zullen bekijken. o. De heer MAAS merkt op, dat, indien hij goed is ingelicht, de boomen aan den dijk te Othene van de gemeente zijn, en het gewaai ten goede komt aan De Putter. De VOORZITTER deelt mede, dat met den vorigen eigenaar, wiens rechten en verplich- tingen thans op De Putter zijn overgegaan, is overeengekomen, dat, ter voorkoming van ge- vaar, van wege de gemeente langs den dijk boomen zouden worden geplant, waarvan het onderhoud en den eigendom zou overgaan op den eigenaar van den dijk. Het is spreker opgevallen,- dat van die boomen takken over de opritten hangen, en hij heeft ook reeds het voomemen gehad De Putter te verzoeken, deze weg te nemen. Indien men met een op- perlast de bedoelde opritten op moet, is zulks moeilijk. De heer MAAS heeft den gemeentewerkman naar deze kwestie gevraagd. Deze zeide hem, dat de boomen van de gemeente waren, en het gewaai ten goede kwam aan De Putter. Het feit doet zich voor, dat er daar vlak in de nabijheid der huizen een boom staat, die hoi is en gevaar loopt, bij een storm te vallen. Indien dit 's nachts gebeurt, kan dit gevaar opleveren voor draden enz., en zou dit over- dag gebeuren, dan kon het gebeuren, dat er gebroken glazen waren. Zijn bedoeling was, er op te wijzen, dat deze boom diende gerooid te worden. De VOORZITTER zal dit bekijken. d. De heer MAAS brengt zijn bijzonderen dank, namens de betrokkenen, aan het ge- meentebestuur, dat dit er toe is overgegaan, de wachtdagen uit te betalen. Zoodoende zijn voor de menschen, die ui-t de bondskassen trekken, de wachtdagen weg. De menschen kunnen deze ook niet missen. In dit verband is het goed, er op te wijzen, dat er nog werk- gevers zijn, die, indien zij door omstandigheden voor eenigen tijd werkvolk moeten ontslaan, hun zeggen, dat ze bij hen kunnen komen, en hun gedurende hun eerste werklooze week hun voile loon uitbetalen. Spreker vindt dit heel netjes, en meent, dat dit te prijzen is. Het is daarom goed, dit eens in het openbaar te zeggen e. De heer H. DE FEIJTER merkt op, dat het hem is opgevallen, dat het Maandag j.l. toen het zoo glad was, voor de menschen bijna niet mogelijk was, te komen prikken. Hij vraagt of het in die omstandigheden niet mo gelijk is voor de menschen van Othene en de Griete om op hun woonplaats te gaan prikken. De VOORZITTER deelt mede, dat zulks ge- schiedt in verband met de controle. Indien er j geen goede controle is, is het niet mogelijk een goede regeling te verkrijgen. j De heer H. DE FEIJTER wijst er op, dat het in dezen tijd veel regent. De menschen moeten dan gewoonlijk nog een tijdje in den regen staan. Voor hen, die bij de bondskas sen zijn aangesloten, bestaat toch ook de ge- legenheid, bij de bondsmannen te gaan prikken. De VOORZITTER deelt mede, dat het niet zal gaan. De controle dient streng te worden toegepast, en daarom moet ook geeischt wor den, dat deze zoo effectief mogelijk is. Het door den heer De Feijter genoemde bezwaar is moeilijk te ondervangen. Indien men op het idee van den heer De Feijter zou doorgaan, zou men wel op 4 of 5 plaatsen stempelbureaux moeten gaan instellen. De heer DE VISSER: Men zou dan op den duur de menschen wel telefonisch moeten aansluiten. f. De heer FLORUSSE merkt op, dat zoo- even het voorstel tot verstrekking van een Kerstgave er zoo vlug is doorgegaan, dat hij geen gelegenheid had, nog op iets in verband daarmede te wijzen. Hij vraagt of de men schen, die uit de werkverschaffing komen, in aanmerking komen voor een Kerstgave, dan wel of zij worden uitgeschakeld. Uit de ge meente zijn 23 menschen uit de werkverschaf fing gekomen, daar bij Ministerieele circu laire de werkzaamheden in verband met vorst zijn stopgelegd. De VOORZITTER deelt mede, dat dit nog niet duidelijk is. Burgemeester en Wethou ders zullen deze zaak bekijken. Hem is even wel bekend, dat bepaald is, dat de menschen die in de werkverschaffing werken, volgens de circulaire van den Minister niet in aan merking komen voor een Kerstgave. De beer FLORUSSE merkt op, dat deze menschen evenwel niet uit hun kassen trek ken, doch zijn opgenomen in de steunregeling. Hij vraagt, of Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat zij ook voor de bepalingen met betrekking tot de Kerstgave in de steun regeling loopen. De VOORZITTER zegt, aan het eind der vergadering gekomen den leden dank voor de medewerking, welke hij van hen heeft mogen ondervinden bij het behartigen van de belan- gen der gemeente. Hij stelt het ten zeerste op prijs, dat de leden steeds met toewijding de zaken der gemeente ter barte nemen. Hij sluit de vergadering door het uitspreken van het dankgebed. Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen door onze abonnd's worden gezonden aan Dr. Te Hennepe, Diergaardesingel 96a te Rotterdam. Postzegel voor antwoord insluiten en blad vermelden. OVER SMAAK DER EIEREN EN INTERESSANTE PROEVEN OMTRENT VERSCHILLENDE GRAANSOORTEN. Een lezer vraagt mij of ik hem bedoelde toen ik laatst sdhreef over den smaak der eieren en daarbij o.a. ook vermeldde dat daar- bij vaak suggestie in het spel is. Hoewel ik zijn geval heelemaal niet op het oog had is toch zijn brief in de kwestie zelf interessant genoeg om er nog eens op terug te komen. Hij schrijft: ,,U vraagt wie er over den smaak der eieren klaaigde. Eerat mijn ega, toen mijn knecht, toen ik, toen de reiiziger van den voe- derfaJbrikant (die aan de lueht al genoeg had) en tenislotte de fabrikant zelf. De luoht was een en al visdblucht of traanlucht. Vischmeel wordt niet gebruikt. Dan schrijft u over sug gestie. Nu, ik zou toch werkelijik uw gezicht wel eens willen zien als u zoo'n eitje maar eens rook, proeiven hoeft zelfs niet. Ik heb twee absoluut versdhillende toomen, dus geen familie van elkaar en ik vind in beide hokken zoo nu en dan zoo'n ei in het eene hok 85. in het an'dere 125. Om de smaak of reuik te we- ten te komei*. moet ik de eieren toch eerst koken." Hier kunnen we dus gerust aannemen dat suggestie uitgesloten is en dat het door mij beschreven geval zich voordoet dat bepaalde kippen op overigens goed voer wansmakende eieren leggen. Interessant is dat in het voer geen viacbmeel voorkomt, dat krijgt meestal gauw de schuld. Men lette echter ook op dier- meel dat vaak hevi'g onaangenaam kan rui- ken, vooral kadaivermeel en leivertraan. De briefschrijver geeft de samenstelling van zijn voer niet op, dus daarover kan ik niet ver der oordeelen en ongetwijfeld is het een groot bezwaar dat men de boosdoeners niet vinden kan of men moet de eieren open maken. Het eenige is, als valnestcontrole toegepast wordt, de eieren te merken met het nummer van de kip en dan voor de huishoiuding telkens van verschillendie kippen eieren te prolbeeren, of als men zelf broedt, de uibgeschouwde eieren te controleeren. De zaak is van groot belang, want een paar van dergelijke kippen kunnen soms maken dat de handel klachten krijgt met den afzet der eieren. En nu wat anders waarbij ook de smaak te pas komt van een pluimveeproduct, n.l. het vleesch. Het is nu de tijd dat heel wat vet- gemest pluimivee verorberd wordt en we vra gen ons af wat is eigenlijk het verschil tus schen gemest en niet gemest pluimvee? Het doel van het vetmesten is het gewicht van het eetbare vleesch te verhoogen en vet aan het liohaam toe te voegen. Een vetgemest dier heeft dan ook een geheel andere samen stelling dan een niet gemest dier, wat hoofd- zakelijk blijkt dat bij een gemest dier veel minder afval in verihouding aanwezig is dan bij een ongemest dier. Verder is van het gemeste dier, nadat de afval verwijderd is, weer een hooger percen tage eetbaar dan van het ongemeste dier, wat uit de voligende talbel 'kan blijken. Hierbij wor den vette en ongemeste dieren vergeleken. Kolom I geeft op de percentages afval van het totale levend gewicht, kolom H de hoe- veel'heild eetbare deelen van het panklaar ge- maakte dier. ongemeste kuikens 12 54 gemeste kuikens 9 63 gemisste hennen 8 64 Maar nu is het voor de kwaliteit van de bout lang niet onversohillig, waar het vet zich afgezet heeft, denk maar eens aan een malsoh piepkuiken met sappig wit vleesch en een oude soepkiip met betrekkelijk droog vleesch en groote vetiklompen in de buikholte. Hoe meer malsch vleesch aan de bout, hoe beter, het vet moet dus door het geheele lichaam eivenredig verspreid zijn en niet op enkele plaatsen opgehoopt. Is daaraan nu door de voeding wat te doen? Het vet in het lichaam ontstaat door over- maat van voedsel, vooral van vetrijk en zet- meelrijk voedsel. Met vetrijk voedsel moet men bij pluimvee voorzichtig zijn, de kippen ver- dragen niet veel vet en het in het lichaam af- gezette vet wordt soms onder invloeid van het voedsel-ivet veranderd. Zoo geeft schapenvet aan kippen geivoerd een geheel ander liehaams- vet dan palmpitten of lijnizaadolie. 'Het meeste vet wordt dus uit de granen be trokken en nu is weer de vraag: bestaat er verschil tusschen de granen onderling? Inte- ressante proeiven daaramtrent werden in Ca nada genomen, waarbij men 4 groepen mest- hanen voerde met hetzelfde meelvoer, doch ze elk ander graan gaf, n.l. mais, tarwe, haver en gerst. Daarbij bleek al dat de z.g. „groei-voedsel"- verhouding, d.w.e. het aantal grammen winst in gewicht ten opzicbte van het aantal gram- men voedsel nog al verschilde. Deze getallen waren als voigt: mais 13, tarwe 11, harver 10, gerst 11. Maar er waren nog veel meer verschillend, zooals we de volgende keer zullen zien. Dr. B. J. C. TE HENNEfPE. Nadruk verboden.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 6