ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Het may 1935
No. 9397
MAANDAG 6 JANUARI 1936
76e Jaargang
Buiten!and.
Oe ItaSiaa sch ^bessinische
oorlog.
EERSTE BLAD
I—aiwrwi—II—IIWI1I i III i m Iilvmneni
n:j ■jtz'J': iiimih iinwrWifTiTnnn i inmiiiim infcia .mure nnwiimnrMr tscrnrTaswc
Mm iu imBamcmsnMB
NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen f 1.25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post f 1(55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Vcor Belgie en Amerika 2,overige lan den 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Citgcefster; Firma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 33150
TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot-4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20
KEEINE ADVERTENTIeNper 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. -
Grootere letters en eliehd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de ultgavc.
DIT BLAD VERSCHIJTNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
V.
Nederland. 1935.
Tot de belangrijkste gebeurtenissen, die bet
politieke en, meer dan vroeger, daardoor ook
bet economiscbe leven van Nederland hebben
beinvloed, behoort de even zonderling opge
komen als zjonderldng geeindigdle Kabinets
crisis, die in het begin van den zomer plaats
vond. Voor wie de persuitingen met aandacht
volgde, stond bet vast, dat het door de Re
geering ingediende bezuiniglngsontwerp aan-
lieidtng tot critiek in het parlement zou geven,
Maar, gezien den nood der tijden, gezien ook,
dat de weg, die van de middelen der Regee-
ring afvoerde, door niemand welbewust kon
worden betreden, werd geen gevaar voor de
aanneming van het ontwerp aanwiezig geacht
Over het ontwerp zelf is dan ook niet de crisis
ontstaan, maar wel over het votum van ver-
trouwen in het beleid van het Kabinet, dat de
Minister-President vroeg en van de zijde der
Katholieke fractie niet verkreeg. Deze, on-
der leiding van Prof. Aalberse, bleek bij de
uitgebroken crisis niet in staat om de regee-
ring in handen te nemen; pogingen naar ver-
schillende zijden werden gedaan, gedurende
welke intusschen de regeering met vastbe-
radenheid den gaven gulden verdedigde met
de haar ter beschikking staande middelen
Het bleek al spoedig dat het vertrouwen in
Minister Coirjn ongeschokt was, en dat het
door hem geleide Kabinet, zij het ook in
eenigszins andere formatie, zou behouden blij
ven. Al spreekt men dan ook van een tweede
Kabinet-Colijn, de structuur ervan is zoo-
danig gelijk aan die van het eerste, dat een
principieel onderscheid niet te bekennen valt.
Het Kabinet werd, na zijn reconstructie,
door de Kamer vrijwel algemeen met instem
ming begroet; de politieke wolken, die den
horizont hadden verduisterd, bleken verdwe-
nen. En al spoedig zou saamhoorigheid noodig
blijken bij het toepassen van de maatregelen,
waartoe ook Nederland als lid van den Volken-
bond werd geroepen. Het bij de Kamer aan-
hangige ontwerp Uitvoerverbodenwet-1935,
voortvloeiend uit de maatregelen tegen de
rustverstoorders in den Chaco-oorlog, kon
sleohts ten deele dienon in het betreffend ge-
val, aangezien het thans ook gaat om het
weigcren van den invoer van goederen en het
treffen van financieele maatregelen. De
Sanctiewet 1935, dienende om der Regeering
de daartoe noodige bevoegdheden te verleenen
werd in beide Kamers met groote meerderheid
aangenomen, intusschen niet dan nadat een
eenling in de Tweede Kamer zijn stem daar-
tegen had doen hooren, en onder de aanhan-
gers der Regeeringspartij in de Eerste Kamer
zeker verschil van meening bleek. Het was
een hemieuwde welgeslaagde poging van
samen/werking van Nederland met den Vol-
kenbond. De eerste kwam geheel aan het
einde van het vorig jaar en werd in dit jaar
een feit: het gaan van onze Mariniers naar
het Saargebied en het deelnemen van tien-
tallen Nederlandsche voorzitters aan de volks-
stemming op 13 Januari 1935. Zoowel wat
betreft deze medewerking als wat aangaat het
optreden van de Mariniers, mag Nederland
met voldoening op de aldus aan de intema-
tionale samenwerking verschafte hulp terug-
zien, gevolg waarvan is, dat Saar en Saar-
gebied in veler Nederlandsche herinnering
leven.
Het was, ten deele, ook een jaar van ver-
kiezingen. Voor de Provinciale Staten en voor
de Gemeenteraden, met als gevolg, wat de
eerste betreft, het aftreden van een deel van
de leden der Eerste Kamer. Voor het eerst
kwam de N. S. B. bij de Provinciale Staten
verkiezingen aan de stembus, en, gelijk de
verwachting was; bereikte zij een stemmental
van zoodanige hoogte, dat harerzijds twee
leden in de Eerste Kamer konden worden aan-
gewezen, van wiie de eene Graaf Marchant
d'Amsembourg, de goedkeuring zijner geloofs-
brieven tot een ingewikkeld juridisch vraag-
stuk zag aingroeien. Bij de Gemeenteraads-
verkiezingen stelde de N. S. B. geen candi
dates zij liet dit, al thans in de grootere plaat-
sen, aan groepeeringen als die van Nationaal
Herstel over, die b.v. in Den Haag, erin slaag-
den een viertal daarvan den Gemeenteraad te
doen binnentreden. Intusschen blijkt de ver-
houding tusschen Nationaal Herstel en zijn
Kamerafgevaardigde, den heer Westerman.
gieenszins zoodanig als men die tusschen ge-
lijkgezinden zou verwachten. De daaruit door
den heer Westerman getrokken conclusie om
zijn zetel ter beschikking te stellen, lijkt de
eenig juiste, doch te constateeren valt, dat het
Nationaal Herstelbestuur op dit aanbod niet
is ingegaan. Een geheel andere positie neemt
in de Kamer de heer Duys in, wiens optreden
in de S.D.A.P. reeds een paar jaren lang de
aandacht heeft getrokken, doch die zich thans
van zijn fractie heeft afgescheiden en door de
partij is geroyeerd. De parlementaire arbeid,
die toch reeds niet gemakkelijk is, wordt er
zeker niet door verbeterd!
De economische toestand in Nederland, ge
lijk ook in Indie, bleef moeilijk als tevoren.
Wij gevoelen in deze jaren, die niet slechts
jaren van depressie, maar ook van contingen-
teering zijn, wat het beteekent exportland te
zijn. Maatregelen, die door de Regeering en
haar organen met onvermoeiden ijver ge-
nomen worden om zich bij' de veranderde om-
standigheden aan te passen, zijn door de fei-
ten soms reeds achterhaald, voordat zij in
werking zijn getreden. Onderhandelingen met
al dan niet aangrenzende Staten, met welke
vroeger goede betrekkingen werden onder-
houden, blijken steeds moeilijker; het succes,
ten opzichte van Italie verkregen, had door
de toepassing der sancties geen langen duur.
Het aftreden van Minister Steenberghe en
het optreden van Minister Gelissen ging met
eenig opzien gepaard, wat te begrijpen is, ge-
let op het nauwe verband dat tusschen dit
optreden en het steeds boven Nederland drei-
gend spook der devaluatie werd gelegd. Mi
nister Gelissen is de man, die op de bres staat
voor de industrialisatie van Nederland, en
daarin zoo niet de eenige, dan toch zeker de
beste uitweg voor Nederland ziet uit de tegen-
woordige benarde omstandigheden. Naar zijn
woord te getuigen, ontbreekt het zeker niet
aan geestkracht bjj zijn moeilijken arbeid, ge
lijk ook zijn ambtgenooten, op eenigermate
verwant terrein werkzaam, niets nulaten wat
tot stimuleering der werkzaamheid kan leiden.
De gemeenten, de groote gemeenten vooraan,
die vroeger geen overgroote neiging tot zui-
nigheid toonden, zijn langzamerhand gedwon-
gen geworden hun bakens te verzetten, om-
dat het getij keert; noch Amsterdam noch
Rotterdam zijn ontkomen aan de noodzake-
lijkheid van een zekere loonsverlaging, al is
deze slechts schoorvoetend toegepast. En al
heeft zij op den loop der Gemeenteraads-
verkiezingen vermoedelijk wel invloed ge-
oefend. Van alle zijden komen klachten over
de moeilijkheden, die men ondervindt bij het
streven om de gemeentelijke begrootingen
sluitend te maken, en conflicten terzake tus
schen Gedeputeerde Staten en een of andere
gemeente de groote vooraan zijn aan de
orde van den dag.
De S. D. A. P. heeft een plan van den arbeid
opgemaakt; het werd in een plechtig congres,
dat Burg, en Weth. te Utrecht wat al te na-
ievelijk voor een uitsluitend eoonomisch con
gres aanzagen, ter kennis van de Nederland
sche bevolking gebracht. Het heeft in de
Kamer een minder warme ontvangst genoten
dan in de partij daarbuiten, hetgeen niet te
verbazen valt, omdat de Kamer in dezen tijd
meer dan tevoren weet, dat plannen vrij ge
makkelijk kunnen worden gemaakt, maar
uiteraard minder gemakkelijk kunnen worden
uitgevoerd. Ondanks de moeilijke tijden ont-
brak het niet aan uitingen, die wijzen op
geestkrachtige pogingen teneinde de crisis
baas te worden. Zoo slaagde het door de cri
sis toch waarlijk niet gespaarde bloembollen-
bedrijf erin de grootsche tentoonstelling te
Heemstede, die terecht de aandacht van land-
genoot en buitenlander tot zich trok, te or-
ganiseeren; een tentoonstelling, die men, zelfs
met het kleine nadeelig saldo, dat aanwezig
bleek te zijn, niet anders dan tenvolle geslaagd
kan noemen, en die een herinnering aan schit-
terende bloemencultuur heeft achtergelaten
bij ieder die haar heeft bezocht!
Vermelding verdient ook de bijkans tege-
lijkertijd gehouden tentoonstelling te Boskoop,
die evenals een groot aantal plaatselijke on-
dernemingsn deed zien, dat, hoe hoog de nood
ook is gestegen, toch niets wordt nagelaten
om door energiek aanpassen een bedrrjf te red
den of er bovenop te helpen. Nederland blijft
nog altijd het bloemenland bij uitnemendheid,
en geniet als zoodanig een begrijpelijke repu-
tatie. Voor de wetenschap der botanici is het
verlies van Prof. Hugo de Vries in den loop
van het dit jaar te betreuren, een verlies, dat
niet alleen in Nederland, maar ook ver daar
buiten zal worden gevoeld.
Nog voordat het jaar 1934 geheel ten einde
spoedde, verloor het Ministerie-Oolijn in den
heer Kalff, voormalig Directeur-Generaal van
de Staatsspoorwegen, een zijner bekwaamste
medewerkers; zijn plaats werd door den heer
Van Lidth de Jeude ingenomen. Maar al
spoedig kwam een andere vacature in het
Kabinet, door de bekeering tot den Roomsch-
Kath. godsdienst, waartoe Minister Marchant
bleek te zijn overgegaan, en welke, niet om de
bekeering zelve, doch om de wijze, waarop
deze was geschied, leidde tot w.einig spaar-
zame critiek van vele zijden. Het Departement
van Onderwijs is, na des heeren Marchant's
aftreden, geleid door Minister Slotemaker de
Bruine, die bij Sociale Zaken door den heer
Slingenberg, tevoren wethouder van Haarlem,
werd opgevolgd.
Het is wel duidelijk gebleken, dat zij, die de
verwachting koesterden, dat de nieuw opge-
treden Minister van Onderwijs verandering
zou brengen in de regeling voor de nieuwe
spelling, door Minister Marchant vastgesteld,
bedrogen uitkwamen; nu het eenmaal zoover
is met de nieuwe spelling, wenscht de nieuw
opgetreden Minister geen veranderingen aan
te brengen of voor te stellen.
Niet het minst de kunstafdeeling van zijn
Ministerie gaf naar buiten aanleiding tot op-
merkzaamheid: het Rijksmuseum te Amster
dam vierde zijn 50-jarig bestaan, de nieuwe
gemeentelijke musea te 's Gravenhage en te
Rotterdam kwamen gereed en werden inge-
wijd, het Stedelijk Museum te Amsterdam
verloor zij bij uitstek bekwamen direc-
teur. Er is zoodoende op het gebied van
de kunst heel wat veranderd, maar men kan
gerust zeggen, dat het hierbij aan jong
bloeiend leven niet ontbreekt.
Op het onderwijs moest bezuinigd worden,
gelijk op elken tak van dienst, maar de sym-
pathie voor goed onderwijs is den Nederlan-
der aangeboren, en te erg is het onderwijs
niet gesnoeid, integendeel, bezuinigingsplan-
nen terzake werden later ingetrokken.
ROOSEVELT ALS ZEDEMEESTER.
Roosevelt heeft gesproken. Op de critiek,
die hij in zijn rede op verschillende volken uit-
oefent, is op zich zelf niets te zeggen. Toch
hebben wij, scfhrijft de N. R. Crt., wat ons
van zijn woorden omtrent het buitenland be-
reikt heeft, met niet al te veel sympathie ge-
lezen. De volgenidie beschouwinigen betreffen
slechts het intematronale gedeelte van zijn
rede.
P zeker, het was alles erg juist wat hij daar-
over zei. Hij schetste de dictatuur, zooals zij
dat steeds meer gaat verdienen. Hij sprak
van de onrust, die er sedert den zomer van
1933 in de wereld gekiomen is ien van de ruim
10 tot 15 pet. der menschheid, die door haar
ontevredenheid het gevaar voor oorlog steeds
levendig houdt. Telt men Duitschers, Italianen
en nog eenige kleinere, maar gelijkgezinde
volken bij elkaar, dan komt men inderdaad tot
dit getal. Rusland is ook een dictatuur, maar
wordt niet tot de ge v arwekikenids volken ge-
rekend. Anders had Roosevelt tot een veel
hooiger percentage moeten komen. Rusland
hoort dan ook niet tot de territoriaal begee-
rige volken. En mi:schien verwacht Roose-
veld van Rusland niets betera dan dictatuur,
daar het nooit democratic heeft gekend.
Roosevelt erkend dat de onrust onder de on-
tevreden volken te begrijpen was. Hij hield
hun echter voor, dat zij met geduld en vrede-
lievendheid veel verder zouden komen dan
met hun tegenwoordiig beleid, Dat is volko-
men waar: Bij oorlog of onrust heeft niemand
iets te winnen en het minst nog- uitgeputte
volken met regeeringen die noodig of on-
noodig meer op het geweld dan op het
recht steunen. Of het echter helpt, dit alleen
maar te zegge Gewoonlijk maakt men de
de betrokkenen sleohts woedend mede. Wij
zouden, met weinig kensen van falen, de oor-
deelen, die ons over dit gedeelte van Roose
velt rede uit Duitschland en Italie zullen be-
reiken, zelf kunnen fabriceeren, als wij maar
wisten hoeveel daar van de rede zal worden
bekend gemaakt. Ontstaat er in onze natio-
nale samenlevingen een opstandige ontevre
denheid, dan neemt men maatregelen, waar
van men hoopt, dat zij reeds door preventieve
uitwenkimg, onlusten zullen voorkomen. Roo
sevelt echter geeft, na het gevaar te hebben
geconstateerd, duidelijk te kennen, dat Ame
rika er niets voor voelt, zijn aandeel te ne
men in het handhaven' der algemeene veilig-
heid, ofschoon juist zijn deelnem'ing die vei-
ligheid meer dan iets anders jbou waarbargen.
Almerika zal niet meer dan 'nonmaal verkoo-
pen aan een twistzoeker en dan vooral geen
wapens. Dat lijkt hem genoeg. Als alien er
zoo over dachten, kon iedere twistzoeker ge
rust zijn gang gaan tegenover zwakkeren, of
slechter geoutilleerden. Roosevelt rekent er
echter op dat anderen him plicht zullen doen
Hij acht de zijne vervuld met vermanen. Hij
is als de man die zijn medeburgers met veel
zalvinig op het brandigevaar wijsit, maar zich
zelf ervan ontheven acht, aan de vrijwillige
brandweer deel te nemen.
Wij meenden den tbAenaar te hooren in den
man die juist als president der Vereenigde
Staten, in sommige opzichten minder recht
van sprekem haid dan wie ook ter wereld.
Vooral in betrekkimg tot Italie. Want geen
land heeft er zcoveel toe bijgedragen, Italie
tot zijn desperaat avontuur te drijven, dan
juist Amerika.
In een correspondentie van de Times uit
Rome is het deizer d'agen nog zoo terecht op
gemerkt: Zou er geen immiigratieverbod naar
Amerika hebben bestaan, dan zou Italie ook
nooit aan een oorlog in Oost-Afrika hebben
gedadht.
Het immigratieverbod sprak van zelf in den
ttjd toen Amerika vele millioenen werkloozen
kreeg. Maar voor het zoover kwam is er een
periode van ongakende welvaart geweest,
waarin Amerika loonen.en vele prijzen binnen
zijn gremzien tot, nengens ter wereld gekende
afmetingen liet opzwellen, door toevoer van
waren en menschen, kunstmatig buiten zijn
grenzen te houden. Het meende zijn welvaart
het best te kunnen venzekeren, door zich op
een afgescheiden peil van prijzen en levenis-
standaard te houden en zich van de buiten-
wereld niets aan te trekken, behalve dan als
gebied van aflzet. Het experiment is op een
vreeselijke misluikking uitgeloopen, de opige-
blazen welvaart is geibarsten, verwarring en
ellende zijn er op gev-olgd, het geld is ont-
wricht. Nog is de weigerinig van Amerika cm
zijn gelid te stalbiliseeren, een van de groote
beletselen voor een aormaal eeonomisefhe
beleid in de wereld.
Dit is er due gebeurd: Amerika heeft, op
igrond' van een stelsel dat jammerlijk gefaald
heeft, in een tijd toen het zelf groote be-
hoefte aan menschen had, immiigratie en de
productie van anderen buiten zijn grenzen ge
houden. Het heeft abnonmale stuwingen in de
wereld veroonziaakt ,en andere lan'den, waar-
onder Italie, een normaal gelbied van -afzet
en emigratie, en zich zelf normale mogelijk-
hed'en van ontginndng onthouden. De vloek
van de vooral door Amerika in nonmale tijden
ten top gedrevem protectie rust zwaar op de
wereld. En nu hooren wij den president van
dat land de slachtoffers vol zalvinig de les
lezen, daiaribij vooral het standpumt handha-
vende, dat hem dit alles slechts als zedemees-
ter aangaat.
Hoe juist wij ook vele van zijn cpmerkingen
vinden, wij kunnen de gevoelens der Italia
nen ertegenover begrijpien.
Het bovenstaande slaat op Roosevelts alge
meene beschouwinigen. Wat zijn plannen tegen
over de gebeurtenissen van het cogenblik be
treft, daaruit zal men weinig nieuws vemo-
men hebben. Gpmerkelijk was, dat hij sprak
van den strijd tegen het ontstaan of voortbe-
sbaan van autocratische instellinigen, die voor
het binnemland slavemij en voor het buiten
land een aggressieve houdimg meabrengen.
Zoo heeft nog geen Westersch staatsman over
Italie en Duitschland gesproken. Allen, Hoare,
Baldwin, Laval, hebben de houding aangeno
men, dat de binnenlandsche aangelegenJheden
der anderen hun niet aangaan. Maar Roose
velt oordeelde anders.
De ingediende hepalingen spreken voor zich
zelf. Opmerkelijk is, dat de Monroeleer haar
uitdrukking zal vinden in een amendement,
dat verkoop van wapensn aan Amerikaan-
sche staten, die met een niet-Amerikaansche
staat m oorlog zijn gemaakt, toestaat.
De beperking van den verkoop van
petroleum aan Italie in grooter hoeveel-
heid dan in normale tijden, zou in
toepassing reeds'met een embargo vrijwel ge
lijk staan, daar Italie slechts een klein ge
deelte van zrjn olieproducten uit de Vereenig
de Staten placht te betrekken. Een verscher-
ping van het beginsel der embargo-bepalingen
in hieit aligemeen, in den geeejt van den Vol-
kenbond is het denkfbeeld, den president het
recht te geven, het embargo op bepaalde oor-
logvoerenden niet van kracht te verklaren.
Dat zou een bevbordeeling van den aangeval-
lene kunnen meebrengen, gelijk Abessinie nu
van de sanctiedandien ten deel valt, in afwij-
king van de ,,neutraliteit", zooals zij verder
in het ontwerp uitdrukking vindt.
Bijizonidere vermelding verdient nog het voor-
gestelde verbod tot het koopen of verkoopen
van pap'ieren van waarde van de regeeringen
of officieele instellingen van oorlogwoerende
landien. Deze, op het ooigerublik Italie in het
bijizondier treffende financieele sanctie shut
aan bij den bekenden maatregel van den Vol-
kenbond.
HET SPROOKJE VAN DE
ITALIA AN SOHE „OVERBEVOLKING".
De geneeskundige medewerker van de
N. R. Crt. schrijft:
Een van de argumenten, die volkeren, op
het punt om te grijpen naar de „wapenen der
barbaren" ten einde Imperialistische lusten bot
te vleren, is altijd de behoefte aan expansie
als gevolg van ,,overbevolking". Dit argument
laat nooit na eenigen indruk te maken, vooral
op den leek en ook toch wel een beetje op den
sociaal-econoom, die geneigd is het bevolkings-
vraagstuk en het bevolkingsaccres iets te veel
te accentueeren.
Geen argument heeft evenwel zoozeer be
hoefte op de keper te worden beschouwd als
wel dit, in het midden gelaten of het ooit een
oorlog uit zuivere nationale hebzueht of erger
verdedigen of vergoelijken kan.
Voor de beoordeeling van de bruikbaarheid
van het etiquet „overbevolking" is echter
een nauwkeurig onderzoek van veelal niet be-
schikbare gegevens noodzakelijk en zoo is het
verklaarbaar, dat er zooveel misbruik van dit
etiquet wordt gemaakt. Men poneert de „over-
bevolking" in de overtuiging, da-t men het wel
niet zal narekenen.
Gelukkig is ten aanzien van de Italiaansche
beweringen op dit gebied die overtuiging on-
juist gebleken, en het toeval wil, dat het juist
van bevriende, Fransche zijde is, dat men de
bruikbaarheid van het argument ontzenuwd
heeft! Dit is geschied door niemand minder
den prof. Ichok, den bekenden leider van het
instituut voor statistiek van de universiteit
van Parijs, die dienaangaande in de Academie
de medecine onlangs een treffende mededee-
ling heeft gedaan, die zeker in breederen kring
de aandacht verdient. Deze deskundige be-
studeerde de officieele cijfers, door het cen-
traal instituut voor de statistiek van het
koninkrijk Italie gepubliceerd met betrekking
tot sterfte en geboorte. Wij ontleenen daar-
aan de volgende belangwekkende bijzonder-
heden.
De algemeene sterfte is geieidelijk van 30.5
per 1000 in 18721875 gedaald tot omstreeks
20 per 1000 in het begin van deze eeuw en in
1929 op 16.5, in 1930 op 14.1 en in 1931 op
14.8, dus thans gemiddeld in de buurt van de
15 per 1000 terecht gekomen. De daling ge
durende die 60 jaar werd alleen om voor de
hand liggende redenen, gedurende den wereld-
oorlog onderbroken (26.4 per 1000 in de jaren
19151918). Men kan dus zeggen, dat de
sterfte in die 60 jaar tot de helft daalde.
Hierbij moet worden aangeteekend, dat die
daling in andere landen in vengelijking nog
grooter is geweest (blijkbaar door sneller ver-
betering van hygienische verhoudingen in
Duitschland daalde de sterfte van 19.9 tot
11.1, in Engeland van 16.0 tot 11.4, in Zweden
van 15.5 tot 11.7, in Zwitserland van 17.5 tot
11.6, in de Vereenigde Staten van Amerika
van 14.7 tot 11.3; alles per 1000 inwoners in
hetzelfde tijdsverloop (1901 tot 1930). In lan
den als Spanje zijn de verhoudingen echter
ongunstiger: sterfte daalde van 26.1 tot 17.3,
terwijl in Japan de sterfte sedert jaren, am
en nabij de 20 per 1000 is blijven staan. Men
ziet hoe interessant dergelijke vergelijkende
gegevens zijn (wij bepalen ons tot de cijfers
van Ichok en laten het aan anderen over, hier-
naast de Nederlandsche verhoudingscijfers te
stellen).
Ichok geeft daamaast ook nog cijfers over
het verloop van de sterfte in de Italiaansche
groote steden (daar is in een kleine 100 plaat-
sen samen, de sterfte van 17.4 in 1924 gedaald
tot 14 in 1930, wat dus ongeveer overeenkomt
met het landsgemiddelde). Daaruit trekt hij
terecht de sl-otsom, dat zoowel in de steden
als ten plattelande, nog heel wat pp hygienisch
gebied te verbeteren valt, dat in staat is «de
sterfte nog verder te doen dalen. Hij geeft
ook enkele cijfers over het verloop van de
tuberculosesterfte: deze daalde van 2.1 per
1000 in 1887H889 tot 1.1 in 1930, dus ook
practisch gesproken tot de helft (deze lijn
werd evenals in andere landen door de griep-
epidemie van 1918 onderbroken en nog wel
met een top tot 2.0; overigens hadden de oor-
logsjaren evenmin een ongunstigen invloed
als de jaren na den oorlog). De daling van de
tuberculosesterfte strekt zich uit tot alle tu-
berculosevormenen wordt door Ichok toege-
schreven aan de verbetering van de hygieni
sche verhoudingen en aan de Italiaansche ver-
zekering op dit gebied. Wij kunnen hier in
de juistheid van dit betoog niet nader treden.
Ook op de rol van de hartziekten en van den
kanker wordt door hem gewezen.
Thans de andere zijde van de medaille: ge-
boortecijfer en huwelijkscijfer. In dit verband
wijst hij dan op de enorme daling van huwe-
lij-ksfrequentie en huwelijksvruchtbaarheid
sedert 1922. Wij laten hier zijn tabel verkort
volgen, omdat hier het zwaartepunt van zijn
betoog ligt.
per 1000 inwoners
bevolking in alg.
jaar mill. nuptialiteit geb.cijfer sterfte
1922 38.2 9.6 30.8 18.1
1923 38.5 8.7 30.0 17.9
1924 38.8 7.9 29.0 17.1
1925 39.1 7.6 28.4 17.1
1926 39.5 7.5 27.7 17.2
1927
39.8
7.6
27.5
16.1
1928
40.197
7.1
26.7
16.1
1929
40.549
7.1
25.6
14.1
1930
40.888
7.4
26.7
14.1
1931
40.177
6.7
24.9
14.8
Uit deze cijfers blijkt, dat de daling van het
geboortecijfer ook in Italie reeds de winst aan
levens door de daling van het sterftecijfer
meer dan teniet gedaan heeft en in plaats van
toenemende overbdvolknng toenemende ont-
volking dreigt.
Prof. Ichok staat dan nog eenigszins uit-
voerig stil bij het verloop van de sterftecijfers
voor de verschillende jeugdige leeftijdsgroepen
en komit daarbij tot de slotsom, dat blijkbaar
van een verbetering van de hygienische om
standigheden, waaronder die groepen leven
nauwelijks sprake is en dat er ook geen aan-
wijzingen zijn, die een stijging van de huwe
lijksvruchtbaarheid waarschijnlijk maken en
zonder verhooging van die vruchtbaarheid zal
„herbevolking" op de gewenschte wij'ze moe
ten uitblijven. Zijn slotoonclusie is woordelijk:
Aangezien, ondanks alle pogingen ter bevor-
dering van het geboortecijfer, de daling van
dat cijfer slechts grooter wordt, loopt Italie
verre van overbevolkt te zijn, integendeel het
gevaar, ontvolkt te worden, tenzij men de
activiteit verdubbelt bij de bestrljding van te
vermijden ziekte en ontijdigen dood, een strijd,
die ten deele reeds met succes bekroond is,
maar nog een breed arbeidsveld biedt."
Het is jammer, dat in het artikel van prof.
Ichok de cijfers na 1931 ontbreken, die wellicht
nog sprekender de dalende lijn van de bevol
king uitwijzen, terwijl hij ook geen vergelij
kende cijfers heeft gegeven over het verloop
van het bevolkingsaccres in de verschillende
landen, waardooi; het beeld van de „alge-
meene ontvolking" in Europa een scherper ge-
teekenden achtergrond voor de specifiek Ita
liaansche situatie zou hebben gegeven. Ook
ontveinzen wij ons niet, dat absolute ontvol
king" in den zin van achteruitgang van het
bevolkingscijfer voorloopig nog heel goed ge
paard kan gaan met ,,betrekkelijke overbevol-
king"maar dan zou men niet, zooals in
Italie door „fokpremies" op groote schaal
naar verergering van die relatieve overbevol-
king moeten streven (om die dan weer als
werkelijk wel heel g-ezocht argument voor een
expansie-oorlog te gaan gebruiken).
Vooralsnog blijkt uit de cijfers en feiten en
bescbouwingen van prof. Ichok wel afdoende,
dat men aan het „overbevolkingsargument"
van Italie geen waarde mag toekennen, zoo-
lang niet bij voortgezette stddie blijkt, dat er
ondanks de ontvolking toch nog een relatieve
overbevolking bestaatdie men niet zelf
bevordert!
HET KERKELIJK CONFLICT IN
DUITSCHLAND.
Reuter meldt uit Berlijn: De broederraad
van de belijdenisbeweging, die de leiding van
deze beweging in de Duitsche Evangelir-che
Kerk heeft, heeft met 17 tegen 11 stemmen
besloten, de uitspraken van de synodes van
Barmen en Dahlem te handhaven, waarbij
elke samenwerking van leden der beweging
met de van Staatswege ingestelde kerkbestu-
ren verboden is, op straffe van uitsluiting van
alle functies in de beweging.
Voorts heeft de Broederraad een commissie
van zeven leden benoemd, die ermee belast is,
een nieuw kerkbestuur in den geest der be-
lijdenis-beweging te vormen.
Dr. Marahrens, bisschop van Hannover en
tevens het hoofd van het voorloopige bestuur
der belijdenis-beweging, en het bestuurslid
Herbert Bret hebben de wensehelijkheid uit-
gesproken, dat minister Kerrl en Rijksbisschop
Miiller zich uit de voorloopige leiding der
kerkelijke zaken terugtrekken.
EEN TELEGRAM VAN VENIZELOS AAN
KONING GEORGE.
Door bemiiddeling van zijn vriend Rufos
heeft Venizelos den Koning het volgende tele
gram gezonden: Ik spreek met eerbied de
hoop uit, dat de Koning door middel van vrije
verkiezingen erin moge slagen, een regime te
herstellen van een gekroonde republiek, zooals
Griekenland dat had gedurende de regeering
van George I, opdat de sedert een twintigtal
jaren verscheurde nationale eenheid hersteld
moge worden. Als hij hierin slaagt zal het
geheele land hem uiterst dankbaar zijn.
De koning heeft hierop geantwoord met
woorden van warmen dank. Zoowel de minis
ter van oorlog als de minister-president spre
ken de geruchten tegen, dat officieren een
liga zouden hebben gesticht voor het voeren
van politieke actie. In het geheele land
heerscht rust.
DE OORLOG IN ABESS^Ie.
Het 88ste Italiaansche leg^rbericht.
Maarschalk Badoglio seint:
,,Vrijdag heerschte er een geweldige actie
van verkenningspatr-ouilles op het Eritreesche
front in den sector Tembien en de zdne ten
Zuidoosten van Makalle. Vijandelijke troepen
werden voor onze linie uiteengejaagd. Bij de
verschillende botsingen zijn aan onze zijde zes
Italianen en twee Eritreers gesneuveld.
,,Onze luchtmacht heeft twee bombardemen-
ten uitgevoerd; 6en op den karavaanweg tus
schen Sokota en Selowa, tegen sterke vijande
lijke groepen, die zich in de richting van onze
linie bewogen, en de andere in de streek van
Kafta tegen 'n kamp van Abessijnsche krijgs-
lieden.
Een onzer vliegtuigen vloog boven Kafta in
de lucht in brand. De bemanning, een officier-
waarnemer en een onder-officier-vlieger kwam
om het leven".