deputeerde Staten ook op die gronden aan
een heffing van 20 hun goedkeuring hab-
ben veileend. Hij wenscht er den heer Hame
link op te wijzen, dat, waar hij zegt, dat re-
geeren vooruifczien is, men er rekening mee
zal moeten houden, dat er na afloop van tijd
door daze gemeente ,f 15000 minder zal ont-
vangen worden dan thans het geval is, ofwel
dat men dan bij een begrooting als de huidi-
ge een tekort van f 15000 zou h ebb en te dek-
ken. Daaram moet spreker erop aandringen,
dat de gemeente den weg op zal moeten, dat
alles naar beneden moet.
iQm die reden is hij het dp 't oogenhlik met
den heer Van Bendegem eens, dat de ge
meente die inkomsten niet kan miss en. In-
dien de tactiek wordt gevolgd, dat nu een ge-
deelte van die f 4000 reeds zou worden be
stead, moet hij zeer nadrukkelijk waarschu-
wen, hieraver goed na te denken, alvorens
over deze kwestie te praten.
De heer 't GILDE deelt mede, groote be-
wondering te koesteren voor de handigheid en
de parlamentaire slagvaardigheid van den
heer 'Hamelink. Het bevreeimdt hem, dat de
heer Hamelink thans zoozeer is veranderd,
daar geen 10 minuten geleden de heer Hame
link en de fractie-Van 't Hoff voorstellen
hebben gedaan om de lasten voor den midden-
stand nog te verhoogen. Indien het voorstel-
Hamelink tot resultaat zou mogen hebben een
vermindering van de vermakelij'kheidsibelas-
ting, dan juicht spreker dit evenwel toe. Even-
goed had de heer Hamelink hienmede het vo-
rig jaar kunnen komen. Sprelker stemt toe,
dat de heer Hamelink met een administratief
kunstje dit voorstel heeft verdedigd, en moet
hem ook de eer geven, dat dit zeer handig
is gevonden. Het doet spreker goed, dat de
heer 'Hamelink erkent, dat er ook onder het
volk beizwaren tegen de vermakelijkheidsbe-
lasting leven. Het bevreemdt hem echter, dat
hij dit thans ziet, terwijl hij het bij invoe-
ring der belasting niet erg vond, dat de be-
voiking dit offer brengen moest. Ieder mensch
is voor verandering vatbaar, wellicht is spre
ker daarvan zelf het voorheeld. (Gelach.)
Hij is den heer Hamelink en zijn medestan-
ders dankbaar, dat zij zich op de bres willen
stellen om tot verlaging van deze inderdaad
drukkende belasting te komen, en is blij, dat
hij thans ondervindt, zooveel medestanders
te hebben.
De heer HAMELINK: Er zijn er u heel wat
ontvallen
De heer VAN 't HOEF merkt op, op de
insinuatie van den heer 't Glide liever niet te
antwoordeni daar hij anders scherpe dingen
zou moeten zeggen, wat hij liever niet doet.
Wlat betreft de verlaging der vermakelijk-
heidsbelasting is hij het met den heer 't Gilde
roerend eens, dat deze noodig is. Hij kan dan
ook Burgemeester en Wethouders geruststel-
len, dat de voorsitellers deze kwestie grondig
onder het oog hebben gezien, en dat Burge
meester en Wethouders niet verlegen moeten
zijn, dat er een grooter saldo tekort zou ko
men. H'et is sprekers avertuiging, dat de
4000, die van den dienst 1934 naar 1935 zijn
overgebracbt, niet alleen nog in den dienst
1935 aanwezig zal zijn. doch naar hij ver-
moedt er hiemevens nog wel een batig saldo
die 4000 zal zijn komen vergrooten. Het is
opmerkelijk, dat het college van Burgemees
ter en Wethouders wel geliden heeft voor din
gen, waar zij! voor zijn, maar geen gelden op
de begrooting kunnen vinden voor iets, waar-
voor zij niets voelen. Spreker heeft op die
heele kwestie een andere kijk. Hij stond er
dan ook paf van, dat de vermakelijkheidsbe
lasting werd ingevoerd. Het is hier misschien
wel goed, even in de geschiedenis terug te
gaan. De Voorzitter zal zich dan ook nog wel
herinneren, dat er enkele jaren geleden door
de vereenigingen in de gemeente druk werd
vergaderd, om te komen tot de stichting van
een vereenigingsgebouw. Ieder voelde de nood-
zakelijkheid, dat een dergelijk gebouw in de
gemeente gestioht werd. Toen de plannen voor
dit gebouw vasteren vorm begonnen aan te
n£men, werd bekend, dat de heer Dieleman
1 voomemens was, een dergelijk gebouw voor
eigen rekening te stichten. De verschillende
vereenigingen waren blij, dat dit gebouw er
kwam, blij dat zij er af waren, en dat men
in het vinden van een gelegenheid was ge-
slaagd. Degenen, die in de zaak waren inge-
wijd, waren door het initiatief van den heer
Dieleman volkomen tevreden gesteld. Daama
kwam de mededeeling, dat Burgemeester en
Wethouders voorsteldfn, de vermakelijkheids-
belasting, met een heffing van 20 der en-
treegelden, in te voeren. De Voorzitter zegt
wel, dat voor dien tijd reeds tot invoering
van de vermakelijkheidsbelasting was beslo-
ten, doch hij wil opmerken, dat deze is inge
voerd in 1933, voor de begrooting voor den
dienst 1934 en dat Burgemeester en Wethou
ders op de hoogte waren van de geschiedenis
van de stichting van een vereenigingsgebouw.
De VOQR1ZTTTER merkt op, hiertegen te
moeten protesteeren. Hij kan ten voile ver-
zekeren. dat het waarheid is, dat het principe
voor de heffing van een vermakslijkheids-
belasting reeds was vastgelegd voor den aan-
koop van den grond door den heer Dieleman.
De heer VAN 't HOFF herhaalt, dat de
verschillende vereenigingen 6 maanden tevoren
druk hadden vergaderd omtrent de door hem
genoemde kwestie. De leden weten dit alle-
maal, en het is ook een publiek geheim, dat
de gemeente aan V. V. V. heeft willen geven
een stuk bouwterrein voor het plaatsen van
een vereenigingsgebouw, zuiver als gift.
Naar sprekers meening is de ver^akelijk-
heidsbelasting voor de menschen te zwaar,
veel te drukkend, en hij zou er dan ook voor
zijn, dat werd getracht, een schikking te tref-
fen, en deze op 10 te brengen. Men kan
dan deze kwestie voortaan als afgewerkt be
schouwen. Spreker veronderstelt niet, dat
men de vermakelijkheidsbelasting thans weer
kwijt zal willen, het is ook niet zijn bedoeling
hierop thans aan t.e dringen. Hij is ook niet
voomemens, hierop ieder jaar terug te komen.
Indien het voorstel van den heer Hamelink
kan worden aangenomen, hoeft men hierover
verder niet ieder jaar dezelfde ruzie te hebben
Het is werkelijk zoo'n bedrag niet, dat de be
grooting eronder lijden zou. Hij kan dan ook
volkomen met de voorgestelde verlaging in-
stemmen, en steun aan het voorstel-Hamelink
verleenen. Hij spoort den leden aan, te dezen
een compromis te treffen, en op het voorstel-
Hamelink in te gaan.
De heer FANOY deelt mede, dat hij zooals
ook uit het verslag der sectievergaderingen
bekend is geworden, aan de bezwaren wel wil
tegemoet komen. Hij acht deze belasting ook
te drukkend, doch verwacht meer heil van het
door hem geopperde denkbeeld, de belasting
progressief te heffen, het lijkt hem dan zelfs,
dat men al wat gewonnen heeft, daar bij pro-
gressieve heffing een f 500 minder zou dienen
betaald te worden dan bij heffing volgens het
uniform tarief,
Administratief maakt zijn idee geen meer-
dere werkzaamheden noodzakelijk. Hij ver-
trouwt dan ook, dat zijn voorstel om de belas
ting progressief te heffen, instemming zal
vinden.
De heer HAMELINK merkt op, de zaak van
verschillende zijden te hebben bezien. Het
verheugt hem, dat er een van zekere zijde in-
stemming met de progressie-gedachte wordt
betuigd. Wat betreft het betoog van den
heer 't Gilde moet hij opmerken, zelf ook te
zoeken naar de veranderde meening bij zich-
zelf. Toen men voor een tekort dekking
moest zoeken, heeft spreker de invosring van
de vermakelijkheidsbelasting als een laatste
redplank beschouwd. Toen de heer 't Gilde
in de richting stuurde, dat spreker van mee
ning was veranderd, heeft hij zich leelijk ver-
galoppeerd. Indien de heer 't Gilde goed had
gekeken, had hij zulks ook wel kunnen con-
stateeren. Het beroep op den raad gaat niet
op, daar spreker in zijn meening niet ver
anderd is. Omdat er geen andere mogelijk-
heid was, heeft spreker de vermakelijkheids
belasting aanvaard, hij stond op het stand-
punt, dan toch nog liever een vermakelijk
heidsbelasting te willen dan een verhooging
van de personeele belasting, hoewel hij de
vermakelijkheidsbelasting ook niet toejuichte.
Men moet aan zijn woorden geen andere be-
teekenis toekennen. Zooals spreker het zoo-
juist heeft geciteerd, staat het in de notulen
der betreffende vergadering.
De heer 't GILDE: Ik vind het zoo ook
goed.
De heer HAMELINK venvolgt, dat geen
beroep op de raaidsleden noodig is, men kan
de notulen vergelijken. Nu bestaat de kans om
de vermakelijkheidsbelasting te verminderen
zonder dat de financieele positie van de ge
meente erdoor wondt aangetast, of deze er
in emstige mate door worden geschokt. Hij
heeft tegenoiver den heer 't Gilde vroeger
steeds betoogd, dat de uitkomsten van de ver
schillende diensten het noodig maakten, dat
de belastinlg wend ingevoerd, en kan het dan
ook niet onverantwoordelijk vinden, dat hij
thans voorstelt, deze belasting te verlagen.
De Voorzitter zegt, dat bet geen uiting zou
zijn van wijs beleid, thans op de door hem
aangegeven wijize tot verlaging van de be
lasting te komen. Hij wil hiertegen opmer
ken, dat thans de gelegenheid bestaat, deze
hinderlijke belasting te verzachten zonder
schade voor de huishouding van de gemeente.
Hij moet dan ook terugwijzen, dat het roeke-
loos eou zijn, hetgeen thans tekort komt, uit
den dienst 1935 te nemen. Het is bekend, dat
de dienst 1935 met een behoorlijk slot zal slui-
ten. Wat 1936 zal doen, weet niemand. De
Voorzitter merkt op, dat men de door hem
aangegeven handelwijze niet ieder jaar zal
kunnen toepassen. Hij moet dit natuurlijk
toestemtmen, doch thans is die mogelijkheid
er wel. Hij is niet bang, voor het College tel-
kens op dit stramien te borduren. De heer
Van 't Hoff heeft de situatie tamelij'k goed
geschoten. Spreker heeft zich destijds voor
de vermakelijkheidsbelasting verklaard, niet
omdat hij ermee sympathiseende, doch omdat
het de minst sChrijnende weg was om uit een
lastig dilemma te geraken. Het ging erom of
de vermakelijlkheiidsbelasting in te voeren, of
over te gaan tot verhooging van de perso
neele belasting. Toen heeft spreker gezegd
liever een vermakelijkheidsbelasting dan ver
hooging der personeele belasting, omdat hij
dan toah liever belasting heft van de gelden
die voor genot worden uitgegeven, dan van
degenen, die het hard noodig hebben. Hij
meent, uit vorenstaande voldoende duidelijk
te hebben aangetoond, dat hij niet van stand-
punt is veranderd. Hij is altijd van dezelfde
meening geweest. Hij heeft dan ook zijn stem
aan het voorstel tot invoering van de ver
makelijkheidsbelasting gegeven in het voile
besef van zijn verantwoordelijkheid.
Dat spreker in den heer Fanoy een mede-
stander voor de progressieve gedachte heeft
gevonden, stemt hem tot blijdschap. Hij stelt
vast, dat de anti-revolutionairen niet in
kwantiteit, doch wel in kwaliteit hebben ge-
wonnen. Het verheugt hem, dat de heer
Fanoy blijlk geeft, de mooie gedachte, die aan
de progressie ten grondslag ligt, te deelen.
Hij resumeert zijn voorstel. Door de ver
laging van de vermakelijkheidsbelasting is, in
venbanid met de bereikte bezuiniging en de
niet aan V. V. V. te verstrekken subsidie te
dekken pl.m. f 470. De mindere inkomsten,
de derving dus van 600 zou kunnen worden
gevonden uit het bedrag van pl.m. 4000, dat
van den dienst 1934 naar den dienst 1935 is
cvergeschreven, bij aanneming van het idee
van den heer Fanoy zou dit zijn pl.m. 130
Hij verwacht van een progressieve heffing der
vermakelijkheidsbelasting niet zooveel, en zou
dan ook in de eerste plaats gaarne zien, dat
zijn voorstel werd aangenomen.
De VOORZITTER merkt op, op een ding
te moeten wijzen. De heer Hamelink heeft
geredeneend, dat het mogelijk is, de vermake
lijkheidsbelasting te verminderen, doordat het
geld hiervoor op een andere plaats kan wor
den gevonden. Dit komt, omdat er een over-
schot is van een bepaald dienstjaar. De heer
Hamelink mag zeggen, dat dit is teveel ge-
heven belasting, van de belastingibetalende
burgers
De heer HAMELINK: Dat is de heele
kwestie.
De VOORZITTER vervolgt, dat dan toch
in ieder geval voor die 10 vermindering
dekking moet gevonden worden.
De heer HAMELINKDie is gedekt.
De VOORZITTER: Omdat er dit jaar een
potje is van een vorig dienstjaar. Doch het
is mogelijk, dat men dit het volgend jaar niet
hebben izal.
De heer HAMELINK: Waarom niet?
De VOORZITTER betoogt, dat, omdat men
nu gedekt is, zulks in de toekomst wel eens
niet mogelijk zou blijken.
De heer HAMELINK merkt op, dat thans
een p'oging in die richting wel mogelijk is. Hij
heeft nooit gevonden, dat de vermakelijkheids
belasting laag was. Hij heeft evenwel hef
fing dezer belasting geprefereerd boven ver
hooging van de personeele belasting. De ver
makelijkheidsbelasting was echter steeds vrij
hoog. Thans is men in de gelegenheid, hier-
van iets af te doen, zonder andere dingen te
sc-haden. Indien in de toekomst evenwel de
noodzakelijkheid zou blijken 6f de vermake-
lijkheidisbelasting opnieuw te verhoogen of te
komen tot verhooging van de personeele be
lasting, dan kan spreker thans toezeggen, lie
ver over te gaan tot verhooging der verma
kelijkheidsbelasting dan tot verhooging van de
personeele belasting. Hij raadt aan, het voor
1936 eens te probeeren, naar alle waarschijn-
Irjkheiid zal de dienst 1935 met een goed slot
sluiten, en is naar zijne meening het expe
riment wel te wagen. Er zit in de verlaging
ook nog een psychisch element. Men zou den
indru-k krijgen, dat de raad er maar op raak
belast. Bij invoering van de vermakelijk
heidsbelasting stond de zaak anders dan nu.
Toen de uitkomsten van den dienst 1932 zoo
beroerd waren, moest er iets gedaan worden,
en was men met verhooging der personeele
belasting en invoering der vermakelijkheids
belasting nog niet safe. Nu is de zaak an
ders, de toestand is geconsolideerd, en om te
bewijzen, dat de gemeente niet maar raak be-
last, is het van belong, de bevolking te too-
nen, dat men een druk, die als zwaar wordt
aangevoeld, wil verlichten. Dit is het psy
chisch element in deze kwestie, dat naar zijn
meening niet onderschat mag worden.
De heer P. J. VAN BENDEGEM merkt op,
dat de breede uiteenzetting van den heer
Hamelink hern niet van standpunt heeft doen
veranderen. Hij is van meening, dat een be
lasting van 4 A 5 cent voor degenen, die voor
hun genoegen uitgaan, niet zoo bezwarend is.
De heer HAMELINK verwijst naar het al-
gemeen verslag.
De heer P. J. VAN BENDEGEM neemt dit
niet allemaal als koek aan. Het is een feit,
dat tussohen dit en 10 jaar door Burgemees
ter en Wethouders dekking zal moeten ge
vonden worden voor f 15000, die alsdan min
der zullen worden ontvangen dan thans. De
heer Van 't Hoff verklaart, dat de dienst 1935
zal meevallen, doch dit is fictief, daar weet
niemand iets van. Burgemeester en Wethou
ders weten, dat zij hebben te zorgen voor dek
king voor f 1500, die in het volgend jaar min
der zullen worden ontvangen dan thans, door
dat de gemeente die ingevolge de wijziging
der financieele verhoudingswet tekort komt.
Er is over gesproken, dat regeeren vooruit-
zien is, doch spreker wenscht op dit vooruit-
zicht den nadruk te leggen. De consequentie
van deze vooruitizichten is, dat men zal moe
ten bezuinigen, daar van zijn zijde geen voor
stel tot verhooging van de personeele belas
ting te verwaohten is.
De heer DIELEMAN staat ten opzichte van
het voorstel-Hamelink anders dan de voorstel-
ler. De heer Hamelink heeft het veel er over
gehad, dat hij aan belastingverhooging liever
niet meewerkte. Spreker zag liever een ver
laging van de personeele belasting, terwijl de
vermakelijkheidsbelasting op peil werd gehou-
den. Hij zal dan ook zijn stem aan verlaging
van de vermakelijkheidsbelasting met verlee
nen, daar deze belasting naar zijne meening de
billijkste der twee is. Hierin betalen immers
degenen, die nog geld over hebben om naar de
bioscoop te gaan, die du-s het geld kunnen
missen, en het niet noodig hebben om het voor
eerste levensbehoeften te besteden.
Spreker zal dan ook tegen verlaging van de
vermakelijkheidsbelasting stemmen.
Het voorstel Hamelink tot verlaging van de
vermakelijkheidsbelasting met 10 wordt in
stemming gebracht en verkrijgt 6 stemmen
voor en 6 tegen, zoodat de stemmen staken.
Voor stemmen de heeren Van 't Hoff,
Seghers, C. van Bendegem, Esselbrugge,
't Gilde en Hamelink; tegen stemmen de heeren
De Jonge, Oggel, De Ruijter, P. J. van Ben
degem, Dieleman en Fanoy.
289. Oninbaar geleden belasting, welke
alsnog is geimd. Mem-orie.
290. Opbrengst van het vergunningsreeht
voor den verkoop van sterken drank in het
k-lein. 1040.
291. Opbrengst wan het verlofsrecht voor
den verkoop van zwak-alcoholischen drank in
het klein. 500.
292. Opbrengst van aanmaningen en
dwangbevelen. Memorie.
HOOFDSTUK XHI.
3. Gasbedrijf
293. Uitkeerting van het bedrijf. f 30.762,75.
4. Vleeschikeuringsbedrijf.
299. Uitkeering van het bedrijf. 600.
HOOFDSTUK XIV.
Kaswoorzieningen
303. Teruggave van het rijk. 100.
304. Teruggave ivan voorsci'notten. aan
ambtenaren verstrekt voor het doen van uit-
gaven ten behoeve van de gemeente. f 1305."
HOOFDSTUK XV.
Overige inkomsten en uitgaven.
307. Verantwoording van het -verschil tus-
scihen de v66r 1 Januard 1936 ontvangen op-
brengsten van de opcenten op de gemeente-
fondsbelasting over het belastingjaar 1934
1935 en het ter zake op hoofdstuk XII ver-
anfcwoorde bedrag. Memorie.
KAPITAALDTENST.
Inkomsten:
HOOFDSTUK VI.
Openbare werken.
309. Bijdrage van hoofdstuk VII van den
kapitaaldienst. f 7751,22.
HOOFDSTUK VII.
Eigendommen, niet voor den openbaren
dienst bestemd.
314. Batig slot overgebracht van hoofd
stuk I. f 6751,22.
315. Opbrengst van den verkoop van
gemeente-eigendommen. f 1000
318. Verrekening van verkochte gronden
na kadastrale opmeting. 500.
319. Uitkeering faillissement van Heel
Co. Memorie.
HOOFDSTUK XVI.
Geldleening.
321. Bijdrage van Hoofdstuk VI van den
kapitaaldienst. 146,25.
De artikels der begrooting waaromtrent
niets anders is vermeld, zijn met algemeene
stemmen goedgekeurd.
Aangezien omtrent enkele punten de stem-
men staakten, wordt de vaststelling der be
grooting aangehouden, tpt hierover nader zal
zijn beslist.
6. Vaststelling begrooting gemeentelyk
gasbedrijf.
De heer SEGHERS constateert, dat bij het
gasbedrijf 3 personen zijn betrokken, die toe-
lage voor gebruik van een rijwiel genieten,
terwijl er thans voor 3 personen vermindering
dier toelage wordt voorgesteld.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
Seghers doelt op de fiets van den Directeur.
De heer SEGHERS stemt dit toe. Naar
zijne meening zou er te dezen geen onderseheid
behooren gemaakt te worden.
De VOORZITER merkt op, dat er van die
vergoeding alreeds de helft af is.
De heer C. VAN BENDEGEM deelt mede,
verder te willen gaan, en de toelage te willen
afschaffen.
De heer 'T GILDE vraagt om welke reden
de heer Van Bendegem zulks wil.
De heer C. VAN BENDEGEM wijst erop,
dat het wagentje reeds heel oud is.
De heer 'T GILDE kan zich met verlaging
hiervan niet vereenigen. De directeur is in-
valide en het stuit hem tegen de borst, deze
toelage te verminderen of af te schaffen.
De heer SEGHERS wenschte de toelage ge-
iijk te zien aan die voor de andere arbeiders
aan de gasfabriek, die een toelage hebben.
De heer DE RUIJTER vraagt, hoeveel deze
toelage bedraagt.
De VOORZITTER antwoordt, dat deze toe
lage 30 bedraagt. Vermoedelijk is deze toe
lage er tusschendoor geglipt. Ook de ge-
meente-opzichter is gekort in de rijiwieltoelage.
De toelagen voor de gasfabriek gelden voor
Staal, Moorland en Van Bendegem, terwijl de
directeur thans 30 toelage heeft voor zjjn
wagentje. Hij moet ontraden, deze te ver
lagen.
De heer C. VAN BENDEGEM deelt mede,
voor afschaffing van deze toelage voor den
directeur te zijn.
De heer DE RUIJTER deelt mede, den ge-
dachtengang van den heer Seghers te volgen,
en zal diens voorstel steunen.
De heer DIELEMAN maakt er op opmerk-
zaam, dat men thans geen inconsequence
moet begaan. De kosten van het wagentje
bedragen heel wat meer dan die voor een fiets.
Bovendien is de directeur een invalide man;
spreker kan zich dan ook met een verlaging
van de toelage niet vereenigen.
Het voorstel Van Bendegem wordt niet ge-
steund en kan mitsdien geen onderwerp van
beraadslaging uitmaken.
Het voorstel Seghers wordt ondersteund
door de heeren De Ruijter en Hamelink en aan
genomen met 8 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Van 't Hoff, De
Jonge, Oggel, De Ruijter, Seghers, C. van Ben
degem, P. J. van Bendegem en Hamelink;
tegen stemmen de heeren Dieleman, Essel
brugge en 't Gilde; de heer Fanoy was bij deze
stemming afwezig.
De VOORZITTER deelt mede, door den
heer Vellekoop, den accountant die de boek-
houding der gasfabriek controleert, te zijn
opgebeld en deze meedeelde dat het bedrag,
waarvoor de administratie wordt gecontro-
leerd, is teruggebracht van f 400 op f 350.
De begrooting voor het Gemeentelijk Gas
bedrijf, dienst 1936 wordt met algemeene
stemmen vastgesteld op een bedrag van ont-
vangsten en uitgaven van f 80.352,56 met een
post voor afschrijving van 21.336,70, en voor
zien van f 137,81.
Afdeeling II (kapitaaldienst) sluit met een
batig saldo van f 1894,76^.
7. Vaststelling begrooting Burgerlijk Arm-
bestuur.
De VOORZITTER deelt mede, dat in deze
begrooting tervens is verwerkt een voorstel om
de belooning van den secretaris van het Bur
gerlijk Armbestuur te brengen van f 25 op
35.
Het doet hem genoegen te kunnen mede-
deelen, dat hij enkele leden gesproken heeft,
die verklaanden, dat dit voorstel uit den boe-
zem van het Armbestuur is voorbgekomen.
Het voorstel tot verhooging is ontstaan uit het
feit, dat er tegenwoordig aan het secretariaat
van het Armbestuur zooveel meer werk te
verrichten is dan voonheen. Het. voorstel i3
niet van den secretaris uitgegaan, doch en
kele leden van het Burgerlijk Armbestuur
waren van meening, dat de belooning van den
secretaris, gezien de meerdere aan het secre
tariaat verbonden werlkzaamheden, op f 35
zou dienen te worden gebracht. Deze mee
ning is niet unaniem, daar ook bekend is, dat
een der leden van oordeel is, dat deze vergoe
ding op f 25 moet blijwen vastgesteld.
Spreker meent, dat er niets tegen is, dezen
post met 10 te verhoogen. Er is hier geen
sprake van een belooning voor de werkzaam-
■heden. doch dit bedrag is meer te beschou-
wen als te zijn eenigermabe een vergoeding.
De heer P. J. VAN BENDEGEM verklaart
zich tegen verhooging. Hij wenscht den post
op 25 te behouden. Er is geen aanleiding,
deze te verhoogen.
De VOORZITTEiR merkt op, dat daartegen-
over staat, dat enkele leden uit zichzelf heb
ben voorgesteld, deze te verhoogen. Welke
reden hierbij voorizat, kan spreker niet beoor-
deelen, doch de leden van het Burgerlijk Arm
bestuur, die hem hieromtrent hebben gespro
ken, hebben nadrukkelijk verklaard, dat de
secretaris om een verhooging niet gevraagd
had.
De heer DIELEMAN vraagt zich af, of de
raad zich niet teveel mengt in de aangelegen-
heden van het Burgerlijk Armbestuur.
Ds heer FANOY noemt het toch al een
zeer ondankfoaar werk, dat in die instelling te
verrichten valt.
De heer DIELEMAN meent, dat het Bur
gerlijk Armbestuur deze aangelegenheid zelf
dient te regelen.
De VOORZITTER merkt op, dat de goed
keuring van den raad hiertoe noodig is.
De heer VAN 't HOFF vindt het jammer,
dat hierover zooveel gesproken moet worden.
In het Burgerlijk Armbestuur zijn twee pos-
ten, die bezoldigd worden, dat zijn die van
penntngimeester en secretaris. Spreker zal er
zich geen oordeel over uitspreken, of 25 een
voldoende bezoldiging is, doch waar dit voor
stel tot verhooging uit de kringen van het
armbestuur zelf afkomstig is, en deze ervan
doorcirongen zijn, dat de bezoldiging te laag
is, meent spreker, dat het te betreuren is, dat
hierover zooveel woorden moeten gebruikt
worden. Het zou spreker beter voorkomen, in
dien de secretaris het recht aan zichzelf hield,
en mededeelde, niet voor een verhooging in
aanmerking te komen, indien over een derge
lijk bedrag een zoodanige bespreking in den
raad noodig is.
De heer 't GILDE deelt mede, het met den
heer Van 't Hoff niet geheel en al eens te
zijn. Met betrekking tot de bezoldiging van
de beamibten van de brandweer is ook een
heele discussie gevoerd, doch niemand heeft
daarin een persoonlijke onaangenaamheid
gezien.
Spreker is tegen bezoldiging van dergelijke
functies, en zou dian ook liefst zooveel moge
lijk verlaging zien.
Het voorstel tot verhooging van de ver
goeding van den secretaris van het Burger
lijk Armbestuur wordt aangenomen met 8
tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Van 't Hoff, Oggel,
De Ruijter, Seghers, C. van Bendegem, Diele
man, Fanoy en Hamelink; tegen stemmen de
heeren De Jonge, P. J. van Bendegem en
't Glide. De heer Esselbrugge onthoudt zich
van stemmen wegens bloedverwantschap met
den betrokken ambtenaar.
De begrooting van het Burgerlijk Armbe
stuur wordt met algemeene stemmen vastge
steld op een bedrag van 10.825, met als ge-
meentelijke subsidie een post van f 9650.
Onder de uitgaven komen voor de volgende
posten: bedeeling in geld 7500, voedsel,
brandstof en kleedinig 250, besteding f 600,
verpleginig in gestichten 500, in ziekenhuizen
750, geneeskundigen bijstand en begrafenis-
kosten 700, beheer, salaris enz. f 295, on-
voorzien 226,15.
8. Vaststelling begrooting Vleeschkeu-
ringsbedrjjf.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
alvorens de begrooting van het Vleeschkeu-
ringsbedrijf wordt behandeld over het adres
van den Zeeuwsch-Vlaamscthen Slagenbond
een beslissing te nemen, inizake verlaging van
de tarieven van den Keuringsdienst met in-
gang van 1 Januari 1936 in dezen kring.
Gezien het advies van het hoofd van den
Vleeschkeuringsdienst wordt voorgesteld de
Verordening op de heffing van keurloonen te
wijzigen als volgt, en wel in art. 2 lid la wordt
inplaats van 5" gelezen 4".
Overigens wordt voorgesteld de begrooting
van het Vleesohkeuringslbedrijf zoodanig vast
te stellen, waarbij rekening is gehouden, dat
het voorstel tot tariefsverlaging zal worden
aangenomen.
De VOORZITTER deelt mede, dat hierbij in
behandeling komt het verzoek van den Z.-V1.
Slagersbond tot verlaging van de keurloonen.
Hierbij is overgelegd een rapport van den
keurmeester, waaruit blijkt, dat het mogelijk
is, te komen tot verlaging van de keurloonen.
De heer HAMELINK deelt mede, zich met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders
niet te kunnen vereenigen, daar hienmede geen
antwoord wordt gegeven op de door hem ge-
stelde vraag in de vorige vergadering, en
waarop hem een antwoord is beloofd. *Hij
heeft gevraagd, te onderzoeken, wat de oor-
zaak is, dat de keurloonen hier hooger zijn
dan op andere plaatsen. Hij vraagt zich af,
of Burgemeester en Wethouders deze vraag
niet juist hebben begrepen.
De VOORZITTER merkt op, te hebben toe-
gestemd, dat het inderdaad waar is, dat de
keurloonen in dezen keuringskring hooger
zijn dan in andere kringen in de cmgeving.
De heer HAMELINK is van meening, dat
dit geen antwoord was op zijn vraag.
De VOORZITTER vervolgt, dat dit bedrijf,
wat betreft de inkomsten en uitgaven de goed
keuring behoeft van Gedeputeerde Staten.
Indien er een overschot is, wordt dit over
de bij den kring aangesloten gemeenten ver-
deeld. Burgemeester en Wethouders hebben
steeds er voor gewaakt, dat er geen tekort
was, daar ze anders de verschillende aange
sloten gemeenten zouden hebben moeten aan-
schrijven om dit tekort bij te passen. Thans
hebben Burgemeester en Wethouders deze
zaak bekaken en den keurmeester, den heer
De Putter, aangeschreven, een onderzoek in te
stellen en na te gaan of verlaging mogel^k
was. Hieruit is het rapport van den keurmees
ter voortgekomen, op grond waarvan Burge
meester en Wethouders voorstellen, de keur
loonen voor runderen en paarden te vermin
deren.
De heer HAMELINK merkt op te hebben
gevraagd, waarom de keurloonen hier hooger
waren dan in andere keuringskringen.
De VOORZITTER deelt mede, dat op ver
zoek van den Slagersbond een onderzoek is
ingesteld, waarop thans dit voorstel aan den
raad wordt gedaan.
De heer HAMELINK verzoekt, mede te
deelen, waarom wordt voorgesteld de keurloo
nen voor runderen en paarden alleen te ver
lagen en niet die voor andere categories
Waren deze keurloonen, vraagt spreker dan
abnormaal hoog?
De VOORZITTER kan hierop g;en antwoord
geven. Burgemeester en Wethouders hebben
toegezegd, naar de reden van de hooge ke --
loonen een onderzoek te zullen instellen.
Daarnaast is ingekomen het verzoek van
den Slagersbond, welk verzoek Burgemeester
en Wethouders in handen van het hoofd van
den keuringsdienst hebben gesteld om advies.
De heer DE RUUTER merkt op, dat het
hem ook is opgevallen, dat alleen wordt voor
gesteld, de keurloonen voor runderen en paa,r-
den met 20 te verlagen. Hij vraagt zich
af, wat de reden is dat deze slachtingen wor
den verlaagd, en de andere gehandhaafd biij-
ven. Oppervlakkig beschouw zou spreker het
beter vinden, als alle slachtingen gelijkelijk
procentsgewijze verlaagd werden.
De VOORZITTER deelt mede, deze aange
legenheid te hebben besproken met het hoofd
van den keuringsdienst. Beredeneerd is, wat
het beste kon worden verlaagd, en toen is
de heer De Putter tot de slotsom gekomen,
dat, indien zou verlaagd worden, dit allereersf
op de voorgestelde categorie slachtingen zou
dienen te geschieden.
De heer DE RUIJTER merkt op, dat dit
geen antwoord is op de door hem gestelde
vraag. Indien de heer De Putter een verla
ging voorstelt, mag men aannemen, dat deze
op billijke gronden be rust, doch waarom,
vraagt spreker nogmaals, de eene categorie
wel verlagen en de andere niet?
De VOORZITTER antwoordt, dat men hier
met de billij-kheid rekening heeft te houden.
Indien er, naar men meende, fouten in de
keurloonen bestonden, dan ligt het toch in de
lijn, dat, wanneer de gelegenheid daartoe zich
voordoet, deze worden geplooid, en dat het
het, allerbillijkste is, eerst de fouten weg te
nemen.
De heer DE RUIJTER vraagt, of deze keu-
ringen dan te duur waren in verhouding tot
de andere slachtingen.
De heer DIELEMAN merkt op, dat de heer
De Ruijter hem het gras voor de voeten heeft
weggemaaid.
De heer t GILDE stemt toe, dat het beste
is, indien fouten worden geconstateerd, dat
deze allereerst worden gladgestreken. Men
mag er dan toch op aandringen, te weten,
welke die fouten waren.
De VOORZITTER kan daarop geen ant
woord geven. Hij herhaalt, dat wordt voor
gesteld, die categorie te verlagen, waarvan de
behandeling het onbillijkst was.
De heer 't GILDE is van meening, dat de
administratiekosten van den dienst tamelijk
hoog zijn, in een tijd als deze dienden de belas-
tingen terug te loopen.
De heer FANOY merkt op, dat de admini
stratie tengevolge van de regeeringsvoorschrif-
ten aanzienlijk is uitgebreid.
De VOORZITTER stelt voor, overeenkom-
stig het advies van het hoofd van den keu
ringsdienst te besluiten.
De heer DIELEMAN wenscht de mogelijk
heid onder oogen te zien, de keurloonen over
de geheele linie met 10 te verlagen.
De heer P. VAN BENDEGEM oppert het
voorstel, de salarissen van de aan den dienst
verbonden beamibten te verlagen.
Het voorstel tot verlaging van de keurloo
nen voor runderen en paarden wordt met al
gemeene stemmen aangenomen.
De begrooting voor het Vleeschkeuringsbe-
drijf wordt met algemeene stemmen vastge
steld op een bedrag van /4940 met een post
voor onvoorziene uitgaven van 68.
9. Omvraag.
a. De heer ESSELBRUGGE verzoekt, hem
mede te deelen, hoeveel inwoners der ge
meente te werk zijn gesteld bij de werkzaam
heden voor de waterleiding.
De VOORZITTER antwoordt, dat er inder
daad inwoners der gemeente aan werken. Den
eersten dag werden 5 A 7 arbeiders te werk
gesteld. Hoe groot het aantal naderhand ge
worden is, kan spreker niet zeggen, doch
zegt toe, den heer Esselbrugge hieromtrent
nader te zullen inlichten.
b. De heer (J. VAN BENDEGEM merkt op,
dat, hoewel het al laat is, hij toch ook nog een
kleinigheid te zeggen heeft. Zooals bekend,
is het Nieuwediep voor het brengen van vuil-
nis opengesteld tusschen 11 en 12 uur. Dit heeft
zoowel een goede als een slechte zijde. Indien
b.v. een slager 's middags slacht, is hij ver-
plicht, met het brengen van den afval te
wachten tot den volgenden dag. Hij vraagt,
of niet de mogelijkheid bestaat, de gelegenheid
tot het brengen van vuilnis gedunende den ge-
heelen dag open te stellen. Naar zijn mee
ning loopt de volksgezondheid geivaar, indien
die afval daar gedurende een halven dag en
een nacbt bij de slagers moet blijven liggen
De VOORZITTER antwoordt, dat bet nood
zakelijk is gebleken, uren te stellen voor de
openstelling van de vuilnisbelt, in 'het Nieu
wediep. Vroeger was die gelegenheid dag en
nacht open. De regeling blijkt thans over het
algemeen goed te voldoen. Indien men open
stelling gedurende dag en nacht weer instelt,
kan er weer van andere zijden geklaagd wor
den.
c. De heer 't GILDE vestigt de aandacht
op de minder goede functionneering van de
rioleering in de Koestraat, van Wiemes tot
IJsebaart.
Afvoer van water is bij hevigen regenval.
zooals men den laatsten tijd heeft gehad, niet
mogelijk.
De VOORZITTER zegt hoe hiemaar een on
derzoek te zullen doen instellen. Waarschijn-
lijk zit er een putje verstopt, evenals het ge
val was in de Walstraat, bij de klacht, die de
heer Seghers in de vorige vergadering uit-
sprak.
De VOORZITTER sluit de vergadering door
het uitspreken van het dankgebed.