296 Aflossing van geldleeningen ten laste van hoofdstuk XIH 3 komende. 14.475. 297. Uitkeering aan bat bedrijfMemorie 298. Rente wegenis dioor het bedrijf tijde- lijk gestorte gelden. 320. 4. Vleeschkeuringsbedr ijf 300. Kosten ter zake van verzekering, pen- sionneering esnz. van ambtenaren en beamibten. 600. 1301. Uitkeering aan het bedrijf. Memione. 302. Uit'keering aan de tot den kring be- hoorende gemeenten wegens winst. Memorie. HOOFDSTUK xrv. Kasvoorzieningen. 305. Voorschotten ten behoeve van het rijik. f 100. 306. Voorschotten aan aimibtenaren der ge meente, ten einde daaruit voorloopig kleine betalingen ten behoeve der gemeente te doen. 1305. HOOFDSTUK XVI. Onvoorziene uitgaven. 308. Oravoonziene uitgaven. f 2267,14. KAPITAALDIENST. Uitgaven HOOFDSTUK VI. Openibare werken. 310. Nadeelig slot overgebracht van Hoofdstuk 1. 1119,31. 311. Buitengewone aflossing van geldlee- ninigen ten laste van hoofdstuk VI komende. f 6585,66. 312. Bijdrage van Hoofdstuk XVT van den Kapitaaldienst. 46,25. 313. Kosten van den aanleg van straten en wegen. Memorie. HOOFDSTUK VII. Bigendommen, niet voor den openbaren dienst bestemd. 316. Bijdrage aan hoofdstuk VI van den kapitaaldienst. 9751,22. 317. Teruglbetaling van te veel betaalde grond na kadastraie opmeting. f 500. HOOFDSTUK XVI. Geldleeninig. 320. iNadeelig slot overgebracht van Hoofdstuk I. 46,25. Hiema wordt overgegaan tot de behande ling der Inkomsten: HOOFDSTUK I. Vroegere diensten. 1. Batiig slot van den gewtonen dienst vod- gens de laatst-vastgestelde rekening, voor aoover daaraan niet reeds eene bestemiming is gegeven. 7823,94. De heer HAMELINK constateert, dat deze post een batig slot aanwijst van f 7823,94 over het dienstjaar 1934. In verband met een door hem te doen voorstel, dat financieele conse- quenties zal hebben vraagt hi), de vaststel- liag hienvan nog even aan te houden, temeer, daar deze post als sluitpost kan worden be- sdhouwd. De VOORZITTER deelt mede, hiertegen geen bezwaar te hebben. 2. AehterstaUige inkomsten van vorige ddenstjaren. Memorie. De heer DE RUIJTER merkt op, dat deze post steeds voor memorie wordt geraamd. De VOORZITTER antwoondt, dat anders ramen niet mogelijk is, daar men niet weet, wat hierop in den loop van het jaar komt. HOOFDSTUK H. Algemeen beheer. 4. Uitkeerinig uit het gemeentefonds inge- voige artikel 3 onder b der wet van 15 Juli 1929 Staat&blad no. 388). 3000. 5. Uit'keering uit het gemeentefonds inge volge artikel 3 onider b der wet van 15 Juli 1929 (Staatsblad no. 388). 27369,53. 6. Seeretarie-deges en rechten van den burgerlijken stand. 750. 7. Rechten ingevolge het vuunwapenregle- ment. Memorie. 8. Rechten ingevolge de woonwagen- en woonschepeniwet. 5. 29. Vrijwillige terugstorting van 10 der jaarwedde van de Wethouders over 1932. Me morie. 30. Restitutie van te veel betaalde kosten van verzekering tegen ongevallen en invalidi- teiit. Mieimlorie. 38. Verhaal van premien ingevolge de ziiektewet. Memorie. 40. Uitkeering van ziekengelden ingevolge de ziekteiwet en vergoeding van rentezegeis. Memorie. 45. Verhaal van bedragen voor eigen en weduwen- en weezenpensioen ingevolge art. 36 der pensioenwet 1922. f 1530. 47. Vergoeding van de bedrijven in de kos ten van verzekering, pensionneering enz. van ambtenaren en beambten. Memorie. 52. Ingehouden couponbelasting. 60. HOOFDSTUK III. Openibare veiligheid. 60. Vergoeding van andere gemeenten voor hulpverleening bij branden. Memorie. 61. Verhaal van premien ingevolge de ziektewet. 10. 62. Uitkeering van ziekengelden ingevolge de ziektewet en vergoeding van rentezegeis Memorie. 63. Verhaal van pensioensbijdragen. f 376. 64. Rechten, als bedoeld bij art. 8 der bioscoopwet. 25. 65. Inkomsten ter zake van de huisvesting wan personeel der rijkspolitie. f 1500. 77. Opbrengst grasland aer schietbaan. Memorie. 77. Opbrengst verpachting grasland der schietbaan. Memorie. HOOFDSTUK IV. Volksgeziondheid. 99. 'Heffing van gelden ingevolge artikel 23 der besmettelijike ziektenwet. Memorie. 100. Aandeel in het batig slot van den keurinigsdienst ingevolge de vleeschkeurings- wet der gemeente. Memorie. 101. Verhanl van pensioenslbijdragen. 2,15. 108. Opbrengst van den verkoop van drinkwater. 50. 109. Aflos vian een renteloos voorschot verstrekt aan de Bad- en Ziwemvereeniging. /100. HOOFDSTUK V. Volkshuisvesting. 117. Renten en aflossing van voorschotten, verleend in het belang van de venbeterdnig der wolkshuisvesting. 11.100. 118. Bijdraigen van het rijk, krachtens art. 56, deride lid, der woningwet. 4950. HOOFDSTUK VI. Gpenbare werken. 122. IHeffing voor het gebruik van open- bare gronden en wateren. 300. 123. Markitgelden, wik-, weeg- en meet- Fedden. 100. 124. iHeffimg voor het gebruik van het siachthuis. Memorie. 125. Opbrengst van talten op wegen, vaar- ten, sluizen, veren en andere werken of in- richtingen. Memorie. 126. Begrafenisrechten. 30. 127. Terugomtvangst van kosten van ver- stratingen enz. ten behoeve van de bedrijven en van derden. f 500. 141. Opbrengst van den verkoop van oude materialen enz. Memorie. 142. Verhaal van premien ingevolge de ziekteiwet. 30. 143. Uitkeering van ziekengelden ingevolge de ziekteiwet en vergoeding van rentezegeis. f 15. 144. Verhaal van pensdoensbedragen. f 580. 145. Opbrengst terzake van de beerrui- ming. 730. 146. Verhaal van bijdrage voor inkoop van pensioen van D. v. d. Berg namens het De- partement van Waterstaat. f 7,50. HOOFDSTUK VII. Eigendomimen niet voor den openbaren dienst bestemd. 162. Huur van huiizen en andere gebou- wen. f 175. 163. Huur of paciht van landerijen. 200. 164. Cijnzen en erfpachten. 159,37. 165. Recognitien ter zake van vergunnin- gen. i/23. 166. Renten van kapitalen. 571. 167. Opbrengst van den verkioop van oude materialen enz. Memorie. 168. Ontvangst van vergoeding van schade tengevoige van verkoop van grond. 50. 178. Verhaal van grondbelasting op koo- pers van gronld. 15. HOOFDSTUK VIII. Onderwijs, kunsten en wetenschappen. 2. OpenJbaar gewoon lager onderwijs. 179. Schoolgelden. 700. 180. Vergoeding van het rijik krachtens art. 56 der lager underwijswet 1920. 19.921. 181. Ontvangst wegens over een vorigen dienst te weinig genoten vergoeding van het rijk krachtens art. 56 der lager onderwijsiwet 1920. Memorie. 182. Restitute door het rijk wegens over ©en vorigen dienst te veel in rekening ge- forachte pensioenslbijdragen der onderwijzers. Memorie. 189. Verhaal van pensioengbij'dragen. f 1063. 190. Huur of vergoeding voor het gebruik van schoollokalen. Memorie. 191. Opbrengst van aanmaningen en dwangbevelen. 10. 7. Bijzonder gewoon lager onderwijs. 204. Schoolgelden. 2300. 205. Uitkeering van gemeenten ingevolge art. 86 der lager onderwijswet 1920. 75. 206. Uitkeering van gemeenten ingevolge art. 104, eerste lid, der lager onderwijswet 1920. 225. 207. Uitkeering van andere gemeenten in de aan schoollbesturen te betalen vergoeding, bedoeld in art. 205 der lager onderwijswet 1920. 125. 208. Opbrengst van aanmaningen en dwangbevelen. 10. 12. Lager onderwijs. (niet vallende onder de 1 t/m 11). 222. Tegemoetkoming van andere gemeen ten in de kosten van onderwijs als bedoeld in art. 13 L. O. Wet '20. Memorie. HOOFDSTUK IX. Ondensteuning aan behoeftigen en werkloozen. 1. Ondersteuning aan behoeftigen. 234. Suibsidie van de provincie in de kos ten van verpleging van arme krankzinnigen. 150. 235. Verhaal van pensioensbijdragen. f 111. 236. Bjjdragen in de kosten van verple ging, behandeling, ondersteuning en huisves ting van behoeftigen. Memorie. 237. Terugontvangst van te veel betaalde kosten van verpleging en behandeling van arme krankzinnigen. Memorie. 238. Inkomsten in verband met de be- schikbaarstelling van goedkoope levensmidde- len. 6550. 2. Ondersteuning aan werkloozen. 245. Uitkeering uit het werklooSheidissub- siidiefonds wegens gewone bijdrage in de kos-s ten van steunverleening en werkverschaffing aan werkloozen (met uitzondering van de tegemoetkoming in de kosten van controle op werkloozen34865,50. 246. Bijdrage van het rijk in de kosten van ontwikkeling en ontspanninig van werkloozen. 250. 247. Bijdragen van andere hoofdstukken van den gewonen dienst in verband met werk verschaffing aan werkloozen. 300. '254. Verhaal van premien ingevolge de ziekteiwet. 125. 255. Uitkeering van ziekengelden ingevolge de ziekteiwet en vergoeding van rentezegeis. Memorie. 256. Bijdrage van het Rijk in de su'bsidie voor delven van slooten als werkverschaffing aan polderbesturen. Memorie. HOOFDSTUK XI. Handel en Nijverheid. 259. Vergoeding van het rijk van een deel der jaarwedde van hem die helast is met de dagelijksche leiding van het gemeentelijk orgaan der arbeidsbemiddeling. f 100. 260. Verhaal van pensioenslbijdragen. 53,60. 261. Terugontvangst berekende extra sub- sidie erisisregeling 1932. Memorie. HOOFDSTUK XE Belastingen. 269. Uitkeering van het rijk wegens hoofd- som der gnomdlbelasting op de gebouwde eigen- dommen. f 4400. 270. Uitkeering van het rijk wegens hoofd- som der grondhelasting op de ongabouwde eigendommen. 4200. 271. 80 opcenten op de hoofdsom der grond belasting op de igebouiwde eigendommen 10.000. 272. 20 opcenten op de hoofdsom der grondbelasting op de ongefoouiwde ©igendom men. 2400. 273. Uitkeering van het Rijik wegens. 20 der hoofdsom van de personeele beiasting, naar den len, 2en en 3en grondslag. f 3600. 274. Uitkeerinig van het rijk wegens hoofd som der personeele beiasting naar den 4en, 5en 6en en 7en grondslag. 1100. 275. 180 opcenten op de hoofdsom der personeele beiasting 34.380. De heer HAMELINK herinnert aan zijn voorstel, tot progressieve heffing van opcen ten op deze beiasting. Burgemeester en Wethouders zijn ten opzichte hiervan niet van standpunt veranderd, doch spreker acht hun argumentatie niet heelemaal juist. Het door hem gedane voorstel vertoont eenige over- eenkomst met een vroeger voorstel, doch wijkt daarvan af, in zooverre, dat de sohaal der progressie nogal versclhilt met die van zijn vorig voorstel. De schaduwizij.de is hier wat weggenomen en de progressie wat vervlakt Op het aangevoerde argument, dat er men- scihen zullen zijn, die ten gevolge van de in te voeren progressieve heffing naar kleinere woningen zullen ornzien, zou spreker kunnep antwoorden, dat dit naar zijn meening niet steekhoudend is. In de progressie zit niet zoo'h groot verschil. Dit komt bij verlaging van 1 klasse neer op een woning van f 0,50 per week huur minder en een betaling van 1 per jaar. Spreker kan zich niet voOrstellen, dat men daarom verhuist! Het tegendeel zou waar moeten zijn. De mensdhen die nu terwille van de beiasting zijn blijven hangen in krot- woningen, krijgen thans de gelegenheid een betere woning te betrekken, tegen een zeer kleine verhooging van personeele beiasting meer. Dit is een argument, dat naar zijn meening zeer sterk voor de progressie pleit. Door de progressieve heffing wordt de ge meente niet ibenadeeld, daar ongeveer het- zelfde bed'rag zal binnenkomen. Hij is ervan overtuigd, dat de teigenstanders van vroeger bij een nauwkeurige hesohouwing van zijn voorstel tot de conclusie zullen komen, dat zijn voorstel acceptabel is. Spreker is er voor, veel progressie toe te pass en, daar hierdoor de lasten meer gelijkelijk worden verdeeld. Er zijn steden, die veel progressieve heffingen en dan sterkere dan spreker heeft voorge- steld toepassen. Het middelpunt (80 a 100 opcenten) ligt hier ongeveer bij de 5e klasse. Er beneden zijn 4 klassen, er boven 3. Iemand met een woning ter huurwaarde van 225 komt in een klasse van 195 opcenten. Iemand met een woning met een huurwaarde van f 75 betaalt 160 opcenten, terwijl iemand met een woning ter huurwaarde van 250, het hoog- ste aantal opcenten, is 200, betaalt. Zooals men zien zal, is het verschil telkens 4 klassen. Spreker is van meening, dat hier- mede de nadeelen van zijn vorig voorstel vrij- wel zijn weggewerkt en het mogelijk wordt, de minst gesitueerden hierdoor de helpende hand te bieden. Het argument, dat het thans niet zoo bezwaarlijk zal zijn, voor degenen, die minder gesitueerd zijn, om betere woning te verkrijgen, spreekt naar zijn meening zeer sterk in het voordeel van zijn voorstel. Wat betreft de opmerking, dat er" menschen zijn, die thans reeds in een groote woning wonen, doch die een woning met lagere huurwaarde zouden verkiezen, indien ze konden, hierop zou spreker kunnen antwoorden, dat er bij een regeling altijd mensohen zijn, die in de iverdrukking komen. Spreker is ervan over tuigd, met de bezwaren zooveel mogelijk reke ning te hebben gehouden. Op de opmerking der tegenstanders, dat het dan veel zal voor- komen, dat verhuisd wordt naar woningen met een lagere huurwaarde, moet spreker ontken- nend antwoorden. Eerder zal het tegengestelde t geval zijn. Menschen die thans in krotwonin- gen wonen, zullen in de gelegenheid zijn, naar een betere woning te verhuizen. De verpiaat- singen in behoorlijke woningen zullen naar zijne meening zeer miijiem zijn. Hij is van meening, dat er alle aanleiding is, zijn voor stel te aanvaarden. Men denke niet, dat de beiasting de beter gesitueerden zooveel zwaar- der drukken zal. De laatste jaren is de beias ting niet progressief, en daardoor worden het zwaarst getroffen degenen, die niet voldoende draagkracht bezitten. Op hen drukt de beias ting thans in voile zwaarte. Naar zijn mee ning is er dan ooik alle aanleiding een drage- lijke progressie toe te passen. Er zijn gemeen ten, die een veel grootere progressieve heffing hebben dan hier wordt voorgesteld. Spreker acht de progressie gerechfcvaardigd, daar hierdoor de minst draagkrachtigen worden ontzien en van de beter gesitueerden een klein offer wordt gevraagd. Nu kan men hem wel tegenwerpen, dat er oo'k menschen zijn, wien het uiterlijk goed gaat, doch wier innerlijke positie slechts is, dan naar buiten blijkt, doch er zal geen enkele regeling zijn, die sommige categorien van menschen niet treft. Naar zijn meening vertoont dit voorstel niet meer de scherpe kanten van spreker,s vorig vOorstel. Er wordt geen enkele klasse te zwaar ge- drukt en de onevenredigheid in draagkracht is althans weggenomen. Spreker is ervan overtuigd, dat iets moet gedaan worden, 'en hoopt, dat de noodige eenstemmigheid tot het aannemen van zijn voorstel er zal zijn. De uitkomst zal ongeveer gelijik blijven aan de totale opbrengst zooals die thans is. Deze on- dergaat door aanneming van zijn voorstel zoo goed als geen wijziiging. De heer ESSELBRUGGE deelt mede, het voorstel-Hamelink nader te hebben bekeken en besproken, en er wel voor te voelen. Dit wil zeggen, indien althans de opbrengst niet verschillen zou met die, welke thans uit deze beiasting wordt verkregen. De heer VAN 't HOFF kan mededeelen, eenige instemming met het voorstel van den heer Hamelink te betuigen. Hij zal daaraan zijn steun verleenen. Het wordt door dit voordeel mogelijk de minder gesitueerden te hulp te komen, eenigszins ten koste van de beter gesitueerden. De regeling in het-voor stel is zeer soepel opgezet, de progressie loopt evenmin sterk naar beneden als ze dit naar boven doet. Dat het moeilrjker zal worden voor de huisvaders, dit bedrag op te brengen voor de hoogere klassen, kan spreker niet aannemen, daar het verschil in opcenten met de tegenwoordige heffing niet z<jo groot is. Het voorstel is uitsluitend te beschouwen als een tegemoetkoming aan de bewoners van woningen met een lage huurwaarde, terwjjl die met een hoogere huurwaarde niet over- matig belast worden. Spreker kan zich dan ook met het voorstel vereenigen. De heer SEGHERS deelt mede, zich bij de vorige sprekers aan te sluiten. De heer P. VAN BENDEGEM verklaart zich er tegen. Men kan het thans wel mooi voorstellen. Er zijn er echter ook verschei- denen, die in groote huizen wonen, en die het veel minder hebben dan de menschen die een kleine woning bewonen. Naar zijn meening, mag men van dezen de lasten niet nog ver- zwaren. De VOORZITTBR deelt mede, dat het voor stel bekeken is in Burgemeester en Wethou ders. Men voelde er daar niet voor. Op grond daarvan heeft spreker gemeend, geen verder onderzoek te mogen instellen. Hij weet dus niet, of, indien de regeling zou worden inge- voerd, er verschil in opbrengst zijn zou. Bur gemeester en Wethouders waren niet bereid op het voorstel van den heer Hamelink in te gaan, men voelde er niets voor. Het bezwaar dat de heer Van Bendegem zoo juist heeft genoemd, domineerde, en was het grootste struikelblok. De opmerking van den heer Hamelink is terecht, het zijn altijd de minst gesitueerden, die den eersten stoot moeten opvangen, de kleine menschen voelen een stij- ging in de kosten van het levensonderhoud het zwaarste. Spreker zal het dan ook niet tegen- spreken, dat het toe te juichen zou zijn, in dien het mogelijk bleek, hen, die hun inkomen in de eerste plaats voor levensonderhoud moe ten besteden, tegemoet te komen. Burge meester en Wethouders konden echter in het voorstel-Hamelink geen oplossing daarvoor zien, en gingen daarom er niet mede aecoord, De heer 't GILDE deelt mede, zich bij de woorden van den heer Van Bendegem aan te sluiten. Naar zijn meening wordt door dit voorstel de kleine middenstand weer zwaarder getroffen. Op die gronden kan spreke-r mede- gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer VAN 't HOFF verzoekt, dit voor stel terug te verwijzen naar Burgemeester en Wethouders voor een nader onderzoek. Bur gemeester en Wethouders hebben dan de ge legenheid, een berekening te maken van het- geen zou ontvangen worden bij toepassing van het voorstel-Hamelink, en hebben dan de beschikking over betrouwbare gegevens. In- djen de opbrengst niet minder zou zijn, zou spreker de invoering der progressieve heffing zeer toejuichen. De VOGRZITTER deelt mede, er geen be zwaar tegen te hebben, dit voorstel nader te onderzoeken. Men kan dan een tabel opma- ken, en naar aanleiding daarvan een overzicht over de te iverwachten uitkomsten hebben. De heer HAMELINK is ervan overtuigd, dat dit niet noodig is. In zooveel andere plaatsen is de progressieve heffing ingevoerd, en is gebleken, dat de inkomsten ongeveer gelijk blijven. De VOORZITTER merkt op, dat hij, tot een onderzoek overgaande, dit heel serieus wil doen. Hij verlangt dan, dat de zaak geheel in orde is, en ziet niet op tegen het werk, dat eraan verbonden is. De heer HAMEI .INK wijst erop, dat reeds verscheidene gemeenten tot progressieve hef fing zijn overgegaan. Hij deelt mede, zijn voorstel te hebben ingediend, juist rekening houdend met het karakter der gemeente Axel. De VOGRZITTER merkt op, dat omtrent den belastingdruk dezer dagen een heel mooi boekje is verschenen, waaruit is gebleken, dat zoo successievelijik over het geheele land de beiasting genivelleerd is. Er zijn ook uitzon- deringen, de gemeente Almelo b.v. heft op centen tot 300 toe. De heer HAMELINK deelt mede, er geen bezwaar tegen te hebben, dat zijn voorstel naar Burgemeester en Wethouders wordt ge- renvoyeerd. De uitkomst zal hem in het gelijk stellen. Hij ziet wel enkele leden van ,,neen'' schudden, doch hij mag aannemen, dat deze dit niet weten. Hij juicht een emstig onder zoek dan ook toe. De VOORZITTBR zegt toe, naar de (Uit komsten bij progressieve heffing volgens het voorstel-Hamelink een onderzoek te zullen instellen. De heer P. VAN BENDEGEM geeft te kennen, dat gesteld dat de uitkomst even- redig is aan die van thans hij toch nog met het voorstel Hamelink niet accoord zal gaan. De heer Van 't Hoff is hier gekomen, betioo- gende, dat het voor den middenstand moeilijk is, en dat er wat Voor gedaan diende te wor den, thans echter helpt hij mee, den druk voor den middenstand te verzwaren. Zijn bezwaren tegen dit voorstel zijn nog niet weggerede- neerd. De VOORZITTER merkt op, dat men niet in de ruimte moet gaan praten. Een uitkomst van dit voorstel kan men thans nog niet zien. De heer P. VAN BENDEGEM betoogt, dat het bij hem niet om die uitkomsten gaat. Hoe die ook zijn, hij zal zich van instemming met dit voorstel onthouden. Naar zijn meening worden de mensdhen met flinke woningen hierdoor gedupeerd. De heer VAN 't HOFF moet tegenover den heer Van Bendegem opmerken, dat, waar hij zegt, dat de middenstand door aanneming van dit voorstel zou gedupeerd worden blijkt, dat de heer Van Bendegem de toestand niet juist onder oogen ziet. Wat hij opmerkt is buiten de waarheid. Een middenstandswoning blijft met dezelfde opcenten, als voor de invoering der progressieve heffing, belast. Of rekent de'heer Van Bendegem onder de middenstands- woningen in. Axel ook de woningen, die 5 huurwaarde hehben? De heer HAMELINK weerlegt hetgeen de heer Van Bendegem aan den heer Van 't Hoff zeide. Men moet den toestand recht en zuiver beschouwen. Iemand met een woning van 175 tot f 200 huurwaarde, zooals hier de middenstandswoningen loopen, betaalt bij aan neming van zijn voorstel 180 opcenten. De menschen die wonen in woningen van de klasse van 350 tot f 4,per week blijven dus op hetzelfd© niveau. Zij worden dus niet hooger belast. En juist in die klasse van woningen woont hier de middenstand en de neringdoen- den. Deze betalen dus geen cent meer. De middenstand wordt, zooals hieruit blijkt, bij aanneming van zijn voorstel niet getroffen. Dat zegt nog niet, dat iemand, die woont in een huis, dat valt in de categorie van 300 huurwaarde, het niet beroerd hebben zou. Doch men mag in het algemeen toch aannemen, dat zich in de bewoning de maatschappelijke positie van iemand afspiegelt. Hij vraagt, weet de heer Van Bendegem wel, dat er in de woningen van lagere klassen menschen wo nen, die geen brood in huis hebben? De heer Van Bendegem spreekt daar niet over, is daar aan ontgroeid. Ik vcrel ook mee met het leed dat in het groote huis wordt geleden, doch dit zegt nog niet, dat mijn voorstel verkeerd is De menschen, die huizen bewonen, met een huurwaarde van 4,komen op het middel punt, en betalen ongeveer volgens de tegen woordige heffing. Die daarboven, betalen iets meer. Spreker heeft het uitgerekend, en zou den de menschen, die in de hoogste sohaal komen, ongeveer 3,40 meer moeten betalen. Dit is het geheele verschil bij invoering van de progressie volgens sprekers voorstel. De te betalen bedragen loopen iets uit elkaar. Hij vraagt, is het de moeite waard, om over een dergelijke meerdere betaling zooveel woorden te verspillen Mijn voorstel is een heel sim- peie poging om thans aan progressie ook eens iets te gaan doen. Door aanneming van mijn voorstel wordt de arme middenstand iets beter, terwijl veel beter worden degenen, die in de woningen der nooddruftigen wonen. Grootere beteekenis moet aan mijn voorstel niet worden gehecht, men mag er geen scihee ve voorstellingen aan verbinden, doch dient het te zien in den geest, zooals ik het heb voorgesteld en toegelicht. De VOORZITTER doet het voorstel, dat Burgemeester en Wethouders de inkomsten bij invoering der progressieve heffing zullen on derzoeken. Hij moet er dan echter opmerk- zaam op maken, dat voor de invoering eenig uitstel zal geboden zijn. De progressieve hef fing kan dan voor 1936 geen effect meer hebben, doch zal bij eventueele invoering een jaar later eerst kunnen ingaan. De heer DIELEMAN wijst op het groote belang, dat het voorstel grondig zal worden onderzocht. Er is veel waars in hetgeen de heer Hamelink zegt, dat bij eenige progressie een zeer groot gedeelte der menschen, die in armoede leven, eenigszins zal zijn gebaat. De heer P. VAN BENDEGEM: Geen kwes- tie van. Ik wensch, dat het voorstel van Bur gemeester en Wethouders in stemming zal worden gebracht. De heer VAN 't HOFF merkt op, dat de inkomsten ook naar zijn meening, geen aan- merkelijk verschil zullen maken. De VOORZITTER voert aan, dat Burge meester en Wethouders de inkomsten thans hebben geraamd, en weten, wat er ongeveer zal kunnen worden opgebracht. Burgemeester en Wethouders hebben te zorgen voor een kloppende begrooting. Daarom kunnen zij dan ook niet adviseeren, thans tot progres sieve heffing over te gaan. De heer VAN 't HOFF verzoekt, indien het resultaat van het onderzoek is, dat de inkom sten ongeveer gelijk zullen blijven, dat Burge meester en Wethouders dan het voorstel- Hamelink opnieuw ter tafel zullen brengen De VOORZITTER wijst erop, dat de pro gressieve heffing in geen geval voor 1936 effect zal kunnen hebben. De heer DE RUIJTER is van meening, dat indien het geen verschil zou maken, de pro gressieve heffing dan als proef voor 1936 zou kunnen worden ingevoerd. De VOORZITTER merkt op, dit thans niet te kunnen zeggen. De heer HAMELINK vraagt, of, mdien nu de progressieve heffing zou worden vastge- stela, dit van inivloed zou zijn op de begroo ting. De VOORZITTER antwoordt, dit niet te kunnen zeggen. Men moet in dezen tijd veel afwachten. Men leeft nu eenmaal in een cri- sistijd. De heer HAMIELINK wenscht geen spoed, indien dit zijn voorstel zou sdhade doen. Hij vertrouwt, dat Burgemeester en' Wethouders een serieus onderzoek zullen instellen, en kan zich daarbij neerleggen. Hij verzoekt Burge meester en Wethouders, zijn voorstel critisch te bekijken. Hij is ervan overtuigd, dat invoe ring voor 1936 niet meer mogelijk zal zijn. De VOORZITTER merkt op, dat invoering voor 1936 waarschijnlijk niet mogelijk zal zijn, om administratieve redenen. De heer HAMELINK deelt mede, dit gaame aan Burgemeester en Wethouders over te laten. De heer DE RUIJTER stelt vast, dat men dus de raming voor 1936 dient te aanvaarden, en dat het voorstel van den heer Hamelink naar Burgemeester en Wethouders verwezen wordt voor een naider onderzoek. Elventueel zal dan later kunnen worden be&loten, of de progressieve heffing voor 1937 zou kunnen worden ingevoerd. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 280. Uitkeering van het rijk wegens 48 opcenten op de hoofdsom der dividend- en taniti em ebelastingMemorie. 281. 40 opcenten op de hoofdsom der ver- mogensbelasting. 2215. 282. 75 opcenten op de hoofdsom der ge- meentefondsbelastinig. f 19.667. 283. Uitkeering uit het gemeentefonds be- rekend per aangeslagene in de gemeente- fondsbelasting /7067. 284. Uitkeering uit het werkloosheids- sdbsdidiefomds berekend per aangeslagene in de gemeentefondsbelasting. 1413. 285. Zuivere opbrengst der beiasting naar het inkomen over vorige belastingjaren. Me morie. 286. Gewetensgelden. Memorie. 287. Belastdnig op de honden. 200. 288. Beiasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijikheden. f 1820. De heer HAMELINK deelt mede, de post Vermakeiijikheidsbelasting van alle kanten te hebben bekeken. Spreker kan zich niet voor verlaging verklaren, indien andere heffingen daardoor verzwaard zouden moeten worden. Hij meent thans echter een middel geivonden te hebben om deze beiasting inderdaad te verlagen. Wanneer men de raming halveert (deze bedraagt /1820), en aanneemt dat deze ongeveer gelijk zal zijn aan de gezamenlijke opbrengst over 1934 (deze is groot 2138.10), komt men tot een bedrag van ongeveer f 1000. Men verliest dus in de begrooting ongeveer 820. Eenige inkomsten of mindere uitgaven zijn erin gewonnen, er is gewonnen 250 sa- lariskorting, zoodat dus maar meer 570 zou dienen te worden gevonden. Hij zou willen voorstellen De heer OGGEL: U vergeet de meerdere subsidie voor de bewaarscholen. De heer HAMELINK meent, dat dit niet juist is. De subsidie aan V. V. V. behoeft dan niet meer een struikelblok te zijn, daarin komt men dan den raad tegemoet, zoodat men nog tekort heeft 470. Deze kan gehaald worden uit den post van f 4000, die van het goed slot van 1934 is overgeschreven naar den loopen- den dienst van 1935 en venminderen met het- zelfde bedrag post 1. Hierdoor wordt bereikt dat de vermakelrjkiheidsbelasting kan worden gehalveerd, zonder dat de financieele positie der gemeente wordt aangetast. De VOORZJTTER merkt op, dit nog niet toe te geven. De heer HAMELINK deelt mede, zulks ook niet te hebben verwacht. Hij merkt op, dat er voor den dienst 1934 geen overschot was. In 1934 waren geen gelden van vorige dien sten aanwezig. De dienst 1934 heeft een over schot opgelesverd van pl.m. 11000. Hij maakt hiervan geen verwijt aan Burgemeester en Wethouders, doch betuigt hen integendeel zijn hulde. Hij acht het echter gerechtvaardigd, een aderlating toe te passen. Voor den dienst 1935 staat de gemeente er tamelijk goed voor. Hij is van meening, dat men dan die 4000 niet noodig zal hebben. Het financieel beleid is zeer goed geweest. Men kan evenwel over de besteding ervan toch nog nader van ge- dachten wisselen. Naar zijne meening is het geen bezwaar, het over te schrijven overschot met pl.m. /600 te venminderen. Aangenomen de 250 salariskorting en dat de suibsidie voor V. V. V. niet doorgaat, dan komt men ongeveer tot een bedrag van 600 dat nog noodig zal zijn, om de mindere in komsten uit de venmakelijkheidsibelasting te dekken. En dan is het toch geen bezwaar om die 600 te nemen uit het overschot van den vorigen dienst. Dan vermindert post 1 iets, doch spreker is van meening, dat hiertoe wel de gelegenheid en de motieven aanwezig zijn. Principieel was spreker niet voor een ver- makelijkheidsbelasting, doch indien deze niet werd ingevoerd, ontstond de noodizakelijkheid over te gaan tot verhooging van andere belas tingen. Het is dan ook niet gezegd, dat spre ker envocr te vinden zou zijn, deze beiasting geheel af te schaffen, doch ten andere is de beiasting tamelijk hoog, en als er een gelegen heid aanwezig is, die te verlagen, kan men deze onder het oog zien. Onder het volk wordt dit ook gevoeld, doch als het niet anders kan, en de noodizakelijkheid tot handhaving der be iasting bestaat, dan kan spreker gevoegelijk het volk laten praten. Doch thans is die nood- zakelijikheid naar sprekers meening niet aan wezig, en is er derhalve ook de mogelijkheid, over een verlaging te praten. Het loopt hier thans niet over een bedrag van 820, doch over ongeveer 600, die noodig zijn om tot dekking van de verlaging te kunnen komen. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Hamelink de oplossing heel handig heeft ge vonden, en moet toegeven, dat deze voor 1936 mogelijk is. De heer Hamelink zal zulks even wel niet ieder jaar -kunnen doen. Vermoedelijk zou zulks ook voor het volgend jaar misschien nog kunnen, doch men kan daarmede niet steeds voortgaan. Men kan niet zeggen, wat er in de verre, of zelfs ook in de nabije toe- komst gebeuren zal. En als men dan op een gunstig ooogenblik 11000 heeft over gehou den wie zal dan nog zeggen, welk nadeelig of batig salldo er in het volgend jaar zal zijn. Dit staat vast, dat de gemeente voor wat betreft de financien stilletjes aan in den put komt. De wijfciging van de wet op de finan cieele verhouding tusschen het rijk en de ge meenten kost de gemeente per jaar ongeveer 1500 geidurende 10 jaar. Dit wil zeggen, dat men zal moeten zoeiken om of de inkomsten te verhoogen, of de uitgaven met een gelijk bedrag te verlagen. Hij gelooft' dan ooik niet, dat het van wijs beleid getuigt, de inkomsten te gaan venminderen. Ter provineiale griffie is die kwestie ook onder de loupe genomen, en spreker mag hier wel verklappen, dat Ge-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1935 | | pagina 7