ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
kiweitot/j
OFFIE
...YSENDYK
CEELHERK
Sterven zonder en met God.
A is de heide bloeit
DIE HEN BU U
HEEL LEKKER VINDT
No. 9364
VRIJDAG 18 .OCTOBER 1935
75e Jaargang
Feuilleton
Binnenland
TWEEDE BLAD
nifirrwgw ohmummsmmtnamMm
I.
Zonder God.
Wij geven allereerst een korte bloem-
lezing van stervenswoorden van beroemde
personen, van wie zonder eenig gevaar
van tegenspraak kan worden getuigd, dat
zij in hun leven een breede en belangrijke
plaats hebben ingenomen, en dat zij ook
nog in onzen tijd met eere worden ge-
noemd, terwijl velen tot ben opzien en
misschien wel zoo nu en dan een verlan-
gen bij zioh voelen bovenkomen om „in
hun schoenen" te staan. Doch ook deze
lieden bleven hier niet; er kwam een
oogenblik, waarop zij alles, wat zienlijk en
tastbaar is, moesten loslaten, en wat zei-
den zij en wat voelden zij, dan op dat
moment
De stervende Voltaire beloofde (1778)
zijn geneesheer de helft van al zijn bezit-
tingen, als hij nog kans zag hem in het
leven te houden. En anders zei Vol
taire ronduit ,,ga ik naar de hel, en
neem ik u daarheen mee Vlak daarnaast
hoort het woord van den stervenden Nero
(9 Juni 68), die uitriep: „0 wee, welk een
tooneelspeler gaat er in mij verloren
Kardinaal Mazarin, die in 1661 stierf, de
beroemde staatsman, die tevens een be-
rucht gierigaard was, en die dan ook maar
eens eventjes een vermogen van 200 mil-
lioen francs bij een had weten te schrapen,
riep uit in zijn laatste oogenblikken: ,,0
mijn arme ziel, wat moet er nu van u wor-
den? Waar gaat gij nu naar toe?'
En een man, aan wien wij tegenwoordig
vaak moeten denken, nu Abessynie zoo
ruw en onrecbtvaardig wordt aangevallen,
terwijl Engeland thans zoo openlijk de
zijde van dat verdrukte Afrikaansche land
kiest Cecil Rhodes, de eigenlijke aan-
stichter van den vreeselijken Boerenoorlog
zei in 1902 op zijn sterfbed: ,,Ik heb in
Afrika veel gezocht en daar ook veel ge-
vonden: gezondheid, diamanten. goud en j
een uitgestrekt, eigen terrein. Maar dat
alles moet ik nu achterlaten en niets van
dat alles kan ik meenemen. Wat eeuwig 1
mij zou toebehooren, heb ik niet gezocht
en daarom heb ik dat ook niet gevonden
Niet minder treffend is wat de Fransch-
man Legrand uitriep, toen hij 6 Mei 1866
stierf. Men hoorde hem zuchten: „Ik
sterf zonder echt geleefd te hebben",
terwijl de Engelschman Thomas Hobbes
(f 1679) niets anders wist te zeggen dan:
Ik sta op het punt om een sprong in het
duister te doen". Nog belangrijker is wat
David Hume beweerde, die in 1776 heen-
aing, een man van groote geleerdheid en
bekwaamheid, maar tevens berucht door
zijn viiandschap tegen Schrift en Christus.
Men kan van diens leven niet veel meer
zeggen dan dat hij voortdurend gestreden
heeft tegen Gods openbaring, en dat hij
getracht heeft om door het ontwikkelen
van een wjjsbegeerte, die alle uitzicht
naar een ahder leven en een overzijde
negeerde en zelfs poogde onmogelijk te
maken, wel een van de sterkste en
felste vijanden was van het Christendom,
In zijn laatste oogenblikken, trachtite deze
man vroolijk te zijn, en zichzelf en zijn
omgeving te vermaken met aardigheden,
maar toch plaatsten zieh de ellendigste en
afschrikwekkendste beelden voor zijn
q^cst, gn greep wanhoop hem aan. rdij
schreef: ,,Ik ben een en al angst over de
akelige eenzaamheid, waarin mijn eigen
wijsbegeerte mij heeft gebracht. Wanneer
ik tot mijzelf inkeer, vind ik niets dan twij-
fel en onwetend'heid. Waar en wat ben
ik Ik begin mijzelf te verbeelden, dat ik
mij in den meest denkbaar-treurigen toe-
stana bevind, en in de diepste duisternis
ronddwaal".
En Mevrouw De Stael (f 1817) riep
uit: ,,Red mij, want ik vrees den dood".
haast precies hetzelfde wat Keizer Severus
(f 211) gezegd had, die beweerde: ,,Ik
was alles" en toch heeft niets mij verder
gebracht of gebaat." De bekende staats
man Gambetta, die in 1882 overleed, wist
niets te zeggen dan dit: ,,Je suis perdu
(Ik ben verloren). terwijl Hendrik VIII,
de toning van Engeland, die in 1547
stierf, te kennen gaf: „Nu, vrienden, is
alles weg: het rijk, de kroon en de ziel".
Tenslotte nog een mededeeling over (en
van) Lord Byron, die tot het laatste toe
vijandig bleef tegen den godsdienst en
tegen God: ,,Zal ik om vergeving vra
gen hoorde zijn dokter hem eens vlak
voor zijn dood vragen. Na een langdurig
stilzwijgen gaf de dichter zichzelf ten ant-
woord: ,,Kom, kom, geen zwakheid nu
j Laat ik een man blijven tot het einde toe!'
En Frederik II (f 1786) wist niets te zeg-
gen dan dit: ,,Ach, spreek mij geen woord
meer van hoop
II.
Met God.
De martelaar Polycarpus, bisschop van
Smyrna, stierf 26 Jan. 155 met deze woor-
den op de lippen: ,,Ik prijs U, almachtige
God, dat Gij mij hebt verwaardigd om op
dezen dag en in dit uur deel te hebben aan
het aantal der getuiqen en te drinken uit
den beker der gezalfden.' En Ambrosius,
die een niet minder veelbewogen leven
achter zich had, zei stervend (397): „Ik
verlang niet te leven, en ik vrees niet te
sterven. Mijn leven en mijn dood zijn in
de hand des Heeren. De goede God doe
volgens Zijn wijsheid en barmhartigheid
Wil men een man uit heel anderen tijd en
omgeving, laat men dan lezen, hoe de be
kende Amsterdamsche predikant (ook be-
kend om zijn gedichten en proza) Ds. E.
Laurillard, gestorven 1908, niets anders
getuigde dan dit: ,,Ik ga heen in vrede",
terwijl Jeanne d'Arc, toen zij in 1431
levend verbrand werd, niets anders uitriep
dan: „Jezus".
De laatste woorden van Koning Oscar
II van Zweden (f 1911) waren: ,,Geloofd
zij Jezus Christus en de kerkvader Ig
natius, die in 104 in het worstelperk den
dood onderging, riep uit, toen hij het ge-
brul der leeuwen reeds hoorde: ,,Ik ben
een zaadkorrel Gods. Door de tanden der
wilde dieren zal ik worden vermalen, op-
dat ik als het ware brood voor God ver-
schijne". Toen Karel de Groote in 814
te Aken den dood voelde naderen, hief hij
de rechterhand omhoog en maakte het
teeken des kruises. Daarna strekte hij zijn
beide handen uit, legde die over elkander,
sloot de oogen en zei: ,,In Uwe handen,
Vader, beveel ik mijnen geest".
Treffend was ook het sterfbed van
Lodewijk IX van Frankrijk, die, in 1270
zijn einde voelde naderen en toen zijn
oudsten zoon aan zijn sterfbed ontbood,
dien hij ernstig vermaande om zijn volk
met gerechtigheid en waardigheid te
regeeren, en de vreeze Gods te maken tot
drijfveer van al zijn daden. Daarop be-
geerde hij van zijn bed te worden afge-
nomen, en op den grond te worden gelegd,
waarop hij sprak:j,,Ik zal in uw huis bin-
nengaan; ik zal in uw heiligdom aanbid
den".
En nu noemen wij het levenseinde van
de twee groote hervormers: Luther en Cal-
vijn. Luther, stervend in 1546, bad: „0
mijn hemelsohe Vader en eeuwige God!
Gij hebt mij Uwen Zoon geopenbaard,
onzen Heere Jezus Christus. Ik heb Hem
verkondigd, Hem beleden; ik heb Hem
lief, en vereer Hem als mijn dierbaren
Zaligmaker en Verlosser, In Uwe handen
beveel ik mijnen g??st. Gij, God, die
waarheid en trouwe houdt, Gij hebt mij
bevrijd En Calvijn zei het nog schooner
(27 Mei 1564): ,,0 daar te zijn, waar aan
alle leergeschillen een einde gemaakt zal
zijn En daarop citeerde hij den tekst
van Paulus, die zeide, dat het lijden dezes
tegenwoordigen tijds niet is te waardeeren
tegen de heerlijkheid, die (aan ons zal ge
openbaard worden). Toen blies hij den
laatsten adem uit zonder van het schrift-
woord te kunnen opzeggen de woorden,
die wij tusschen haakjes hebben geplaatst.
Na deze beide Protestanten noemen wij
den kardinaal Bellarminus (f 1621), die
uitriep: ,,Het is het allerveiligst om op
Jezus te vertrouwen", en Von Bismarck,
die zijn veelbewogen leven besloot met de
woorden: „Heer Jezus, ik geloof, kom mijn
ongeloof te hulp".
Toen Wilhelm I, Keizer van Duitsch-
land, in 1888 stervende was, sprak de hof-
prediker Ds. Kogel de woorden: „Nu laat
Gij, Heer, uwen dienstknecht gaan in
vrec}e" en met heldere stem vervolgde
de Keizer: „want mijne oogen hebben Uwe
zaligheid gezien", terwijl onze bekende
staatsman," Jhr. Mr. A. F. de Savornin
Lohman 1924) betuigde: „Ik heb lang
genoeg geleefd: ik wensch mijn Heiland
te zien".
Zeker, wij zijn het volkomen eens met
hen, die zeggen: een goed en rustig sterf
bed is niet genoeg. De oude, trouwe
catechismus spreekt toch ook van een
,,eenige troost, beide in leven en in ster
ven". Het leven moet Gode zijn toege-
wijd. Maar als alles gaat wegvallen, en
iedere steun ons begeeft, als ons, zooals
het mooie gezangvers het zegt, elke vriend
begeeft, dan toch vooral moet blijken, of
wij het aandurven om dat ahgstig donker
alleen in te gaan, en dan, dan vooral
wordt de kracht van het geloof openbaar.
Roman van ANNY v. PANHUYS.
(Nadruk verboden.)
24) (Vervolg.)
Luigi Marini. die met zijn breed geranden
hoed en ruige, donkergrijze winterjas meer
dan ooit op een rooverhoofdman geleek, laehte
innemend. „Kom mij daar bezoeken, beste
vriend, mijn huds is zoo groot, er is plaats ge
noeg en het zou mij zoo'n pleizier doen, eens
een poos een jong gezicht bij mij te zien, een
jongeman, voor wien de toekomst louter geluk
en sucees beteekent."
„U is wel vriendelijk," stotterde Dirk, maar
hoe zou ik die uitnoodiging kunnen aan-
nemen? U kent mij toch nog veel te kort."
De ander laehte luid en vroolijk. „Denkt u
dat Ben je misschien een slechte kerel en
zou je mij verschrikkelijk tegenvallen?" Hij
school verti-ouwelijk zijn lange, slanke hand
onder Dirk's arm. „No, no, no, Dio mio, wat
voor soort man je bent, dat heb ik al gemerkt
gedurende onze reis van Parijs naar hier. Je
bent een door en door fatsoenlijk man, een
zeer begaafd eomponist, die in een verborgen
hoekje van zijn hart aan een omgelukkige
liefde laboreert."
Hij keek Dirk bij die woorden een beetje
spottend aan. Deze vestigde verbluft zijn
oogen op het scherp besneden gezicht van
den maestro en zei dan met een opwelling
van vroolijkheid: „Het eerste kan waar zijn,
maar dat van die ongelukkige liefde, dat
klopt niet."
„Toch wel, beste vriend. Ik ken dat...
Zoudt u mij willen doen gelooven, dat het
sierlijke, elegante dametje, dat u naar den
trein bracht, in uw hart woont? Neen, uit de
muziek van uw opera heb ik het gehoord, dat
bij u een ongelukkige liefde in het spel is. Ik
zie het aan uw oogen, die zoo droomerig kun
nen kjjken, sedert wij den voet op Holland-
schen grond gezet hebben."
Hij verwachtte blijkbaar geen tegenspraak,
daarom ging hij voort, nog levendiger dan te
voren: „En dan hebt u mij iets verteld, dat
ik zeei goed kan rijmen met het andere. U
heeft uw vaderland zoo plotseling verlaten en
in Parijs een functie aangenomen, die u eigen-
lijk niet paste, alleen maar om onder dak te
zijn. Als een vluchteling bent u vertrokken.
Zoo iets doet men alleen om twee redenen:
om schuldeischers te ontwijken, of om een
ongelukkige liefde te vergeten. Me dunkt, het
was de tweede reden.
,,U is zeer scherpzinnig, maestro." Dirk
sprak niet tegen; plotseling vervulde hem
een groot, onbeperkt vertrouwen in den man,
die hem doorgrond had. Gedurende de wan-
deling door het oudste gedeelte van Amster
dam, vertelde hij Luigi alles, wat er gebeurd
was, vertelde van zijn opera „De Overwin-
naar", sprak van de blonde Josine en haar
vader, majoor Hendrik Boymans.
„Alles zou misschien nog te herstellen zijn
geweest, maar dat zij met Maurits van Kem-
pen trouwde, die haar vader had kunnen zijn,
dat heeft mij bijna razend gemaakt."
„Niet te vlug oordeelen, beste vriend. U
moet nooit de zaken van slechts e^n kant
beschouwen," antwoordde de Itadiaan en er
kwam een schittering in zijn oogen als van
een licht, dat van binnen uit straalde. „Als
u er maar eens goed over wilde nadenken,
waarom de blonde Josine de vrouw van Mau
rits van Kempen werd, zoudt u misschien wel
redenen vinden, die haar gedrag zoo niet ver-
ontschuldigen, dan toch begrijpelijk maken."
„Zulke redenen bestaan er niet," zei Dirk
driftig en koppig.
,,Toch is er een zeer aannemelijke reden,"
antwoordde Marini ernstig. „Zooals u toen
in eigenzinnigheid en trots ronddoolde in het
labyrinth, dat u zelf geschapen had en er geen
DOKUS KIJKEKSFONDS.
De Koningin beschermvrouwe.
Het hoofdbestuur van het Helden-der-Zee-
fonds Dorus Rijikers deeit mede. dat het de
Koningin heeft behaagd het bescherrovrouw-
schap van deze vereeniging op zich te nemen.
BENOEMING GBIFFIEK EERSTE KAMER.
Tot opvolger van den. onlangs overleden
griffier van de Eerste Kamer Jhr. W. A.
Beelaerts van Blokland, is gekozen de heer
Dr. A. L. de Block, die sedert October 1927
de functie van commies-griffierebekleedt.
TEGEN PARTICULIERE
MAOHTSVOKMIN G.
Binnenkort is de indiening te verwachten
van het in de Troonrede aangekondigde wets-
ontwerp ter voorkoming van particuliere
machtsvorming op het terrein der overheids-
taak.
BELGISCHE ONDERSCHEIDING VOOR
MR. VERSCHTJUR.
Oud-minister Verschuur, regeeringscommis-
saris voor de Nederlandsche deelneming aan
de Brusselsche wereldten'toonstelling, is door
koning Leopold vereerd met het groot-kruis
in de orde van den Afrikaanschen Leeuw.
OUD-MINISTER VERSCHUUR
NAAR INDIe.
Oud-minister Mr. T.: J. Verschuur, die in
zijn functie van lid van den raad van beheer
der N ederlandsch-Indische Aardolie Maat-
schappij, een reis naar Indie maakt, om zich
ter plaatse van de werkzaamheden der
N.I.A.M. op de hoogte te stellen, is Donder-
dagochtend vergezeld van zijn echtgenoote
met den Genuatredn van de Maatschappij
Nederland uit Den Haag vertrokken. Te
Product van DOUWE EGBERTS Tabaksfabriek
^ingez. Med.)
I
Genua zal hij zich inschepen op de Johan de
Witt.
Den heer Verschuur, vergezeld van zijn
vrouw, werd asm het Staatsspoorstation door
een groot aantal vrienden en bekenden uit-
geleide gedaan.
Onder hen waren de ministers De Wilde,
Oud en Van Lith de Jeude, de oud-ministers
Donner en Aalberse, en de directeur-generaal
van handel en nijverheid, dr. Hirschfeld.
GENERAAL DUYMAER VAN TWIST.
De heer L. F. Duymaer van Twist, lid van
de Tweede Kamer, wordt 9 November 70 jaar.
Er is een comite gevormd om hem te huldigen.
Er zal dien dag receptie zijn in de Witte Brug
in Den Haag.
Bij den bijzonderen vrijwilligen landstorm
bereidt men een eenvoudige huldiging in meer
besloten kring voor.
HET AANGIJK.ONDIGDE UITVOERVERBOD
VAN WAPENEN ENZ.
Het aangekondigde uitvoerverbod van wa-
penen, munitie en oorlogsmateriaal kan, in
verband met de te Geneve in de lijst van wa-
penen aangebrachte wijzigingen, over enkele
dagen worden verwacht.
DR. IR. J. A. RINGERS.
Thans wordt definitief gemeld, dat de direc
teur-generaal van den Rijkswaterstaat, Dr. Ir.
J. A. Ringers tegen 1 December ontslag uit
zijn functie heeft gevraagd. De heer Ringers
is benoemd tot lid van den raad van beheer
van de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaat-
schappij.
VERLAGING LOODSGELDEN.
In het Staatsblad is afgekondigd de wet
van 10 October 1935 strekkende tot verlaging
van de loodsgelden voor zeeschepen.
NIEUW'E VLIEGDIENSTEN
Met ingang van 1 November zal door
samenwerking van de K. L. M. en de British
Continental Airways een eenmaaldaagschen
luchtdienst geopend worden van Londen naar
Amsterdam en van Amsterdam naar Londen.
Verder zal met ingang van 1 Januari door
de K.L.M. in West-Indie een luchtverbinding
geopend worden van Curasao en Aruba naar
Maracaibo, het oliecentrum van Venezuela en
van .Curagao naar La Guaira, de havenstad
van Caracas, waardoor West-Indie aansluiting
krijgt op de groote luchtlijnen naar Zuid-,
Midden- en Noord-Amerika.
uitweg meer uit vond, zoo ging het ook dat
jonge meisjeTrots en koppigheid! Dat
is zoo dikwrjls de rots, waarop jong geluk te
pletter loopt."
Het lag, Dirk op de lippen om te zeggen,
dat hi} in uren van venrstandig nadenken het
zelfde gedacht had, maar kij zweeg.
De maestro zag, dat de jongeman een in-
wendigen strijd voerde en hij wilde hem daar-
in niet storen.
Stil en zwijgend wandelden zij langs de
mooie grachten van Amsterdam en steeds
bleef de hand van den Italiaanschen eompo
nist rusten op den arm van Dirk Willebrands.
,,'Kom toch bij mij in Italie," zei Marini na
eeii lang stilzwijgen. „Als hier de lente zich
aankondigt door mist en natte sneeuwbuien,
zweeft zij als een liefelijke fee over ons land
en strooit er de schoonste bloemen. Dan wor
den de jonge harten gezond, trots en koppig
heid veranderen in liefde, in stralende, gou-
den liefde
„U is eigenlijk dichter, maestro Marini,
zei Dirk. Het was hem te moede als zag hij
Josine staan midden tusschen die geurige
lentebloemen, onder wuivende palmen, onder
een stralenden hemel. Zij scheen hem te
wenken.
„Och, wij musicd, wij zijn alien, min of meer
dichters", antwoordde de I tali a andan begon
hij weer over zijn plannen.
„Tot Maart zrwerf ik nog rond in de wereld,
dan keer ik terug naar- Venetie en wacht u
daar, jonge vriend."
Bijna juichend klonk helt UitDirk s mond:
„Ik kom, maestro'Marini; ik kom!" Daarbij
dacht hij aan Josine en wist nu, alsof haar
lippen zelf het hem haddon bekend: het was
uit trots en wrok,'dat zij de vrouw van Mau
rits van Kempen was geworden, maar diep in
haar hart woondenog steeds de eerste, jonge,
vurige liefde.
De plannen van Josine en haar tante geluk-
ten in zoover, dat de majoor, die anders ge-
(Ingez. meuj
woon was een uurtje bij zijn dochter door te
brengen, zich nu niet liet zien. Ten slotte
kwam het er ook niet op aan, al kwam hij
het te weten, dat zij naar de eerste opvoering
van „Veroverd Land" gingen, maar toch, het
was befer, dat hij het daarna pas hoorde.
Josine vond dat muggenziftenwat paste en
wat niet, zoo onaangenaam
De dames hadden vroeg het middagmaal
gebruikt, want over een paar uur zouden zij
naar Amsterdam vertrekken.
Mevrouw Willebrands had roode oogen.
Josine vermoedde, dat zij gehuild had. Was
het van opwinding of van blijdschap om het
succes van haar eenigen zoon? Josine wilde
het niet vragen om geen nieuwen tranenvloed
te voorsehijn te brengen, maar de spanning
benam haar soms den adem.
Vanavond zou zij het laatste werk van haar
overleden echtgenoot hooren, maar ook het
eerste van Dirk Willebrands
De dames zaten in het boudoir van Josine
en mevrouw Willebrands bewonderde de weel-
derige inrichting., Zij kon niet stil blijven zitten,
maar liep rond om met de vakkundige hand
van een huisvrouw de kwaliteit der meubelen,
de soliditeit der meubelstoffen te onderzoe-
ken. Toch was zij niet geheel bij de zaak en
haar geheele manier van doen verried een
zenuwachtig ongeduld.
„Je vader heeft nooit kunnen begrijpen,
waarom Dirk zich aan de studie van de mu
ziek wilde wijden", zei de oude dame, terwijl
zij een Meissener beeldje opnam om te onder-
zoeken of het wel den stempel van echtheid
droeg. „Hij heeft er mij zoo dikwijls over ge-
schreven en Dirk beklaagde zich in zijn brie-
ven dat hem dit telkens weer verweten werd."
Zij zette het beeldje neer, het was onloochen-
baar echt Saksisch porcelein... ,,Nu Dirk het
toch tot iets gebracht heeft, zal de majoor
wel inzien, dat de uniform niet voor iedereen
geschikt is." Dat klonk een beetje gepikeerd,
want ja, zij was toch ook opgevoed in de tra-
ditie, dat voor de mannelijke leden van hun
DE VERVANGING VAN DE WARENWET.
Verschenen is het voorloopige verslag van
de Tweede Kamer inzake het wetsontwerp
verlaging van de opsnbare uitgaven doior ver-
vanging van de Warenwet door een andere
wet betreffende hoedanigheid en aaniduiding
van waren.
CRISIS-STEUNBESCHIKKING TARWE-
BLOEM B.
De Minister van Landbouw en Visscherij
heeft, gelet op de Crisis-Steunbeschikking
(Tarwebloem B) H, zooals deze laatstelijk is
gewijzigd goedgevonden: genoemde beschik-
king met ingang van 4 Sept. 1935 te wijzigen
in dier voege, dat in het onder I, c, bepaalde
het bedrag 5,25" wordt vervangen door
5".
DE DISCONTO-VERLAGING VAN DE
NEDERLANDSCHE BANK.
Zooals den laatsten tijd bij de verschillende
wijzigingen der tarieven van de Nederland
sche Bank steeds het geval is geweest, is ook
de thans aangekondigde verlaging der tarie
ven met 1 procent niet onverwacht gekomen.
De situatie op de geldmarkt had de laatste
dagen een zoodanige verandering ondergaan,
dat een verlaging van het officieele disconto,
wilde de Nederlandsche Bank geen groot ver-
schil tusschen het officieele tarief en de in
de open markt geldende percentages handha-
ven, wel moest volgen.
Bezwaren om hiertoe over te gaan. waren
er trouwens niet. Na de openingszitting van
de Staten-Generaal is gebleken, dat de Regee-
ring over voldoenden steun in de Kamer kan
beschikken om haar op handhaving van den
gouden standaard en verdere aanpassing aan
de bestaande omstandigheden gerichte poli-
tiek verder voort te zetten. Zeker is dit het
geval nu de Regeering op sommige punten
enkele concessies aan een deel der vroegere
oppositie heeft gedaan. De vrees voor deva
luate is daarvoor reeds eenigen tijd weer ver-
dwenen en de rust in het binnenland is weer-
gekeerd. Dat tot voor kort de rentevoet nog
zoo hoog is gebleven, moet toch eerder aan de
buitenlandsche politieke verwikkelingen dan
aan de binnenlandsche verhoudingen worden
toegeschreven, Nadat de overtuiging had
postgevat, dat men er hoogstwaarschijnlijk
wel in zou slagen het conflict te localiseeren,
is ook in dit opzicht de vrees geluwd, hetgeen
zich in de no'teeringen op de geldmarkt heeft
weerspiegeld. Waar bovendien de positie van
de Nederlandsche Bank, door de als gevolg
van de daling der buitenlandsche wisselkoer-
sen ten einde gekomen goud-afvloeiing, ge-
paard gaande met een belangrijke contractie
van de binnenlandsche credietverleening, aan
merkelijk was verbeterd, was er zeker geen
reden om de hooge rente-tarieven, die voor
het geheele land en niet het minst voor het
bedrijfsleven zoo fnuikend zijn, ook maar een
dag langer te handhaven dan strikt noodza-
kelijk was. Ook de Schatkist, die binnenkort
weer een aanmerkelijk bedrag aan middelen
zal moeten opnemen, is bij een verlaging van
het rente-niveau uiteraard ten zeerste ge
baat.
Nog is de rente-voet hier te lande buiten-
sporig hoog, doch indien de situatie zich op
dezelfde wijze blijft ontwikkelen als in de af-
geloopen weken, dan mag zeker een verdere
daling van het rente-niveau en dus van het
officieele disconto verwacht worden, te meer,
daar hier te lande ook thans nog ongetwijfeld
belangrijke middelen braak liggen, al zal voor-
loopig, mede in verband met de buitenlandsche
familie de militaire stand de eenig passende
was.
,,Papa is in hart en nieren militair," ant
woordde de jonge vrouw. ,,Voor burgers
koestert hij slechts weinig achting."
Daarom heb ik mij ook zoo verwonderd,
dat je met een burger getrouwd bent."
Mevajouw Willebrands was reeds gekleed
in avondtoilet en haar zwart-satijnen rok, stijf
als een plank, ritselde, terwijl zij langzaam
door het vertrek liep.
„Maurits van Kempen was rijk en beroemd,"
antwoordde Josine kortaf. Maar opeens
sehaamde zij zich over die woorden. Klonken
zij niet, alsof zij hem daarom alleen gekozen
had? Zij wilde er nog iets bijvoegen, maar
eer zij dit kon doen, weerklonk buiten een
vroolijke wals.
Het waren twee violen en een waldhoom,
die de stilte van het vertrek verstoorden. Zij
zongen een lied van vreugde en levensgeluk.
De dames luisterden in stilte, dan stond
Josine op en ging naar het raam. Mevrouw
Willebrands kwam naast haar staan.
„Het zijn zwervende Boheemsche muzikan-
ten," zei de jonge vrouw en zocht haar por-
temonnaie in haar taschje.
Drie mannen stonden buiten in de sneeuw,
hun gezichten zagen blauw van de kou en
toch was er in hum oogen iets, dat aantoonde,
dat zij opgingen in hun spel. De wals klonk
zoo opgewekt en levenslustig, ging dan over
in een smachtend tusschenspel om in een dol
tempo te eindigen.
„Een echte Hongaarsche wals", zei Josine.
I Zij kende die muziek reeds, Antoon had die
zoo dikwijls door de stilte van het huis doen
zingen.
,,Die arme mannen!" Mevrouw Wille
brands huiverde, terwijl zij zich voorstelde,
hoe die muzikanten in den barren winter te
lijden hadden.
(Wordt vervolgd.)