Pluimvee-Rubriek SCHEEPVAARTBEWEGING. boom keek. Zou, vraagt hij, op den duur de Waterleiding Maatschappij niet naar de ge meente komen met de vraag: of ze niet wil- den aansluiten? Zoo is het met de electrici- telt ook gegaan. Aanvankelijk was voor aansluiting aan het electrisch net ook een groot bedrag vereisc'ht. Men is er toen niet op in gegaan, en de electriciteit ligt nu over- al in de gemeente, en, naar sprekers meening, goedkoop. Hij is van meening, dat de Waterleiding Maatschappij hierin een aardig zaakje ziet. Indien 60 gedurende het eerste jaar wordt aangesloten, komt de rest vanzelf. Spreker zou er voor zijn, nog maar eens af te zien en te zoeken, of er niet een weg te vinden zou zijn, om van de verplichtingen af te komen. (De heer 't GILDE: Laat de gemeente de Maatschappij concessie verleenen. De heer SEGHERS: Indien dat mogelijk is, acht ik mij hiermede ook voldaan. De heer VAN 't HOFF deelt mede, met be- langstelling de discussies te hebben gevolgd. Hij is gewaar geworden, dat het hoofdbezwaar van de tegenstanders zich richt tegen de ver- plichte aansluiting. In de vergadering. welke de raad met den directeur der Waterleiding Maatschappij heeft gehad, heeft deze netjes uiteen gedaan, dat de gewraakte bepaling zeer soepel zal worden toegepast. Zooals reeds meer gezegd, wordt gerekend op een aansluiting van 60 in het eerste jaar, om na 20 jaar te komen tot 92 der aansluit- bare perceelen. De heer 't Gilde is voor zich- zelf zeer gerust, als hij tegen aansluiting stemt. Spreker daarentegen staat op een ander standpunt, en is zoo gMnst als het rnaar kan, als hg zijn stem voor de aanslui ting geeft. De aansluiting aan de waterlei ding zal dienen voor bevordering van de wel- vaart van de streek. De heer Dieleman vindt het zoo erg, dat f 24.000 voor water Axel uitgaat, spreker daarentegen hoopt, dat er dan 48.000 Axel zal binnenkomen, dan heeft men nog eens zoo- veel. Zonder waterleiding kan naar zijn mee ning een plaats niet tot welvaart komen. Men moet bij dit vraagstuk wel overdenken, dat er nog meer aan vastzit. Spreker wil' hier de aandacht vestigen op de mogelijkheid tot het stichten van industrieen. Indien men te Axel niet over water kan beschikken, krijgt men die vast niet. Waar het water over Axelsch grondgebied komt, en het later wel- licht duurder zou zijn, indien men zou willen aansluiten, is het naar zijn meening niet te verdedigen, indien men langer zou uitstellen. Gezien de uitgebreider mogelijkheid tot ves- tiging van industrie, acht spreker in dit licht bezien, de aankje- van een waterleiding een hoofdbelang vodjfden werkman van den eer- sten rang. Hij zal dan ook met vrijmoedig- heid zijn stem aan het voorstel van Burge- meester en Wethouders geven, en is er niet ongerust op, daarmede niet het belang der ge meente te hebben gediend. iHij hoopt, dat de waterleiding er komt, en dat na 3, 4 a 5 jaar de tegenstanders allemaal zullen zijn overwonnen, en voorstanders ge worden, zooals in andere plaatsen de practijk het heeft geleerd. Hij is ervan overtuigd, hier mede de welvaart van de gemeente te bevor- deren. Naar zijn meening zal het met de ver- pliohting tot aansluiting, gezien hetgeen de directeur der waterleiding maatschappij heeft medegedeeld, niet zoo'n vaart loopen. Ieder is ervan doordrongen, dat goed water een groot belang is. En indien dit den werkman kan worden gegeven vanaf f 0,15 per week, kan dit naar zijn meening niet bezwaarlijk zijn. Indien men niet medegaat, is er geen kans op vestiging van industrieen, het ligt voor de hand, dat deze zich dan wel zullen wenden tot de plaatsen, waar men wel over water be- schikt, nl. Ter Neuzen, Hulst en Sas van Gent. Dit is iets, wat de tegenstanders allemaal ook best weten. Om deze reden is spreker dan ook niet ongerust, zijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders te geven. Hij is er van ovetruigd, dat hij, zulks doende de welvaart der gemeente helpt be- vordteren. De heer FANOY geeft als zijn meening te kennen, dat men deze fcwestie moet bekijken vanuit den gezichtshoek, of een waterleiding nuttig is of niet. Spreker heeft nog niemand gehoord, die verklaarde, dat een waterleiding niet nuttig zou zijn. Indien men het nut in- ziet, is ieder ervoor, ondanks den dwang tot aansluiting. Spreker sludt zich aan bij het betoog, dat de heer Van 't Hoff heeft gehouden, waarin hij verklaarde, dat een waterleiding noodzakelijk was voor de ontwikkeling der gemeente. In dien het een ondiing was, zou men niet in v-rij- wel de geheele beschaafde wereld in het genot van waterleiding zijn. Men mag aannemen, dat vast staat, dat waterleiding voor de ge- zondheid bevorderlijk is en gemakken en groote voordeelen biedt. Wat betreft de meening, dat men niet vol- doende zou zijn gewaarborgd, moet spreker opmerken, dat de watervoorraad en hetgeen er verder aan vastzit, door het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening zijn onderzocht. Men kan nu tooh niet aannemen, dat voor de plannen, waarmede het geld van het Rijk, en de Provincie en dat der gemeenten gemoeid is, zal warden afgegaan op plannen die geen voldoenden waarborg bieden. Natuurlijk, een absolute wetenschap dat iets gaan zal, heeft men nooit, wel^kan men een absolute weten schap hebben, dat iets nooit zal kunnen. Door de regaling, waarbij het Rijk de ga- ranties op zich heeft genomen, is men ge- noodzaakt, de verplichte aansluiting op te nemen. Dit schept inderdaad moeilijkheden voor den middenstand, en niet alleen voor den kleinen, doch ook voor den grooten midden stand. Men moet hieflbij groote bezwaren overwinnen, want de middenstand moet het toch ook maar eerst ontvangen, voor het uit- gegeven kan worden. Doch een feit is niette- min, dat de waterleiding er niet kan komen zonder verplichte aansluiting. Naar zijn oor- deel is waterleiding iets goeds, en meent hij, dat de goede dingen erin tegen de tbezwaren opwegen. De directeur heeft beloofd, dat de verplichte aansluiting soepel zal worden toe gepast. Over de mogelijkheden, welke voor de gemeente bestaan om voor een zekere groap iets te doen, zal spreker het thans niet heb ben, dat kan men t.z.t. nog zien. Spreker kan niet afstappen van de verantwoordelijkheid, welke men te dezen draagrt, indien Axel als centrum-gemeente niet zou aansluiten. Het is zeer juist, wat de heer Van 't Hoff zoo juist zeide, dat men zich voor vestiging van indu strieen in elk geval zou wenden tot Hulst, Ter Neuzen en Sas van Gent, indien hier geen water aanwezig zou zijn. Allle factoren zouden dan aanwezig zijn om van Axel een dooie plaats te maken. Aan de andere zijde ziet spreker zijn verant woordelijkheid, waar door een heden te nemen besluit de centen uit de zakken der gemeente- naren worden gehaald. Een en ander tegen- over elkander overwegende, is spreker van meening, dat hij, indien hij zijn stem tegen aansluiting uitbrengt, medehelpt Axel dood te maken, en daar hoopt hij voor te passen. De heer HAMELINK spreekt als zijn mee ning uit, dat de tegenstanders niet in de laat- ste plaats aan het woord zijn geweest, en dat zij niet hebben nagelaten, hun groot geschut in stelling te brengen. De meerderheid der tegenstanders heeft zich geuit in den zin, dat aansluiting voor Axel een financieele strop zou worden. Hij echter wil met den heer Van 't Hoff verklaren, dat hij zich er ten voile van bewust is, mede te werken aan het belang der gemeente, door zijn stem v66r aansluiting uit te brengen. Hij acht zich hierbij ten voile door de fei- ten gedekt. Niet alleen dat het plan bestu- deerd is door een groep van ingenieurs, die met de betreffende branche uitstekend bekend zijn, doch bovendien zijn de onderzoekingen en proefboringen gedaan onder controle van het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening, en geschiedt de stichting der N.V. onder financieele garantie van het Rijk en de Pro vincie. Spreker meent, dat men met deze waarborgen wel veilig is, want de genoemde instellingen smijten heusch nog niet met het geld, al gaan er wel stemmen op, die dit be- weren. Wat betreft de opmerking van den heer 't Gilde, als zou de waterwinplaats niet vol- doende water kunnen leveren om in de be- hoefte te kunnen voorzien, moet hij opmerken, dat door deskundigen boringen zijn gedaan, en onderzoekingen ingesteld, en dat hun oor- deel anders is. Nbch de heer t Gilde, noch spreker, noch een ander in deze vergadering is competent, daarover te oordeelen. Wlat be treft de financieele lasten moet hij toestem- men, dat de zaak niet kan bestaan, zonder dat tot aansluiting eenigen drang wordt uit- geoefend, en de betrokkenen tot aansluiting worden verplicht. Met den heer Van 't Hoff zou spreker ero,p willen wijzen, dat is toege- zegd, dat deze soepel zou worden toegepast, en er geen anderen weg is, om het bedrijf rendabel te maken, dan door het uitoefenen van eenigen drang op de bevolking. Met de heeren De Jonge en Van Bendegem is spreker het in het' geheel niet eens, dat ruw wordt ingegrepen in de rechten van de betrokkenen. Op andere gebieden worden maatregelen genomen, welke naar zijne mee ning de vrijheid der bevolking meer aantas- ten dan de verplichte aansluiting zulks doet. iBij de beantwoording van de vraag, of spre ker de verantwoordelijkheid tot het opleggen van deze verplichting aandurft, moet hij dan ook met „ja" antwoorden. De heer Van Ben degem is ervan overtuigd, dat geen 20 zou aanslu^en, spreker acht dit een aanvechtbare stelling. Indien men nagaat, hoe de geschiedenis is geweest ten opzichte van andere gemeenten, b.v. op Zuid-Beveland, kan men nagaan, dat de aansluiting, na eenige aarzeling, spontaan was... 0 De heer DIELEMANDoch zonder ver plichte aansluiting! De heer HAMELINK vervolgt, dat hij hoort vertellen, dat men daar niet verplicht werd tot aansluiting. Hij stemt dit toe, doch wijst er dan tevens op, dat de waterverkoopende instituten hierdoor de eerste jaren ook finan cieele stroppen hebben geleden. Door de ver plichting tot aansluiting wordt kans op strop- pen veel verkleind. Met den heer Van 't Hoff is spreker het geheel eens, dat men er na verloop van enkele jaren, indien men het genot van de waterleiding heeft ondervonden, heel anders over zal denken dan op het oogen- blik. Hij is er dan ook van overtuigd, dat zoo goed als nooit van het recht tot dwang ge- bruik zal behoeven te worden gemaakt. Hij is van meening dat de waterleiding voorziet in een groote behoefte, en spreekt dan nog niet over het nut voor industrieele en andere doeleinden. (Bovendien zitten bij een langdurige droogte de menschen wel degelijk zonder water. De heer De Jonge heeft nu wel van een briefje voorgelezen, dat men hier op het water nooit zuinig behoeft te zijn, doch dat is toch wel bezijden de waarheid. Men moet hier zeer zuinig op het water zijn en desondanks komt het voor dat b.v. in dezen zomer vele men schen zonder water hebben gezeten. Indien men strijdt, strijde men met open vizier. Door de belanghebbenden in de industrie zijn pogin- gen in het werk gesteld, en is al het moge- lijke gedaan, om een waterleidingplan opge- steld te krijgen. Deze pogingen zijn thans met succes bekroond, en de menschen uit die kringen behooren niet meer tot de luidruch- tige voorstanders van de waterleiding, daar zij verzadigd zijn. De heer Van 't Hoff voor ziet, dat de industrie Axelsch bodem niet zoe ken zal indien zij niet de beschikking heeft over water. Spreker is het hiermede roerend eens. Over de heele beschaafde wereld, in heel Europa, en om dichter bij huis te blijven, in geheel Nederland heeft men waterleiding. Men zou het reoht hebben de Axelaars de „Chi- neezen van Zeeuwsch-Vlaanderen" te noemen, indien zij zich tegen den aanleg van een water leiding bleven verzetten. De tegenstanders van de aansluiting ver dedigen hun houding met een beroep op het gemeentdbelang. iSpreker merkt op, dat men dit belang op verschiiillende wijzen kan zien, en zonder af te dingen op de goede trouw van hun standpunt, meent hij, evenzeer te staan voor het belang der gemeente, indien hij de aansluiting op grond daarvan bepleit. Het is precies zooals de heer Seghers het heeft gezegd, en zooals de toestand met he- trekking tot de fiets zich heeft ontwikkeld. Oorspronkelijk was dit ook iets, wat men niet kon betalen, doch geleidelijk aan heeft het gemak, dat de fiets gaf, die bezwaren over wonnen. Is het met electriciteit en gas ook niet zoo gegaan, en wofden de offers, die er voor gebracht moeten worden, ook niet met blijmoedigheid gedragen? Volgens den heer Dieleman vervingen deze dingen iets, doch zou water niets vervangen. Zoo goed als de fiets het zich te voet verplaatsen heeft vervangen, zoogoed als het gas en de electriciteit de ver- lichting door petroleum en het gebruik van steenkolen heeft vervangen, zoogoed vervangt waterleiding het gabrek, dat in de water- voorziening heeft bestaan, en vervangt het kraantje het moeizame werk, dat men met emmexs het water uit den regenbak put. De waterleiding voorkomt de kans dat men drinkt uit een regenbak, waarin cadavers drijven. Spreker wil dit laatste niet als een argument voor de waterleiding gebruiken, doch hij wil er uitsluitend op wijzen, dat de waterleiding in even sterke mate iets vervangt, als de zoo- even genoemde andere dingen. Spreker acht het dan ook gerechtvaardigd, te zeggen: we doen mee. Het andere element, dat de tegenstanders in het geding hebben gebracht, is wel zeer sterk een koopmanselement. Het idee wordt hderin uitgesprokenLaat een ander maar sukkelen, en indien wij de waterleiding maatschappij hier een vrije concessie geven, zijn wij van alle risico af. Doch dan geeft men toch blijk, de sociale taak welke men in het midden der Zeeuwsoh-Vlaamsche gemeenten heeft, niet te kennen. Ligt het wel op den weg voor een der grootste Zeeuwsch-Vlaamsche gemeenten, een poginig, welke groote offers eischt, langs zijn kantje te laten gaan, en zich daarvan niets aan te trekken? Is er een afdoende reden aanwezig, om te parasiteeren op de krachtsinspanning van anderen en hieraan geen steun te verleenen? Er is in verband met de waterleiding ge- wezen op de kwestie met betrekking tot de electriciteit, zooals die zich hier heeft ontwik keld. Indien de heer Dieleman de geschiede nis goed nagaat, zal hem ook wel blijiken, dat hier geen sprake kan zijn van analogic. De kwestie van aansluiting aan de waterleiding is niet analoog aan de geschiedenis van de aansluiting van Axel aan het electrisch net. De heer't Gilde heeft de vrees uitgesproken, dat men zal worden opgescheept met een semi-ovenheidabedrijf te meer, dat mpt tekor- ten zal werken. Spreker wijst erop, dat de P.Z.E.M. niet meer met verlies werkt, doch integendeel goede zaken maakt, na de eerste wo rstel jaren. Zou blijken, dat de waterleiding in een volksbehoefte voorziet, dan acht spreker het moeilijk, zich aan den plicht, ook financieel aan den opbouw hiervan mede te werken, te onttrekken. Integendeel is het den plicht van Axel, hieraan mede te helpen bouwen, in de allereerste plaats niet alleen om de getal- iterkte der bevolking, doch ook om de cen- trale ligging. Het is plicht voor ieder, die het belang van de gemeente ziet, alles te doen, om Axel dat door destructieve leiding ge durende enkele jaren toch al ongunstig is be- invloed vooruit te brengen, economisch en cultureel, en de gemeente te brengen op de plaats die ze verdient. Wat betreft den strop, welke de heer 't Gil de vreest uit aansluiting ook van het Westen, moet spreker de meening uitspreken, dat de gegeven cijfers fictief zijn, even fictief als de cijfers welke de heer 't Gilde aanhaalt. De heer 't GILDE: Hier is het rapport, in dien u wilt, kunt u het lezen. De heer HAMELINK kan foestemmen, dat het Westelijk deel in de eerste jaren geen goed risico zal zijn. Dit neemt niet weg, dat spreker niet ongerust is, daar zelfs de hoogere instanties en hoogefe organen bereid zijn, de noodige garantie te verleenen. Indien van overheidswege en ook van de zijde van andere gemeenten al het mogelijike wordt gedaan om een betere watervoorziening te verkrijgen, mag Axel niet achter blijven. De heer 't GILDE deelt mede, te willen be- ginnen met te wijzen op het laatste, dat de heer Hamelink heeft gezegd, n.l. wat betreft het fictieve in de cijfers betreffende het Westdn. Spreker heeft voor zich het rapport der commissie, in 1930 uitgabracht, waarin de verwachting werd uitgesproken, dat ongetwij- feld aansluiting' van het Westen van ongun- stigen invloed zou zijn op de exploitatie en de rendabiliteit. De heer HAMELINKIk heb dat rapport niet noodig, dat heb ik zelf. De heer t GILDE: Dan moet u niet zeggen, dat die cijfers fictief zijn. De heer HAMELINK: Ze zijn desondanks fictief. De heer 't GILDE gaat verder, dat de ver- plichtdngen voor de gemeente eerst aanvangen, wanneer de rlsico-garanties door rijk en pro vincie worden verleend. Doch dan zit' men er ook aan vast. Wanneer spreker de zaak goed ziet, en aan de hand van he-t ontwerp-raads- beiluit moet hij tot die conclusie komen, dan zijn deze plannen een uitvloeisel van de in 1930 door de actde der Kamer van Koophan- del te Ter Neuzen opnieuw gemaakte plannen voor de bekende 3 en 8 gemeenten, resp. ge- legen in Oost- en West-Zeeuwsch-Vlaanderen. De Voorzitter heeft gezegd, ervoor te heb ben gezorgd, dat de deur open bleef, doch dat deze niet eeuwig open bleef. In het rapport, dat door de Directie van het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening is uitgeibracht aan den Commissaris der Koningin wordt er echter wel degelijk op gewezen, dat de mogelijkheid steeds open blijft, en wordt dan ook gezegd: „desnoods kan daartoe langs een omweg over Koewacht een tweede transportleiding worden bijgelegd". De VOORZITTER merkt op, dat het hier betreft de technische mogelijkheid, doch dan zou de aansluiting waarschijnlijtk wel op an dere voorwaarden plaats hebben. De heer 't GILDE voert aan, dat toch na- drukkelijk wordt gezegd, dat de mogelijkheid blijft bestaan. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks doelt op de technische mogelijkheid, Axel later nog aan te sluiten. De voorwaarden van aansluiting zullen echter na 25 October aanmerkelijk bezwaarlijker worden dan thans, nu men mee kan profiteeren van de goed- koope oontracten, welke de maatschappij heeft bedongen. De heer 't GILDE merkt op, dat de heer Van 't Hoff nu wel steunt op de verklaring van den Directeur, dat de verplichte aanslui ting soepel zal worden toegepast. Er wordt voor het eerste jaar geraamd een percentage aangesloten perceelen van 60, welke moeten stijgen tot 92 in het 20e bedrijfsjaar. In dien het percentage in het eerste jaar bene- den de 60 blijft, dan bestaat het niet, dat men tot 60 kan dwingen, doch is men genood- zaakt, te dwingen tot 92 Degenen, die boven de 60 niet aangesloten zijn, blijven dan niet vrrj, doch worden ook gedwongen. Aan de hand van de cijfers, kan spreker niet inzien, dat er meerdere welvaart zou komen. Hij vraagt zich af: welke welvaart? En desnoods fabrieken! Spreker ziet tenge- volge van de waterleiding hier nog niet veel fabrieken verrijzen. De heer Van 't Hoff buit de industriemogelijkheden zoo uit, doch aan de hand van het door hem aangehaalde rapport moet spreker concludeeren, dat de in dustrie zelf de waterleiding niet wil. Een der directeuren van de te Sas van Gent gevestig- de industrieen heeft immers zelf verklaard, het water van de waterleiding voor zijn be drijf niet noodig te hebben. De VOORZITTER merkt op, dat dit zijn oorzaak hierin vindt, dat op den duur, door- dat de plannen bleven traineeren, de industrie naar andere wegen heeft gezocht. Een sui- kerfahriek heeft verder voor spoelwater geen leidingwater noodig. De heer 't GILDE deelt mede, het eens te zijn met den heer Dieleman, die de kat nog wat uit den boom wil kijken. Wlat betreft het ,,regeeren is vooruitzienf' van den heer Seghers, en hetgeen hij memoreert omtrent de invoering van de fiets, dit mag allemaal waar zijn, doch genoemde heer is nu toch wel degelijk overtuigd van het nut en de nood- zakelijkheid van waterleiding, waar hij zoo- even nog heeft betoogd, dat een waarborgsom van f 12,50 voor een woning in de Juliana- straat niet kan betaald worden, en thans blij- moedig een groot offer voor watervoorziening van dien zelfden werkman vraagt. De VOORZITTER merkt op, dat over dit laatste reeds is beslist. De heer 't GILDE deelt mede, er enkel maar op te hebben willen wijzen, dat diens houding hem eigenaardig voorkomt, waar hij bij bedoeld voorstel er een voorstander van blijkt te zijn, de vereischte f 12,50 met een kwartje in de week te doen betalen, en thans van de ibewoners een offer vraagt, dat hen komt te staan op ieder jaar de somma van f 12,50. De VOORZITTER: Indien men de vooruit- gang maar krijgt, is het dit offer ook waard De heer 't GILDE wil de aandacht vragen voor de sterk in het oog springende verschil- len in de verschillende plannen, voor wat be treft de kosten van bouwterrein. De heer HAMELINK merkt op, dat de heer 't Gilde telkens tracht, de besprekingen te verschuiven naar technisch terrein. Dit mag dan wel een politieke handigheid zijn, om de besprekingen van het eigenlijke terrein af te doen dwalen, doch wijst hij erop, dat tevoren reeds is medegedeeld, dat hiertoe thans niet de gelegenheid bestond. De heer 't GILDE merkt op, dat in de thans bestaande plannen voor het 20e bedrijfsjaar is gerekend op een waterverbruik door de in dustrie van 130 M'f per dag. De VOORZITTER wijst erop, dat dit alle maal technische dingen zijn, welke hier thans niet kunnen worden behandeld. Wde zal het zeggen, hoe groot het Industriegebmik na 20 jaar zal zijn, hoeveel en hoe weinig industrie er in de gemeente zal zjjn De heer 't GILDE weigert aan te nemen, dat door aanleg van waterleiding industrie- vestiging te Axel zal worden bevorderd. Axel heeft nu eenmaal zijn ligging tegen. Voor vestiging van industrie wendt men zich naar Ter Neuzen of Sas van Gent. De VOORZITTER moet tegenwerpen, dat zulks nog niet zeker is. Pas geleden is hier nog serieus ge'informeerd naar de mogelijk heid van vestiging van een industrie. De heer 't GILDE wijst er den heer Hame link op, dat deze hem in de schoenen heeft geschoven, dat hij de capaciteit van de water winplaats heeft aangevochten. Spreker heeft dit niet gedaan, doch nu hij hiertoe aanleiding vindt, wil hij opmerken, dat de heer Hame link zegt, dat de deskundigen het wel weten, doch in het oude plan werd toch het vermoe- den uitgesproken, dat in het 14e bedrijfsjaar naar een andere winplaats zou moeten worden uitgezien, <en ook door deskundigen. De VOORZITTER merkt op, dat overal waar gewerkt wordt, fouten gemaakt worden. Deze zullen ook in het oude plan gemaakt zijn. De heer HAMELINK wijst erop, dat hij dit heeft aangehaald, omdat de heer 't Gilde daarop heeft gedoeld. Indien de heer 't Gilde hieromtrent technische voorlichting had wil len hebben, was zulks mogelijk geweest in de vergadering, welke belegd is met den direc teur der waterleiding maatschappij en de raadsleden, doch waarin de heer "t Gilde geen vragen heeft gesteld, en ook maar even tegen- woordig is geweest. Door de zaak op teCh- nisch terrein te brengen, en den Voorzitter een vraagbaak te maken voor technische kwesties wordt de zaak, waarom het thans gaat, vertroebeld, en in een andter spoor ge- leid. In deze vergadering dient uitsluitend be handeld te worden de vraag of men voor of tegen aansluiting aan de waterleiding is. Andere vragen behoorden thuis in de verga dering, die daarvoor speciaal is belegd. Spreker wil nogmaals wijzen op de door hem aangevoerde argumenten, n.l. dat hij water leiding ziet als een noodizakelijk belang voor de bevolking van Axel, en in het besef van zijn verantwoordelijkheid, en beseffende hier mede het belang der gemeente te dienen, zal hij zijn stem aan het voorstel van Burgemees ter en Wethouders geven. De VOORZITTER deelt mede, van meening te zijn, dat de zaak thans wel voldloende is besproken. Hij stelt voor de debatten te slui ten, en tot stemming over te gaan. De heer DIELEMAN deelt mede, nog een kleinigheid te willen opmerken. De heer Hamelink heeft laten doorschemeren, dat de leden van den raad, welke tegen aansluiting aan de waterleiding stemmen, die Chineezen van Zeeuwsch-Vlaanderen zouden zijn. Waar de besprekingen dezen middag op een hoog peil hebben gestaan, is hij van meening, dat een dergelijke uitdrukking toch niet geheel in orde is, en verzoekt hij den heer Hamelink dan ook, die uitdrukking in te trekken. De heer HAMELINK: Ik heb dat niet ge zegd. U bent geen goed stenograaf. De VOORZITTER: U laat ons weer eens lachen. De heer DIELEMAN herhaalt. dat de be sprekingen op een hoog J>eil hebben gestaan, en dat het hem voorkomt, dat een dergelijke uitdrukking minder gepast is. De heer HAMELINK: Uw beschouwingen brengen de besprekingen op een lager peil. De heer DIELEMANWaar de voorstellen op een aangename wijze zijn besproken, stel ik er prijs op, dat u die scherpe uitdrukking terugneemt. heer HAMELINK: Indien u toont, een zoo goed waamemer te zijn, zal ik mij aan uw eischen niet storen, en verklaar er pjijs op te stellen, dat de bedoelde uitdrukking, zoo als ik ze heb gezegd, in de notulen wordt op- genomen. De heer't GILDE wenscht eveneens nog een kleinigheid te zeggen. Dat hij op de vergade ring. waarop de heer Hamelink doelde, niet aanwezig was, had zijn reden, zijn gegronde reden zelfs. Het heeft hem dan ook zeer ge- speten, dat hij daar niet aanwezig kon zijn. Hij is echter van meening, aan den heer Ha melink van zijn doen en laten en beweegrede- nen geen uitleg te moeten geven. Overigens wil hij wel opmerken, dat de heer Hamelink veel meer schittert door afweziglieid dan hij. Men vindt den heer Hamelink op geen enkele commissievergadering. Het voorstel van Burgemeester en Wethou ders wordt aangenomen met 6 tegen 5 stem- men. Voor stemmen de heeren Hamelink, Van 't Hoff, Seghers, C. van Bendegem, Essel- brugge en Panoy; tegen stemmen de heeren De Jonge, De Ruijter, 'P. van Bendegem, Die leman en 't Gilde. De heer FANOY merkt op, dat waar nu tot toetreding is besloten, het wellicht aanbeve- ling zou verdienen, over te gaan tot de be- noeming van een vertegenwoordiger der ge meente voor het bijwonen der vergadering van de maatschappij. Hiertoe wordt overgegaan. Uitgebracht worden 11 stemmen. IHiervan verkrijgt de heer F. Blok 8 stem- men. Op den heer Oggel is uitgebracht 1 stem en op den heer P. J. van Bendegem 2 stemmen. Is alzoo gekozen de heer F. Blok. (Wordt vervolgd.) Vragen, deze rubriek betreffende kunnen door onze abonnG's worden gezonden aan Dr. Te Hennepe. Diergaardesingel 96a te Rotterdam Postzegel voor antwoord insluiten en blad vermelden. VVERKZAAMHEBEN IN DEN HERFST. III. De voeding en het hennen-materiaal. We hebben nu gezonde hennen en goede hokken en moeten nu nog even over het voer praten. want zonder goed voer hebben we nog niets. Voor vastzittende kippen is de verande- ring van zomer op winter zoo groot niet, zulke kippen moeten we toch feitelijk alle henoodig- de stoffen met het voer verstrekken. Voor los- loopende kippen wordt het echter heel wat anders. Het leven in de vrije natuur bereidt zich voor op den winterslaap, insecten, wor- men, slakken en al dat lekkers voor kippen meer, verdwijnt en de kippen die gewend zijn met deze eiwitrijke dieren hun rantsoen te volmaken, komen nu al gauw te kort aan eiwit. Maar ook aan andere zeer noodige stof fen komen zij te ikort, n.l. de vitaminen en de mineralen. Het groenvoer bevat in het voorjaar veel vi taminen en mineralen, in den zomer wordt dat al minder en in herfst en winter is het wat dat betreft weinig meer waard. En juist onze zoo onnatuurlijk gehouden kippen moeten nu juist veel produceeren en hebben dus veel van die ononbbeerlijke stoffen noodig. Men kan wel in den zomer, voor zoover men gelegen heid heeft groenvoer aanplanten en dat werkt in den winter ook wel zeer gunstig op de spijs- vertering, doch reken nu maar niet te veel op een hooge vitaminewaarde daarvan. Bovendien moet men kippen er niet te veel van geven, want dan stoppen ze hun krop er mee vol en er blijft weinig ruimte over voor krachtvoer. Meer dan 15 gram groenvoer moet men een kip per dag niet geven. Alleen met veel vita minen en mineralen kan een kip produceeren en gezond blijven. Bij tekort of getbrek daaraan houdt de leg op en verzwakken de kippen ge- ducht. Zoo is het b.v. bekend dat bij een tekort of (wat erger is) een gebrek aan vita- mine A het weerstandsvermogen der kippen tegen allerlei smetstoffen sterk daalt en vooral snot en diphtherie veel vat op de dieren krij gen. Ik ben dan ook bij legkippen veel banger voor een te kort aan vitaminen en mineralen dan voor een te kort aan eiwitten en steeds meer geven de moderne onderzoekingen ons in dit opzicht gelijk. Niet alleen dat de kip bij een gebrek aan die stoffen zich zelf uitput, maar ook de eieren worden steeds zwakker en gaan een te kort krijgen aan vitaminen en mineralen. Als het te erg wordt komen er dun- schalige en windeieren, doch lang voordat men het van buiten aan de eieren ziet. deu- gen ze van binnen niet meer als eerste klas vcedingsmiddelen en als broedeieren. Wie goede ibroedeieren wil hebben moet daar den geheelen winter al op werken door de kippen die stoffen te geven die ze noodig hebben. /Tot de beste vitaminebronnen behooren levertraan en gist en deze behooren dan ook in het wintervoer absoluut thuis. Voor legkip pen zijn natuurlijk kalkzouten zeer noodig, vandaar dat we moeten zorgen dat de grit- bakken steeds goed gevuld zijn. Neem als grit maar gewone ongereinigde zeeschelpen, die zijn best en bevatten naast kalk nog een massa stoffen die de kip best gebruiken kan. Een aparte toevoeging van mineralen in het voer is vooral in dezen tijd ook aan te bevelen. Bij grit is het ook nog van belang te weten, dat de kip met grit haar voedsel veel beter benut dan zonder grit. Onze jonge hennen die pas aan den leg zijn staan eigenlijk voor een dubbele taak, ze moe ten leggen en bovendien nog in gewicht toe- nemen. Goed gefokte hennen zijn n.l. eerder legrijp dan volwassen en men ziet ze dus als ze aan den leg zijn nog steeds in gewicht toe- nemen. Doch om dat te bereiken moeten ze ook veel en best voer hebben. Wie thans on- oordeelkundig op zijn voer spaart zal over een poosje leelijike stroppen beleven. Een goed op- gefokte jonge hen van goede afstamming zal in October ongeveer 6 a 7 eieren leggen, in November 10 tot 11 en in December 11 tot 12. Wel zijn de eieren in den beginne klein, maar na een dozijn eieren gelegd te hebben komen deze toch op normale grootte en de jonge hen moet zich dus duchtig inspannen om aan den leg en op peil te blijven. Ze kun nen zich feitelijk niet overeten en hebben veel graan noodig om op gewicht te blijven, Als graan is thans voor de jonge hennen mais veel waard, voor oudere hennen die nog niet leg gen moet men daarmede voorzichtiger zijn en er wat meer tarwe bij verstrekken. Wordt de leg constant, dan wordt geprobeerd door het meelvoer rul aan te maken met ondermelk of desnoods met water de kippen er wat meer van te doen opnemen. Hoofdzaak is thans: de kippen flink te doen eten. Men kan bij gewone graanvoedering in het strooisel, zoodat de kip pen den geheelen dag moeten scharrelen om het te vinden, 's morgens een derde deel van het graanvoer geven en 's avonds twee-derde gedeelte. Het avondgraan vult dan de kroppen en houdt de spijsvertering nog een poos aan den gang. De Arabieren, bekende paarden- fokkers. zeggen: ,,het avondgraan maakt de paarden vet" en wij zouden kunnen zeggen: „het avondgraan doet de kippen in conditie blijven". (Bij de oudere hennen moet men goed op de late ruisters letten. Dat zijn over het alge- meen onize beste kippen. Late ruisters laten echter vaak heel snel al de veeren vallen, loo pen dan leelijk kaal rond en zijn zeer gevoe- lig voor koude en nat. Als men deze dieren niet goed verzorgt en vrijwaart voor tocht, krijgen ze een knak die ze niet gemakkelijk te boven komen en daardoor loopen we kans de beste hennen waardeloos te maken. Zorg dus goed voor de late ruisters. Denk er om dat deze vederlooze dieren vaak moeite heb ben 's avonds op stok te komen, let daarop en help ze desnoods een handje. Als de nieuwe veeren komen let dan op veerenpikkers. De kippen zijn zeer verzot op deze jonge, bloedrijke veeren, vooral op den rug hebben ze het gemunt en als eenmaal de kwade gewoonte van veerenpikken in een hok zit, is dat er niet zoo gemakkelijk uit te krij gen. De boosdoeners moet men direct apart zetten, anders leeren de anderen het ook. Na een poos kan men de piksters weer bij de andere laten, doch vervallen ze dan weer in de oude fout, tob dan niet langer en pas het af doende middel toe, door ze naar de soeppot te verwijzen. Een aardige methode om zonder valnesten zoo ongeveer de beste hennen te leeren ken nen is gebruik te maken van het feit. dat beste hennen het vroegst aan den leg gaan (van kuikens die even oud zijn). Geef wat voor 15 Sept. aan den leg is een roode ring, van 15 Sept. tot 10 Oct. een witte ring en van 10 Oct. tot 15 Oct. een blauwe ring enz. Ge zult dan tevens zien dat de vroegste legsters van heden in het volgend jaar de laatste ruisters zijn. Denk er om, dat het nu de beste tijd is goede fokhanen voor een matige prijs te koopen van een goed fokker. Dr. B. J. C. TE HENNEPE. (Nadruk verboden.) Van GentTer Neuzen: 9 Oct. Eng. s.s. PTARMIGAN, 180, stuikg., London. Voor Gent: 9 Oct. Fransch sjs. HEBE, 884, ledig. Rouaan; Eng. s.s. CHARLWOOD, 600, ledig. A'dam; Spaansch s.s. MIGUEL, 1698, pyriet, Pommoron; Eng. s.s. PERE GRINE, 470, stukg., London. 10 Oct. Eng. s.s. HULL, 451, stukg., Ant- werpen; Eng. s.s. BITTERN, 939, stukg., Antwerpen; Eng. s.s. DONA ISABEL, 290, kolen, Blyth; Eng. s.s. LESTRIS, 937, stukg., Antwerpen. Van Gent: 9 Oct. Zweedsch s.s. STINA, 982, cokes, Goteborg; Eng. s.s. DONA FLO RA, 292, ledig, Goole; Duitsch s.s. WEIGHED, 602, cokes, Aarhus. 10 Oct. Deensch s.s. ARGO, 1174, ledig, Port Talbot; Lett. s.s. MIERVALDIS, 719. ledig, London; Fransch s.s. KEBe, 884, ijzer, Newport; Lett. s.s. LAIMDOTA, 2314, ledig, Gdynia.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1935 | | pagina 10