Pluimvee-Rubriek
SCHEEPVAARTBEWEGING.
boom keek. Zou, vraagt hij, op den duur de
Waterleiding Maatschappij niet naar de ge
meente komen met de vraag: of ze niet wil-
den aansluiten? Zoo is het met de electrici-
telt ook gegaan. Aanvankelijk was voor
aansluiting aan het electrisch net ook een
groot bedrag vereisc'ht. Men is er toen niet
op in gegaan, en de electriciteit ligt nu over-
al in de gemeente, en, naar sprekers meening,
goedkoop.
Hij is van meening, dat de Waterleiding
Maatschappij hierin een aardig zaakje ziet.
Indien 60 gedurende het eerste jaar wordt
aangesloten, komt de rest vanzelf. Spreker
zou er voor zijn, nog maar eens af te zien
en te zoeken, of er niet een weg te vinden
zou zijn, om van de verplichtingen af te
komen.
(De heer 't GILDE: Laat de gemeente de
Maatschappij concessie verleenen.
De heer SEGHERS: Indien dat mogelijk is,
acht ik mij hiermede ook voldaan.
De heer VAN 't HOFF deelt mede, met be-
langstelling de discussies te hebben gevolgd.
Hij is gewaar geworden, dat het hoofdbezwaar
van de tegenstanders zich richt tegen de ver-
plichte aansluiting. In de vergadering. welke
de raad met den directeur der Waterleiding
Maatschappij heeft gehad, heeft deze netjes
uiteen gedaan, dat de gewraakte bepaling
zeer soepel zal worden toegepast. Zooals
reeds meer gezegd, wordt gerekend op een
aansluiting van 60 in het eerste jaar, om
na 20 jaar te komen tot 92 der aansluit-
bare perceelen. De heer 't Gilde is voor zich-
zelf zeer gerust, als hij tegen aansluiting
stemt. Spreker daarentegen staat op een
ander standpunt, en is zoo gMnst als het
rnaar kan, als hg zijn stem voor de aanslui
ting geeft. De aansluiting aan de waterlei
ding zal dienen voor bevordering van de wel-
vaart van de streek.
De heer Dieleman vindt het zoo erg, dat
f 24.000 voor water Axel uitgaat, spreker
daarentegen hoopt, dat er dan 48.000 Axel
zal binnenkomen, dan heeft men nog eens zoo-
veel. Zonder waterleiding kan naar zijn mee
ning een plaats niet tot welvaart komen. Men
moet bij dit vraagstuk wel overdenken, dat
er nog meer aan vastzit. Spreker wil' hier
de aandacht vestigen op de mogelijkheid tot
het stichten van industrieen. Indien men te
Axel niet over water kan beschikken, krijgt
men die vast niet. Waar het water over
Axelsch grondgebied komt, en het later wel-
licht duurder zou zijn, indien men zou willen
aansluiten, is het naar zijn meening niet te
verdedigen, indien men langer zou uitstellen.
Gezien de uitgebreider mogelijkheid tot ves-
tiging van industrie, acht spreker in dit licht
bezien, de aankje- van een waterleiding een
hoofdbelang vodjfden werkman van den eer-
sten rang. Hij zal dan ook met vrijmoedig-
heid zijn stem aan het voorstel van Burge-
meester en Wethouders geven, en is er niet
ongerust op, daarmede niet het belang der ge
meente te hebben gediend.
iHij hoopt, dat de waterleiding er komt, en
dat na 3, 4 a 5 jaar de tegenstanders allemaal
zullen zijn overwonnen, en voorstanders ge
worden, zooals in andere plaatsen de practijk
het heeft geleerd. Hij is ervan overtuigd, hier
mede de welvaart van de gemeente te bevor-
deren. Naar zijn meening zal het met de ver-
pliohting tot aansluiting, gezien hetgeen de
directeur der waterleiding maatschappij heeft
medegedeeld, niet zoo'n vaart loopen. Ieder is
ervan doordrongen, dat goed water een groot
belang is. En indien dit den werkman kan
worden gegeven vanaf f 0,15 per week, kan
dit naar zijn meening niet bezwaarlijk zijn.
Indien men niet medegaat, is er geen kans op
vestiging van industrieen, het ligt voor de
hand, dat deze zich dan wel zullen wenden tot
de plaatsen, waar men wel over water be-
schikt, nl. Ter Neuzen, Hulst en Sas van Gent.
Dit is iets, wat de tegenstanders allemaal ook
best weten. Om deze reden is spreker dan
ook niet ongerust, zijn stem aan het voorstel
van Burgemeester en Wethouders te geven.
Hij is er van ovetruigd, dat hij, zulks
doende de welvaart der gemeente helpt be-
vordteren.
De heer FANOY geeft als zijn meening te
kennen, dat men deze fcwestie moet bekijken
vanuit den gezichtshoek, of een waterleiding
nuttig is of niet. Spreker heeft nog niemand
gehoord, die verklaarde, dat een waterleiding
niet nuttig zou zijn. Indien men het nut in-
ziet, is ieder ervoor, ondanks den dwang tot
aansluiting.
Spreker sludt zich aan bij het betoog, dat de
heer Van 't Hoff heeft gehouden, waarin hij
verklaarde, dat een waterleiding noodzakelijk
was voor de ontwikkeling der gemeente. In
dien het een ondiing was, zou men niet in v-rij-
wel de geheele beschaafde wereld in het genot
van waterleiding zijn. Men mag aannemen,
dat vast staat, dat waterleiding voor de ge-
zondheid bevorderlijk is en gemakken en
groote voordeelen biedt.
Wat betreft de meening, dat men niet vol-
doende zou zijn gewaarborgd, moet spreker
opmerken, dat de watervoorraad en hetgeen
er verder aan vastzit, door het Rijksbureau
voor Drinkwatervoorziening zijn onderzocht.
Men kan nu tooh niet aannemen, dat voor de
plannen, waarmede het geld van het Rijk, en
de Provincie en dat der gemeenten gemoeid
is, zal warden afgegaan op plannen die geen
voldoenden waarborg bieden. Natuurlijk, een
absolute wetenschap dat iets gaan zal, heeft
men nooit, wel^kan men een absolute weten
schap hebben, dat iets nooit zal kunnen.
Door de regaling, waarbij het Rijk de ga-
ranties op zich heeft genomen, is men ge-
noodzaakt, de verplichte aansluiting op te
nemen. Dit schept inderdaad moeilijkheden
voor den middenstand, en niet alleen voor den
kleinen, doch ook voor den grooten midden
stand. Men moet hieflbij groote bezwaren
overwinnen, want de middenstand moet het
toch ook maar eerst ontvangen, voor het uit-
gegeven kan worden. Doch een feit is niette-
min, dat de waterleiding er niet kan komen
zonder verplichte aansluiting. Naar zijn oor-
deel is waterleiding iets goeds, en meent hij,
dat de goede dingen erin tegen de tbezwaren
opwegen. De directeur heeft beloofd, dat de
verplichte aansluiting soepel zal worden toe
gepast. Over de mogelijkheden, welke voor de
gemeente bestaan om voor een zekere groap
iets te doen, zal spreker het thans niet heb
ben, dat kan men t.z.t. nog zien. Spreker kan
niet afstappen van de verantwoordelijkheid,
welke men te dezen draagrt, indien Axel als
centrum-gemeente niet zou aansluiten. Het is
zeer juist, wat de heer Van 't Hoff zoo juist
zeide, dat men zich voor vestiging van indu
strieen in elk geval zou wenden tot Hulst, Ter
Neuzen en Sas van Gent, indien hier geen
water aanwezig zou zijn. Allle factoren zouden
dan aanwezig zijn om van Axel een dooie
plaats te maken.
Aan de andere zijde ziet spreker zijn verant
woordelijkheid, waar door een heden te nemen
besluit de centen uit de zakken der gemeente-
naren worden gehaald. Een en ander tegen-
over elkander overwegende, is spreker van
meening, dat hij, indien hij zijn stem tegen
aansluiting uitbrengt, medehelpt Axel dood
te maken, en daar hoopt hij voor te passen.
De heer HAMELINK spreekt als zijn mee
ning uit, dat de tegenstanders niet in de laat-
ste plaats aan het woord zijn geweest, en dat
zij niet hebben nagelaten, hun groot geschut in
stelling te brengen. De meerderheid der
tegenstanders heeft zich geuit in den zin, dat
aansluiting voor Axel een financieele strop
zou worden. Hij echter wil met den heer Van
't Hoff verklaren, dat hij zich er ten voile van
bewust is, mede te werken aan het belang der
gemeente, door zijn stem v66r aansluiting uit
te brengen.
Hij acht zich hierbij ten voile door de fei-
ten gedekt. Niet alleen dat het plan bestu-
deerd is door een groep van ingenieurs, die
met de betreffende branche uitstekend bekend
zijn, doch bovendien zijn de onderzoekingen
en proefboringen gedaan onder controle van
het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening,
en geschiedt de stichting der N.V. onder
financieele garantie van het Rijk en de Pro
vincie. Spreker meent, dat men met deze
waarborgen wel veilig is, want de genoemde
instellingen smijten heusch nog niet met het
geld, al gaan er wel stemmen op, die dit be-
weren.
Wat betreft de opmerking van den heer
't Gilde, als zou de waterwinplaats niet vol-
doende water kunnen leveren om in de be-
hoefte te kunnen voorzien, moet hij opmerken,
dat door deskundigen boringen zijn gedaan,
en onderzoekingen ingesteld, en dat hun oor-
deel anders is. Nbch de heer t Gilde, noch
spreker, noch een ander in deze vergadering
is competent, daarover te oordeelen. Wlat be
treft de financieele lasten moet hij toestem-
men, dat de zaak niet kan bestaan, zonder
dat tot aansluiting eenigen drang wordt uit-
geoefend, en de betrokkenen tot aansluiting
worden verplicht. Met den heer Van 't Hoff
zou spreker ero,p willen wijzen, dat is toege-
zegd, dat deze soepel zou worden toegepast,
en er geen anderen weg is, om het bedrijf
rendabel te maken, dan door het uitoefenen
van eenigen drang op de bevolking.
Met de heeren De Jonge en Van Bendegem
is spreker het in het' geheel niet eens, dat
ruw wordt ingegrepen in de rechten van de
betrokkenen. Op andere gebieden worden
maatregelen genomen, welke naar zijne mee
ning de vrijheid der bevolking meer aantas-
ten dan de verplichte aansluiting zulks doet.
iBij de beantwoording van de vraag, of spre
ker de verantwoordelijkheid tot het opleggen
van deze verplichting aandurft, moet hij dan
ook met „ja" antwoorden. De heer Van Ben
degem is ervan overtuigd, dat geen 20 zou
aanslu^en, spreker acht dit een aanvechtbare
stelling.
Indien men nagaat, hoe de geschiedenis is
geweest ten opzichte van andere gemeenten,
b.v. op Zuid-Beveland, kan men nagaan, dat
de aansluiting, na eenige aarzeling, spontaan
was... 0
De heer DIELEMANDoch zonder ver
plichte aansluiting!
De heer HAMELINK vervolgt, dat hij hoort
vertellen, dat men daar niet verplicht werd
tot aansluiting. Hij stemt dit toe, doch wijst
er dan tevens op, dat de waterverkoopende
instituten hierdoor de eerste jaren ook finan
cieele stroppen hebben geleden. Door de ver
plichting tot aansluiting wordt kans op strop-
pen veel verkleind. Met den heer Van 't
Hoff is spreker het geheel eens, dat men er
na verloop van enkele jaren, indien men het
genot van de waterleiding heeft ondervonden,
heel anders over zal denken dan op het oogen-
blik. Hij is er dan ook van overtuigd, dat zoo
goed als nooit van het recht tot dwang ge-
bruik zal behoeven te worden gemaakt. Hij
is van meening dat de waterleiding voorziet
in een groote behoefte, en spreekt dan nog
niet over het nut voor industrieele en andere
doeleinden.
(Bovendien zitten bij een langdurige droogte
de menschen wel degelijk zonder water. De
heer De Jonge heeft nu wel van een briefje
voorgelezen, dat men hier op het water nooit
zuinig behoeft te zijn, doch dat is toch wel
bezijden de waarheid. Men moet hier zeer
zuinig op het water zijn en desondanks komt
het voor dat b.v. in dezen zomer vele men
schen zonder water hebben gezeten. Indien
men strijdt, strijde men met open vizier. Door
de belanghebbenden in de industrie zijn pogin-
gen in het werk gesteld, en is al het moge-
lijke gedaan, om een waterleidingplan opge-
steld te krijgen. Deze pogingen zijn thans
met succes bekroond, en de menschen uit die
kringen behooren niet meer tot de luidruch-
tige voorstanders van de waterleiding, daar
zij verzadigd zijn. De heer Van 't Hoff voor
ziet, dat de industrie Axelsch bodem niet zoe
ken zal indien zij niet de beschikking heeft
over water. Spreker is het hiermede roerend
eens.
Over de heele beschaafde wereld, in heel
Europa, en om dichter bij huis te blijven, in
geheel Nederland heeft men waterleiding. Men
zou het reoht hebben de Axelaars de „Chi-
neezen van Zeeuwsch-Vlaanderen" te noemen,
indien zij zich tegen den aanleg van een water
leiding bleven verzetten.
De tegenstanders van de aansluiting ver
dedigen hun houding met een beroep op het
gemeentdbelang. iSpreker merkt op, dat men
dit belang op verschiiillende wijzen kan zien, en
zonder af te dingen op de goede trouw van
hun standpunt, meent hij, evenzeer te staan
voor het belang der gemeente, indien hij de
aansluiting op grond daarvan bepleit.
Het is precies zooals de heer Seghers het
heeft gezegd, en zooals de toestand met he-
trekking tot de fiets zich heeft ontwikkeld.
Oorspronkelijk was dit ook iets, wat men niet
kon betalen, doch geleidelijk aan heeft het
gemak, dat de fiets gaf, die bezwaren over
wonnen. Is het met electriciteit en gas ook
niet zoo gegaan, en wofden de offers, die er
voor gebracht moeten worden, ook niet met
blijmoedigheid gedragen? Volgens den heer
Dieleman vervingen deze dingen iets, doch zou
water niets vervangen. Zoo goed als de fiets
het zich te voet verplaatsen heeft vervangen,
zoogoed als het gas en de electriciteit de ver-
lichting door petroleum en het gebruik van
steenkolen heeft vervangen, zoogoed vervangt
waterleiding het gabrek, dat in de water-
voorziening heeft bestaan, en vervangt het
kraantje het moeizame werk, dat men met
emmexs het water uit den regenbak put. De
waterleiding voorkomt de kans dat men drinkt
uit een regenbak, waarin cadavers drijven.
Spreker wil dit laatste niet als een argument
voor de waterleiding gebruiken, doch hij wil
er uitsluitend op wijzen, dat de waterleiding
in even sterke mate iets vervangt, als de zoo-
even genoemde andere dingen. Spreker acht
het dan ook gerechtvaardigd, te zeggen: we
doen mee.
Het andere element, dat de tegenstanders in
het geding hebben gebracht, is wel zeer sterk
een koopmanselement. Het idee wordt hderin
uitgesprokenLaat een ander maar sukkelen,
en indien wij de waterleiding maatschappij
hier een vrije concessie geven, zijn wij van alle
risico af. Doch dan geeft men toch blijk, de
sociale taak welke men in het midden der
Zeeuwsoh-Vlaamsche gemeenten heeft, niet te
kennen. Ligt het wel op den weg voor een
der grootste Zeeuwsch-Vlaamsche gemeenten,
een poginig, welke groote offers eischt, langs
zijn kantje te laten gaan, en zich daarvan
niets aan te trekken? Is er een afdoende
reden aanwezig, om te parasiteeren op de
krachtsinspanning van anderen en hieraan
geen steun te verleenen?
Er is in verband met de waterleiding ge-
wezen op de kwestie met betrekking tot de
electriciteit, zooals die zich hier heeft ontwik
keld. Indien de heer Dieleman de geschiede
nis goed nagaat, zal hem ook wel blijiken, dat
hier geen sprake kan zijn van analogic. De
kwestie van aansluiting aan de waterleiding
is niet analoog aan de geschiedenis van de
aansluiting van Axel aan het electrisch net.
De heer't Gilde heeft de vrees uitgesproken,
dat men zal worden opgescheept met een
semi-ovenheidabedrijf te meer, dat mpt tekor-
ten zal werken. Spreker wijst erop, dat de
P.Z.E.M. niet meer met verlies werkt, doch
integendeel goede zaken maakt, na de eerste
wo rstel jaren.
Zou blijken, dat de waterleiding in een
volksbehoefte voorziet, dan acht spreker het
moeilijk, zich aan den plicht, ook financieel
aan den opbouw hiervan mede te werken, te
onttrekken. Integendeel is het den plicht van
Axel, hieraan mede te helpen bouwen, in de
allereerste plaats niet alleen om de getal-
iterkte der bevolking, doch ook om de cen-
trale ligging. Het is plicht voor ieder, die
het belang van de gemeente ziet, alles te doen,
om Axel dat door destructieve leiding ge
durende enkele jaren toch al ongunstig is be-
invloed vooruit te brengen, economisch en
cultureel, en de gemeente te brengen op de
plaats die ze verdient.
Wat betreft den strop, welke de heer 't Gil
de vreest uit aansluiting ook van het Westen,
moet spreker de meening uitspreken, dat de
gegeven cijfers fictief zijn, even fictief als de
cijfers welke de heer 't Gilde aanhaalt.
De heer 't GILDE: Hier is het rapport, in
dien u wilt, kunt u het lezen.
De heer HAMELINK kan foestemmen, dat
het Westelijk deel in de eerste jaren geen
goed risico zal zijn. Dit neemt niet weg, dat
spreker niet ongerust is, daar zelfs de hoogere
instanties en hoogefe organen bereid zijn, de
noodige garantie te verleenen. Indien van
overheidswege en ook van de zijde van andere
gemeenten al het mogelijike wordt gedaan om
een betere watervoorziening te verkrijgen,
mag Axel niet achter blijven.
De heer 't GILDE deelt mede, te willen be-
ginnen met te wijzen op het laatste, dat de
heer Hamelink heeft gezegd, n.l. wat betreft
het fictieve in de cijfers betreffende het
Westdn.
Spreker heeft voor zich het rapport der
commissie, in 1930 uitgabracht, waarin de
verwachting werd uitgesproken, dat ongetwij-
feld aansluiting' van het Westen van ongun-
stigen invloed zou zijn op de exploitatie en de
rendabiliteit.
De heer HAMELINKIk heb dat rapport
niet noodig, dat heb ik zelf.
De heer t GILDE: Dan moet u niet zeggen,
dat die cijfers fictief zijn.
De heer HAMELINK: Ze zijn desondanks
fictief.
De heer 't GILDE gaat verder, dat de ver-
plichtdngen voor de gemeente eerst aanvangen,
wanneer de rlsico-garanties door rijk en pro
vincie worden verleend. Doch dan zit' men er
ook aan vast. Wanneer spreker de zaak goed
ziet, en aan de hand van he-t ontwerp-raads-
beiluit moet hij tot die conclusie komen, dan
zijn deze plannen een uitvloeisel van de in
1930 door de actde der Kamer van Koophan-
del te Ter Neuzen opnieuw gemaakte plannen
voor de bekende 3 en 8 gemeenten, resp. ge-
legen in Oost- en West-Zeeuwsch-Vlaanderen.
De Voorzitter heeft gezegd, ervoor te heb
ben gezorgd, dat de deur open bleef, doch dat
deze niet eeuwig open bleef. In het rapport,
dat door de Directie van het Rijksbureau voor
Drinkwatervoorziening is uitgeibracht aan den
Commissaris der Koningin wordt er echter
wel degelijk op gewezen, dat de mogelijkheid
steeds open blijft, en wordt dan ook gezegd:
„desnoods kan daartoe langs een omweg over
Koewacht een tweede transportleiding worden
bijgelegd".
De VOORZITTER merkt op, dat het hier
betreft de technische mogelijkheid, doch dan
zou de aansluiting waarschijnlijtk wel op an
dere voorwaarden plaats hebben.
De heer 't GILDE voert aan, dat toch na-
drukkelijk wordt gezegd, dat de mogelijkheid
blijft bestaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks
doelt op de technische mogelijkheid, Axel
later nog aan te sluiten. De voorwaarden
van aansluiting zullen echter na 25 October
aanmerkelijk bezwaarlijker worden dan thans,
nu men mee kan profiteeren van de goed-
koope oontracten, welke de maatschappij
heeft bedongen.
De heer 't GILDE merkt op, dat de heer
Van 't Hoff nu wel steunt op de verklaring
van den Directeur, dat de verplichte aanslui
ting soepel zal worden toegepast. Er wordt
voor het eerste jaar geraamd een percentage
aangesloten perceelen van 60, welke moeten
stijgen tot 92 in het 20e bedrijfsjaar. In
dien het percentage in het eerste jaar bene-
den de 60 blijft, dan bestaat het niet, dat men
tot 60 kan dwingen, doch is men genood-
zaakt, te dwingen tot 92 Degenen, die
boven de 60 niet aangesloten zijn, blijven
dan niet vrrj, doch worden ook gedwongen.
Aan de hand van de cijfers, kan spreker
niet inzien, dat er meerdere welvaart zou
komen. Hij vraagt zich af: welke welvaart?
En desnoods fabrieken! Spreker ziet tenge-
volge van de waterleiding hier nog niet veel
fabrieken verrijzen. De heer Van 't Hoff
buit de industriemogelijkheden zoo uit, doch
aan de hand van het door hem aangehaalde
rapport moet spreker concludeeren, dat de in
dustrie zelf de waterleiding niet wil. Een der
directeuren van de te Sas van Gent gevestig-
de industrieen heeft immers zelf verklaard,
het water van de waterleiding voor zijn be
drijf niet noodig te hebben.
De VOORZITTER merkt op, dat dit zijn
oorzaak hierin vindt, dat op den duur, door-
dat de plannen bleven traineeren, de industrie
naar andere wegen heeft gezocht. Een sui-
kerfahriek heeft verder voor spoelwater geen
leidingwater noodig.
De heer 't GILDE deelt mede, het eens te
zijn met den heer Dieleman, die de kat nog
wat uit den boom wil kijken. Wlat betreft het
,,regeeren is vooruitzienf' van den heer
Seghers, en hetgeen hij memoreert omtrent
de invoering van de fiets, dit mag allemaal
waar zijn, doch genoemde heer is nu toch
wel degelijk overtuigd van het nut en de nood-
zakelijkheid van waterleiding, waar hij zoo-
even nog heeft betoogd, dat een waarborgsom
van f 12,50 voor een woning in de Juliana-
straat niet kan betaald worden, en thans blij-
moedig een groot offer voor watervoorziening
van dien zelfden werkman vraagt.
De VOORZITTER merkt op, dat over dit
laatste reeds is beslist.
De heer 't GILDE deelt mede, er enkel
maar op te hebben willen wijzen, dat diens
houding hem eigenaardig voorkomt, waar hij
bij bedoeld voorstel er een voorstander van
blijkt te zijn, de vereischte f 12,50 met een
kwartje in de week te doen betalen, en thans
van de ibewoners een offer vraagt, dat hen
komt te staan op ieder jaar de somma van
f 12,50.
De VOORZITTER: Indien men de vooruit-
gang maar krijgt, is het dit offer ook waard
De heer 't GILDE wil de aandacht vragen
voor de sterk in het oog springende verschil-
len in de verschillende plannen, voor wat be
treft de kosten van bouwterrein.
De heer HAMELINK merkt op, dat de heer
't Gilde telkens tracht, de besprekingen te
verschuiven naar technisch terrein. Dit mag
dan wel een politieke handigheid zijn, om de
besprekingen van het eigenlijke terrein af te
doen dwalen, doch wijst hij erop, dat tevoren
reeds is medegedeeld, dat hiertoe thans niet
de gelegenheid bestond.
De heer 't GILDE merkt op, dat in de thans
bestaande plannen voor het 20e bedrijfsjaar
is gerekend op een waterverbruik door de in
dustrie van 130 M'f per dag.
De VOORZITTER wijst erop, dat dit alle
maal technische dingen zijn, welke hier thans
niet kunnen worden behandeld. Wde zal het
zeggen, hoe groot het Industriegebmik na 20
jaar zal zijn, hoeveel en hoe weinig industrie
er in de gemeente zal zjjn
De heer 't GILDE weigert aan te nemen,
dat door aanleg van waterleiding industrie-
vestiging te Axel zal worden bevorderd. Axel
heeft nu eenmaal zijn ligging tegen. Voor
vestiging van industrie wendt men zich naar
Ter Neuzen of Sas van Gent.
De VOORZITTER moet tegenwerpen, dat
zulks nog niet zeker is. Pas geleden is hier
nog serieus ge'informeerd naar de mogelijk
heid van vestiging van een industrie.
De heer 't GILDE wijst er den heer Hame
link op, dat deze hem in de schoenen heeft
geschoven, dat hij de capaciteit van de water
winplaats heeft aangevochten. Spreker heeft
dit niet gedaan, doch nu hij hiertoe aanleiding
vindt, wil hij opmerken, dat de heer Hame
link zegt, dat de deskundigen het wel weten,
doch in het oude plan werd toch het vermoe-
den uitgesproken, dat in het 14e bedrijfsjaar
naar een andere winplaats zou moeten worden
uitgezien, <en ook door deskundigen.
De VOORZITTER merkt op, dat overal
waar gewerkt wordt, fouten gemaakt worden.
Deze zullen ook in het oude plan gemaakt zijn.
De heer HAMELINK wijst erop, dat hij dit
heeft aangehaald, omdat de heer 't Gilde
daarop heeft gedoeld. Indien de heer 't Gilde
hieromtrent technische voorlichting had wil
len hebben, was zulks mogelijk geweest in de
vergadering, welke belegd is met den direc
teur der waterleiding maatschappij en de
raadsleden, doch waarin de heer "t Gilde geen
vragen heeft gesteld, en ook maar even tegen-
woordig is geweest. Door de zaak op teCh-
nisch terrein te brengen, en den Voorzitter
een vraagbaak te maken voor technische
kwesties wordt de zaak, waarom het thans
gaat, vertroebeld, en in een andter spoor ge-
leid.
In deze vergadering dient uitsluitend be
handeld te worden de vraag of men voor of
tegen aansluiting aan de waterleiding is.
Andere vragen behoorden thuis in de verga
dering, die daarvoor speciaal is belegd.
Spreker wil nogmaals wijzen op de door hem
aangevoerde argumenten, n.l. dat hij water
leiding ziet als een noodizakelijk belang voor
de bevolking van Axel, en in het besef van
zijn verantwoordelijkheid, en beseffende hier
mede het belang der gemeente te dienen, zal
hij zijn stem aan het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders geven.
De VOORZITTER deelt mede, van meening
te zijn, dat de zaak thans wel voldloende is
besproken. Hij stelt voor de debatten te slui
ten, en tot stemming over te gaan.
De heer DIELEMAN deelt mede, nog een
kleinigheid te willen opmerken. De heer
Hamelink heeft laten doorschemeren, dat de
leden van den raad, welke tegen aansluiting
aan de waterleiding stemmen, die Chineezen
van Zeeuwsch-Vlaanderen zouden zijn. Waar
de besprekingen dezen middag op een hoog
peil hebben gestaan, is hij van meening, dat
een dergelijke uitdrukking toch niet geheel in
orde is, en verzoekt hij den heer Hamelink
dan ook, die uitdrukking in te trekken.
De heer HAMELINK: Ik heb dat niet ge
zegd. U bent geen goed stenograaf.
De VOORZITTER: U laat ons weer eens
lachen.
De heer DIELEMAN herhaalt. dat de be
sprekingen op een hoog J>eil hebben gestaan,
en dat het hem voorkomt, dat een dergelijke
uitdrukking minder gepast is.
De heer HAMELINK: Uw beschouwingen
brengen de besprekingen op een lager peil.
De heer DIELEMANWaar de voorstellen
op een aangename wijze zijn besproken, stel
ik er prijs op, dat u die scherpe uitdrukking
terugneemt.
heer HAMELINK: Indien u toont, een
zoo goed waamemer te zijn, zal ik mij aan
uw eischen niet storen, en verklaar er pjijs
op te stellen, dat de bedoelde uitdrukking, zoo
als ik ze heb gezegd, in de notulen wordt op-
genomen.
De heer't GILDE wenscht eveneens nog een
kleinigheid te zeggen. Dat hij op de vergade
ring. waarop de heer Hamelink doelde, niet
aanwezig was, had zijn reden, zijn gegronde
reden zelfs. Het heeft hem dan ook zeer ge-
speten, dat hij daar niet aanwezig kon zijn.
Hij is echter van meening, aan den heer Ha
melink van zijn doen en laten en beweegrede-
nen geen uitleg te moeten geven. Overigens
wil hij wel opmerken, dat de heer Hamelink
veel meer schittert door afweziglieid dan hij.
Men vindt den heer Hamelink op geen enkele
commissievergadering.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt aangenomen met 6 tegen 5 stem-
men.
Voor stemmen de heeren Hamelink, Van
't Hoff, Seghers, C. van Bendegem, Essel-
brugge en Panoy; tegen stemmen de heeren
De Jonge, De Ruijter, 'P. van Bendegem, Die
leman en 't Gilde.
De heer FANOY merkt op, dat waar nu tot
toetreding is besloten, het wellicht aanbeve-
ling zou verdienen, over te gaan tot de be-
noeming van een vertegenwoordiger der ge
meente voor het bijwonen der vergadering van
de maatschappij.
Hiertoe wordt overgegaan.
Uitgebracht worden 11 stemmen.
IHiervan verkrijgt de heer F. Blok 8 stem-
men. Op den heer Oggel is uitgebracht 1 stem
en op den heer P. J. van Bendegem 2 stemmen.
Is alzoo gekozen de heer F. Blok.
(Wordt vervolgd.)
Vragen, deze rubriek betreffende
kunnen door onze abonnG's worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe.
Diergaardesingel 96a te Rotterdam
Postzegel voor antwoord insluiten
en blad vermelden.
VVERKZAAMHEBEN IN DEN HERFST.
III.
De voeding en het hennen-materiaal.
We hebben nu gezonde hennen en goede
hokken en moeten nu nog even over het voer
praten. want zonder goed voer hebben we nog
niets. Voor vastzittende kippen is de verande-
ring van zomer op winter zoo groot niet, zulke
kippen moeten we toch feitelijk alle henoodig-
de stoffen met het voer verstrekken. Voor los-
loopende kippen wordt het echter heel wat
anders. Het leven in de vrije natuur bereidt
zich voor op den winterslaap, insecten, wor-
men, slakken en al dat lekkers voor kippen
meer, verdwijnt en de kippen die gewend zijn
met deze eiwitrijke dieren hun rantsoen te
volmaken, komen nu al gauw te kort aan
eiwit. Maar ook aan andere zeer noodige stof
fen komen zij te ikort, n.l. de vitaminen en de
mineralen.
Het groenvoer bevat in het voorjaar veel vi
taminen en mineralen, in den zomer wordt dat
al minder en in herfst en winter is het wat
dat betreft weinig meer waard. En juist onze
zoo onnatuurlijk gehouden kippen moeten nu
juist veel produceeren en hebben dus veel van
die ononbbeerlijke stoffen noodig. Men kan
wel in den zomer, voor zoover men gelegen
heid heeft groenvoer aanplanten en dat werkt
in den winter ook wel zeer gunstig op de spijs-
vertering, doch reken nu maar niet te veel op
een hooge vitaminewaarde daarvan. Bovendien
moet men kippen er niet te veel van geven,
want dan stoppen ze hun krop er mee vol en
er blijft weinig ruimte over voor krachtvoer.
Meer dan 15 gram groenvoer moet men een
kip per dag niet geven. Alleen met veel vita
minen en mineralen kan een kip produceeren
en gezond blijven. Bij tekort of getbrek daaraan
houdt de leg op en verzwakken de kippen ge-
ducht. Zoo is het b.v. bekend dat bij een
tekort of (wat erger is) een gebrek aan vita-
mine A het weerstandsvermogen der kippen
tegen allerlei smetstoffen sterk daalt en vooral
snot en diphtherie veel vat op de dieren krij
gen. Ik ben dan ook bij legkippen veel banger
voor een te kort aan vitaminen en mineralen
dan voor een te kort aan eiwitten en steeds
meer geven de moderne onderzoekingen ons
in dit opzicht gelijk. Niet alleen dat de kip bij
een gebrek aan die stoffen zich zelf uitput,
maar ook de eieren worden steeds zwakker en
gaan een te kort krijgen aan vitaminen en
mineralen. Als het te erg wordt komen er dun-
schalige en windeieren, doch lang voordat
men het van buiten aan de eieren ziet. deu-
gen ze van binnen niet meer als eerste klas
vcedingsmiddelen en als broedeieren. Wie
goede ibroedeieren wil hebben moet daar den
geheelen winter al op werken door de kippen
die stoffen te geven die ze noodig hebben.
/Tot de beste vitaminebronnen behooren
levertraan en gist en deze behooren dan ook
in het wintervoer absoluut thuis. Voor legkip
pen zijn natuurlijk kalkzouten zeer noodig,
vandaar dat we moeten zorgen dat de grit-
bakken steeds goed gevuld zijn. Neem als grit
maar gewone ongereinigde zeeschelpen, die
zijn best en bevatten naast kalk nog een
massa stoffen die de kip best gebruiken kan.
Een aparte toevoeging van mineralen in het
voer is vooral in dezen tijd ook aan te bevelen.
Bij grit is het ook nog van belang te weten,
dat de kip met grit haar voedsel veel beter
benut dan zonder grit.
Onze jonge hennen die pas aan den leg zijn
staan eigenlijk voor een dubbele taak, ze moe
ten leggen en bovendien nog in gewicht toe-
nemen. Goed gefokte hennen zijn n.l. eerder
legrijp dan volwassen en men ziet ze dus als
ze aan den leg zijn nog steeds in gewicht toe-
nemen. Doch om dat te bereiken moeten ze
ook veel en best voer hebben. Wie thans on-
oordeelkundig op zijn voer spaart zal over een
poosje leelijike stroppen beleven. Een goed op-
gefokte jonge hen van goede afstamming zal
in October ongeveer 6 a 7 eieren leggen, in
November 10 tot 11 en in December 11 tot
12. Wel zijn de eieren in den beginne klein,
maar na een dozijn eieren gelegd te hebben
komen deze toch op normale grootte en de
jonge hen moet zich dus duchtig inspannen
om aan den leg en op peil te blijven. Ze kun
nen zich feitelijk niet overeten en hebben veel
graan noodig om op gewicht te blijven, Als
graan is thans voor de jonge hennen mais veel
waard, voor oudere hennen die nog niet leg
gen moet men daarmede voorzichtiger zijn en
er wat meer tarwe bij verstrekken. Wordt de
leg constant, dan wordt geprobeerd door het
meelvoer rul aan te maken met ondermelk of
desnoods met water de kippen er wat meer
van te doen opnemen. Hoofdzaak is thans: de
kippen flink te doen eten. Men kan bij gewone
graanvoedering in het strooisel, zoodat de kip
pen den geheelen dag moeten scharrelen om
het te vinden, 's morgens een derde deel van
het graanvoer geven en 's avonds twee-derde
gedeelte. Het avondgraan vult dan de kroppen
en houdt de spijsvertering nog een poos aan
den gang. De Arabieren, bekende paarden-
fokkers. zeggen: ,,het avondgraan maakt de
paarden vet" en wij zouden kunnen zeggen:
„het avondgraan doet de kippen in conditie
blijven".
(Bij de oudere hennen moet men goed op de
late ruisters letten. Dat zijn over het alge-
meen onize beste kippen. Late ruisters laten
echter vaak heel snel al de veeren vallen, loo
pen dan leelijk kaal rond en zijn zeer gevoe-
lig voor koude en nat. Als men deze dieren
niet goed verzorgt en vrijwaart voor tocht,
krijgen ze een knak die ze niet gemakkelijk
te boven komen en daardoor loopen we kans
de beste hennen waardeloos te maken. Zorg
dus goed voor de late ruisters. Denk er om
dat deze vederlooze dieren vaak moeite heb
ben 's avonds op stok te komen, let daarop
en help ze desnoods een handje.
Als de nieuwe veeren komen let dan op
veerenpikkers. De kippen zijn zeer verzot op
deze jonge, bloedrijke veeren, vooral op den
rug hebben ze het gemunt en als eenmaal de
kwade gewoonte van veerenpikken in een hok
zit, is dat er niet zoo gemakkelijk uit te krij
gen. De boosdoeners moet men direct apart
zetten, anders leeren de anderen het ook. Na
een poos kan men de piksters weer bij de
andere laten, doch vervallen ze dan weer in de
oude fout, tob dan niet langer en pas het af
doende middel toe, door ze naar de soeppot
te verwijzen.
Een aardige methode om zonder valnesten
zoo ongeveer de beste hennen te leeren ken
nen is gebruik te maken van het feit. dat
beste hennen het vroegst aan den leg gaan
(van kuikens die even oud zijn). Geef wat
voor 15 Sept. aan den leg is een roode ring,
van 15 Sept. tot 10 Oct. een witte ring en van
10 Oct. tot 15 Oct. een blauwe ring enz. Ge
zult dan tevens zien dat de vroegste legsters
van heden in het volgend jaar de laatste
ruisters zijn.
Denk er om, dat het nu de beste tijd is goede
fokhanen voor een matige prijs te koopen van
een goed fokker.
Dr. B. J. C. TE HENNEPE.
(Nadruk verboden.)
Van GentTer Neuzen: 9 Oct. Eng. s.s.
PTARMIGAN, 180, stuikg., London.
Voor Gent: 9 Oct. Fransch sjs. HEBE,
884, ledig. Rouaan; Eng. s.s. CHARLWOOD,
600, ledig. A'dam; Spaansch s.s. MIGUEL,
1698, pyriet, Pommoron; Eng. s.s. PERE
GRINE, 470, stukg., London.
10 Oct. Eng. s.s. HULL, 451, stukg., Ant-
werpen; Eng. s.s. BITTERN, 939, stukg.,
Antwerpen; Eng. s.s. DONA ISABEL, 290,
kolen, Blyth; Eng. s.s. LESTRIS, 937, stukg.,
Antwerpen.
Van Gent: 9 Oct. Zweedsch s.s. STINA,
982, cokes, Goteborg; Eng. s.s. DONA FLO
RA, 292, ledig, Goole; Duitsch s.s. WEIGHED,
602, cokes, Aarhus.
10 Oct. Deensch s.s. ARGO, 1174, ledig,
Port Talbot; Lett. s.s. MIERVALDIS, 719.
ledig, London; Fransch s.s. KEBe, 884, ijzer,
Newport; Lett. s.s. LAIMDOTA, 2314, ledig,
Gdynia.