Jaarredej.;;; van den Voorzitter der Z. L. M., gehouden op de Algemeene Vergadering te Axel, 10 Juli 1935. Mijne Heeren! No« altijd is er nood. Nood in bet maatschappelijk leven° Nood in het geestalijk leven. Nood niet slecbts bij de eykelingen, of bij sommige groepen der foevol- king; neen, nood algemeen, in alle rangen en standen, bij alle deelen der bevolking: in Nederland, in alle landen. Grenzeloos is de verwarring; niet bet minst die der denkbeelden. Verwarring ook in bet innerlijk leven, bet leven des gemoedis. In bun angst en vrees, bebben sommigen geen levensmoed meer en vertwijfeld als 't ware, volgt men wie met de grootste woorden schermt en het meest positief een weg ter uitkomst aanwijst, .waarvoor hij niet de minste verantwoorde- lijkheid draagt en de beteekenis of de gevolgen zelf niet doorziet. Er is een groote nood, waaronder alien lijden. Bij een naderend onweder kan het zoo eigen- aardig duister en kil in de natuur zyn, de zon is dan weg, alles is grauw en donker. Men wordit angstig over wat staat te geschieden. Dan weer is het zoo stil, alsof mensch en dier met ingehouden adem ang stig wachten, dan weer giert de rukwind en werpt alles door een, breekt bloem en blad, schudt plant en woning en drijft onheilspellende wolken door bet luchtruim. Zoo lijkt thans wel Het menschelijk samen- leven. De zoh is weg. Maar zou gemeenschappelijke nood de menschgn samendrijven om dicht bij elkander te staan en met vereende kraoht, voorzoover mogelijk, zich te beschermen tegen onheilen of de gevolgen daarvan, de verwarring der geesten is zoo groot, dat vaak nog onder godsdienstigen scbijn, tweespalt is en blijft oi zelfs grooter wordt onder wie behooren samen te werken. Twist en tweedracht, jalousie en nrjd, con- currentiezucht en demagogic is vaak oorzaak dat de beste kraehten tegen elkander inwerken. En het wordt nog donkerder. De zon verschuilt zich achter nog dik- ker wolken. En het wordt killer en het leven dreigt te verstijven. Wat een tijd! Neen, dan die goede oude trjd. Och! zou het waar zijn? Of heeft de Frediker van den oudien dag gelijk met zijn waarschuwinig aan de menschen tegen het vragen of de vorige dagen beter geweest zijn dan deze, want zij zouden zulks niet met wysheid vra gen. Elke tijd heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. In- zonderheid de ttjd genomen tegenover de eeuwigheid, tegenover God. Maar het neemt niet weg dat er toch onderscheid in tijdperken is. Er zijn tijden van grooten voorspoed en van tegenspoed. Er zijn tijden van heroische ontwik- keling als in het begin der 16e eeuw en tijden van zedelijke wilsverslapping en weelde als in de 18e eeuw. Zoo ging aan onzen tijd, aan het tijdperk waarin wij leven, temidden van de gebeurtenissen en de handelin- gen, die het stempel op den loop dezer dagen zetten, er eene vooraf die zoo eenzijdig realistisch was dat Prof. Heymans hem bespotte met die cultuur te noe men die, der anilinekleurstoffen, der kunstmest, nar- cose en antisepsis en zooveel andere gaven, waarmede de natuurwetenschap de 19e eeuw als tot 6en langen St. Nicolaasavond heeft gemaakt. En hij stelt daar- tegenover deze drie debetposten: 1°. dat wij meer dan ooit vreemd staan tegenover ons zelf; 2°. en nog veel vreemder tegenover anderen en 3°. totaal vreemd tegenover den grond der dingen. Het is zooals ik eens heb gelezen, alsof de rifensch van dezen modemen tijd karners heeft in allerlei hotels in het binnen- en in het buiteniand, maar een tehuis mist. Het verwaarloozen van het geestelijk leven, van de innerlijke zijda van des menschen bestaan, heeft geleid tot een niet kennen van die behoefte, wier vervulling door het werkelrjke leven, door dat watflferst leven is, wordt geeischt, heeft geleid tot een bruut ego'isme, tot een niet rekenen met den ander, tot een liefdeloosheid, tot hoogmoedigen eigenwaan, tot een niet kennen van elkander, tot een wantrouwen, tot een verbittering, tot haat. Het heeft geleid ook in bet stoffelijk leven, bet maatschappelijk leven der volkeren in hun onder- linge verhouding, dat een toestand als waarin wij heden economisch leven niet kon uitblijven, althans moest worden verscherpt en dat men elkander niet kan ver- staan bij het streven naar middelen ter genezing. En temidden van dat alles staat daar onze boeren- stand. Deze is al jaren, zoo niet eeuwen lang, het kind van de rekening als e'f oorlog is, terwijl vrede zoo dik- wijls ten zijnen koste wordt gemaakt of behouden. In sommige landen was de boerenstand op weg naar de verdwijning en het platteland \yerd meer en meer ontvolkt. Ook in, onhyaderland nam de bevolking ten plattelande Veel te. weinig toe. Een paar jaren geleden heeft Prof. Van Vuuren te Kruiningen daarover een uitnemend referaat gehouden, voor wat Zeeland be- treft. Zeeland een landbouwende provincie bij uit- nemendheid. ziet zijn bevolking zoo weinig vooruit- gaan, dat hg-f anggtwekkend wordt. En toch is de landbouw allemoodzakelijkst en is het verbruik der landbouwproducten niet afgenomen. Men kan deze zelfs nog aanzienlijk doen toenemen. De boerenstand is dus verre van nutteloos. Dat niettemin het platteland in bevolking minder toenam, en m den loop der tijden groote centrale nederzettin- gen werden gevormd, komt omdat men den landbouw opofferde aan andefe economische kraehten. De boe renstand kwam in verdrukking en in tijden van alge- meenen crisis, of liever van algemeenen nood, en van overgang naar andere maatschappij en bedrijfsvormen, zou deze stand ten ondergaan, als niet met kracht en ernst daartegen werd gewaakt. De boeren zelf mpeten dat begrijpen en in eenbeid hun kracht zoeken en laten varen allerlei kleine of grootere verschillen, maar eenheid zoeken en kraoht in die eendracht. Wanneer ik kan spreken tegen de re geering des lands of tegen andere groepen der bevol king, die ons willen terugdringen, namens twintig- duizend Zeeuwen, dan is dat anders dan wanneer dit geschiedt namens vijfduizend. Inzoniderheid wanneer de overige duizenden soms nog een ander geluid laten hooren, om welke oorziaak dan ook. De tijden zijn zoo ernstig, dat geen verdeeldheid of concurrentiezucht hier past, maar eenbeid hoogste eisch is. Er moet voor ge waakt worden dat -de boerenstand, dat het platteland, de positie inneemt die het voor het welvaren van het gansche volk noodzakelijk moet innemen, gelijk ik in het Zaterdagnummer (6 Juli) van ons Zeeuwsch Land- bouwblad in een opwekkend woord om hierheen te komen op dezen dag, heb onderlijnd. Wij moeten er voor strijden dat nu wij in die moeilijke overgangs- periode verkeeren, de landbouw ©r versterkt uitkomt en hij eindelyk de plaats inneemt zijner waardig naast handel en industrie. In menig land, en ook meermaien in het onze, werd in het verleden de landbouw ge- offerd aan de belangen der industrie, aan een econo mische expansiepolitiek, aan den groothandel en de buitenlandsche aangelegenheden met de bevrediging daarvan in verband. Tardieu betoogde in 1931 hoe in Frankrijk de land bouw ondergeschikt is gemaakt aan de industrie, die den eoonomisbhen toestan'd beheersehte en dat bij han- delsovereenkomstgn die landbouw dienst doet als pas- munt, maar dat hlettegenstaande dlt felt, bij de ralifi- catie der verdragen door het parlement geen stem zich ten gunste van den landbouw zich er tegen verhief. Ten onzent heiiben wij meerdere wakkere vertegen- woordigers in Eerste en Tweede Kamer, die waakzaam zijn, maar dikwerf te klein in aantal om grooten in- vloed uit te oefenen. Nu is een grondfout volgens vele deskundige economen het economisch evenwicht te verstoren door eenzijdige bevoordeeling van handel en/of industrie. Zelfs de vader van den Vrijhandel, Adam Smith, was van deze meening. Dooi den grooten vooruitgang op technisch gebied, door de concentratie van machtige kapitalen verkreeg de industrie in de 19,e eeuw en den aanvang der 20e een groote macht, die de landbouw bedreigde. Er was een neiging pm voor den laagsten prijs de grondstoffen te verkrijgen en ook de levensmiddelen, teneinde de loonen op een lager peil te kunnen houden. Een enorme concurrentie met het buiteniand was er een gevolg van, een concurrentie bedoel ik in de levering der voedingsmiddelen. Tegen onmogelijk lage prijzen kon het een en ander worden gekocht. Daardoor werd het leVensbestaan van den boer en den boerenarbeider en bet geheele platteland, steeds moeiiijker. Men kon de productiekosten nauwelijks betaald krijgen, wat de loonen ten plattelande naar omlaag drukte. En dewijl door bet syndicalisme, de sterke vakvereenigingen der industrlearbeiders en der werkers in den groothandel en in onze transportbedrijven men de loonen daar niet naar beneden kreeg, kwam er boe langer boe grooter verschil tusscben de loonen in de industrie en den handel en al wat daarmede verband hield, de z.g. stede- lijke loonen en de plattelands- of landbouwloonen. In de laatste jaren moest de regeering wel ingrijpen, zou niet de boerenstand verdwijnien. Op de een of andere wijze moest worden gezorgd dat de productiekosten voor het verwerven der landbouwproducten min of meer werden gewaarborgd aan den producent, waar onder eeu behoorlijk loon voor zijn arbeiders. De boer is de eenige producent die niet zelf den ver- koopprrjs vaststelt. De prijzen zijn van geheel van hem onafhankelijke factoren afhankelijk. Zij worden ge vormd dikwijls op van hen ver verwijderde markten of beurzen waar hij zelfs geen toegang heeft en hij moet tydig zijn vruchten verkoopen, per slot van rekening voor elken prijs. De boer is afhankelijk van den kooper. En deze is meestal niet de consument. Oodperaties voor verkoop, zouden gimstig hebben kunnen werken, maar de boer van nature individualist, gelijk de arbei- der van nature syndicalist is, is toch al zoo moeilijk in een vereeniging te krijgen, dat deze manier van samenwerking tot gemeensdhappelijken verkoop deh producten, niet is gelukt. Tegen de groote tegenwerking van belanghebbende comruerganten en de oppositie soms ook bij overheid of in bet parlement, waren dergelijke pogingen in menig land en ook bij ons niet bestand. Daarbij komt dat een boer zijn producten dikwijls moot verkoopen. Zijn vee moet weg als het vet is ge- mest. De melk moet weg als zij is gemolken. Nog erger werd het hier en daar als de afnemers tevens geldschieters zijn, een toestand, die langen tijid met name in het Oosten van ons land heeft bestaan en hier en daar ondanks het werk der landbouwmaatschappijen en de regeling van een landbouwcrediet, nog niet ge heel is uitgeroeid. Hoe dit ook zij, d,e vaststelling der prijzen houdt geen rekening met de productiekosten, noch met de moeite en den arbeid van den producent, noch met een loon, dat bij recbtmatig en billijk zou mogen verlangen. Zij boudt eobter ook geen rekening met den verkoopsprijs, met den prijs, die de consument moet betalen. Zoo is er dikwijls met en in die prijzen gespeculeerd. De groote instabiliteit der prijzen by de landbouw producten moet ophouden en de regeering kan niet kracbtig genoeg hiertegen optreden en daartegen maat- regelen beramen en invoeren. Het is een der hoofd- principes waarvoor wij moeten strijden, omdat de zelf- standigbeid van den boerenstand daarmede samen- hangt. Er moet voor gezorgd worden dat de kooper der landbouwproducten niet de landelijke economie beheerscbt naast de prijzen en voorwaarden van aan- koop en deze ondergeschikt maakt aan eigen belangen en alles verlamt of vemietigt, wat met die belangien strrjdt. Zoo begeerden de meelfabrieken vroeger buiten- landsch graan en de bakkers buitenlandsch meel, om dat hun belangen het meebrachten, niet omdat brood van Zeeuwsohe tarwe gebakken niet lefcker en voed- zaarn genoeg zou zijn! Zoo werden vroeger voor er regeeringsmaatregelen genomen zijn, onze Nederland- sche, onze Zeeuwsche granen, die bet beste brood ter wereld leverden, opgeofferd aan de handelsbelangen, dewijl de invoer van buitenlandsch graan de betrokke- nen groote winsten bezorgde. En waken wij er met voor, dan geschiedt hetzelfde met onze tuinvruchten en ons fruit. Wij moeten verkrijgen een volkomen economische bevriidinc Daartoe moet ook het landbouwcrediet be hoorlijk geregeld zijn. De moderne landbouw eiscbt kapitaal. Zij is veel kostbaarder dan vroeger. De tegenwoordige cultuur, ook al is bij in den laatsten tip wat meer extensief, eischt toch veel meer dan vroegei aan veredelde zaaizaden, aan kunstmeststoffen, aan machinerien etc. En nu heeft men juist voor den land bouw dikwerf weinig geld over. Men zegt wel een« dat het geld het platteland nog eerder ontvlucht heeft dan de menschen dat hebben gedaan. Voor industrie en handel kan men gemakkelijker geld krijgen dan voor den landbouw, omdat bet daar sneller rolt. Ook kan in den regel het landbouwcrediet niet zooveel rente op- brengen. Dat zou te veel de productiekosten drukken. Een en ander heeft tengevolge, dat de bankiers de boeren uitneoaend weten te vinden in normale tijden tenminste, als deposanten, aanbrengers van kapitaal, maar hen liever niet zien als debiteuren. In ons vader- land werkt de boerenleenbank gelukkig dikwerf met succes voor onze boeren. Een gezond crediet is ook noodig om de boeren onafbankelrjk te houden van koopers of leveranciers. Maar al geeft men nog zoo veel en nog zoo gemakkelijk crediet aan den boer, het zal niet baten wanneer hij niet krtjgt de economische mogelijkheden om in zijn arbeid zijn levensbestaan te vinden en dies ook het opgenomen crediet voor zym installatie of exploitatie terug te betalen. Lodewijk de XIYe zeide van het aan den landbouw verstrekte crediet in zyn dagien, toen bet den landbouw zoo slecht ging. Het landbouwcrediet ondersteunt den landbouw gelijk het koord den gehangene. En inderdaad is dat zoo en baat het dus niet, wanneer men niet heeft een verstan- digie, ordenende landbouwpolitiek, die de landbouw verzekerd doet zijn van zijn productiekosten en het geheele platteland gelijkwaardig maakt aan de andere takken van volksbestaan, den handel en de industrie. Spreekt men hiervan, dan komen sommigen aan- dragen met het schrikbeeld der dure prijzen. Maar als deze hoog zijn, dan treft het den boer immers ook. Ook hij moet goederen inslaan. Ook hij is consument. Vele goederen zijn zelfs ten plattenlande duurder dan In de stad. Het is een zeer groote dwaling, die alge meen door de groote pers en dikwerf door politieke partijen, die elkaar bestrijden en het volk op hun kant willen krygen, wordt bevorderd, als zoude. regeling van de landbouwprijzen, of wil men bescberming van den landbouw, de prijzen der levensmiddelen verhoogen. Maar bet aandeel van den boer in de verkoopprijzen van het landbouwproduct aan den consument is uiterst gering Statistisch is meermaien geconstateerd dat de prijs van het brood in geen evenredigheid staat tot den prijs der granen en uat als deze laatste dalende brood- prijs niet daalt of zeker niet in evenredigheid. Zoo is het ook met de prijzen van het vee en de vleeschpryzen, die de consument betaait. Om een voorbeeld uit vele te noemen, waren b.v. in Frankryk in 1930 die oonsump- tiepryzen (ibehalve dan van groente en fruit) gedaald met 21 maar op de boerdery waren de verkoop prijzen met 50 tot 61 gedaald. Zoo ook met bet vee. Vlaneer de veeprijzen 50 gedaald zijn, dan zijn de vleeschprijzen by den slager het nog niet. Daalde de korenprtjis 50 zoo deed de meelprys het 20 en de melkprijs 17, dan werd de consumptieprijs maar 60 lager. Het deel van den producent in de detailprijzen voor' den consument daalt steeds. En wat andere goederen dan levensmiddelen be treft, heeft de producent nog minder invloed op de prysvor- ming voor den consument, b.v. die pryzen van het vlas en bet linnen van de huiden en bet leder. Gelijk het niet de schuld van den boer is dat de prij zen voor den consument niet meer dalen, is het ook niet zyn schuld dat zij verhoogd worden. Zijn aandeel in de vorming dier prijzen is daartoe veel te gering. Een boer die een jaar lang werken moet voor zijn koren, of jaren lang voor zijn vee moet houden voor het vetgemest is, ontvangt voor belooning van zijn moeizamen arbeid en van zijn kapitaal, veel minder dan den tusschenpersoon die bet product enkele dagen of soms oogenblikken onder zich heeft. Er zijn gansch andere factoren, die het leven zoo duur maken. De belastingen vermindenen niet, ook al worden de levensmiddelen goedkooper. De cultuur. onze gemeenschappelijke lasten, onze sociale lasten, het levensmilieu onzer moderne steden, dat alles maakt het leven duur. Daarbij komen de wegen, de tusschen- wegen, waarlangs de producten van den producent by den consument komen, die dikwijls veeleischenid en al te zeer op zijn gemak gesteld is. En bij dat alles komt soms de eisch van den staat in den vorm van accrjns ter verkrijging van middelen om de staatstaak te ver- vullen, b.v. de accijns op suiker, een belangryk voe- dingsmiddel. Ten onrechte verwijst men ook naar de wereldprijzen. Deze correspondeeren geenszins met de waarheid, den juisten prijs, naar normale productieverboudingen en biJJijke vergoedingen aan ben, die de productiearbeid verrichten, zoo voor bun levensbestaan als voor de kapitalen, die zij er in steken. De wereldpryzen zrjn prijzen van landen waar de be volking produceert op het land als slaven. Dikwerf onmenschwaardig en het lot dier kleurlingen is vaak een schande voor de Ghristelijke beschaving. Ook zijn het liquidatieprijizen van landen met overproduces wat ook in de industrie geschiedt. Zonder dat er gerekend wordt met de behoeften der consumenten, produceert men dan veel te veel. Daardoor ontstaan afbraak- prijzen. Daardoor komt er wanorde, anarcbie en sociale dumping. Men zal toch niet begeeren dat onze boeren, onze plattelanders teruggebracht worden tot een toestand der kleurlingen, die in hun warm klimaat bovendien ook veel minder uitgaven, zelfs bij behoorlijke bchandeling en levensomstandigheden behoeven, dan onze arbeiders, voor klaeding en behuizing en verwar- ming of verlicbting en voeding. De absolute abnormaliteit der wereldprijzen is ge makkelijk aan te toonen. Het graan was b.v. vodr den oorlog te Chicago gemiddeld f 8,tegen van Juli 1932 tot April 1933 4,40. Dat is een daling van 50 Suiker was v66r den oorlog 140 tot 170 francs Fransch naar de tegenwoordige waarde van den franc. In 1919/20 500 francs, in 1929 108 frs. en in 1933 44 frs. Een vermindering van 30 der vooroorlogsche prijzen in de groote productielanden. Toch zijn de productiekosten niet verlaagd. Blykens een onderzoek officieel ingesteld b.v. in de V. S. van Amerika zijn deze ongeveer gelijk gebleven in 1925 en 1930. Zoo las ik ergens boe ook op gebied van de industrie Japan b.v. de wereld overstroomt met afbraakprijzen als bor- loges voor 3,60, fietsen voor 5,en auto's voor f 350,—. Aan dergelyke prijzen kunnen onze producenten, noch landbouwers, noch industrieelen ooit leveren. En daarom is de theorie dat men. maar koopen moet de producten van het land dat deze het goedkoopst pro duceert, ook al kunnen de onzen niet onder gelijke pro- dities produceeren, .volkomen on juist. Wie zoo rede- neert, doet het of uit eigen belang, of uit volkomen onkunde zooals diie perfect van Parijs, die zelde: Je veux que le lait soit bon marche, pour que les pauvres gens puissent acheter les habits et des souliers. Niemand van de gemeenteraadsleden zei toen dat het beter ware dat de kleeren en schoenen goedkooper zouden worden om bet koopen van melk, bet uitnemend voedingsmiddel te bevorderen. Er moet een positieve landbouwpolitiek gevoerd worden. Deze bestaat niet in allerlei wetten en regelen, die onvrucbtbaar blijken, of die uitgaan van de geaachte dat zij provisoir zijn, in afwacbting van eenig reddend element in een nabije toekomst. Wy moeten niet bebben een politick van yerkoppsprijzen of zelfs niet maatregelen om de productieprijzen te be- perken. Zeker tijdelijk, in deze overgangsperiode kim- nen ook dergelijke maatregelen noodzakelijk of ge- wenscht zijn, maar de regeering moet actief landbouw politiek drijven, door het daarheen te leidten dat de landbouw gelijkwaardige positie verkrijigt als handel en industrie. Het onderwerp zal door den referent van hedenmorgen uitvoerig worden bebandeld en is bij hem in de voortreffelijkste handen. Langen tijd (ik beschuldig niet onze tegenwoordige regeering, dit ligt eenszins op mijn weg om in de groote moeilijkheden waarmede zij heeft te worstelen om in de verwarring den weg te zoeken, nog ongerechtvaar- digde critiek of beschuldigingen te gaan uiten), hebben de xegeeringen en vooral ook de meerderbeden in de parlement<?n geprofiteerd van de economische onwe- tendheid agrariers, van de verdeeldheid op politiek en confessioneel gebied van de landbouwers en hun leidslieaen en van het moeilijke om hen te krijgen tot gemeenschappelijke actie en een kracht te vormen. En daardoor heeft ten onzent reeds ondier Jon de Wit de handel een suprematie gekregen, ten nadeele van den landbouw en in andere landen weder de industrie. Maar nu ontwaakt men. Ook in ons land zijn onder de vrienden van den landbouw de bekwaamste econo men, die geen persoonlrjke belangen noch tans er bij hebben. Zy werken met ons mede tot de verheffing van het platteland, waarvoor het in de le plaats nood zakelijk is dat ook de landbouwer bij de levering der landbouwproducten belooning krygt voor zijn arbeid en voor zijn kapitaal, voor zijn ondememingsgeest en zijn leiding, gelijk ook zyn arbeiders een behoorlijk levensbestaan verzekerd moet zijn. Daardoor kan de ambachtsman, de oommissionnair, de burger, het ge heele platteland bestaan, gelykwaardig met de stad, wanneer ook op ander gebied als verkeer, telegraaf, telefoon post, lager-, middelbaar- en vakonderwys de -staat dat niet belemmert maar bevordert. Het is de taak der landbouwmaatschappijen naast het technisch deel van hun arbeid, daarvoor met kracht te strijden en ik acht my gelukkig te kunnen constateeren dat de Z L M. dit naar alle zijden en qp alle wijzen nastreeft, en ik vraag -de steun van alie oprecbte Zeeuwen haar daarin te helpen, wat men allereerst kan door als e6n man en vrouw lid der organisatie te worden en verder op allerlei manier bet bereiken van het doelwit te be vorderen. Thans is die belooning van den landbouwer voor zyn productie niet verzekerd. De maatregelen die hem trachten te beschermen, worden van tijdelyken aard beschouwd en gaan uit van de gedachte, dat er iets zal o-eschieden dat deze niet meer noodig zal maken, maar zij zijn niet een gevolg van een wel opgezette en gefun- deerde landbouwpolitiek. Dat is ook niet de bedoeling geweest. Het levensbestaan van den landbouwer en bet platteland moet gegarandeerd zijn, voorzoover men- schelijke instellingen dat tenminste kunnen, door een gansch andere inrichting. Het mag nooit gebeuren wat Jean Yole schrijft in ,,Le Malaise paysan'': „dans chaque livre de pain, il y a une aumone paysanne". Dat verdient ook de moeizame, harde arbeid der landbouwers niet. Wij moeten alles doen om zijn maat- gebappelijken toestand te verheffen, ook dien van de boerin. Daartoe dienen ook de landbouwhuishoudkun- dige cursussen en de school, die op Schouwen met zoo n groot succes werkt, gelijk straks in Oast- en West- Ze.euwsch-Vlaanderen gecombineerde cursussen als land- bouwhuishoudscholen zullen verrijzen en op tal van plaatsen reeds afzonderlijike cursussen worden gegeven. He I oude spreekwoord blijft altijd waar: Ce sont les femmes qui font et defont les maisons! Het zijn de vrouwen, die vormen en ontwrichten de hdisgezinnen. Haar invloed is enorm. Aan haar opvoeding moet dan ook vooral in dezen tijd alle zorg besteed. Het platte- landsmeisje blijve behouden voor bet platteland. Dat is de bedoeling van deze scholen en cursussen. Geen vorming van „dames" zooals al te ouderwetsche men schen dan schouderophalend zeggen, maar vorming van vrouwen, berekend voor hun taalk in een modemen tijd met nieuwe behoeften. Ook dit is een onderdeel van wel begrepen, juiste landbouwpolitiek. Deze moet ook de sociale minderheid van den landbouwenden stand opheffen en b.v. kleinerie boeren, die op hun kleme be- drijven arbeiden niet ten dezen aanzien onderscbeiden van arbeiders en gelijke rechten en voorrechten geven, vooral voor hen is de prijs der landbouiwvoortbrengselen van het grootste belang, daar deze de eenige belooning is voor hun arbeid. Overwogen zal moeten worden wat er te doen zal zijn om de gevolgen van landbouwcala- miteiten door onderlinge hulp te lenigen. Een Pacht- wet en een wet op bet arbeidscontract moet niet het eigendomsrecht ten onderste boven werpen en oorzaak worden dat een pachterstand gaat verdwijnen, maar die zaken mogen toch ook niet uitsluitend civielrech- terlijk beschouwd worden, maar zij ook moeten een sociaal karakter dragen. Door onze eigen actie, waardig gevoerd, zal ophou den, zij het dat het nog veel strijd zal kosten, de ver- keerde beoordeeling of soms minachting, waaraan de boer bloot staat. Hij mag niet langer als caricatuur gebruikt worden in de cinema of in de comedie, in het spotblad of in de romans. De Koning zelfs wordt van het veld gediend! De wijze Koning Salomo wist beter den boerenstand te eerbiedigen en in zijn waarde te erkennen. De boer moet geen fat zijn. Ik acht het gelukkig, dat er niet velen zijn die fatterige manieren in kleeding of levens- wijzc er op na houden. Een gezond, frisch leven moet hy leiden, maar als zijn inkomsten het toelaten en niet beperkt moeten worden tot bet allernoodzakelijkste dan weet ook die boer en bet boerenmeisje zich wel elegant en deugdelijk te kleeden, en zorgt ook de jonge man nog wel een beetje voor de slanke lijn door middel van sport in zijn vrijen tijd, gelijk hij voor behoorlijke algemeene ontwikkeling zorg draagt. Onze jonge boeren zijn door hun vereenigingsleven, hun exeursies, hun lectuur, zeer goed op de hoogte. In de eene streek van Zeeland is dat beter dian in een andere, maar ik ver- wacbt dat vooral in Zeeuwsch-Vlaanderen, waar reeds in de 2e helft der vorige eeuw, zulke ontwikkelde flinke leden der Z. L. M. werden gevonden, hun kleinkinderen en achterkleinkinderen, der vaderen voetspoor zullen drukken en zullen zorgen dat de Z. L. M. hier weder spoedig algeheel zal zijn hersteld, en eenige honderd- tallen meer leden, ook uit den burgerstand, zal gaan tel.'en. Weleer spande op landbouwgebied Axel in Zeeland de kroon. Daat ook wat de Z. L. M. betreft in den edelen wedstrijd nu bet Land van Axel niet Danger twijfelen of hinken op twee gedachten, maar •llink, rond, ruiterlijk zicb scharen om het oude vaandel van de Z. L. M., die bijna 100 jaren, telkens zich aan de nieuwe omstandigheden aanpassend, het vereenigings- punt van ons landbouwend Zeeland is geweest en toch waarlijk geen reden heeft gegeven tot verlaten of den rug toekeeren. Door samenwerking en krachtig optreden kunnen wy des te beter ook den stedeling aan het verstand bren- gen dat het koren niet is als bet gras dat van zelf groeit en dat de melk niet meer uit de koe komt als bet water uit de bron. En beeft hij daarvan een goed idee, dan zal hij ook begrijpen, dat de boer geen dief is, wanneer bij zijn producten verkoopt. Op de jeugd is ons oog gevestigd. Want de boerenstand is nog te redden- Zij moet ook behouden worden en zijn recht- matige plaats verkrijgen om de Nederlandsche Natie als zelfstandige natie te behouden. Daar in worden bewaard die eigenscbappen die een natie karakterisee- ren, maken tot een apart volk, dat een eigen zelfstandig bestaan verdient. Dan zal bet platteland geheel opleven en meer be- volkt worden, gelijk bet talloos velen, meer dan thans, een bestaan zal kunnen geven. Daardoor kan de werk- loosbeid afnemen, en de bodem, ryk genoeg weder in- tensief worden bebouwd. Daardoor wordt ook het bestaan van den landiarbeider beter, want al helpt de landbouwmachine den landman in harden arbeid, zij fabriceert toch niet als in de industrie. De landbouwproducten zijn van organischen, niet van mechanisehen aard. En de geoefende menschenband blijft noodig in den landbouw. De gelcider van den tractor, om een voorbeeld te noemen, moet meester zijn van zijn machine, maar ook, gelijk zijn voorvaderen, diepe kennis hebben van den bodem, dien hij bewerkt. De stof die hy te bewerken beeft, de landaribeider, is niet van dood metaal, maar hij arbeidt temidden van dieren en planten op den altijd wisselenden bodem onder wisselend weder en wisselende omstandigheden. Hoe eischt het meerder geoefendheid, wat brengt het meer frischheid van geest, meer ontwikkeling van gemoed, meer vrijheids- en onafhankelykhieidszin. Wat eischt het behoorlijke belooning, voor den moeitevollen arbeid. Hoe meer bet platteland wordt opgeheven en positieve landbouwpolitiek daartoe leidt, des te meer zal die geesel der werkloosheid verdwijnen en zal er weder vreugde bij den arbeid worden gevonden en zullen groote, moreeie schatten in de harten onzer land- lieden als bet goud in de groeve diep verborgen, weder te voorschijn komen ten bate van bet geheele volk. Daartoe verbouwe men op onzen bodem, wat Nederland noodig heeft en deze bodem kan opleveren. Oonsumptie van de vruchten van eigen bodem, voor zoover dat mogelijk is. Daardoor zal weder de land bouw kunnen worden opgeheven. Dit is inderdaad een noodzakelijkheid voor ons volk, wil het niet ten ondier gaan In den landbouw vindt ik het toevluchtsoord der persoonlijkheid, gelijk de landbouw persoonlijken arbeid en individueel initiatief eiscbt. De landbouw bevordert ook de vreedzame gezindheid eener bevolking. Zy was altijd het slachtoffer van intemationale conflicten. Zijn zonen werden het eerst gemobiliseerd en bleven tot het laatst in den loop- gracht. In den laatsten grooten oorlog heeft op alle fronts de landbouw het grootste aantal dooden en invaliden opgeleverd. Nooit heeft hy zelf bloedige conflicten ontketend. Oorlogen hebben him oorsprong in politie ke, godsdienstige, commercieele, industrieele oorzaken gehad; andere in de eerzucht of expansie en hegemonie- zucht van enkelen, of in dwalingen der diplomatic. Maar men kent er geen die hun oorsprong hadiden in den landbouw. Deze ontketent niet den haat tusscben de menschen. In alle landen behooren de boeren tot de meest vreedzamen. Laten zij zicb maar meer bewust worden van htm behoudende kracht en zich vereenigen om ook in de parlementen der wereld mede het lot der volkeren te beheersohen. De vrede zal er door gediend zijn. Maar daartoe is noodig ik herhaal een zelf- standiige boerenstand, wier bestaan gelijkwaardig staat in het volksgeheel, wier levensbestaan is gegarandeerd door de verkrijging der productiekosten en behoorlijke belooning voor den arbeid en van zijn kapitaal, in nor- malen tijd. Daartoe moet de staat medewerken. Maar ook de eigen organisatie. Daartoe moeten de boeren zelf zoo verstandig zijn, niet verdeeld te zijn, maar den en vereend in hun orga nisatie te leven. Wat kan op den duur de staat doen als zij geen band onder elkaar hebben? Hoe kunnen zij invloed blijven uitoefenen als zij niet in een verband behoorlijk vast aaneengesloten staan? Yelerlei middelen kunnen aangewend worden: kamers vaB landbouw, landbouwraden. Maar dat alles helpt niRs, als zij niet zelf eerst den zijn. Gedurende de eeuwen waren andere beroepen en ambachten een en zij verkregen in de M. E. reeds door hun krachtige organisatie rechten. De boeren organiseerden zich niet en bleven lijfeigen of hoorige. Naarmate de organisatie van den boeren stand krachtiger is, neemt zijn invloed op de wetgeving en in het volksleven toe. Daamaast kan immers de persoonlijkheid en zelfstandigheid blijven bestaan. Wij moeten vormen een krachtig groen front. Men moet niet langer geiooven, gelijk volgens Arthur Young vroeger de boeren aannamen, diat gelijk regen en hagel noodzakelijk komen moeten, het ook een nood zakelijkheid is, dat zij de minsten zijn in het land en overheerscht moeten worden door de sterksten, de rijksten, de handigsten. De geest van de mannen van den bodem. van die landbouwers, hun ideaal, hun mystiek doordringe alle terreinen van het publieke leven en zoo de wetgeving, ook die de toekomst van het Nederlandsche volk zal leiden en beheerschen. Als Z. L. M. weigeren wij positief partypolitiek te halen in de organisatie, van welke party dan ook. Wij wenschen wel dat onze mannen, ieder in de eigen party, trachte mannen gekozen te krijgen, die den landbouw liefhebben en kennen en onze, aan politiek gespeend en zuiver door landbouwbedang ingegeven denkbeelden, ook in.de Staten-Generaal verdedigen. De geestige Fransche schrijver uit de Provence, Frederic Misti-al, wiens standbeeld te Aries aan de Rhone, dicht bij de Camargues staat alsof by zoo door de velden gaat wandeleu, scbreef eens: Wanneer de verkiezingen voor een afgevaardigde komen, wat doet Gij dan Hoe ik doe Wel mijn waarde: ik laat het gaan, want aan de Witten (wij zouden zeggen de Zwarten) te zeggen: Stemt voor de republiekzou een verliezen van zijn moeite en zijn Latijn zijn, evengoed als aan de rooden te zeggen: Stemt voor Hendrik de 5e, maar voor een Koning- schap". Maar de onbeslisten, die geen opinie hebben, de arme onscbuldigen, de brave lieden die laveeren zoo als de wind waait? Aan dezen zou ik, als zij in den

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1935 | | pagina 3