Pluimvee-Rubriek
woningen gelegen sloot moest worden gerio-
leerd. Made in verband met de thans nog
hangende kwestie betreffende het leggen van
tegels voor de woning van P. Haak, meende
ik op deze minder oorbare bandeling de aan
daeht te moeten vestigen. Ik ben daarbij
afgegaan op de verklaring van P. Haak".
Uit het hiervoren vermelde blijkt, dat de
verklaring van Pieter Haak en zijn echtge-
noote door geen enkele verklaring wordt ge-
steund, terwijl uit hetgeen door mij, rappor
teur, bij onderzoek is bevonden, ook geen en
kele aanwijzing kan worden geput, waaruit
kan worden geconcludeerd, dat de door het
raadslid A. Verschelling gewraakte handeling
inderdaad is gepleegd.
Wanneer men bovendien bedenkt, dat het
rapport van den gemeente-opzichter hiervoren
genoemd is gedagteekend op 21 April 1932
en de aan P. Haak verleende bouwvergunning
op 10 Mei 1932, is m.i. de conclus-ie gerecht-
vaardigd, dat het college van Burgemeester
en Wethouders de voorwaarde betreffende het
rioleeren van de sloot bij het verleenen der
bouwvergunning daarin heeft doen opnemen.
De VOORZITTER deelt mede, dat hij, ge-
zien een en ander dat door den hear Verschel
ling in de vorige vergadering ter sprake is
gebracht, een der veldwachters heeft cpge-
dragen in deze zaak een serieus onderzoek in
te stellen, en dat naar aanleiding van dat
onderzoek bovenbedoeld rapport1 ter kannis
wordt gebracht.
De hear VERSCHELLING deelt mede, het
rapport goed te hebben nagekeken, en dat hij
van meening is, dat het voor den rapporteur
geen moeilijke taak is geweest, zijn rapport
samen te stellen, aangezien hij daartoe de voile
medewerking van zijn mede-ambtenaren ge-
noot. Ook hier is van toepassing het: als den
lid lijdt, lijden alle leden. Hij herinnert eraan,
dat hij in den loop van Februari j.l. in de gang
van het gemeentehuis is aangehouden door den
secretaris, welke hem vroeg op welke plaats
hij doelde. Hij heeft hem dit toen duidelijk
gemaakt, in de meening, dat deze vraag als
een verzoek om inlichtingen was bedoeld,
terwijl hem later bleek, dat het een soort
geheime politde was.
Wat van die vraag de bedoelmg was, is hem
toen niet gezegd, desniettegenstaande heeft
hij zijn voile medewerking verleend. Niet-
tegenstaande hetgeen door hem in de vorige
vergadering is gezigd, juist is weergegeven,
is de gang van zaken niet giheel zoo geweest
als hij toen deed uitkomen, doch zooals Haak
den rapporteur heeft medegedeeld. De
gemeente-opzichter is bij den heer Van Sabben
gekomen, en heeft de bouwvergunning terug-
gevraagd, omdat naar hij zeide hij ver-
moeddig, dat de kozijnen niet waren als het
behoorde.
De rapporteur schrijft, dat hij de bouwver
gunning heeft vergeleken met die in het
archief, en dat beiden hetzelfde waren.
Het zou nogal erg zijn, indien dit niet zoo
was. Spreker is zelf secretaris van een bond,
en hij is ervan overtuigd, dat de afschriften
van de stukken, die uitgaan, in alles met die
stukken overeenkomen.
De heer Van Sabben kan er zioh niets van
herinneren, dat de vergunning hem door den
gemeente-opzichter is teruggevraagd. Het is
begrijpelijk, dat een aannemer dit niet kan.
Indien hij echter wilde, zou hij kunnen getui-
gen, dat toen de eerste maal de vergunning
was uitgereikt, daarop geen voorwaarden
voorkwamen. Hij zou zich zoover nog wel
kunnen herinneren. Hij vraagt of de heer
Van Sabben zich niet zal kunnen herinneren
dat, toen Haak ten zijnen huize was, de bouw-
som werd verhoogd met. een zeker bedrag van
27,omdat die wijziging was aangebracht.
In zijn eigen woning, in het bij.zijn van Haak
is toen een firma te Sluiskil opgebeld am de
rioolbuizen te leveren. En dan zal Van Sab
ben zich ook wel herinneren, dat hierover is
-gesproken met een ambtenaar van den Prov.
Waterstaat.
Waarom zegt de heer De Smidt: waarschijn
lijk niet eerder dan 12 of 13 Mei. Spreker
heeft het bouwplan bij zich, daarop staat ver-
melidl: „behoort bij besluit van Burgemeester
en Wethouders van Axel van 10 Mei 1932'
Deze teekening heeft spreker bestudeerd,
zij is, voor de leden, welke ze willen inzien,
ter inzage. Hij verduidelijiktHier is de sloot
in kwestie. Op deze teekening zijn geen zin-k-
putten, geen afvoerleidingen enz. getaekend,
terwijl Burgemeester en Wethouders tocb
wenschen, dat ze worden aangebracht. Dan
heeft hij nog een plan bij zich, dat is behoo-r-
lijk uitgewerkt, daarop komen voor zinkput en
afvoer van vuil water, en is ook voldoende
omschreven: een zinkput van gewapend
beton
De VOORZITTERMijnheer Verschelling,
het is niet noodig, dat allemaal voor te lezen
De heer VERSCHELLING: Ik moet de
juistheid van mijn beschuldiging aantoonen
De VOORZITTER: Dan kunnen we hierover
nog wel 14 dagen praten. Het rapport over de
beschuldiging van den heer Verschelling aan
het adres van den gemeente-opzichter is aan
de orde. Dit is onderzocht door een beeedigd
persoon, en is niet kocnen vast te staan, dat
de betreffende bepaling niet ten tijde van de
afgifte der bouwvergunning daarop was ge
maakt.
De heer VERSCHELLING: Waarom zegt
de heer Smidt dan: Waarschijnlijk niet eerder
dan 12 of 13 Mei, terwijl op de teekening
staat: „behoort bij besluit van 10 Mei 1932.'
En hoe verklaart u het dan, dat de rappor
teur om de bouwvergunning vraagt, en nie-
mand hem die afgeeft. Ik heb die gevraagd,
en ze is mij gegeven, direct. En hoe komt
het, dat u naar hebt laten vragen, en er nie
mand was, die de bouwvergunning wenschte
af te geven?
De VOORZITTER: Ik heb geen bouwver-
gunningen laten opvragen.
De heer VERSCHELLING: Hoe moet het
dan verklaard worden, dat namens u bij
Kempe gevraagd is, de bouwvergunning te
mogen hebben.
De VOORZITTER: Ik weet daar niets van
Daarvan is mij ook niets gezegd. Bovendien
dadr loopt de zaak niet over. Het gaat er
hier over, dat u gezegd hebt, dat een ambte
naar willens en w-etens, om uw eigen woorden
te gebruiken, op een „slinksche" manier, de
bouwvergunning van een betrokkene heeft
opgevraagd, en hierin veranderingen heeft
aangebracht. Vast is komen te staan, dat
di't niet is gebeurd.
De heer VERSCHELLING is van meening,
dat dit niet is vast komen te staan. En waar
om moest dan Vrijdag door den heer Smidt
aan Haak worden gevraagd, hem de bouw
vergunning te toonen?
De VOORZITTER merkt op, dat dit alfc-
maal van geen waarde is. Hier ligt ter tafel
een rapport, opgesteld door een beeedigd amb
tenaar, waaruit blijkt, dat niet is komen vast
te staan, dat de d-oor den heer Verschelling ge-
uite beschuldigingen in de vorige vergadering
juist zijn. Dit kan aanvaard worden of niet.
Meent de heer Verschelling desondanks, dat
dit rapport ook z.g. valsch is, dan m-oet spre
ker hem vragen, dit officieel aan te toonen.
Spreker zal dan, indien zulks juist blijkt, niet
schromen de maatregelen t-e nemen, die zijn
plicht hem zullen voonschrijven.
De heer VERSCHELLING is van meening,
dat dit niet mogelijk is. 'Hij staat hier tegen-
over een beeedigd persoon. Hij heeft op een
avond -den rapporteur ingelicht, en daarna
heeft deze gezegd: als het zoo is, zet i'k niets
op papier. Dat is gebeurd recht tegenover de
woning van den voorzitter.
De VOORZITTER merkt op, dat dit alles
aan de al- of niet juistheid van het rapport
niet af- of toedoet.
De heer VERSCHELLINGEn waarom
zegt de heer de Smidt dan: Waarschijnlijk, en
kan deze zich evenal-s Van Sabben niets meer
herinneren? Ook door Burgemeester en Wet
houders zijn fouten gemaakt. H-ce kunnen
Burgemeester en Wethouders zco'n bouwplan
goedkeuren
De VOORZITTER wenscht den heer Ver
schelling hieromtrent in openbare vergadering
niet te antwoorden. Indien hij hem op zijn
kamer daarover inlichtingen vragen wil, zal
hij die gaame verstrekken. Daarover loopt
het rapport niet, dat heeft met het rapport,
zooals het voor den raad ligt, niets te maken.
Spreker m-oet aannemen, dat dit rapport juist
is, ten-zij de heer Verschelling hem aantoone,
dat het niet juist is.
De heer VERSCHELLING verzoekt, ter
onderzoek hiervan, een -o-npartijdige commis-
sie uit den raad te benoemen.
De VOORZITTER: Indien ik hieraan zou
medewerken, zou dit een klap zijn in het ge-
zi-cht van den rapporteur. Ik moet den heer
Verschelling opmerken, dat dit rapport juist
is, temzij deze feiten mededeele, waarop een
tegengestelde conclusie gerechtvaardigd is.
Hij vraagt, of nog andere leden hierom
trent iets wenschen te zeggen.
De heer VERSCHELLING merkt op, dat
hij over deze kwestie nog niet klaar is.
De VOORZITTER wil hem alsnog het
wo-ord verleenen, doch eischt, dat de heer
Verschelling zich dan zal beperken tot de
kwestie zelf.
De heer VERSCHELLING merkt op, dat
in deze zaak nog meer onjuistheden zijn ge
zegd. In de vergadering van 4 December 1934
heeft hij op zijn vraag omtrent het leggen
van trottoirs en rioleering van den Voorzitter
blijkens de notulen het volgende ant-
woo rd gekregen:
„Aan de belanghebbenden is vergunning
.verleend voor het dempen van de sloot, rio
leeren en het aa-nleggen van trottoirs, welke
„door de gemeente zullen gelegd worden, mits
.hiervoor een zeker bedrag wordt betaald.
„Nu hebben inderdaad sommigen het ver-
„schuldigde v-oldaan, doch enkelen zijn nog in
,,gebreke gebleven. Hij kan erop wijzen, dat
„iedereen op dezelfde wijze behandel-d wordt."
Er was niemand in gebreke gebleven, doch
elk had zijn plicht gedaan, zooals het behoort.
De groote fout van Burgemeester en Wethou
ders was, dat in de bouwvergunning een en
ander niet duidelijk was omschreven.
De VOORZITTER: Ik begrijp niet, hoe u
dergelijke beschuldigingen kunt uit en. Er
was aan Haak vergunning verleend, mits de
sloot werd gerioleerd. Hij had daarvoor ech
ter vergunning moeten vragen aan de pro-
vincie, en dat heeft hij niet gedaan. Ik wil
u van antwoord dienen, en verder deze zaak
behandel-en op mijn kamer, thans bepalen wij
ons tot dit rapport.
De heer VERSCHELLING wenscht nog dit
te zeggen. Het zal hem in dezen niet baten,
doch hij zal het verloop van deze zaak in het
oog houden, deze is nog niet afgewikkeld, en
het eind zal hem in 't gelijk stellen. Hij zal
afwacht-en.
De heer 't GILDE: De feiten zullen je in
t gelijk stellen.
De heer C. HAMELINK is van meening, dat
deze zaak onverkwikkelijk begint te worden.
Eerst is een emstige beschuldiging geuit
tegen den gemeente-opzichter. Hij vermag
zich hierover niet uit te spreken, doch gezien
het rapport, uitgebracht door een ambtenaar
der gemeente moet hij aannemen, dat dit de
waarheid, en niets dan de waarheid bevat.
Daarin wordt aangetoond dat die beschuldi
ging niet juist is. Waartegenover staat de
verklaring van -den heer Verschelling, dat hij
zijn beschuldiging staande houdt. Zou men
dan moeten aannemen, hier te doen te hebben
met 2 tendentieuze rapporten. Hoe men het
ook bekijkt, van de zijde van den heer Ver
schelling, dan wel vein de zijde van Burge
meester -en Wethouders, die zich scharen ach-
ter hun ambtenaren, het springt in het oog,
dat die kwestie opgelost moet worden. Spre
ker heeft niet den indruk, dat de ambtenaren
er zoo maar op loskletsen, doch evenmin mag
een raadslid beschuldigingen uiten zonder tot
de orde geroepen te worden. Er is al eerder
een dergelijke geschiedenis geweest. Nu dit.
De heer Verschelling houdt zijn beschuldiging
vol, hij doet dit nog na het verschijnen van het
rapport. Hij doet er bovendien nog een be
schuldiging aan een anderen ambtenaar bij,
en betrekt daarin ook Burgemeester en Wet
houders. Dan is het ook de taak van den heer
Verschelling, het bewijs van de waarheid van
zijn beschuldiging te leveren. Zonder behoor-
lijk bewijs kunnen deze -beweringen niet staan
de blijven. Dat Burgemeester en Wethou
ders er niet op willen ingaan, dat door een on-
partijdige commissie die zaak wordt opgelost
kan spreker zich indenken. De heer Ver
schelling beroept er zich op, te staan tegen
over een beeedigd ambtenaar, doch laat de
heer Verschelling tegenover het rapport van
den rapporteur zijn bewijzen zwart op wit
overleggen. Dit is naar sprekers meening de
logische gang van zaken.
De heer VERSCHELLING antwoordt, dat
hem dit absoluut onmogelijk is, omdat hij geen
beeedigd ambtenaar is, en hij dus tegenover
de verklaring van een beeedigd ambtenaar de
zijne niet stellen kan. Hij zegt niet, dat de
rapporteur nalatig gebleven is, doch alleen,
dat de zaak zich heeft toegedragen, zooals
Haak tegenover rapporteur had veifklaarid.
Hij wijst erop, dat de rapporteur niet in de
kwestie inzit.
De VOORZITTER is van meening, dat het
niet zoo mo-eilij-k moest zijn voor den heer
Verschelling, de omstandigheden, zooals hij
die ziet, op papier te zetten. Hij verzoekt hem
dit te doen. Gezien de door den heer Ver
schelling geuite beschuldigingen, moet hij van
hem. eischen, de waarheid daarvan aan te
toonen.
De heer VAN KAMPEN deelt mede, dat
hij zich in de eerste plaats -gehe-el kan aanslui-
ten bij de woorden van den heer Hamelink.
Deze heeft de situatie duidelijk gesteld. Er
is reeds e-er-der een dergelijke kwestie geweest,
die de gemeente enkele honderden guldens
heeft gekost, en nu weer -deze kwestie. Hij
laat er zich niet over uit of
De heer 't GILDE: Zwijg maar ook!
\De heer VAN KAMPEN merkt op, dat de
heer Verschelling zegt, dat de ambtenaren blijk
van solidariteit bebben gegeven. Dat is ook
niet verkeerd. Men moet niet uit het oog ver-
liezen, dat bet een teere zaak is, demands eer
aan te randen. En dan moet de heer Ver
schelling niet op deze wijze willen retireeren,
doch tegenover dat, zijn rapport durven stel
len. In deze moeilijke kwestie, die gaat om
de eer van de ambtenaren, moet spreker den
heer Verschelling vragen, te bewijzen, dat zijn
beschuldigingen j-uist zijn, en kan hij dit niet,
dan dient hij zich open en eerlijik terug te
trekken.
De heer VERSCHELLING deelt mede, dat
het niet is om den heer Van Kampen van ant
woord 'te dienen, dat hij het woord vroeg. Hij
wensoht alleen erop te wijzen, dat gevraagd
wordt om bewijzen voor zijn stelling. .Spreker
heeft verschillende feiten genoamd, doch dan
wordt er gezegd, „daar heb ik niets aan". Hij
heeft erop gewezen, dat de bouwvergunning
op 10 Mei 1932 werd goedgekeurd, doch waar
schijnlijk eerst 12 a 13 Mei uitgereikt, terwijl
de heer De Smidt tegenover rapporteur ver-
klaarde: De bouwvergunning is altijd gedag
teekend op den dag, waarop Burgemeester en
Wethouders deze verleenen. Dan is het een
tek-ortkoming van Burgemeester en Wethou
ders, dat een bouwplan wordt goedgekeurd,
waarop niet is aangegeven, waar Haak met
zijn vuil water moet blijven.
Het eene plan is, zooals het moet wezen,
doch het andere zit vol groote foutsn. Waar
om zegt de heer De Smidt: Waarschijnlijk 12
of 13 Mei, waarom kan Van Sabben zich niet
herinneren, of de bouwvergunning is terug
gevraagd, en waarom vindt Haak geen geloof
De VOORZITTER herhaalt, dat het niet zoo
moeilij-k moet zijn, die feiten, die den heer
Verschelling bekend zijn, op papier te zetten.
De heer VERSCHELLING: Ik wil de juist
heid bewijzen, maar julli-e willen niet.
De VOORZITTER: Staande d-s vergadering
niet.
De heer DE RUIJTER deelt mede, het in
hoof-dzaak eens te zijn met de heeren Hame
link en Van Kampen. Zooals het thans gaa*.
gaat men den verkeerden kant uit. De be
schuldigingen worden steeds verder uitga-
breid. Inderdaad staat de heer Verschelling op
het standpunt, dat in laatste instantie Burge
meester en Wethouders de schuldigen zijn.
Eerst is geuit een beschuldiging aan den ge
meente-opzichter, daarna werd het uitge-
brachte rapport aangevochten en thans heb
ben Burgemeester en Wethouders ook al
groote fouten gemaakt.
Men kan dit zoo niet door laten gaan, ©en
en ander -dient grondig onderzocht te worden.
Zonder meer is de raad niet .bekwaam na te
gaan of de uitgebrachte beschuldigingen al
dan niet gegrond zijn, spreker zou dan ook
den heer Verschelling willen verzoeken, de
juistheid van zijn beschuldigingen door over
te leggen stukken aan te toonen. Het gaat
hier om een groot goed, om de eer van de
ambtenaren der -gemeente.
De heer VERSCHELLING is van meening,
dat deze kwestie niet eerder zal worden op-
gehelderd, dan wanneer de provincie de zaak
doorzet. De heer Qggel, wethouder, heeft
tegen hem persoonlijk verklaard, dat door
Burgemeester en Wethouders hierin een groote
fout was gemaakt.
De VOORZITTER: Mijnheer Verschelling,
u gaat te ver, ik eisch dat u uw beschuldi-
gingen zult aantoonen. Het gaat niet aan,
hier maar zonder meer beschuldigingen te de-
biteeren, en verdachtmakingen den raad in te
slingeren
De heer C. HAJMELINK is van meening,
dat het van zeer groot belang is, dat deze
kwestie bevr-edigend wordt opgelost. De amb
tenaren zouden het odium krijgen, niet be-
tr-ouwbaar te zijn. Spreker is van meening,
dat er thans een toestand is, die voor het ge-
meentebestuur ondraaglijk is. 'Hij eischt dan
ook van den heer Verschelling volledig bewijs
van een en ander, en is van meening, dat dit
voor hem geen moeilijkheden moet opleveren.
Bolitieike reclamemakerij mag hier niet ge-
beuren, evenmin mag de gemeente onbetrouw-
bar-e ambtenaren hebben. Hij verzoekt dan
ook den heer Verschelling, de zaak duidelijk
te stellen, en door stukken aan te toonen, dat
zijn beweringen juist zijn. Dan kan de raad,
na ontvangst van zijn rapport, hierover be-
raadslagen, doch niet in openbare vergade
ring, want dat lust hem niet. Dan dient er
plaats te hebben of rehabilitatie van de be-
trokken ambtenaren, of strafoefening.
Om de reputatie van de betrokken amb
tenaren eischt hij, dat de heer Verschelling
bewijs zal overleggen van zijn beschuldigin
gen, op de wijze zooals door Burgemeester
en Wethouders is aangegeven, n.l. door over-
legging van een rapport. Dit is ten opzichte
van een raadslid een heel billijke eisch, welke
ook door politiek fatsoen geboden wordt. Dat
zal de fractie-'t Gilde ook wel begrijpen.
De heer VERSCHELLING: Laat mijn col-
lega erbuiten!
De heer 't GILDE: Wij maken geen
reclame!
De heer C. HAMELINK merkt op, dat deze
kwestie toch door de aanstaande verkiezingen
wordt toegespitst.
De VOORZITTER: Ik stel er prijs op, ik
moet den eisch stellen dat u door overlegging
van een rapport aan den raad uw beschuldi
gingen rechtvaardigt.
De heer VERSCHELLING: Ik kan niet
beloven, dat dat in de eerstvolgende verga
dering zal gebeuren. Ik zal wachten, tot ge-
h-eel de zaak afgewikkeld is.
De heer HAMELINK is van meening, dat
dit niet noodig is.
De heer VERSCHELLING deelt mede, te
zullen afwachten tot deze geheele aangelegen-
heid afgewerkt is, en de Provinciale Water
staat gereed gekomen is. En indien spreker
dan ongelijk heeft, zal hij zulks ook eerlijk
bekennen. Er dient echter ingegrepen te
worden, indien niet, dan zal de Inspeoteur der
Volksgezondheid hieromtrent worden aange-
schreven.
De VOORZITTER deelt mede, dat daarover
de zaak niet loopt, deze staat geheel naast de
kwestie die thans aanhangig is. Hij is be-
reid, den heer Verschelling omtrent een en
ander in te lichten, doch niet in openbare ver
gadering, wel wenscht hij dit op zrjn kamer
te doen.
De heer VERSCHELLING stelt het niet op
prijs, inlichtingen te ontvangen. Op de ver
gadering van 4 December heeft hij inlichtin
gen gevraagd, en toen ook verkeerde inlich
tingen gekregen.
'De VOORZITTER: Nu doet u er weer een
beschuldiging bij. Ik eisch dat u deze be
schuldigingen rechtvaardigt.
De heer I. DE FEUTER vraagt, of een
oplossing ni-et zou zijn te berei'ken, door Haak
uit te noodigen, Burgemeester en Wethouders
een en ander nader uit te leggen. Zooals het
nu gaat, gaat het niet goed.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit een
andere zaak is, welke staat naast de zaak
waarom het hier gaat; het rapport door den
gemeente-veldwachter uitgebracht. Over die
andere dingen kan de heer Verschelling in
dien hij hem op zijn kamer wil ontmoeten,
inlichtingen krijgen. Voor het overige ver
zoekt hij, onder overlegging van stukken, zijn
beschuldigingen waar te maken.
De heer OGGEL aeelt mede, dat alles open
en eerlijk is gegaan.
De VOORZITTER: Al die andere dingen
zijn niet aan de orde, de door den heer Ver
schelling geuite beschuldiging is door het rap
port van rapporteur weerlegd. Indien deze
dit niet wenscht te aanvaarden, dat hij dan
sc'hriftelijk het tegendeel bewijze.
De heer VERSCHELLING kan hierop
tweeerlei antwoorden. Ten eerste is uitge
bracht een lijvig rapport, waartegenover hij
verschillende vragen heeft gesteld. Op die
andere vragen denkt men er niet over, hem
antwoord te geven.
De VOORZITTER: We gaan verder!
De heer VBRSOHELLING deelt mede, dat
het eind hem in het gelijk zal stellen.
r. Naar aanleiding van een in de vorige
vergadering gesteld© vraag door den heer C.
Hamelink, betreffende de oorzaak van de di
storting van igebouwen bij de werkzaamheden
ten behoeve van de traverse, aan de West-
straat, is door den gemeente-opzichter het
onderstaande rapport uitgebracht:
Naar aanleiding van een vraag in den raad,
betreffende de instorting van een der muren
van het te verbouwen schuurtje, voor Dr. G.
S. Blankert, kan ik Uw college het volgende
mededeelen:
De kelder was bijna geheel ontgraven en
■gedeeltelijk gemetseld, volgens de teekening
door den Pro-v. Waterstaat goedgekeurd.
Alleen in den hoek aan den voorgevel en den
zijgevel was nog een regenbak blijven staan,
welke nog zoo stevig in elkaar zat, dat zware
slagen met een voorhamer noodig bleken om
dezen te verwijderen. Hoewel ik kort voor
de instorting niet aanwezig was, vermoed ik,
dat de zware slagen zoodanige trillingen heb
ben veroorzaakt, dat de muur, in de onmid-
dellijke nabij'heid van den regenbak in bewe-
ging is gekomen. Althans er ontstond een
scbeur in het muurwerk, vlak naast het af te
brek-en werk. Spoedig is dit dan ook naar
beneden gevallen, waardoor mogelijk de stut-
ten werden ontzet en ook het andere gedeelte
het niet heeft kunnen houden, en eveneens
naar hen-eden kwam.
Alvorens met het werk te beginnen, heb ik
den muur op verschillende plaatsen onder
zocht, of deze sterk genoeg zou zijn, de ver-
bouwing te doorstaan. M.i., bestond er geen
groot gevaar, mits het geheel goed werd ge-
stut. Het stutwerk had dan ook steeds mijn
bijzondere aandaeht, en is ook in alle deelen
goed uitgevoerd. Bovendien (controleerde ik
steeds de beide muren, of er eenige afwijking
viel te bespeuren. De opzicbter van den Pr-ov.
Waterstaat, die t-evens met het toezicht op
dit bouwwerk was belast, heeft nimmer eenige
opmerking hieromtrent gemaakt. Zelfs toen
deze een kwartier v66r de instorting ter
plaatse was, achtte hij geen gsvaar aanwezig.
Alle voorzorgsmaatregelen waren getroffen
en er werd zoo voorzichtig mogelijk gewerkt.
Dat desondanks de muur het toch begaf,
vindt mi. zijn oorzaak in een zeer ongeluk-
Hgen samenloop van omstandigheden. Hoewel
-kwaadwilligheid en baldadigheid niet geheel
Uiitgesl-oten mogen worden, acht ik het hier
toch niet waarschijnlijk. De hooge ouderdom,
de tusschentijdsche reparaties (die den muur
veel beter deden sdhijnen dan ze was en toch
den samenhang sterk reduceerdsn) alsmede
de aanwezigheid van ontelbare gat-en van rat
ten onder den muur, hebben samengewerkt
om den muur te doen vallen.
Even wil ik nog wijzen op de constructie
van den kelder, welke door mij was ontw-orpen
en d-oor den Ingenieur en Tech. Ambtenaren
van den Prov. Waterstaat was goedgekeurd.
Uitgaande van de stelling, dat de druk van den
muur zich regelmatig onder een hoek 45
verdeelt, heb ik den nieuwen keldermuur z66
ver van den bestaan-den muur af geplaatst,
dat op de plaats, waar de nieuwe muur zou
moeten beginnen zijdelingsche druk op te
vangen, deze praotisch tot nul werd terug-
gebracht. Trouwens ook de andere muur,
even groot en even zwaar, vertoonde geen
enkele afwijking.
Tenslotte wil ik er nog op wijzen, dat voor
en tijdens de besteding, en ook daarna, nie
mand van de inschrijvende ambachtslieden
bezwaar heeft gemaakt. Volgens het bestek
was het stutwerk enz. voor risico van den
aannemer, zoodat deze bij al te groot gevaar
toch wel een opmerking zou hebben gemaakt.
M.i. treft ook deze niet de minste schuld.
De heer C. HAMELINK deelt mede, niet het
noodige technische inzicht te hebben, om hier
over te kunnen o-ordeelen, doch hij- kan zich
toch niet aan den indruk onttrekken, dat in
dit geval met alle voorzorgsmaatregelen zijn
genomen, als mogelijk was geweest. Naar hij
uit het rapport heeft vemomen, moet geacht
worden, dat de instorting is veroorzaakt door
het zware beuken op den muur van den regen
bak. Het heeft thans gelukkig 'geen ernstige
gevolgen gehad, doch het komt hem vo-or, -dat
de veili.gheidsmaatregelen hier niet 18-karaats
zijn geweest. Dit is een geval, waaruit weer
leering kan worden getrokken.
De VOORZITTER antwoordt, persoonlijk
niet technisch onderlegd te zijn, daarom heeft
hij dan ook dit rapport doen opmaken, en aan
den raad overgelegd.
De heer 't GILDE vraagt, hoe diep de fun-
aeeringen ondergraven waren.
De VOORZITTER antwoordt, dit niet te
weten, hij zal hiemaar informeeren.
De heer 't GILDE wilde dit in de eerste
plaats vragen, en in de tweede plaats wilde
hij weten, welke kost-en dit ongeval met zich
bre-ngt.
De VOORZITTER deelt mede, zicb direct
met den ingenieur van den Prov. Waterstaat
te Ter Neuzen, onder wiens leiding de werk
zaamheden voor de traverse worden uitge
voerd, in verbinding te hebben gesteld. Deze
aangelegenheid is besproken, en het kwam
voor, dat de beste oplossing zou zijn, den
muur opnieuw op te bouwen. Hiertoe is aan
Gedeputeerde Staten een verzoek gedaan, doch
tot heden toe is er n-og geen antwoord ont
vangen. Spreker vermoedt, dat, zooals bij het
werk voor de traverse, de provincie en de
gemeente 14 voor hun rekening zullen nemen.
De heer t GILDE zal hieromtrent zeer
gaarne in de volgende vergadering ingelicht
worden.
De VOORZITTER antwoordt, zoo spoedig
mogelijk -een onderzoek ter zake te zullen in-
stellen.
Aangenomen voor kenniageving.
3. Benoeming lid der commissie van toe
zicht op het L. O.
Burgemeester en IVethouders stellen voor
waar de heer Van Houte in het begin van het
jaar de gemeente verlaten heeft, hem op dien
grond eervol ontslag als lid der commissie van
toezicht op het L. O. te verleenen.
Tevens stellen zij, gezien de -aanbeveling
van de betrokken commissie voor, uit onder-
staand tweetal een benoeming, ter voorziening
in de ontstane vacature te doen.
De aanbeveling luidt: 1. J. Buma, hoofd
der school; 2. A. J. Hoi, onderwijzer der school.
De VOORZITER verzoekt de heeren Van
Bendegem en I. de Feijter, met hem het stem-
bureau te vormen.
Uitgebracht worden 12 stemmen, waarvan
verkrijgt J. Buma 10 en A. J. Hoi 2 stemmen.
Is alzioo benoemd J. Buma.
4. Benoemen lid der commissie tot wering
van schoolverzulm.
Om dezelfde red-en, als in het voorgaande
punt genoemd, stellen Burgemeester en Wet
houders voor den heer Van Houte eervol ont
slag uit deze functie te verleenen.
Ter aanvulling der ontstane vacature wordt
het volgende tweetal aanbevolen, om daaruit
een benoeming te doen:
1. J. Buma, hoofd der o. 1. school; 2. A.
Pieterse, onderwijzer de-r o. 1. school.
Uitgebracht worden 12 stemmen, waarvan
op J. Buma 10 en op A. Pieterse 2 stemmen.
Is alzoo benoemd J. Buma.
(Wordt vervolgd.)
Vragen, deze rubriek betreffende,
kunnen door onze abonnd's worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe,
Diergaardesingel 96a te Rotterdam,
Postzegel voor antwoord insluitea
en blad vermelden.
ERNSTIGE WAARSCHUWING VOOR DEN
KUIKENTIJD EN HET WERELD-
PLUIMVEE-CONGRES TE BERLIJN.
V-oor ik over het congres te Berlijn verder
ga, eerst even een dringende waars-chuwing
voor den kuikentij-d aan de hand van een paar
brieven.
1. Ik heb 500 eieren ingelegd. Op den 7den
dag werden er 65 uitgesehouwd, dat leek dus
goed. Bij het uitkomen kwam-en er maar 214
uit, de anderen zaten alien dood in den dop.
Nu zijn ze acht dagen, er gaan er daags 10 h
12 dood, ik heb er nu nog 75 over. Men ziet
er niets aan, ze zijn goed vlug en liggen ineens
dood.
2. Wat is dit voor ziekte? Van de 600 zijn
er in enkele -dagen 300 dood.
3. Naar aanleiding van uw vraag wie mij
de pullorumkuikens geleverd heeft, geef ik u
hierbij het adres. Meer dan de helft is thans
al dood. Ik kocht er 1000. Of de foktoomen
op pullorum onderzocht zijn weet ik niet.
4. De pullorumkuikens kocht ik bij
Deze deelde mij mede dat hij zijn fokdieren
zelf op pullorum onderzocht heeft
Welnu, laten we heel kort zijn: De enorme
schade van de pullorumziekte blijkt wel uit
deze brieven en verder de enorme domheid
van velen, die kui-kens koopen zonder er op te
letten, dat de foktoomen op pullorum onder
zocht zijn door een dierenarts. No. 3 spant
wel de kroon, koopt 1000 kuikens en weet
niet eens of de foktoomen onderzocht zijn.
No. 4 is een slachtoffer van het systeem dat
de menschen denken het onderzoek zelf te
kunnen doen en den dierenarts denken te kun
nen missen. In elk geval: bij sterfte onder
uw kuikens, stuur direct een aantal (desnoods
5 h 6) op voor onderzoek (gratis) naar de
Rijksseruminrichting te Rotterdam.
En nu verder over het congres. Het spreekt
vanzelf dat op een intemationaal congres niet
ieder in zijn eigen taal kan spreken, dan. zou
het een BabylonisChe spraakverwarring wor
den waar niemand meer uit wijs kon worden.
Vandaar dat enkele der meest gesproken talen
als -officieele congrestalen genomen worden er
wel Fransch, Duitsch, Engelsch, Italiaansch.
en Spaansch. Wie dus een van deze talen
baheerscht kan wat aan het congres hebben.
Voor de vergaderingen van het congres is
het z.g. ,,Pruiiss-enhuis" aangewezen, dat is het
gebouw waar vroeger het Pruisische parle-
rnent zijn vergaderingen hield. In dit gebouw
zijn prachtige zalen, vollcomen rustig en zeer
geschikt voor dergelijke vergaderingen. De
tentoonstelling wordt gehouden op het ten-
toonstellingsterrein der stad Berlijn, aan den
z.g. Kaiserdamm, waar men vo-or dit do-el over
uitsteken-de ruimten beschikt. Met de onde-r-
grondsche spoor komt men zeer snel en goed-
koop van het Pruissenhuis naar den Kaiser
damm.
Het congres is verdeeld in verschillende
secti-es, die ieder een eigen organisatie hebben
en men kan dus kiezen welke vergaderingen
men bij wil wonen. Zoo heeft men thans de
volgende secties: le algemeene zaken, orga
nisatie en onderricht. In de rapporten van
deze sectie vindt men meestal opgegeven hoe
de pluimveehou-derij in verschillende landen
georganiseerd is en wat men in de verschil
lende landen doet om de pluimveehouderij te
bevorderen. Mogelijk zal er in 1936 wel een
aantal rapporten komen waarin men de maat
regelen zal bespreken die in verschillende lan
den genomen worden om de pluimveehouderij
te doen inkrimpen, 'n treurig -teeken des tijds,
maar 'n uitvoerige bespreking ten voile waard
De 2e sectie omvat de voedingsleer van het
pluimvee en dit Is naast de 4e over de ziekten
wel de voornaamste sectie van het congres.
De nieuwe tijd met haar hoogst ongunstige
levensomstandigheden dwingt vcortdurend tot
het zo-eken naar goedkooper voer dat toch
goed is en gebleken is al wel, zooals Ik dat
verleden jaar reeds bsproken heb naar aan
leiding van het congres in Rome, dat goed
voer heelemaal niet duur behoeft te zijn. Uit-
stek-end kuikenopfokvoer kan tegenwoordig
geleverd worden tegen prijzen waar men een
paar jaar geleden nog niet van dorst te droo-
men en ook goed legmeel behoeft niet duur te
zijn. In deze richting is -de wetenschap heel
ernstig bezig en voortdurend worden nieuwe
methodes en grondstoffen gevonden die het
voer weer goedkooper en beter maken. Zoo
zullen we spoedig meer over de z.g. zoete
lupin-en hooren in verband met kippenvoer en
het principe der z.g. voederkernen, mengsels
van eiwitrijke, vitaminenrijke grondstoffen,
die weinig ruimte inn-emen en later aange-
mengd kunnen worden met graanafvalprod-C-
ten.
De 3e sectie: fokleer en erfelij.khcidsleer is
wel een vo-omame sectie altijd gweast, maar
op het gebied van de fokleer zijn we zoo zoe-
tjes aan ver ganoeg, althans wat de product:a
betreft en het zal tijd worden dat men nu eens
op andere eigenschappen gaat fokken, zooals
op meer levenskracht, meer weerstandsver-
mogen tegen ziekten, enz. In dit verband
wordt het ook tijd dat het legwedstrijdwezen
eens ernstig onder handen genomen wordt,
want uit een oogpunt van eoonomie, d.w.z.
het fokken van sterke dieren die het verstrek-
te voedsel zoodanig verwerken, dat de gelegde
eieren winst op kunnen leveren, zijn de -.egen-
woordige legwedstrijden bitter weinig waard.
Juist op dat gebied zal er te Berlijn een zeer
belangrijk rapport uitgebracht worden door
bekwame deskundigen uit verschillende lan
den, die daarvoor aangezocht zijn.
De 4e sectie: ziekten en gezondheidsleer
trekt altijd het meest de aandaeht. In de ge
heele wereld ziet men met zorg de toenemend©
sterfte van het pluimvee aan en tracht men
middelen te vinden om de ziekten te keeren.
H-et keeren der ziekten heeft men tot nu toe
te veel gezocht in het bestrijden van bacterien
en over het algemeen te veel gedacht dat de
ziekten van buiten af de kippen overvielen.
De nieuwere richting is eigenlijk juist tegen-
gesteld aan de oude, want hier wordt de oor
zaak der ziekten gezocht binnen in de kippen,
dus verminderd weerstandsvermogen door
onjuist fokken of voederen, waardoor de
dieren gevoeliger worden voor allerlei schad%-
lijke invloeden die steeds overal aanwezig z(jn.
De 5e sectie over economische vraagstukk n
is wel haast belangrijk, maar omdat daarbij
al gauw gevaar ontstaat dat allerlei landen
politieke en intemationale handels maatrege
len in het geding komen zal men in deze
-uiterst voorzichtig zijn met de rapporten.
De 6e sectie is bestemd voor de konijnen-
houderij.
De tentoonstelling omvat: 1. levende dieren,
2. inzendingen van verschillende landen waar
in het standpunt der pluimveehouderij in die
landen gedemonstreerd wordt, 3. industrieele
inzendingen.
De belangstelling voor het congres zal zeer
groot zijn, reeds hebben zeventien landen de
uitnoodiging der Duitsche regeering aange-
nompn (Nadruk verboden.)
Dr. B. J. C. TE HENNEPE.