ALGEMEEN KSEUWS- EN ADVERTENTIEBUD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
X
DC fN DE PUP.
DEWortD in PEPor..
fi
No. 9264
VRIJDAG 22 FEBRUARI 1935
75e Jaargang
Feuilleton
De man van Nergenshuizen
De onkerkelijkheid
van Nederland.
Binnenland
EERSTE BLAD
MAA&
tnUT* iWIBWIf
TER NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buitea Ter Neuzen
fr. per post f 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 5,60 per jaar
Voor Belg.e en Amerika 2,—, overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementefl voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Uitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TEEEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20.
KLEINE ADVERTENTIeNper 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrjgbaar is. Intending van advertentien liefst 6en dag vcor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
VERKIEZING PROVINCIALE STATEN.
Stemmen in een andere gemeente.
De Burgemeester van TER NEUZEN maakt
bekend, dat bij de verkiezingen voor de Pro
vincial Staten de kiezer, met inachtneming
van bet bepaalde in de artikelen 57b tot en
met 57j der Kieswet, in plaats van in de
gemeente op welker kiezerslijst hij voorkomt,
in een andere gemeente in dezslfde provincie
aan de stemming kan deelnemen. De kiezer
kan in die andere gemeente niet bij volmacht
stemmen.
De kiezer, die van deze bevoegdbeid gebruik
wil maken, deelt, uiterlijk veertien dagen
v66t den voor de stemming bepaalden dag, in
persoon ter secretarie van een gemeente aan
den Burgemeester of aan den daartoe door
dezen aangewezen ^mbtenaar mede in welke
gemeente bij aan de stemming deelnemen wil.
Hij geeft daarbij op zijn naam en voornamen,
de dagteekening en plaats zijner geboorte, de
gemeente in welke bij op de voor deae verkie
zingen geldende kiezerslijst voorkomt, en een
adres in de gemeente in welke bij aan de
stemming wil deelnemen, zoo mogeljjk met
aanduiding van straat en nummer.
Van de mededeeiing wordt een scbriftelijks
verklaring opgemaakt, waarvan een afschrift
aan den kiezer wordt uitgereikt.
De kiezer, die beeft medegedeeld in een
andere gemeente dan die op welker kiezerslijst
hij voorkomt aan de stemming te willen deel
nemen, behoort tot het stemdistrict in hetwelk
by het door hem opgegeven adres heeft. Bij
onzekerheid hieromtr'ent behoort hij tot het
eerste stemdistrict. De kiezer en zijn gemach-
tigde mogen nict meer deelnemen aan de
stemming in de gemeente op welker kiezers-
iyst de kiezer voorkomt.
Aan het opgegeven adres ontvangt de
kiezer, die bevoegd is aan de stemming deel
te nemen, van den Burgemeester der ge
meente van dit adres de oproepingskaart voor
de stemming in die gemeente.
TeT Nauzen, 21 Februari 1935.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.
GEMEENTE TER NEUZEN.
Op Woensdag 27 Februari a.s., des namid-
dags half drie mir, zal door den gemeente-
geneesheer in het gebouw van de voormalige
school A aan het schoolplein gelegenheid
worden gegeven tot kostelooze vaccinatie en
revaccinati?.
Te Sluiskil zal hiertoe gelegenheid worden
gegeven op Vrijdag 1 Maai*t 193o des namid-
dags half drie uur in een der lokalen der open-
bare lagere school D.
Ter Neuzen, 21 Februari 1935.
Burgemeester en Wethouders
van Ter Neuzen,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVULLE, Secretaris.
KIEZERSLIJST 1935/1936.
De vastgestelde kiezerslijst voor bet jaar
1935/1936 ligt op de gemeente-seeretarie vooi
een ieder ter inzage vanaf 22 Februari tot en
met 16 Maart 1935. De lijst is tegen betaiing
der kosten stemddstrictsgewijze in uittreksel
verkrijgbaar.
Ter Neuzen, 22 Februari 1935.
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
door
VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden.)
45) Vervolg.
Ik nam mijn handtaschje en haalde er de
sandwiches en de whisky uit, die mijn on-
vergetelijke tante Mary zoo zorgzaam voor
mij had laten inpakken. Mercia gaf mij een
dankbaar glimlachje en het eerste teugje van
den drank bracht al dadelijk een licht blosje
op haar bleek gelaat.
Billen, die bij het portier stond, keek met
gefrcnst gelaat in de ric'hting van het huis
dat wij zooeven verlaten hadden.
„Die schurk is er eigenlijk veel te gemakke-
iyk afgekomen", bromde hij. „Ik zou nog wel
even terug willen gaan en hem nog een beetje
geven."
„Neen, neen", zei Mercia. „Ik ben nu al weer
veel beter. Ik ben er van overtuigd, dat U
hem tamelijk heeft toegetakeld. Ik hoorde
hem schreeuwen en ik had er geen verdriet
van, maar nu moet U hem niet meer pijnigen.
Laten we zoo spoedig mogelijk hier vandaan
gaan; dat is het eenige waamaar ik verlang."
„Zooals U verkkist", zei Billy, „ofschocn
ik hem er nog graag een paar voor toegift
had gegeven."
Hy zette zich achter het stuurrad en ik
stapte achterin naast Mercia, waarna ik de
kuspens voor haar schikte, zoodat zij gemak-
keiyk kon zitten. Een minuut later snorden
wy in Zuidelijke richting naar Woodford en
Londen.
Ik zal dien rit nooit vergeten. Een vreemd
heerlijk gevoel van wederzijdsche intimiteit
was plotseling tusschen Mercia en mij ont-
staan en wij zaten hand in hand zwygend
naast elkaar, met een gevoel van zalige vol-
i.
Wij zouden, als wij dit onderwerp hier
aansnijden, wel eerst tot voorzichtigheid,
kalmte- en bezadigdheid willen aanmanen,
en hen, die bereid zijn om aanstonds te
gaan meezingen in het koor der vragers en
klagers, willen aansporen om toch vooral
eerst eens te zien naarfandere landen, en
dan eens heel dankbaar en zelfs niet zon-
der trots te erkennen, dat het bij ons hier
te lande nog niet zoo slim met die onkerke
lijkheid is gesteid. Wie korter of langer
tijd in het buitenland heeft vertoefd, zal
ongetwijfeld hebben opgemerkt, hoe, zoo
niet alom dan toch bijna overal, de on
kerkelijkheid schrikbarende proporties
heeft aangenomen, men ziet daar zoo
zegt men dan haast niemand meer naar
de kerk gaan, en men staat er daar nog
meer versteld van: zoo weinig plaats als
het kerkelijke leven, alles wat in en om de
kerken gebeurt, nog maar in het dage-
lijksch bestaan der menschen inneemt. Dit
is iets, waar wij zeker aan behooren te
denken, iets, dat wij nooit uit het oog
mogen verliezen. Zoo hoorden wij nog
pas van een groot zakenman, die herhaal-
delijk in Engeland vertoefde, de opmer-
king, dat hij in allerlei kringen daar te
lande nimmer iets niet alleen van kerkelijk
leven doch ook van godsdienst bemerkte.
Bovendien en ook deze opmerking
wenschen wij aan onze beschouwingen
nog te doen voorafgaan bovendien zijn
deze zaken nooit geheel en precies in
cijfers uit te drukken; de werkelijkheid van
het kerkelijke leven kan nimmer in cijfers
worden uitgedrukt: echte we"rkelijkneid
en statistische cijfers kloppen nooit geheel.
Velen onzer zullen het b.v. wekelijks
constateeren, hoe de kerken des Zondags
niet zelden worden bezocht door men
schen, die als .onkerkelijk te boek en be
kend staan. Persoonlijke sympathie voor
gevierde, of nog niet eens bizonder ver-
eerde predikers, trekt sommigen naar de
kerk, die het overigens nooit duidelijk
laten merken, dat zij tot de godsdienstigen
wenschen te worden gerekend. En als wij
dan nagaan. hoe op allerlei plaatsen in ons
land een werkelijk trouw kerkbezoek valt
te constateeren, zullen wij ons door aller
lei beschouwingen en klaagzangen niet al
te zeer uit het veld laten siaan.
Het is de verdienste van Dr. Kruyt, die
kort,geleden een belangrijk boek over de
onkerkelijkheid van Nederland geschreven
heeft, dat duidelijker dan ooit te voren
allerlei soorten van onkerkelijkheid zijn
onderscheiden. Kruyt heeft begrepen en
ook aangetoond, dat men nooit deugdelijk
over onkerkelijkheid kan handelen, indien
men niet eerst nagaat en aangeeft, wat er
eigenlijk onder onkerkelijkheid" is te ver-
staan. Er zal het best allereerst moeten
worden gelet op het gewone spraak-
gebruik, waarbij de woorden onkerkelijk
heid en onkerkschheid vaak door elkaar
worden gebruikt. Kruyt regelt het nu zoo,
dat hij onder ,,kerkelijken" verstaan wil
alien, die tot een of andere kerk behooren,
het woord „kerk" hierbij genomen in den
meest uitgebreiden zin, en dus met inbe-
grip van allerlei godsdienstige gemeen-
doening, dat niet onder woorden is te brengen.
Niettegenstaande de gevaren, welke ons om-
ringden, sell een het, of er nu verder geen re-
denen tot ongerustheid of twijfel bestonden.
De slagboomen war en weggevalien en wij
wisten, dat wij elkaar beminden en in het
licht van die overtuiging, beteekenden de
wereld en haar zorgen en moeilijkheden tyde-
iyk niets voor ons.
Het was werkelijk met inspanning, dat ik
er eindeiyk in slaagde mijn gedachten bezig
te houden met het probleem van onze toe-
komst.
Mercia", zei ik, „wanneer verwacht de fa-
milie. Tregattock je terug? Spoedig?"
Zij knikte bevestigend. „Ik heb hun gezegd
,dat ik voor een paar dagen afweizig zou zijn.
Ik wist het zelf niet, hoe lang het zou duren."
„Nu, dan geloof ik, dat het 't beste is, dat
wij je, als wij in Lonoen zijn, naar een hotel
brengen. Dan kan je morgen naar hen toe
gaan, alsof je zoo juist van Woodford terug-
gekeerd was."
,,En jij dan", vroeg zij angstig.
,,Ik moet terug naar Park-Lane. Wat er
ook aebeuren moge, ik moet daar nog onge-
veer wertien dagen blijven."
„Maar dat is dwaasheid; meer dan ooit is
het nu dwaasheid, neen, roekeloosheid?, fluis-
terde zij bezorgd. „Denk je, dat Rojas ver
geten zal, dat..."
,,Neen", onderbrak ik haar glimlachend. ,,Ik
ben er zeker van, dat het lang zal duren,
voor hij het vergeten heeft. Maar hoe het ook
zij, ik ben niet voomemens weg te loopen. Ik
heb Billy by mij en geloof maar gerust, dat
wij een tamelijk bruikbaar stel vormen." Toen
keek ik haar recht in haar oogen. Mercia",
zei ik, ,,waarom ben jij naar Woodford ge-
gaan?"
,,Guarrez liet mij halen", antwoordde zy
eenvoudig. ,,Hij zei, dat jij den Volgenden dag
zou vermoord worden, en ik dacht, dat ik wel-
Iicht in staat zou ziin je te redden."
,,Maar waarom liet hij je halen?" hield ik
aan.
schappen. Zij, die men in het dagelijksch
leven de buitenkerkelijk godsdienstigen
noemt, vallen dus ook nog onder de ,,ker-
kelijken", voorzoover zij althans in een of
andere godsdienstige gemeenschap zijn
georganiseerd. En allei andere personen
worden dan onkerkelijk genoemd, hoe
overigens ook hun gezindheid ten opzichte
van den godsdienst is.
Toegegeven moet worden, dat er dan
onder de „kerkelijken" velen zijn, voor
al onder de „doopleden" die nog
slechts door een louter formeele band met
hun kerk verbonden zijn. wat o.a. blijken
kan uit het nooit of te nimmer bezoeken
van de godsdienstige bijeenkomsten.
Tegelijk hebben wij hierin een tweede cri-
terium, dat ook weer sterk uiterlijk is,
want het al of niet bijwonen van een gods-
dienstoefening zal wel \?aak. maar toch
nog niet altijd uiting van zijn liefde tot,
respectievelijk afkeer van de kerk. Voor
deze tweede ondersch^iding gebruikt
Kruyt dan de woorden .kerksch en ,,on-
kerksch".
Maar dan is nog een derde begrip, dat
nog moet worden afgebakend, namelijk
het begrip ongeloof en Ongeloovig. En
vooral daarbij is een zuikere. onderschei-
ding en definieering heel moeilijk. Meest-
al b.v. zullen bij Roomsch-Katholieken on
geloof, onkerkelijkheid en onkerkschheid
samenvallen; daarnaast houdt voor de
meeste orthodoxe Protestanten het geloof
op bij het verwerpen van een bepaalde
kerkleer of bijbelopvatting, terwijl voor de
vrijzinnigen de grenzen nog weer anders
getrokken moeten worden.
Letten wij nu op de drie genoemde cri
teria, dan is daar theoretisch de mogelijk-
heid tot onderscheiding van acht groepen,
die wij nummeren van ah. Kruyt geeft
deze op'somming:
a. gelooviq, kerkelijk, kerksch. Dit is
de groote massa der godsdienstigen, hetzij
zij meer principieel en overtuigd, hetzij
deze meer traditioneel kerkelijk genoemd
moeten worden. Kruyt voert als zeer
sprekend voorbeeld van de laatste groep
een Zwolsch-dienstmeisje ten tooneele uit
de zestiger jaren, waarvan Kloeke vertelt:
„Onze meid dan ad ons ies (eens) n
stukkien uut de biebel veur-elezen en tooe
(toen) a'k aer e-vrogd, wat dat was: „God
is de Alfa en Omega" en tooe ad ze zokke
groote oogen op-e-zet en zoo niedig e-kek-
ken, da k t er van wazze e-strukken. Ziie
zei, dat et de grootste zunde van de wereld
was, um te vrogen no dingen uut de bie
bel: „A-j't niied en weet, dan mu-j't maer
gleuven ad ze e-zegd. Dezelfde schrij-
ver vertelt over de school van dien tijd:
,,Wiej zongen ook vaeke psalms, maer ik
beqrepe ze niiet en ziie wieren ook niiet
uuit-e-legd".
De tweede groep zijn dan b) lieden, die
eloovig, kerkelijk, maar cmkerksch zijn.
.let kan zijn, dat deze menschen niet ker
ken, omdat hun richting onder de predi-
kanten, die in hun gemeente of omgeving
voorgaan, niet vertegenwoordigd is.
c) Een derde groep zijn zij, die geloo-
vig zijn, en kerksch, maar toch onkerkelijk.
Zii sluiten zich niet aan, veel voorbeelden
daarvan komen voor in Friesland, waar
slechts heel weinig catechisanten na afloop
van het voorbereidend godsdienstonder-
wijs belijdenis doen. Zij vatten deze din
gen heel zwaar op. Maar toch gaan dan
,,Ik denk, dat hij vermoedeas had", zei ze.
„Da Costa zag ons dien avond in Park-Lane
en sedert dien vermoedde Guarez, dat je me
beminde. Het was mijn bedoeling, mij als
hoe noemen jelui dat? als lokmiddel te ge-
bruiken. Zij wilden hebben, dat ik je naar de
„Hollies" zou lokken en als je eenmaal daar
zou zijn..." Zij huiverde.
,,'t Liep allemaal niet precies, zooals het op
hun programma stond", zei ik lachend. „Koe
ontdekten zij, dat wij elkaar hij den molen
cntmoetten?"
„Je neef zond een boodschap".
..Maurice!" riep ik. „Maar hij wist het niet."
Toen schoot het mij plotseling te binnen.
^Sapperloot", riep ik, „dan moet lady Bara-
dell het hem verteld hebben."
Mercia keek mij kalm aan. ,,Lady Bara-
dell", herhaalde zij, „is dat die mooie vrouw,
die jou bemint?"
Ik zat opeens recht op. ,,Wie heeft je dat
gezegd", vroeg ik. Ik keek haar vlak in haar
oogen, toen ik dit vroeg.
Zij haalde haar schcuders op. Niemand
heeft het mij gezegd. Maar ik lette op de uit-
drukking in haar oogen, toen zij met je sprak.*
,,DeeJ je?" vroeg ik met eenige bewonde-
ring. „Ik heb in deze dagen mijn kennis be-
treffende vrouwen aanmerkelijk vermeerderd."
Toen zweeg ik even. „Ik zou wel eens willen
weten, waarom Maurice naar Londen moest",
vervolgde ik eenigszins spytig. ,,Ik ben er
zeker van, dat hij weer iets kwaads in zijn
schild voerde."
„Naar Londen?" echo'de Mercia. ,,Is je neef
naar Londen gegaan?'
In korte woorden stelde ik haar in kennis
van de bijzonderheden betreffende het tele
gram. ,,Als het mij betrof, zou ik niet weten,
wie het afgezonden had, of het moest De
Costa zijn."
Zij sehudde haar hoofd. „Van Da Costa kan
het niet zijn. Als er een bericbt te zenden
was. zou hij het eerst wel aan Guarez geseind
hebben. Het is meer waarschynlijk afkomstfg
van Lord Sangatte."
velen hunner trouw naar de godsdienst-
oefeningen.
d) Een vierde groep zijn geloovig, on-
kerkelijk en onkerksch. Het zijn religieus
aangelegde personen, die (om wat voor
reden dan ook) zich niet bij een gods- 1
dienstige gemeenschao voegen, maar voo.r 1
wie toch het atheisme verouderd en het
agnosticisme onbevredigend is. Zulken
vindt men veel onder intellectueelen en
kunstenaars. Wie moet dan niet denken
aan uitingen als die van Mevr. S. W.
Teding van Berkhoutvan Taack Tra-
kanen, die gezegd heeft: ,,Zoolang een ge-
loofsrichting een naam draagt, is zij niet
zuiver christelijk". Tot deze vierde groep
behooren dan ook de z.g.n. krypto-geioovi-
gen, menschen. die niet ongodsdienstig
zijn, maar die, om wat voor reden dan ook,
dit verborgen houden.
Dan is er 'n vijfde groep, (e) die onge-
loovig is, maar toch nog wel kerkelijk en
ook kerksch, menschen, die hun familie
niet willen plagen of krenken, die verlies
vreezen van kiandizie, enz. Maar groot
zal deze groep tegenwoordig wel niet meer
zijn. Grooter zal zijn een volgende groep:
ongeloovig, kerkelijk, onkerksch.
Formed zijn deze menschen nog aan de
kerk, zij zijn naam-leden (,,gedoopte hei-
denen" worden zij ook wel eens genoemd).
Zij zijn los van de kerk, van iedere kerk,
maar zij hebben hun lidmaatschap nog
maar niet opgezegd, zoolang de hoofde-
lijke onjslag niet al te zwaar is. Voor 1918
waren er b.v. in Duitschland nog heel wat
menschen, die nog maar steeds tot n kerk
bleven behooren, omdat ..moeder de
vrouw" voor een afscheiding van zoo n
organisatie nog niet rijp was of heette,
of omdat men moeilijkheden vreesde, als
de kinders straks naar school moesten, of
omdat het soms moeilijker was om van de
kerk af te komen dan om er bij te blijven.
Er zouden ook voorbeelden genoemd kun-
nen worden uit ons eigen land van men
schen, die (b.v. onder de Doopsgezinden
en de Israelieten) om allerlei bijredenen
den band met een kerk nog niet geheel
verbraken,
Volgt dan groep g), menschen, die on
geloovig en onkerkelijk zijn, maar toch nog
kerksch. Tot hen zou men kunnen reke-
nen niet weinig gedetineerden te Veen-
huizeij bw., diaconie-ondersteunden hier
of daar, maar ook deze groep is (geluk-
kig) Slechts klein.
Groep h) is echter wel zeer groot, en
de uitkomsten van de laatst gehouden
volkstelling hebben bewezen, dat er ten
deze nog een sterke achteruitgang, ook in
ons vaderland moet worden geconstateerd.
Deze menschen zijn dan ongeloovig, on
kerkelijk en onkerksch. Tot hen behooren
de ecnt onverschilligen, de traditioneele
ongeloovigen, en de principieel ongeloo-
vigen.
Op deze wijze krijgen wij dus wel een
goed overzicht, al heeft Kruyt groot ge-
lijk, als hij opmerkt, dat men intusschen er
goed van doordrongen moet zijn, hoe de
werkelijkheid nog oneindig ingewikkelder
en fijner genuanceerd is dan het voorat-
gaande, toch altijd nog grove, schema
aangeeft. Want hoeveel soorten van ge
loof' zijn er nietLaten wij alleen nog
maar vermelden. dat het aantal kerkge-
nootschappen in Nederland van 27 in 1879
gegroeid is tot 316 in 1920
..Sangatte!" herhaalde ik verbaasd. ,,Wat
ter wereld kan Sangatte met deze geschiede-
nis te maken hebben
Mercia keek eenigszins verlegen. ,,Ik weet
het niet, maar ik vrees, dat je neef hem iets
heeft verteld. Zij spraken gisterenavond over
hem; zij, zij" hier hield zij aarzelend op.
,,Je, en", zei ik aanmcedigend.
Ik voelde haar hand, die in de mijne lag,
zich samenknijpen. ,,Ik geloof, dat Lord San
gatte hem wilde helpen, als zij mij aan hem
gaven. Daarom denk ik, was het, dat Guarrez
niet wilde hebben, dat Rojas mij doodschoot."
Ik had. eenige oogenblikken noodig, om het
snoode plan van deze schurken in mij op te
nemen. Juist op 't oogenblik, dat ik een lie-
felijkheid aan het adres van dat schunnige
complot wilde richten, weerklonk de toeter
van onze auto, zocdat de zegewensch voor
mijn vijanden niet tot zijn recht kwam.
,,Als dat het geval is", zei ik, ,,heb ik een
paar woordjes met Sangatte te spreken".
Er volgde eenige oogenfolikken van zwijgen.
„Mercia", vervolgde ik, waarom noem je
jezeif Miss de Rosen? Ik veronderstel, dat
Tregattock weet wie je bent. Hij herkende
mij natuurlijk als Prado op dat bal."
Zij sehudde haar hoofd. ,,Neen, hij weet
niet, dat ik Mercia Solano ben. Hij was een
vriend van mijn vader, toen hy in San Luca
was; ik was toen nog een klein meisje.
Later teen ik naar Engeland zou gaan, schre-
ven eenige vrienden hem over mij en Lady
Tregattock nocdigde mij uit bij haar te
logeeren."
„Maar, waarom hield je je waren naam
verborgen?"
,,Ik wenschte niet, dat de moordenaar van
mijn vader zou weten, dat ik in Engeland
was." Dan keerde zij zich met een harts-
tochtelijke uitbarsting van haar stem tot mij:
„0, ik heb je mijn vertrouwen geschonken,
ik heb je onvoorwaardelijk vertrouwd met
geheel mijn hart. Toe, zeg mij, om Gcdswil
wie ben je jij die zoo sprekend op Prado
lijkt, dat zelfs Guarez is misleid?"
Douwe Egberts Echte Eriesche rieeren - Baai en
Baai-Tabak. NederUuds geurigste pyptabak.
Ingez. Med.
DE KONINGIN EN PRINSES JULIANA
NAAR ZWITSERLAND VERTROKKEN.
Met den trein van 13,01 uur zijn de Konin-
gin en P.rinses Juliana Woensdagmiddag uit
Den Haag naar Zwitserland vertrokken, ten-
einde daar eenige weken te vertoeven.
Er was veel belangstelling, en toen de auto
met de Koningin en de Prinses eenige minuten
voor 1 uur aan het Staatsspoorstation aan-
kwam, stond er reeds veel publiek. De vorste-
lijke personen verbleven eenige oogenblikken
in de Koninklijke waehtkamer en om 1 uur
gingen de groote deuren open en verscheen
H. M. en achter Haar Prinses Juliana op het
perron. De Koningin was gekleed in witten
bontmantel met bruine bontkraag; de Prinses
droeg een bruinen mantel. Voor de Koninklijke
waehtkamer stond de trein naar Bazel, waarin
zich een Mitropa-rijtuig bevond, waarmede de
reis gemaakt zal worden.
Zoowel de Koningin als de Prinses werden
zeer hartelijk toegejuioht door het talrgke
publiek, dat zich aan weerszijden van het
afgezette gedeelte van het perron bevond.
Een spontaan „Goede reis Majesteit" werd er
van alle kanten geroepen, toen de Koningin
en de Prinses, met eenige dames en heeren
van hun gsvolg, in den trein plaats namen.
De Koningin en de Prinses vonden het hax-
telijke en spontane afscheid blijkbaar zeer
sympathiek en bleven in de corridor van den
trein staan, tot deze -onder den kap van het
perron uit was.
Hartelijk nagewuifd door het publiek, ver-
dween de tredn in de richting Utrecht.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Aan de orde is de begrobting van het
Staatsbedrijf der P. T. T. voor 1935.
De heer Ter Haar (c.h.) komt op tegen het
Wat zou ik niet hebben willen geven, als
het mij mogelijk ware geweest haar vraag
naar waarheid te beantwoordenDoch als
een zwarte slagboom verrees mijn belofte aan
Prado tusschen ons. Ik begreep zeer goed,
dat haar hartstochteiyke liefde voor haar
vader dieper in haar hait was geworteld, dan
haar liefde voor mij; en hoe 'n groote sehurk
Prado ook mocht zijn. ik had hem mijn woord
gegeven, dat ik zijn geheim drie weken zou
bewaren.
,,Nog slechts enkele dagen, Mercia", pleitte
ik. ,,God weet, dat ik je nu alles zou willen
zeggen, als ik' kon, maar ik heb mijn woord
verpand en ik kan het niet breken."
Zij gaf niet onmiddellijk antwoord. Toen
kwam het langzaam, fluisterend over haai
lippen: ,,Het zij, zooals jij wilt. Ik vertrouw
je volkomen, omdat omdat ik je liefheb."
Een plotseling getceter van Billy, een hevige
schok van de auto, die ons bijna in een heg
slingerde en wij waren weer midden op den
donkeren weg, terwijl ons een liefeiyk duet
van ondubbelzinnigheden achtema werd ge-
schreeuwd.
Billy keek ons glimlachend over zijn schou-
der aan. „Netjes gelapt he riep hij. „Dat
komt er van, als ze midden op den weg loo
pen te minnekoozen."
„Waar zijn wij?" vroeg ik.
Hij wees op een menigte opeengehoopte
lichten, recht voor ons uit, die lange strepen
uitstraalden in de diepe duistemis.
,,Dat is Romford, tenminste dat moet het
zijn. Ik zal nu een beetje zachter moeten
rijden. wy komen nu In de beschaafde
wereld."
Door de schijnlbaar eindelooze buitenwyken
van Londen, namen wij langzaam onzen weg
naar de zuidwestelijke richting. Billy reed
met zijn nooit wankelend zelf vertrouwen. zon-
der ook maar eenmaal den weg te vragen,
doch stelde zich, naar het scheen, tevreden
met nu en dan eens naar de sterren te kijken,
om zich te vergewissen, dat hij in de goede
richting was.
„Londen kan je niet voorhijrijden", zei hij
over zijn schouder tot ons, „zelfs al aou je
willen", liet hij er op volgen.
(Wordt vervolgd.>