B. Vaststelling eener verordening op het zwemmen en badenwij/iging en aan- vulling der Algemeene Politieverorde ning en intrekking van de vorige ver- keersbepalingen. •Het is ajldus schrijven Burgemeester en Wethouders vorige jaren al meermalen gebleken, dat het wenschelijk zou zijn, dat be- perkende bepalingen bestonden, dat het zwem men en baden op bepaalde plaatsen werd vei'boden, zulks uit een oogpunt van hygiene, zoo ook uit een oogpunt van zedelijkheid. Wij atellen u voor deze ontwerp-verordening zoodanig vast te stellen. in de praktijk is ook gebleken, dat in de Algemeene Politieverordening eenige artikelen cdenen gewijzigd te worden, ook enkele aan- gevuld en eenige bepalingen laten vervallen. ■Met verwijzing naar het ontwerp, dat bij de stukken aanwezig is, wordt voorgesteld deze wijzigingen in de Algemeene Politiever ordening aan te brengen. T-n uwe vergadering van den 23 October 1934 is de verordening regelende de gesloten verklaring opnieuw vastgesteid, zonder dat daarbij is ingetrokken de vorige gesloten-ver- klaring van den 5 Augustus 1930. Wij stellen u voor dit alsnog te besluiten. a. ONTWERP - VBRORDENING op het izwemmen en baden in het open- baar in de gemeente Axel. Artikel 1. Het is verboden op vobr het puibliek zicht- bare plaatsen te baden of te zwemmen of zich aldaar op te houden in badcostuum of ge- kleed anders dan in behoorlijke bovenklee- ding overeenkomstig de sekse, waartoe men behoort. Artikel 2. Het verbod, bedoeld in artikel 1 dezer ver ordening, is niet van toepassing op het baden en zwemmen, indien men gekleed is in een aan de eischen der openbare zedelijkheid voldoend badcostuum, voor zoover een en ander ge- schiedt met vergunning van Burgemeester en Wethouders. Artikel 3. Het is aan personen, ouder dan 12 jaren, verboden te zwemmen, te baden of te zonne- baden in een bad- of zwemin rich ting gelijk- tijdig met personen der andere sekse, ouder dan 12 jaren. Van dit verbod tot zwemmen kan aan deel- nemers van zwemwedstrijden door Burge meester en Wethouders vrijstelling worden verleend. Artikel 4. Het is verboden gelegenheid te geven tot zwemmen anders dan met inachtneming der bepaiingen dezer verordening en anders dan met vergunning van Burgemeester en Wet houders. Artikel 5. De vergunning, bedoeld in artikel 4 dezer verordening, wordt geweigerd: a. Indien de plaats van de inrichting of de gelegenheid zoodanig is, dat door veront- reiniging van het water gevaar voor de gezondheid kan ontstaan; b. Indien in de omgeving van de inrichting of de gelegenheid ratten nestelen of ple- gen te nestelen; c. indien de inrichting of gelegenheid niet voldoet aan de eischen of voorschriften bij of krachtens deze verordening vast gesteid; d. indien te duchten is, dat de aanvrager de bepaiingen bij of krachtens dezer verorde ning vastgesteid, niet zal nakomen; e. indien nog geen vol jaar is verloopen sedert de vergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 werd ingetrokken. Artikel 6. Aan de vergunning bedoeld in artikel 4 dezer verordening, kunnen door Burgemees ter en Wethouders' voorwaarden worden ver- bonden, welke betrekking hebben op: a. het inrichten van de bijbehoorende ter- reinen; b. het nemen van maatregelen tot afweer en verdelging van ratten; c. het ververschen en het onderzoek van het water; d. het opbergen en verwijderen van spijs- resten, afval en andere vuilnis; e. het bekendmaken van voorschriften, zoo- als het plaatsen van waarschuwingsbor- den; f. het uitoefenen van toezicht op maatrege len van orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid. g. het aanwezig zijn van privaten en uri- noirs en den afvoer van faecalien en urine. Artikel 7. 1. De vergunning, bedoeld in artikel 4 dezer verordening, wordt schriftelijk ver leend tot wederopzeggens, tenzij een tijds- bepaling daarin is uitgedrukt en onder stil- zwygend vooibehoud, dat de voorwaarden en bepalingen, daaraan verbonden, worden in acht geniomen en nageleefd. 2. Indien een of meer dezer voorwaarden of bepalingen niet worden in acht genomen en nageleefd, wordt de vergunning door Burge meester en Wethouders ingetrokken, echter niet dan nadat belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd, alsnog binnen een door Bur gemeester en Wethouders te stellen termijn aan de gestelde voorwaarden te voldoen. Artikel 8. Elke overtreding van eenige bepaling dezer verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. De heer I. DE FEIJTER vraagt of, indien de verordening zou worden aangenomen, in het kanaal aan de Sassing en te Spui en te Kijkuit in de kreek niet meer zou mogen ge- zwommen worden. De VOORZITTER antwoordt, dat dit niet mag geschieden zonder vergunning van Bur gemeester en Wethouders. Hij kan eraan toe- voegen dat dit college zich heeft voorgenolmen zich ten aanzien hiervan op een ruim stand- punt te stellen. De heer I. DE FEIJTER is dan tevreden ge- steld. Hij vond deze .verordening anders nogal ingrijpend. De VOORZITTER deelt verder mede, dat het de bedoeling is, excessen tegen te gaan. De heer DIELEMiAN kan zich dan met de verordening vereenigen. Hij zou het hard vinden, om degenen die in den zomer een heelen dag hard moeten werken en zich dep. avonds wenschten te spoelen, die gelegenheid te ontnemen. Zoo is het het geval aan de Sassing, een bezwaar is wel, dat men zich daar langs den weg aan- en uit moet kleeden. Indien Burgemeester en Wethouders de toe- zegging doen, hierin soepel te werk te gaan, kan hij zich hiermede wel vereenigen. De heer 't GILDE vraagt of het gemengd baden bij de verordening ook verboden is. De VOORZITTER verwtjst naar de verorde ning. Den heer 't GILDE kan dit niet bekoren. Spreker heeft tegen de gemengde baden geen bezwaar. De heer VAN KAMPEN staat cp het stand- punt, het niet te kunnen billrjken, dat er een verbod op het zwemmen komt. Burgemeester en Wethouders zeggen wel, de verordening soepel te zullen toepassen. Vermoedelijk vindt de verordening wel zijn grond hierin, dat men zich aan den kant van de heirbaan ont- kleedt en daar gaat zwemmen, terwijl er an dere gelegenheid in de buurt is, zoodat men niet bereikt wat men bereiken wil. Die kwes- tie is inderdaad actueel. Maar waar halen Burgemeester en Wethouders het recht van- daan om op Spui en ergens elders de vrijheid te nemen in te grijpen. Er gebeuren daar geen dingen die niet betamelijk zijn. De VOORZITTER merkt op, dat het ook niet de bedoeling is, in te grijpen. De heer VAN KAMPENDan is ook geen verbod noodig. De VOORZITTER voegt hiertegen aan, dat de bedoeling is, deze materie te leggen in handen van Burgemeester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders kunnen toezeg- gen, de verordening heel soepel te zullen toe passen, en slechts dan te zullen optreden, in dien excessen ontstaan. Doch om dat te doen moeten zij daartoe ook het recht hebben. Daarom is deze verordening voorgesteld. De heer Van Kampen noemt het geval van het zich langs de heirbaan ontkleeden. Het is niet mogelijk om op andere wijze daaraan iets te doen. Er zit heel wat aan vast. Bur- gelmeester en Wethouders hebben deze kwestie bestudeerd, en inlichtingen ingewonnen naar de mogelijkheid om in gevallen dat excessen voorkomen, handelend op te kunnen treden. En alleen op de wijze zooals thans wordt voorgesteld, is iets te bereiken. Practisch zal men hiermede in het eerstvolgend seizoen pas te maken krijgen en komen er dan moeilijk- heden, welnu dan is mer er weer om die op te lossen. De heer VAN KAMPEN is van meening, dat het hier in hoofdzaak een principieele kwestie is. Spreker is van meening, dat het zwelmmen vrij zou moeten zijn, doch nu komt er een verbod. Burgemeester en Wethouders zeggen toe, soepel te werk te zullen gaan, doch naar zijn meening is de verordening in grijpend. De heer DE RUIJTER voelt wel iets voor het standpunt van den heer Van Kampen. Er kunnen zich echter excessen voordoen en dan moet de overheid de bevoegdheid hebben han delend op te treden. Zooals b.v. het geval aan de heirbaan, indien er dingen gebeuren die niet in orde zijn. En dan begrijpt spreker wel, dat men zonder verbodsbepaling de macht niet heeft hieraan iets te doen. De VOORZITTER moet opmerken, dat het van Burgemeester en Wethouders niet de be doeling is, maatregelen te nemen tegen het zwdmmen in de gemeente, zij willen uitslui tend de bevoegdheid hebben, handelend op te treden indien er dingen gebeuren die niet in orde zijn. Zooals thans de zaak staat, kunnen zij niet beletten, dat de zwemlustigen zich langs de heirbaan aan den kant van den weg ontklee den, zij kunnen dit alleen doen op de manier zooals thans wordt voorgesteld. Betreffende het bezwaar van den heer Van Kampen moet hij opmerken, dat de bedoeling is, dat zal worden tegengegaan het zwemmen in wateren zichtbaar van den openbaren weg. Hetzelfde bezwaar van beneming van vrijheid kan de heer Van Kampen waarschijnlijk ook hebben tegen het kampeeren in de gemeente, dit stellen Burgemeester en Wethouders dan ook voor te verbieden anders dan met vergunning van Burgemeester en Wethouders. De heer DE RUIJTER voelt aan, dat het noodig is, tegen de excessen, indien die er zijn, handelend op te treden. Uit de verdediging van het voorstel door den voorzitter is het hem duidelijk geworden dat de bedoeling van het college niet is, de vrijheid aan banden te leggen, doch uitsluitend de bevoegdheid te hebben, dingen die niet in orde zijn, tegen te gaan. De VOORZITTER kan bevestigen, dat het oogmerk van Burgemeester en Wethouders niet is, de vrijheid aan banden te leggen, doch alleen en uitsluitend in staat te zijn, hande lend op te treden indien excessen voorkomen. De heer VBRSOHELT JNG is van meening, dat men den grond dezer kwestie iets dieper zoeken moet. Het doel van Burgemeester en Wethouders is niet, maatregelen te nemen cm het zwemmen tegen te gaan. Spreker vermoedt, dat Burgemeester en Wethouders hebben geredeneerd: we hebben thans in de gemeente een bad- en zweminrichting, en in dien de toestand blijft als vorige jaren, be- staat de mogelijkheid, dat deze ook dit jaar eindigt met een tekort, en dat in de toekomst het slot zal zijn, dat deze dit niet kan volhou- den. Indien de toestand blijft als in vorige jaren is er kans dat men overal zwemmen en baden kan. Spreker juicht het toe, dat door particulier initiatief deze inrichting tot stand is gekomen en kan het ook toejuichen, dat de overheid deze instelling wil steunen. Naar zijn meening is dit het doel van het voorstel. Thans kan men voortgaan met zwemmen en heeft men de kans dat, waar dit mogelijk blij'kt, er zullen zijn die hun contributie niet betalen. Dan derft de bad- en zweminrichting de inkomsten. De heer 't GILDE moet er op wijzen, dat hij in dezen met den vorigen spreker van mee ning verschilt. Waar in de practijk het baden en zwemmen in toenemende mate wordt be- oefend, kan hij zeer veel voelen voor het standpunt, dat de heer Van Kampen, en te- recht, heeft ontwikkeld. Spreker stemt toe, dat er excessen kunnen voorkomen, deze zul len echter in deze gemeente zeer weinige zijn. De gemeente is zeer uitgestrekt, in alle rich- tingen ongeveer een uur gaans. Indien men zich dan wil verfrisschen, moet het toch niet noodig zijn dat men naar een inrichting wordt toegestuurd. Naar zijn meening moeten de genen die van een gelegenheid tot zwemmen willen gebruik maken, niet belemmerd wor den. Hij is van oordeel dat dit niet noodig is. De VOORZITTER werpt den heer 't Gilde tegen, dat dit voorstel is ingediend naar aan- leiding van klachten die Burgemeester en Wethouders bereikt hebben, omdat er dingen gebeurden die niet door den beugel konden. Thans bezit het college geen middelen, deze tegen te gaan. Het kan thans niets doen. In dien de verordening eenigen tijd werkt en het blij'kt dat deze verkeerd werkt, kan hierin toch altijd verandering worden gebracht. De heer SEGHERS deelt mede, aanvanke- lijk ook bezwaar tegen deze verordening te hebben gehad. Door den naderen uitleg van den Voorzitter is hij bevredigd. De heer C. HAMELINK voelt, dat de ge meente ten opziehte van deze materie iets moet hebben. De excessen, indien zij voor komen, zijn inderdaad niet groot. Dit kan echter in de toekomst wel komen. Hij wil ech ter een practische opmerking maken. Ge- zwommen mag worden overal waar Burge meester en Wethouders dit toestaan. Iemand die wil zwemmen moet daarvoor in het bezit zijn van een vergunning. Stel nu eens voor dat op een warrnen zomerdag eenige zwem- lustige jongelui langs het kanaal komen fiet- sen. Het is echter niet mogelijk aan de zwem- behoeften te voldoen, wantmen is niet in het bezit van de vereischte vergunning. Deze zullen dus eerst Burgemeester en Wethou ders om een vergunning moeten verzoeken, en indien dit college hierover moet vergade- ren, is het niet onmogelijk, dat de zwembe- hoefte reeds lang voorbrj is. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Haanelink thans de zaak wel wat erg plastisch voorstelt. De heer C. HAMELINK voert hiertegen aan, dat in de verordening omtrent de wijze van vergunning verleenen niets wordt be- paald. De VOORZITTER zal den heer Hamelink antwoorden met verwijzing naar een analoog geval. In de plaatselijke politieverordening is bepaald, dat het venten in de gemeente is verboden, tenzij op bepaalde dagen, dat zijn de Dinsdag en de Donderdag en dan met ver gunning van Burgemeester en Wethouders. In de practijk heeft zich nu dit geval zoo op- gelost, dat op die dagen des morgens om 9 uur de venters de vergunning komen halen, de verschuldigde leges betalen en aan hun werk gaan. 'Hetzelfde kan zich bij het ver- strekken der zwemvergunningen voordoen. Naar zijn meening zal dit zeer gemakkelijk werken. De heer C. HAMELINK vraagt of dan die vergunningen kunnen worden afgegeven voor een zeker tijdvak evenals zulks voor het leu- ren geschiedt. Op die wijze lijkt het hem wel doenlijk. Spreker is van oordeel, dat deze ver ordening inderdaad noodig is, al kan hij voor het argument van zijn buurman, den heer Van Kampen ook wel gevoelen. Niet alle menschen kunnen van het zwembad gebruik maken in verband met de kosten hieraan ver bonden. Nu wilde hij verzoeken of het niet mogelijk zou zijn, ter compensatie hiervan het zrevembad op gezette tijden tegen een mi nimum vergoeding open te stellen. Wellicht was het mogelijk dat van de zijde van Bur gemeester en Wethouders daartoe druk uitge- oefend werd op het bestuur der bad- en zwem inrichting. Spreker zal tevreden zijn met een toezegging, dat hiertoe een paging zal worden aangewend, opdat die moeilijkheid opgelost worde. De VOORZITTER moet opmerken, dat Bur gemeester en Wethouders niet handelend kun nen optreden voor wat betreft de tarieven welke de vereeniging heeft vastgesteid. Naar het hem voorkomt zijn deze niet bovenmatig hoog. Hij heeft er geen bezwaar tegen, dat eens te bespreken, doch is van meening, dat zulks wellicht overbodig zijn zal. De heer C. HAMELINK gelooft dit juist niet. Spreker is zelf bestuurslid der vereeni ging, doch moet constateeren, dat de menta- liteit van het bestuur niet zoodanig is, dat hij persoonlijk daarin succes heeft gehad. De VOORZITTER merkt op, dat dit een interne aangelegenheid is, welke hier beter onbesproken kan blijven. De heer C. HAMELINK voert daartegen aan, dat van een toezegging zijn stem voor o.f tegen de verordening afhangt. De heer VAN KAMPEN brengt in het mid den, straks te hebben gesproken over zijn standpunt in deze kwestie. Principieel heeft spreker bezwaar tegen ordenen zonder nood- zaak. Inmiddels hebben de hoeren Verschel- ling en Hamelink nog andere bezwaren naar voren gebracht. Hij moet eveneens erkennen dat er bezwaren kunnen zijn bij de breede massa voor het betalen der contributie en zou het dan ook toejuichen, indien kon wor den bereikt, dat het zwembad gedurende ze- keren tijd gratis kon worden opengesteld. De heer C. HAMELINK: Dat heb ik niet gezegd De heer VAN KAMIPEN gaat verder, en zegt dat hij tegen het door den heer Ver- schelling gesprokene deizelfde bezwaren heeft als die hij straks ontwikkelde. Deze vond het toe te juichen, dat van gemeentewege steun werd verleend aan de bad- en zweminrichting, doch naar sprekers meening mag dit geen motief zijn, de vrijheid om b.v. te Spui in de kreek te zwemmen, aan banden te leggen. De VOORZITTER brengt hiertegen in, dat er daartegen inderdaad groote bezwaren zijn. Indien zonder toezicht wordt gezwommen, loopt men het risico, dat er menschen ver- drinken. Spreker is er getuige van geweest, dat daar twee lijkjes tegelijkertijd aan land werden gebracht. Hij vindt dit verschrikke- lijk. En dan heeft de overheid hier zeker een taak, en is het naar zijne meening toe te juichen dat in die richting wordt gewerkt. Burgemeester en Wethouders hebben toege- zegd, de verordening soepel te zullen toepas sen en alleen zich te weer te zullen stellen tegen excessen. Spreker gelooft dat het goed gezien zal zijn van den raad, indien deze ver ordening wordt vastgesteid. Hij kan nogmaals toezeggen, dat de verordening soepel zal wor den toegepast. De heer I. DE FEIJTER kan zich met de verordening, indien deze soepel toegepast wordt, vereenigen. Het mag niet het doel zijn, hierdoor de menschen naar het zwembad te drijven of de vrijheid meer dan noodig is, aan banden te leggen. De heer VERSOHELLING kan zich niet begrijpen, dat de leden in deze verordening zoo'n groot bezwaar zien. Als lid van den raad heeft men ook te helpen waken voor de vei ligheid. Men is dan mede voor de veiligheid vail de gemeentenaren verantwoordelijk. En dan meet het toe te juichen zijn, indien er naar gestreefd werd, zooveel mogelijk de men schen van de bad- en zweminrichting gebruik te doen maken. De heer DIELEMAN is van meening, dat het die richting niet uit mag gaan dat de zwemmers gedreven worden naar de bad- en zweminrichting. Als men in den zomer een heelen dag gewerkt heeft, heeft men niet zooveel tijd over, om een zweminrichting te gaan bezoeken, en vindt spreker het toe te juichen, dat men zich op een plaats in de onmiddellijke na/bijheid kan verfrisschen. Hij ziet het b.v. aan de Sassing in het kanaal. Het gevaar voor verdrinken is daar niet zoo groot, daar het alien goede zwemmers zijn, die des avonds in het kanaal gaan zwemmen. De VOORZITTER merkt op, dat, indien zou blijken, dat de verordening herziening behoefde, dit toch altijd nog gebeuren kan. De verordening wordt vastgesteid met 9 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren Van Bendegem, Van de Bilt, Dieleman, J. de Feijter, C. Ha melink, A. Hamelink, De Ruijter, Seghers en Verschelling; tegen stemmen de heeren I. de Feijter, 't Gilde en Van Kampen. b. Burgemeester en Wethouders stellen voor het navolgende besluit tot aanvulling en wijziging van de Algemeene Politieverorde ning voor de gemeente Axel vast te stellen: De Raad der gemeente Axel, gehoord een voorstel van Burgemeester en Wethouders: besluit: de Algemeene Politieverordening voor de gemeente Axel als volgt te wijzigen en aan te vullen a. Bij artikel 11 laatste zin de tusschen haakjes geplaatsten zin. „Zie in deze verordening aangehechte tee- kening" te schrappen en deze in te plaatsen kening" te schrappen en deze zin®te plaatsen tusschen haakjes aan het einde van art. 12. b. De aanvang van art. 18 als volgt te lezen: Onverminderd het bepaalde bp het Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 S 141, ge wijzigd bij Kon. besluit van 12 December 1922, S 671 enz. c. Artikel 62 te schrappen. In te voegen een nieuw art. 62, luidende: „Het is verboden, hetzij op een aanplakbord of zuil, hetzij elders op of aan den weg eenig aanplakbiljet of ander drukwerk of geschrift hoegenaamd aan te plakken". Dit verbod is niet van toepassing: le. Voor zoover door Burgemeester en Wethouders machtiging tot aanplakken is verleend. 2e. voor zoover door den rechthebbende tot het aanplakken op of aan zijn goed toestem- ming is verleend. 3e. op gerechtelijke akten en andere stuk ken, waarvan de aanplakking door openbare ambtenaren krachtens wettelijk voorschrift geschiedt. 4e. op aankondigingen aan een woonhuis kantoor, pakhuis of ander gebouw aangeplakt. voorzoover de aankondiging betrekking heeft op het gebouw zelf, den persoon of het gezin van den bewoner of op het beroep of bedrijf, hetwelk in het gebouw wordt uitgeoefend. In te voegen een nieuw art. 62a, liuidende: Het is verboden met teer, krijt, kalk, of eenige andere kleur- of verfstof afbeeldingen, letters, cijfers of teekens aan te brengen: le. op den weg. 2e. op of aan den weg staande boomen, palen, deuren, muren, leuningen, hekken, hei- ningen, schuttingen of andere voorwerpen. Het sub 1 vermeld verbod is niet van toe passing voor zoover gehandeld wordt krach tens door Burgemeester en Wethouders ver- leende algemeene of bijzondere vergunning. Het sub 2 vermeld verbod is niet van toe passing voor zoover door den rechthebbende tot het aanbrengen van afbeeldingen, letters, cijfers of teekens op of aan zijn goed toestem- ming is verleend. In te voegen een nieuw art. 62b, luidende: Het is verboden tusschen 10 uur des namid- dags en 6 uur des voormiddags op den weg te vervoeren of bij zich te hebben eenig aan plakbiljet, eenig plakmiddel, eenig plakge- reedschap, teer, krijt, kalk, of eenige andere kleur- of verfstof. Dit verbod is niet van toepassing, wanneer kan worden aangetoond, dat deze voorwerpen of stoffen niet zijn gebezigd, noch bestemd voor handelingen, welke ingevolge het be paalde bij de artikelen 62 en 62a zijn verboden. d. De tweede alinea van art. 66 te schrap pen en de eerste alinea aldus te lezen: „Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders binnen de kom der gemeente eenig gebouw, hoe ook genaamd, tot koe- of paardenstal in te richten of een koe- of paardenstal te stichten. e. Na artikel 76a in te voegen een nieuw artikel 76b, luidend: „Het is verboden zonder schriftelijke ver gunning van Burgemeester en Wethouders binnen de gemeente te kampeeren. Zij kunnen de vergunning te alien tijde intrekken". f. Artikel 84 te schrappen. Met algemeene stemmen vastgesteid. c. Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat in de vergadering van 23 October 1934 de verordening, regelende de gesloten verklaring opnieuw is vastgesteid, zonder dat daarbij is ingetrokken de vorige verordening op de gesloten-verklaring van den 5 Augus tus 1930. Zij stellen voor, hiertoe alsnog te besluiten. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 9. Vaststelling van: a. Kostenbedrag per leerling der open- bare lagere school; b. afrekening met de bij/.ondere scho- len over 1932; c. voorschotten als bedoeld In art. 101 der L. O. wet 1920. Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat dezer dagen de rekening der gemeente voor 1932 definitief is vastgesteid. Uit de gegevens dier rekening blijkt, dat de kosten van 't openbaar onderwijs bedragen 2118,68, het gamlddelde aantal kinderen 210%, alzoo per leerling f 10,06. a. Op grond d'aarvan wordt met algemeene stemmen besloten den kostprijs per leerling der openbare school over het jaar 1932 vast te stellen op 10.06 per leerling. b. Voorts wordt met algemeene stemmen besloten de bedragen der vergoeding, bedoeld in art. 101 der L. O. wet 1920 voor de bijzon dere scholen in de gemeente op grond van dien kostprijs per leerling vast te stellen: 1. voor de school voor gewoon lager onder wijs der vereeniging voor Chr. Nationaal schoolonderwijs in de Nieuwstraat vast te stellen op 4567,24. 2. als voren van het R.K. Kerkbestuur op f 1800,74; 3. als voren voor de hulpvereeniging voor de Geref. school te Spui op 1501,46 en aan die besturen in verband met het reeds betaalde voorschot nog uit te keeren resp. 967,24, 400,74 en 331,46. c. Eveneens met algemeene stemmen wordt besloten om overeenkomstig art. 101 der L. O. wet 1920 voor 1935 een voorschot uit te keeren aan: 1. aan het bestuur der vereeniging voor Chr. Nationaal Schoolonderwijs voor het jaar 1935 een voorschot te verleenen van 3500, te betalen in twee termijnen, t.w. 1 Maart en 1 September 1935; 2. Aan het bestuur der R.K. kerk te Axel voor het jaar 1935 een voorschot te verleenen van 1590 te betalen in twee termijnen, te weten 1 Maart en 1 September 1935; 3. aan het bestuur van de hulpvereeniging voor Geref. schoolonderwijs voor het jaar 1935 een voorschot te verleenen van 1050, te betalen in twee termijnen, te weten 1 Maart en 1 September 1935. 10. Ontheffing schoolgeld en hondenbelas- ting. Naar aanleiding van ingekomen verzoeken stellen Burgemeester en Wethouders voor: a. ontheffing te verleenen van aanslag wegens schoolgeld aan W. Jansen 8,64 en P. van Damme f 1,65. b. afwijzend te beschikken op een verzoek om vermindering van den aanslag wegens hondenbelasting van Adr. Koster, die te ken- nen gee ft dat zijn hond niet gemist kan wor den in zijn landbouwbedrijf voor verdelging van ongedierte in zijn schuur, aangezien diens hond van zijn meester dezelfde vrijheid geniet als een andere losloopende hond. Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. 11. Omvraag. a. De heer C. HAMELINK wenscht den Voorzitter te vragen of bij het ongeval dat enkele dagen geleden aan de Weststraat heeft plaats gehad, vol'doende voorzorgsmaat- regelen zijn genomen. Het is bekend dat en kele werklieden daarbij ternauwernood aan den dood zijn ontsnapt. Hij vraagt of de Voor zitter bereid is, hiemaar een onderzoek in te stellen en of hij bereid is den raad het resul- taat van dit onderzoek mede te deelen. Dit is naar zijn meening een kwestie van belong. Hij heeft vemomen dat dit ongeval door on- dergraving der fundamenten is voorgevallen. De VOORZITTER deelt mede, dat deze zaak ook in het college van Burgemeester en Wethouders onder het oog is gezien. Zooals bekend wordt de aanleg van de traverse ge- financierd met gelden van de provincie en de gemeente, onder toezicht van den Ingenieur van den Provincialen Waterstaat te Ter Neu- zen. Voorts kan hij mededeelen, dat met ge- noemden heer overleg wordt gepleegd om trent een in te stellen onderzoek. Staande de j vergadering kan hij de vraag van den heer Hamelink niet beantweorden. b. De heer VERSCHELLIN'G komt nog maals terug op de kwestie van de trottoirs aan den Nieuwendijk. Hiermede wordt nog geen voortgang gemaakt. Hij wenscht thans langs dezen weg te vragen of de gemeente aan de belanghebjbenden die geruimen tijd ge leden f 110 hebben gestort, rente over die ge- storte gelden wil uitbetalen. Die menschen hebben het geld moeten halen en het op het gemeentehuis deponeeren en deze kwestie kan nog lang duren. Dan komt hij nogmaals terug op hetgeen in de vorige vergadering is gezegd omtrent de onwilligheid van een der bewoners. Hij heeft nadere informaties omtrent deze zaak. en is hem gebleken dat de onwilligheid niet aan dien man is te wijten, doch een gevolg is van het feit dat te dezen de gemeenteopzichter inderdaad is tekort geschoten. In de bouwver- gunning welke belanghebbende aanvankelijk was verstrekt, was geen melding gemaakt. dat de kosten van het tnottoir en van de rio- leering voor rekening van den eigenaar van den grond waren. Dit was verzuimd, erin te zetten. De gemeenteopzichter is daar achter gekomen en heeft toen met een slinkschen streek de bouwvergunning weten terug te krijgen. Hij vroeg deize terug omdat naar zijn meening de kozijnen te klein waren. Toen de belanghebbende de vergunning uit handen gaf, stond bedoelde clausule er niet in, doch toen deze de vergunning terugkreeg, was de bepaling betreffende het trottoir en het rio- leeren van de sloot ingelascht. Daarvan heeft spreker thans de bewijzen. De VOORZITTER antwoordt, dat het hier betreft twee dingen die aan elkander aan- fluiten. De gemeente had moeilijkheden met de provincie. Deze materie is thans in de zorg van den Ingenieur van den Provincialen Waterstaat te Ter Neuizen en er wordt ge- tracht alien spoed te maken om tot een op- lcssing te kemen. Wat betreft de tweede be- schuldiging, deze kan spreker staande de ver gadering niet weerleggen, doch zegt toe, deze zaak te onderzoeken en in een volgende ver gadering verslag te zullen uitbrengen. c. De heer VERSCHELLING merkt op, dat de heer Hamelink hem het gras voor de voeten heeft weggemaaid voor wat betreft het ongeval dat heeft plaats gehad. Hij zegt verder: Mijnheer de Voorzitter, het zal zoomin u als mij en de andere leden van den raad onbgaan zijn dat allerwege en niet alleen in de groote steden een teruggang te con stateeren valt in de gasproductie. In bevoegde kringen wordt deze teruggang onrustbarend en voor tal van bedrijven verontrustend ge- acht. Het zal dan ook zaak zijn om zich in dat opzicht tijdig aan te passen. Het gas- debiet mag niet terugloopen en waar het hier ook al niet anders gesteld is, en wij ook op den terugweg zijn, zullen wij ook naar mid delen moeten uitzien om de productie te ver- hoogen of in elk geval op peil te houden. Een van de beste middelen hiertoe zal zijn gas- prijsverlaging. De gasprijzen zijn gezien de tijdsomstandigheden niet aan den lagen kant. Integendeel zijn zij een rem vooral voor de arbeidersklasse en de minder gesitueerden bij de verhooging van de productie. Ik geef Burgemeester en Wethouders en de gascommissie dan ook dringend in overwe- ging in dezen te beraden wat te doen is ten opziehte van gasprijsverlaging. De VOORZITTER deelt mede, dezen wenk aan de gascommissie te zullen overbrengen d. De heer VERSOHELLING merkt op. in de vergadering van 4 December 1934 te hebben verzocht, omtrent post 32 der begroo- ting mede te deelen, of de Voorzitter bereid was een onderzoek in te stellen naar de mo gelijkheid van inschrijving naar de verver- schingen voor de leden der stemlbureaux. Waar, naar spreker meent, op 17 April a.s. een stemming wordt gehouden, had hij hierop gaarne een antwoord. Het is thans reeds Fe- bruari, zoodat nog slechts enkele maanden resten. De VOORZITTER kan hierop den heer Ver schelling van antwoord dienen. En dan wenscht hij hem dit antwoord te geven. De raad voteert het bedrag dat besteed zal wor den. Dat is de zaak van den raad. Burge meester en Wethouders, als uitvoerend col lege, besteden die gelden. Nu behouden Bur gemeester en Wethouders zich de voile vrij heid voor, die gelden zoo goed mogelijk te be steden. Daartegen bestaat naar zijn meening geen bezwaar. Burgemeester en Wethouders zijn het uitvoerend lichaam en spreker wenscht op vragen die hem omtrent allerlei futiliteiten gesteld worden, niet steeds een antwoord te geven. De heer Verschelling heeft het recht, in dien hij bezwaar heeft tegen de doelmatigheid der besteedde geldeni hierop bij de vaststel ling der rekening terug te komen en dit even- tueel aan Burgemeester en Wethouders te verwijten. Burgemeester en Wethouders be houden zich echter de vrijheid voor, niet in het openbaar op allerlei vragen te antwoorden. Of het stembureau 64n boterham of twee boterhammen za!l eten, zullen Burgemeester en Wethouders uitmaken. Burgemeester en Wethouders hebben te zorgen dat de leden der stembureaux een maaltijd krijgen. Spreker zou het op prijs stellen indien aan dit college althans eenige vrijheid van handelen werd gegeven. De heer VERSOHELLING antwoordt, dat. indien hij dit antwoord op de vergadering van 4 December had gekregen, hij thans deze vraag niet zou hebben gesteld. De Voorzitter heeft hem toen toegezegd daarop in een vol gende vergadering te zullen antwoorden. Hij zegt: Het is wel opmerkelijk, dat vragen die door onze groep worden gesteld, niet beant.- wcord worden. Dit is niet alleen met deze kwestie het geval, doch met meerdere. De heer 't Gilde heeft ook nog geen antwoord ontvangen op de vraag die door hem is ge steld met betrekking tot het aanstellen van losse arbeidskrachten in gemeentedienst. Spreker herhaalt, dat indien hij 4 December j.l. een dergelijk antwoord had ontvangen, hij hierop niet zou zijn teruggekomen. De heer 't GILDE: Juist, zoo is het!! De VOORZITTER: Verdrukte onschuld! d. De heer SEGHERS had een klacht om trent de lichtleiding te Kijkuit, en zag gaarne dat hiernaar een onderzoek werd ingesteld Hij wenschte te vragen of de lantaarn aan den inganig van de hofstede van Den Hamer zou verplaatst kunnen worden. De weg daar ter plaatse is smal en vufl, het kwain hem voor dat deze daar niet op zijn plaat3 staat. De VOORZITTER vraagt of deze dan ver keerd staat. De heer SEGHERS antwoordt, dat deze lantaam beter zou geplaatst kunnen worden ter hoogte van Moorthamer. Zooals men weet staan er 3 lantaams, hij heeft het oog op de middelste. De VOORZITTER zegt toe, deze kwestie te zullen bekijken. Hij sluit de vergadering door het uitspreken van het dankgebed.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1935 | | pagina 8