last van Uw zenuwen?
Feuilleton-vertellingen
Gemengde Berichten
DSiJnsliardt's Zenuwtabietten
TER NEUZEN, 8 FEBRUARI 1935.
mmik
Een frissche mond
mei wit-te tanden
door
Pe Nederlandsche Taadpasta
VERDRONKEN.
ten gunste van Frankrijk, geen gevaar op-
leve.tm van den kant der bondgen-ooten van
Frankrijk. Maar is Polen, de vriend van
Duitschland er ni-st? Men ziet, dat deze
raderieeriug rechtstreeks uitloopt op een be-
wij&yoering ten gunste van een oostalijk pact.
Bestaat dit, dan kan Duitschland z'ch erg
•veel geld en moeite voor zijn lucbtvloot sparen,
omdat het dan, bij een hulpactie, ten gunste
van wien ook, in den rug niets te duchten
heeft.
Spoedig weer opgewekt en gekalmeerd met
Rmsje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
(Lug. Aled.)
Wij nemen aan, dat Goering, die aanspraak
sehijnt te maken op het vaderschap, of ten-
miuste op een gedeeltelijk vaderschap van het
luchtpact, daarbij toch niet een oostelijk pact
in aanmerking wilde laten komen, zooals de
teeren te Londen. Wij vermoeden echter ook,
dat men te Londen en te Parijs wel eenigszins
verbaasd zal zijn over deze aanspraken. Zoo-
jets was eer in de dagen van het oude Locarno
mogelijk. Duitschland nam het initiatief op
een aansporing van Parijs, waaraan wij vroe-
ger reeds hebben herinnerd. Daarvoor was
het toen een andere tijd. Niemand zou nu op
de gedachte kunnen komen, dat de Fransche
ministers met bun klachten, bezorgdheden en
daaruit voortvloeiend voorstel naar Engeland
•waxen getogen, beimelijk door Goering daartoe
aangespoord, of door hem op het denkbeeld
gebracht. Wij meenen ons ook te herinneren,
dat Goering zich zijn luchtpact niet zoo veei-
zijdig en zeker niet als een vorm van bevei-
liging voor Frankrijk, maar als een soort van
luchtovereenkomst met Engeland heeft voor-
gesteld, in den trant van het vlootvergelijk,
dat Duitschland voor den oorlog verzuimd
heeft met Engeland te sluiten.
Overigens zouden de Duitsche denkheelden
Louden gelegenheid geven tot een van zijn
geliefkoosde bemiddelingsvoorstellen, in den
trant als het aan Japan heeft gedaan. Duitsch
land, zoo zou dit ongeveer kunnen luiden,
krijgt zijn „meer dan eenderde van de ver-
eenigde luchtvloten van alle omliggende lan-
den inclusief Engeland" wie herkent het
geluid niet? toegekend, maar verbindt zich
bij gentlemens agreement van dit recht slechts
tot 'n gestipuleerde hoogte gebruik te maken.
Het zou een kostelijk denkbeeld zijn: gentle
mens agreement met straffe controle! Dit
denkbeeld zou om zijn schilderachtigheid
reeds overweging verdienen.
Duitschland verlangt ook het gelegiti-
meerd bezit van bombardementsvliegtuigen.
Wg kunnen niet inzien, hoe Frankrijk en
Engeland, als zij van Duitschland hulp in de
lucht, tot bestraffing van een aanvaller, ver-
langen, Duitschland dit recht zouden kunnen
cnthouden. Als zij van Duitschland verlan-
gen, dat het zoonoodig voor een of tegen een
van hen zai vechten, kunnen zrj het ook niet
het wapen onthouden, waarmede dit alleen
uitvoerbaar is. Deze eisch is dus redelijk en
bescbeiden, vergeleken met de eischen, die wij
zoo even aanhaalden.
Er is veel humor in het geval. Frankrijk
gaat naar Londen om hulp te zoeken tegen
Duitschland. Engeland aarzelt nog erg, maar
raakt zoozeer van het Duitsche gevaar over-
luigd, dat het niet meer onwillig blijft.
Duitschland zelf echter moet liefst hij de con-
ventie worden betrokken. Dat heeft voor de
andere deelnemers geen enkel nadeel, slechts
voordealen. Daardoor wordt het tevens mo
gelijk, den zoo lang gezochten weg te vinden
tot verwezenlijking van de belofte van 11
December 1932 van rechtsgelijkheid. Die had
gehaperd, omdat de waarborgen voor Frank
rijk totnogtoe hadden ontbroken. De over-
eenstemming te Londen bereikt, moge voor
Duitschland, wat politieksn geest betreft, niet
prettig zijn, in feite brengt zij Duitschland toch
aanzienlijke opluchting, of tenminste vooruit-
•zicht op opluchting, in sen positie, die benard
hegon te worden. Wij begrijpen de vreugde
in de Wilhelmstrasse. Het een succes van de
allereerste grootte te noemen, lijkt, bij ontle-
ding van oorzaken en bedoeling van de af-
spraak van Londen echter op zijn minst
niet terughoudsnd. Maar waarom over woor-
deu getwist?
Tn het hericht van onze correspondent wordt
nog een nieuwe actie van Duitschland aange-
kondigd: Tot opheffing van de bepalingen
tot demilitarisatie van de Rijnzone. Die ver-
vallen niet bij opheffing van deel V (artikel
159213) van het vredesverdrag betreffende
de beperkingen in bewapening, omdat zij in
deel III (art. 4244) vervat zijn. Zij zijn ook
daardoor van de ontwapening verschillend,
omdat ontduiking ervan art. 2 van het waar-
borgverdra.g van Locarno tegen Duitschland
zou hebben ontketend. Duitschland heeft
reeds lang geweigerd, deel V te eerbiedigen;
het heeft echter onlangs, toen de kwestie door
den overgang van het Saargebied actueel
werd, geen tegenwerping gemaakt tegen de
toepassing van de artt. 4244 op dit gshied.
Frankrijk was machteloos om deel V te hand-
haven, niet echter wat bedoelde artikelen
betreft. Zij blijven voor Duitschland nog
eteeds zoo gevaarlijk bij overtreding als zij
altijd geweest zijn, tenzij Frankrijk de af-
schaffing ervan wil inruilen tegen gewilligheid
van Duitschland inzake een accoord over het
luchtwapen. Wordt dit nu het groote strijd-
punt?
LUXOR-TH EATER.
Schept vreugde in het leven.
Hoe vaak wij Ida Wiist nu al helbben gezien
m de rol van niet meer zoo jonge, maar toch
nog zeer charm ante en trouwlustige dame,
die er nog meer op uit is, de jongeren om
haar heen tot gelukkige paartjes te vereeni-
gen, dan dat zij voor zich zelf er op uit is, nog
een laat geluk te veroveren, weten wij niet,
maar wel weten wij, dat Ida Wiist een zeer
knaippe actrice is, die ondanks de groote ge-
lijkvormigheid van haar rollen toch nimmer
tot chliche's vervalt en altijd weer de haar
toevertnouwde bijrol tot een heel eigen creatie
weet op te voeren, waardoor dikwijls van haar
spel meer in de berinnering achter blijft, dan
■ran den great lover" en de bekcorlijke jonge-
dame, die uiteindelijk in elkaars armen dienen
te vallen.
Koo is het ook in de film: Schept vreugde
m het leven.
Ida Wiist is hier een schatrijke weduwe, die
met haar verwend en in den beginne onuit-
staanbaar, maar desniettemin knap zoontje
de wereld bereist, tn de hoop voor hem een
geschikte vrouw en voor zich zelf een ge-
schikten echtgenoot te vinden. Voor zich zelf
hoeft zij niet lang te zoeken, want eigenlijk
weet zij al een geschikten candidaat. Maar
haar eigen belangen schuift zij op den achter-
grond: eerst moet zoonlief aan de vrouw wor
den gebracht. Zoo komt het paar te Mtin-
chen en na een vermoeiend museum-bezoek
vallen zij in een echt gemoedelijk cafdtje neer,
•waar aan de „Stammtisch" juist het feit
wordt gevierd, dat de zangleeraar Gottlieb
Buran door Leo Slezak voortreffelijk ge-
speeld den prijs in een puzzle-wedstrijd
heeft gewonnen, waardoor deze hupsche, op-
timistische zanger, die geen duiten en geen
leerlingen heeft, wat hij heel nalef voor zijn
vrienden steeds verborgen tracht te houden,
een reis van drie dagen naar het hooggebergte
mag maken. De prijs is een reis voor twee
personen, alles inbegrepen. Bumm wil het
aardige kellnerinnetje uit zijn stam-cafd mee-
nemen en zij zou onder de hoede van dezen
vaderlijken vriend wel willen gaan, als zij
maar verlof kon krijgen.
Het vervelende zoontje voomoemd is er
de oorzaak van, dat het aardige kellnerinnetje
op staanden voet wordt ontslagen. Zij accep-
teert het aanbod van den ouden Bumm en
zoodra zij in het hotel in het hooggebergte
komen zijn de eerste gasten die zij ontmoeten:
het vervelende, maar knappe zoontje en zijn
mama.
Na veel, dikwijls heel vermakelijke verwik-
kelingen kan het kellnerinnetje haar wraak
kcelen en zij geeft het zoontje den oorveeg,
dien zij hem in gedachten al lang had beloofd.
Dan volgen er nog veel meer verwikkelingen,
welke meestal ook heel grappig zijn en het
slot is, dat het zoontje nog wel knap, maar
niet meer verve-lend is en dat de mama een
schoondochter krijgt, die eens kellnerin is
geweest.
IDorit Kreysler is het kellnerinnetje; zij is
charmant, maar eigenlijk wel een beetje
te druk en aanstellerig. Maar het valt niet
mee, om gunstig uit te komen, met een Ida
Wiist als achtergrond
Fr. W. Rust heeft er aardige muziek bij
geschreven.
Een schuldige vrouw.
Een bootreis in vroolijk gezelschap en met
veel luxe om u heen is een aangenaam tijd-
verdrijf, is de bootreis tevens uw huwelijks-
reis dan hebt gij en heme! op aarde, of liever:
op zee, vooropgesteld dat het niet stormt om
u heen... of in uw binnenste.
Glenda O'Brien maakt zulk een reis met
Jeffrey Baxter, advocaat, tevens de man van
haar hart, het gezelschap aan boord laat
evenmin iets te wenschen over, de oceaan is
kalm en de idylle zou volmaakt zijn geweest,
wanneer niet een politieboot langszij was ge-
komen om nog een passagier aan boord te
berngen: Stephen Bessemer, een man met
reeds grijzende haren, een vriendelijk gezicht
en een wil van ijzer.
Wat er gebeurd voordat de bootreis aan-
vangt? Waarom (en waaraan) is deze
vrouw schuldig, als zij schuldig is? Zij haal-
de den trekker van haar revolver over en het
ontzielde lichaam van haar slachtoffer viel op
het tapijt, maar was zij daarom een moorde-
nares? Nauwelijks, want de gedoode man,
eenmaal, in voorbije en vergeten dagen door
Glenda bemind, is een Amerikaan, en als een
Amerikaan wordt gedwarsboomd in zijn lief-
de, kan het gebeuren dat hij een gangster"
opbelt met de bedoeling tegen contante beta-
ling zgn rivaal uit den weg te laen ruimen.
En dit is precies wat Glenda's ex-vriend deed,
hij wilde haar niet overlaten aan Jeffrey Bax
ter, den advocaat, en Maxie, beroepsmoorde-
naar, zou een bloedig karweitje hebben moe-
ten opknappen, wanneer de verontwaardigde
Glenda niet had bedacht dat het eerste schot
een daalder waard is, en den opdrachtgever
tot den moord niet met behulp van een kleine
revolver voor eeuwig het zwijgen had opge-
legd.
Stephen een vriend van den vermoorden
moordenaar, begrijpt ongeveer hoe de vork in
de steel zit en begeeft zich aan boord van
het schip waarop Glenda een goed heenkomen
heeft gezocht.
<Het knappe doordringende spel van de drie
hoofdpersonen, de overgave van werkelijkheid
tot fictie, en omgekeerd, de spanning welke
geleidelijk wordt opgevoerd en een (voor
Amerikaansch rechtsgevoel) logische ont-
knooping, maken deze film tot een pronk-
stuk in haar genre.
•Den afloop vertellen wij niet, slechts zij
met genoegen geconstateerd dat Maxie, een
in-gemeen sujet, van Glenda's advocaat zoo
met de zweep krijgt, dat hij het temauwer-
nood navertelt, maar wat hij nog navertelt,
redt de beschuldigde vrouw. Nancy Carroll,
Cary Grant en John Halliday spelen de hoofd-
rollen in deze sterke film.
BRABANTSCHE BRIEVEN.
Ulvenhout, 5 Fehruari 1935.
Menier,
Lijk ge verlejen
week wel gemerkt
zult hebben uit
m nen brief en
om te voldoen
ok aan mennigte
vraag, mijn ge-
steld per brief en
prontekes overge-
brocht deur den
Driek van 't Post-
kantoorke, heb ik
nouw 's steuvig
trek, in 'n briefke
over ons propclub.
En of 't zoo zijn
moest. verlejen Zondag
Ko-ei"-Zondagollee,
scherke.
'Nen Februari-Zondag bij 't voile gewicht.
Rengel, rengel en nog 's rengei!
't Drddf, ons durpke.
En as den Fielp 's mergens mee 't centen-
zakske rondging deur de kerk, dan vertrok ie
zijnen kollesalen bakkersbol, hij hee 'n paar
wangen as soezefraanskes dan vertrok ie
dieen blommigen bol z<5o huichelachtig-triestig
om 't donkere weer, da'k z66 begreep, da z'n
harsens veul meer waren bij ons kaartspulleke
van den komenden middag, dan bij z'n werk;
't ophalen van de centen veur menier pastoor.
Ge zult misschient denken: ,,'t is nie behoor-
lijk van den Fielp, om in de kerk aan z'n
pico's te denken".
En misschient amico, hebt ge wel gelijk!
Maar wat doet ge daaraan?
D'n mensch is en blijft 'n bietje kind. A3
vroeger onzen meester op school ons probeerde
uit te leggen 't nut van den tachtigjarigen
oorlog, of de afzetterijen van Alva, die mee
zijnen tienden perming ons leven zoo duur
mokte, dan trokken wij wel 'n gezicht of we
den koning van Spanje 'n groot mispunt
v-onden, al eerden wij 'm dan ok 's middags
om drie uren in ons volkslied en of me Alva
'nen flauwen erwtentelder vonden, maar stie-
kum waren ons gedachten bij de knikkers, die
we veur-school verspuld hadden, of bij on3
nuuw-e kinde-ke thuis, da moeder weer gekocht
had.
Ik zeg: gij kunt misschien wel gelijk heb
ben, as ge den Fielp z'n pico s-gedachten ver-
oordeelt, m-aar ikke, ochneee, ik ken 'm veul
te goed om kwaad van'm te willen denken.
As ie hij mij kwam, mee z'n „schepnetje",
dan stootte-n-ie zoo per ongeluk heel efkens
laangs m'nen erm en as ik dan opkeek, dan
trok ie 'n gezicht zo6 bedenkelijk over t
kwaaie weer, da 'k 'n half oogske knipte.
Hij bedoelde: „wa-d-'n xutgezaagd dagske
om 's steuvig te proppen".
was 'nen „Gouwen
uitgeknipt mee 'n
Ik bedoelde: en 6f!"
En den Fielp lachte, zonder dat iemand da
zien kost. Hij lachte mee z'n wenkbraauwan
endie hee-t-ie nie meer. Neee, ge mot.
van jongsaf bevrind mee malkaar zijn, om
zoo'n „gesprek" te kiumen voeren in de kerk.
Ge weet 't al, verlejen Zondag had ie vijf-
tien stuiver3 verloren aan ons potje, mee z'n
vuile pico's. 'n Voile week bovenaardsch ge-
duld had ie gaoefend veur zijnen revanche.
Mij had ie uitgescholden veur „£ifzetter'', as
'k 'm verlejen week teugengekomen was, op
z'n broodsjees.
Teugen den Tiest had ie gezeed: „Nepper",
en veur de rest had ie zo'n bietje gastookt
onder 't vrouwvolk, as ie z'n brood brocht.
Aan Trui b.v. had ie zoo laanks z'n neus-weg
verteld: ,,'t is mee kaartspeulen sjuust as
mee voetbal. As er 'nen sterken spulder aan
de tafel zit, dan ,,gaan ze 'm, mee z'n alien
zitten bewaken".
,,Zoo". had Trui geantwoord, die noch den
voetbal, noch 't kaartspul interesseert: zoo-
zoo, Fielp -en wa zeggen ze'r buiten van?"
,,Da-d-et eigenlijk schandalig is Trui!"
„Neee, ik bedoel, wa-d-is 't veur weer",
zee Trui.
„Goeienmergen", gaf den Fielp ten aant-
woord en hij was 'm gesmeerd, veur Trui 't
besefte.
Bij Aantjes, d'n Blaauwe z'n wefke, bad ie
ok geperbeerd.
„As ik nie piek, Aantje, dan passen die
sloebers! Dus dan gaan me wrjven.
„Wijven
„Vrouwen, as ge da beter verstaat. Dan is
't de kunst om alle vier de wij— de vrouwen
te halen mee den lesten slag, of niks. En witte
wat die salamander's dan doen, Aant?"
„Hoe zou ik da weten?"
„Vertelt den Blaauwe dan n-ooit iets van ons
kaartspul. Hee-t-ie nie gezeed g'ad, da ze me
verlejen Zondag vijfenzeuventig centen afge-
troggeld hebben, die snertkaarters!"
„Niks er van, horre!"
„0, da valt me dan nog mee. 'k Docht da
ze 'r nog groot op gongen, die ezelstralen!"
(As ie gaat „stralen", amico, dan is ie
vurig, horre! Da-d-h6'k oe geleuf ik al 's
verteld.)
En wa doen ze dan, Fielp?" had Aantje
gevraagd.
,,Dan, de de de dan, dan laten ze mijn de
vier wijv-vrouwen halen en den lesten slag,
die nemen ze zelf, de hengsten".
„Dus", had da gare, gewiekste Aantje ge
antwoord: ,,'t is bij jullie in de propclub z66:
die 't beste kaartspult, verliest de meeste
centen?"
„Begrepen, Aant".
Veur ie weggong vroeg ie heur nog:
,,Aant
„Ja, bakker?"
„Sprikt er nie over mee den Blaauwe!"
Aant zweeg.
,,'t Zit zoo, ziede, nie om leggen te stoken,
maar hij is den grotsten ezelstraal, verstade?"
„Zoo had Aantje gezeed.
,,Maar doet 'm in elk geval de komplemen-
ten van me. Hjj kan 't ok nie helpen, dat ie
van proppen gin verstajum hee!"
D'n Blaauwe had me da-d-allegaar verteld,
as we Zondagmiddag in de „Gouwe" zatten
te wachten op den Fielp, die, teugen de ge-
woonte in, te laat was.
Achteraf kwam uit, dat ie nog 'n vergade-
ringske had g'ad mee de „Vraksie", waant as
gemeenteraadslid zit ie druk in de Begroo-
tings van ons durp en da gaat er nog al wferm
toe! D'n burgemeester lee-d-op den oogen-
blik virkaant overhoop mee heel den Raad en
de wethouwers en volgens onzen Fielp hee den
Burgemeester nog niks aanders opgehaald
dan vuile pico's.
D'n Jaan, onzen veldwachter staat nouw
aan den kaant van „den ouwe", zoas ie zgnen
baas altij noemt, maar d'n Jaan hee nie veul
in te brengen, al doet ie as-of.
En dat den Jaan zoo veur zijnen ouwe is
gestrejen, da zit 'm weer in 't feit, dat den
Burgemeester 't pliesiecorps '(onzen Jaan) uit
wouw breien mee 'n geweer. En den Raad
wil den Jaan zo'n gevaarlijk dink nie in haan-
den geven, omda de lejen baang zijn, dat ie
wel 's 'nen mensch zou aanschieten, as ie op
'n konijn aanlee. 'n Ongeluk zit in 'n klein
hoekske!
D'n bakker hee ok teugen 't geweer ge-
stemd. Die houw nie van halve maatregels.
„Veur 'n kanon", zee-t-ie: „was ie glad-
veur, maar 'n geweerNeee, hazen
schoot den bakker liever zelf!"
Maar genogt over onze politiek. Daar be-
grept 'nen mensch t-och niks van. Waant
waarom onzen Jaan 'n geweer zou motten
hebben, hier, waar nooit iets veurvalt
Waarom ie 'n geweer mot hebben, terwijl ie
zijnen sabel alieen maar gebruikt, om thuis
den verstopten gootsteen deur te steken, om
braandhoutjes te kappen, ollee, da's veur
ons nie te verstaan. Da valt dus onder
politiek!
Maar genogt daarover. We waren alle vier
present. D'n- Blaauwe, d'n Joep en <i'n Joost
uit Osterhout, reiziger in worsterijen en oud-
waereldkampioen, lijk ge wit. D'n Joost zag er
uit as 'n verdronken kat. Gefietst van Ooster-
h-out, deur den gestagen motrengsl, was ie
nat, tot onder z'n hemd. Erger kan al nie,
zulde zeggen. Nou, da's veul waar.
't Was zoo erg, dat't water mee 'n straaltje
van den rand van z'n bolhoedje stroomde.
„Gaat efkens naar den overkaant, Joost",
had ik 'm aangerajen: „en vraag aan Trui
maar 'n hroek van me. Ge kunt z66 nie blij
ven zitten. Ge zou ziek worren!"
Dat hee-t-ie toen maar gedaan.
Maar weareldkampioenen zijn meestal nie
groot van stuk en ze zitten heel slecht in d'r
vleesch (zelfs'al reizen ze in worsterijen) en
toen den Joost na enkele tellen terugkwam,
kwam er dan ok meer broek terug, dan Joost.
't Kruis van m'n hroek slepte over den grond,
achter den Joost aan. Maar d'n kearel zat
nou tenminste tenostenbije droog.
Beter 'n ruime broek aan oew lijf, dan de
griep. Wa gij?
Zoo zaten we dan, kant en klaar te woch-
ten op den Fielp, die dan toch eindelijk kwam.
De locht was geiajen, da's duidelijk. Waant
we wisten veuruit, dat ie vandaag z'n eigen
zou laten gellen.
Middag somen, slecht weer!" En hij dweilde
z'n groot hoofd droog.
„Middag, Fielp! Laat
„Oilee, gif maar. Begrootingswerk. Heh^!'
En onderwijle den Joost gaf zee-t-ie: ,,wa
zitte gij vandaag royaal in de br-oek, Joost?"
,,Kost net zoo duur as 'n naauwe broek",
zee d'n Joost droog: „en ik zeg maar zoo:
„ruimte schaadt nie!"
„Oosterhoutsche coupe?"
„Pas", zee den Joost.
„Pas", zee den Blaauwe.
P3.s" zee ik.
„Loop", zei den Fielp. Toen: ,,dan maar
pick".
Ik kreeg drie trappen tegelijk onder de
tafel.
D'n Joost broCht schuppen-vier.
D'n Blaauwe had ze nie.
Ik gooide schuppen-twee.
„Da's mijnen piek", zee den bakker en nam
den slag mee den koning.
Den Joost hoestte.
D'n Joep snoot z'n neus.
Ik lachtte deur m'n kokker en moest toen
ok m'nen zakdoek pakken.
D'n bakker, wittekes al, vroeg of wij 't snot
hadden. En den Blaauwe, die z'n eigen altij
goed kon houwen, zee: ,,'t kwaaie weer Fielp,
't kwaaie weer! Gevaarlijk wirke in Februari.
As ze ons tweeen maar nie aansteken."
Den bakker loerde fel, onder z'n ooglejen
deur, naar den Blaauwe. Maar den Tiest ver-
raaide z'n eigen nie. Keek bedenkelijk deur
t raam naar de locht.
D'n Joost ging wa gemakkelijker in z'n
broek zitten. D'n Joep dronk te schielijk van
z'n pilske en verslikte z'n eigen en ik wist
mee m'n eigen gin raad.
Op da moment kwam den Jaan binnen.
„Middag samen."
,,Den Jaan!" groetten wij.
D'n bakker zee: ,,Zooow...?" persies as gij
teugen 'nen jongsten bedien-de zeggen zou, as
ie in 't leste uur 'nen bok geschoten had.
„Edelachtbare", zee den Jaan toen, teugen
den Fielp ampart.
Maar den Fielp gaf daar gin asem op. Die
trok z'n overige twaalf kaarten stuk veur stuk
aan, zonder er 66n te speulen. Alleen keek ie
efkens heel „streng" naar den Janus.
Ok den Tiest „schrok" merkbaar van Janus'
familiariteit. Schudde misprijzend zijnen bol.
„Oilee, bakker," spoorde-n-ik aan; ,,'n kaart
of 'nen takkenfoos!"
Toen gooide-n-ie ruitenboer uit. Ge kost de
spanning snijen.
„Piekt ie weer?" vroeg den Jaan.
Da was te veul. Zonder opkijken, de oogen
fel op de kaarten die gespuld wieren, smeet
den bakker den Joep z'n pilske in Janus z'n
gezicht.
Ruitenboer wier opgehaald, den bakker was
er om zoo te zeggen, deur. En hij kwam er
deur! Hij won zijnen eersten pico.
..Suffers, ezelstralen", schold ie in z'n pla-
zier: ,,ge hadt me makkelijk kunnen laten
hangen." Zus en zoo en dit eh dat, och£rme,
wa was ie druk.
„Zeg, Fielp", zee d'n Jaan.
„Guillie ad eerst den haas motten veurbren-
gen en dan artekleintje", zee-t-ie.
,,Zdg, Fielp", zee d'n Jaan.
„Maar kaartspelen leeren guilie nooit."
„Zeg, Fielp", zee d'n Jaan.
„Oiee, betalen en overgeven."
,,Zeg> Fielp
,,Ik zal 't juilie van den middag 's leeren!"
,,Zeg, Fielp ik roep al zeuven keer".
,,Ja, Janus, zijde nog nie weg?"
„Gij vergoeit me mijnen tuniek. In den Raad
m'n geweer afstemmen veur de zuinigheid en
hier m'nen uniform verknoeien...'k Zal er
den ouwen over spreken!"
D'n bakker zat sprakeloos.
„D'n Blaauwe wier ,,bang". 't Oude smoes-
je. Veur Jaane eerst in zijnen schulp kruipen,
om 'm dan, 'n oogenblik later, dubbel te ne
men. Sjuust as of ie mee deus ,,woorden" niks
te maken wou hebben, stond ie op en ging
„stiekum" weg.
Janus groeide. D'n bakker sprakeloos.
D'n Tiest in zijnen schulp.
En de rest zwijgend.
't Eerste wat den Fielp zeggen wist, was:
„brutalen sloeber!"
„Ik kalezjeer. Beleediging".
Hij hugde allemaal en zocbt naar z'n boek-
ske.
,,Naam?"
„Piet Jaansen'^ zee d'n Fielp.
..Blijfde daarbij, Fielp Beekers."
„Tuurlijk!"
,,Tweede vanbaal, weugens valschen naam."
„Geboren
„Ja."
„Wanneer?"
„Op m'nen verjaardag."
„Waar?"
„In 't bed."
,,'k Zal 't wel uitzoeken op den Burgerlijken
Staand", zee Janus, z'n boekske dichtklap-
pend.
Toen ie weg wilde gaan, gewichtig en van
z'n eigen bewust, stond d'n Blaauwe veur z'n
voeten.
„Is da nouw allemaal om da geweer, Janus?
Onder ouwe kameraads? Mot den Fielp daar-
veur naar 't kot, straks?" Wij heurden dui-
delrjk de traan in z'n keel.
„Over da geweer laat ik m'n eigen niet uit",
zee Janus: ,,da's politiek, zee den ouwe,
maarkom, ik gaai. Middag samen!"
,,Jaaanus!" smeekte den Tiest.
,,Ja!"
„Hier dan!" En achter zijnen rug haalde-
n-ie't kindergewirke te voorschrjn van de kin-
ders van de „Gouwen Koei". Hij wrong 't
dingske in Janus z'n fermen en zee toen:
,,nouw weer alles goed_ Janeke?"
Toen smeet Janus 't dink neer, liep weg, 't
ding3ke floepte koppig tusschen den Jaan z'n
voeten, d'n Jaan struikelde, d'n Blaauwe gaf
nog 'n klein douwke en Janus lag laangsuit
in de ,,Gouwen Koei".
Mee 't gewirke over zijnen buik.
„Water", riep den Blaauwe zenuwachtig,
naar 't buffetje.
,,'n Glas?"
„Neee, 'nen teil!"
Janus kreeg gin tijd om op te staan en den
Tiest sprenkelde heel royaal, mee voile haan-
den. Janus schold, trapte, vloekte, sloeg mee
't gewirke en den Blaauiwe sprenkelde, spren
kelde, sprenkelde.
'k Docht da 'k scheurde.
Toen ging ie boven op z'nen buik zitten en
vroeg zoetsappig: ,,ga-g-et alweer 'n bietje
beter, Janus?"
„Ik kalizjeer'.', barstte de Jaan uit.
„Water", riepen ze toen allemaal.
„Neee", bleerde-n-ie.
„Hij kotoit bg", stelde den Tiest vast.
,,Braandewijn".
Janus kreeg, liggende 'n braandewijntje.
,,Nog eentje, Janus?"
En toen
Toen zee-t-ie
„Ja, blaauwen bandiet!"
Toen mocht ie opstaan en meekaarten.
Stuk heb ik me gelachen.
Stiekum wier 't gewirke aan z'n fiets ge-
bonden, terwijl ie mee ons propte. En in den
donker is ie weggerejen, mee 't gewirke aan
z'n fiets
Daar heurde nog van.
Nouw is 't wellekes gewiest. Maar dieen
lesten Zondag? Uitgezaagd voor 'n propke!
Veul groeten van Trui en as altijd gin horke
minder van oewen
toet a voe
DRA
broken, terwijl bet roer een schuinen stand
had aangencmen. De oorzaak van deze schade
is onbekend. De ,,Randfontein" is inmiddels
opgenomen in het „Hendrik"-dok van de Am-
sterdamsche Droogdok Mij., waar de repara-
EEN SCW DAT ZIJN ACHTERSTEVEN
HEEFT VERLOREN.
Maandagavond is te Amsterdam binnenge-
komen het bot de vloot van de Holland—
Zuid-Afrika Lijn hehoorende vracht- en pas-
sagiersschip ,,Randfontein". Toen het schip
aan de kade gemeerd lag, gaf de gezagvoer-
der den 2den officier opdracht achteruit den
diepgang op te nemen, naar aanleiding van
een vraag van een der sluisambtenaren te
Umuiden. Tot groote veibazing van alle op-
varenden deed men toen de ontdekking dat
het schip zijn achtersteven geheel kwijt was.
De steven was vlak onder den spiegel afge-
,,'VAT MiJNHARDT IvtAAKT iS GOED"
lnir»*'/.. MmL
DOOR EEN MESSTEEK GEWOND.
In het rijksopvoedingsgesticht „de Kruis-
berg" hij Doetinchem heeft een zeventien-
jarige verpleegde een medeverpleegde van 20
jaar met een messteek onverhoed-s in den
buik gewond, waanbij het mes doo-r de lever
en de galblaas drong. 'Het slachtoffer E. de
J. is, zoo meldt de Tel., nadat dr. Blokhuis
de eerste hulp verleend had, in emstigen toe-
stand naar het Alg. Ziekenhuis te Doetin
chem vervoerd. Daar werd terstond operatie#
ingegrepen.
De dader H. M. werd in arrest gesteld in
het rijksopvoedingsgesticht. De gemeente-
politie stelt een onderzoek in. M. heeft zijn
daad bekend en toonde niet het minste be-
rouw.
De oorzaak van de mishandeling is een
twist die ontstond over een emmer water
waanmede het melkgereedschap zou worden
gereinigd.
Naar de Tel. vender vemeemt, maakt het
slachtoffer het naar omstandigheden thans
thans redelijk wel.
TUMULT IN DEN RAAD VAN
GINNEKEN.
Vorige week is de gemeenteraad van Ginne-
ken bijeengekomen, onder voorzitterschap van
jhr. mr. Serraris, ter behandeling van de ge-
meentebegrooting. Vooraf hield de burge
meester een rede, waarin hij uiteenzette,
waarom de behandeling van de ibegrooting dit
jaar zoo laat kwam. Alvorens echter, zoo
vervolgde spr., met de behandeling van de
begrooting een aanvang maken, moet ik me-
de deelen, dat onverwachts een nota is bin-
nengekomen van een tot nu toe onbekende
centrale commissie, bestaande uit de heeren
Braakhuis, Brinkerhof, Ilessel, Loerakker,
van Mierlo, Pijnappel, Savijene en van Zwol,
waarin deze combinatie tot de slotsom komt,
dat alsnog f 17.000 op de begrooting moet
worden bezuinigd, en, daar deze combinatie
bestaat uit 8 leden, de meerderheid van den
raad, lijkt het mij vrijwel onnoodig over de
verschillende punten van deze nota te discus-
sieeren. Ik begrijp echter niet waarom zulke
financieele experts de bezuiniging nog niet
tienmaal hooger hebben gesteld. De heeren
hebben zonder motiveering en blijkbaar ook
zonder onderzoek de posten van onderhoud
van straten en wegen met eenige duizenden
guldens verminderd. Natuurlijk zal zich dit
een vo-lgend jaar wreken. Het jaar zal er dan
echter opzitten en in ieder geval zijn de ver-
kiezingen dan achter den rug. En wat blijft
er over van de ernstige studie van de R.K.
raadsfractie
De heer Braakhuis zeide te zullen protoee-
ran deze rede kalm te beantwoorden.
De voorzitter: Doet u dat vooral, want op-
winding is voor dikke menschen gevaarlijk.
De heer Braakhuis: Dat is mijn zaak.
De heer Kessel: Ik stel voor de vergadering
te schorsen,, want (met de yuist op tafel
slaand) het is schandalig zooals de zaak hier
behandeld wordt.
De heer Braakhuis zeide, zoo meldt de N.
R. Crt., het recht te hebben de voorstellen
plompverloren in de vergadering te brengen
en zette vervolgens uiteen, dat de voorstellen
der 8 leden geboren zijn uit den wensch om
den belastingdruk te verlichten.
De burgemeester zette uiteen, dat de han-
delwijze der acht leden zeer ongewoon is, na
dat de begrooting in de afdeelingen is onder-
zocht en er dus alle tijd was om opmerkingen
te maken. Noemt men dit een juiste behar-
tiging van het gemeentebelang Spr. zal
niet zeggen wat bij van deze houding denkt.
De heer Verdaasdonk kreeg vervolgens on
der tal van interrupties het woord. Spr.
zeide met verwondeiing het rapport van de
helft plus een te hebben gelezen. Buziau zou
zeggen: Dat is goed bekeken, Juni 1935 en
dus de verkiezingen zijn in aantocht en dan
moet men in het gevlei komen bij de belas-
tingbetalers.
De heer Van Ziwol: Absoluut onjuist.
De heer Verdaasdonk, voortgaande, betoog-
de, dat de commissie van zeven plus een be-
zuinigt met het domme potlood. Men kon
beter aan de Kroon voorstellen den burge
meester af te schaffen en er de commissaris
voor in de plaats te stellen. Of misschien wil
de heer Braakhuis dat worden.
Geroep: Schande, schande.
De heer Braakhuis: En anders maar een
regeeringscommissaris. Dat is nog beter.
De heer Kessel: Ik vraag schorsing van de
vergadering.
De heer Loerakker tot den burgemeester:
U is partijdig.
De burgemeester: Wat zijn hooggeleerde
zegt!
De heer Verdaasdonk probeerde vergeefs
boven het rumoer uit te schreeuwen.
De heer Kessel, zijn actetasch op tafel smij-
tend: Ik ga weg, dan moeten Ged. Staten de
begrooting maar behandelen.
De heer Braakhuis (opstaande): Vooxuit,
dan gaan wrj allemaal.
De burgemeester (spottend): Verzamelen
blazen.
De heer Kessel, met opgeheven vuist: Daar
zul je plezier van hebben.
De heer Brinkerhof (op de persvertegen-
woordigers af kom end): Dat schandaal moet
je in de couranten zetten.
De burgemeester: Mijnheer Brinkerhof,
wanneer u herrie maakt, gooi ik u er uit.
De heer Brinkerhof op den burgemeester
toeloopend: Dat moet je eens probeeren.
De burgemeester: Ga nu maar.
De heer Brinkerhof: Gooi me er nu eens uit.
De burgemeester: Neen, dat zal ik laten
doen.
De belft plus een verliet daarop deimon-
stratief de vergadering onder gejouw van het
talrijke publiek op de publieke tribune, waar-
na de vergadering wegens onvoltalligheid
werd gesloten.
KINDEREN BIJ SCHAATSENRIJDEN
In de nabrjheid van Weenen heeft zich Zon
dag een vreeselijk ongeluk voorgedaan, dat
aan drie kinderen het leven heeft gekost. Op
het ijs van het Weensche Neustaetter kanaal
in de nabijheid van het plaatsje Sollenau ver-
maakten zich des middags vele kinderen Inet
schaatsenrijden. Plotseling brak op een
plaats, waar het kanaal ongeveer twee meter
diep is, het ijs. Vijf kinderen van vgf tot
twaalf jaar verdwenen in de diepte. Een
arbeider, zich zich toevallig m de nabijheid
ophield, slaagde er in, twee der kinderen te
redden. De andere drie konden slechts als
lrjken gehorgen worden.