ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
ASPIRIN
No. 9251
WOENSDAG 23 JANUARI 1935
75e Jaargang
Binnenland
Feuilleton
Buitenland
De man van Nergenshuizen
TWEEDE BLAD
Elke vrouw
kent ze,
aUnq, £e£ptAtv&rt/j:
ZEESLAG TUSSCHEN POLITIE EN
ZEEROOVERS.
•.v-.v v-
HET EMMA-ZEGEL.
Elijkena de voorloopige cijfers zijn van het
zegel met de beeltenis van H. M. de Koningin-
Moeder waarvan de netto-opbrengst boven de
frankeerwaarden ten goede komt aan de
tuberculosebestrijding 1.176.782 stuks ver-
kocht. De bruto-opbrengst boven de frankeer-
waarde bedxoeg rond 19.800.
DE K.R.O. BESTAAT TIEN JAAR.
Binnenkort bestaat de Katholieke Radio
Qmroep tien jaar. Br is een comity gevormd
voor bet bijeenbrengen van een bouwfonds
tot stichting van een groote concertzaal bij de
studio's en tot modemiseering van den Katho-
lffeken omnoep.
Een comite van aanbeveling voor den K.R.O.
is gevormd op initiatief van Jhr. Mr. Ch. J. M.
Ruys de Beerenbrouck. Er hebben o.a. zitting
in de Pauselrjke nuntius, de aartsbisschop en
de bisschoppen en d: ministers Colijn, Deckers,
Van Sctaaik, Steenberghe en De Wilde.
DE WETTELIJKE REGEL1NG VAN HET
ARBEIDSCONTRACT.
Het Tweede Kamerlid Drop heeft tot den
minister van justitie de volgende schriftelijke
vragen gericbt:
1. Is het waar, dat aan de staatscommissie-
Limburg opdraoht is gegeven tot het instellen
van een onderzoek naar de wenschelijkheid
van wijziging der wettelijke regelen op de
arbeidsovereenkomst en dat daartoe aan
werknemersoilganisaties vragen ziijn gesteld
omtrent het aantal ontslagen, dat gedurende
de laatste twee jar bekend is geworden welke
opzeggingstermijnen daarbij inacht zijn geno-
men en of klachten bekend zijn geworden
over te korte opzeggingstermijnen
2. Indien vraag 1 bevestigend moet worden
beantwoord, zou de minister dan willen mede-
deelen, of de vragen zoodanig zijn gesteld,
dat in het ondoerzoek ook wondt betrokken
de vraag of het in bepaalde gevallen niet bil-
lijker zou zijn, indien bij de wet de opzeggings-
termijn door werkgevers in acht te nemen
eian een langeren tijd wordt gebonden dan
voor werknemers?
3. Is het waar, dat door de staatscommis-
sie-Limburg antwoord op de gestelde vragen
is verzocht voor 19 Januari 1935 en zou de
minister willen bevorderen, dat een ruimere
tennijn voor het inzenden van antwoorden
wordt bepaald, waar toch waarschvjnlijk het
onderzoek door werkgevers en werknemers in
te stellen, niet in eenige dagen kan worden
verricht
OONTINGENTEERING VAN PAPIER EN
PAPIERWAREN.
De Staatscourant bevat het Kon. besluit tot
contingenteering van den invoer van papier en
papierwaren. De contingenteering geschiedt
in 4 groepen, n.l. druk- en schrijfpapier, ander
papier, cellophaan en papierwaren. De invoer
van elke groep afzonderlijk zal met terugwer-
kende kracht van 1 Januari j.l. af tot 30 April
zijn beperkt tot 100 pet. van het gewicht van
den gemiddelden invoer in 4 maanden van
1933.
Buiten de regeling blijven: a. wat druk- en
schrijfpapier betreft: courantenpapier en op-
dikkend romandruk (featerweight)b. wat
ander papier betreft: withoutbord, stroocar-
ton, echt perkamentpapier, balatum, stragula
e.d. vloerbedekking, lichtgevoelig papier voor
fotografische doeleinden, bestreken papier en
bestreken carton, glaspapier, sigarettenpapier,
vulcan, fibre en enkele zeer speciale papier-
soorten; c. wat papierwaren betreft: boeken,
en tijdschriften, muziekdruk, gravures, etsen,
lichtdrukken, fotografieen, prenten en platen.
Naar wij van welingelichte zijde vernemen,
is deze contingenteering bedoeld als een voor
loopige maatregel, ten einde te vermijden, dat
de invoer nog zou toenemen tijdens een nader
onderzoek, dat ingeateld zal worden naar de
definitieve maatregelen, die in het belang van
de betrokken takken van industrie zullen
worden genomen.
OONTIN GENTEERING VAN HARING.
De Staatscourant bevat een Kon. besluit
waarbij voor het tijdvak van 4 maanden, aan
vangende 1 Januari j.l. en eindigende 30 April
1935, de invoer van versche harmg en van
pekel- en steurharing, alsmede de aanvoer van j
versche haring is verboden, voorzcover dere
meer bedraagt dan 40 pet. van het netto-
geiwicht, hetwelk in de maanden Januari tot
en met April 1933 is in- of aangevoerd (sloe-
haring is tevens onder deze contingenteering
begrepen). De invoer is slechts toegestaan
indien daarbij wordt overgelegd een door of
vanwege den minister van oeconomische zaken
af gegeven vergunning.
Vergunningen voor den invoer worden
slechts verstrekt aan hem, wiens handelszaak
in het Handelsregister is ingeschreven en die
blijkens die inschrijving mede het bedrijf van
importeur van bovenbedoelde visch uitoefent
en tot een hoeveelheid, gelijkstaande aan ten
hoogste 40 pet. van het netto-gewieht, hetwelk
door hem in de maanden Januari tot en met
April van 1933 is ingevoerd.
Bij den invoer zal bewijs van oorsprong
worden geeischt: dit geldt echter niet voor
haring, welke v66r 28 Jan. ten invoer wordt
aangeboden.
Voorts is bepaald, dat de aanvoer van ver
sche haring door vreemde visschersschepen
alleen te IJmuiden zal kunnen geschieden.
OPRRENGST
WELDADIGHEIDSZEGELS.
Blijkens de voorloopige cijfers van den ver-
koop van de weldadigheidszegels, welke van
10 December tot en met 9 Januari j.l. ver-
krijgbaar waren, bedroeg de bruto-opbrengst
van de frankeerwaarde ruim 121.000 tegen
het vorig jaar 127.000.
Hieruit zou men den indruk kunnen krij-
gen, dat de verkoop derhalve over de geheele
linie eenigszins achter is gebleven bij die van
het vorig jaaT. Echter moet men in aanmer-
king nemen, dat de zegels dit jaar niet met
roltanding zijn uitgegeven, hetgeen verder ook
niet meer zal geschieden. De opbrengst boven
de frankeerwaarde van de roltandingszegels
lag het vorig jaar tusschen de 6000 en 7000
gulden, zoodat voor een juiste vergeltjking het
totaal cijfer van het vorige jaar feitelijk met
dit bedrag zou moeten worden verminderd en
dan blykt, dat ondanks de verscherpte crisis-
omstandigheden de opbrengst van dit jaar,
zoo niet gestegen, dan toch zeker niet minder
is dan het vorige jaar.
HET HOOGTERECORD VAN
JHR. WITTERT VAN HOOGLAND.
Zooals gemeld, heeft luitenant-vlieger Jhr.
Mr. R. Wittert van Hoogland Vrijdag het
Nederlandsch hoogte-record, dat met 9587
meter op naam stond van Wijlen luit.-vlieger
Van Asch van Wijk verbeterd tot 11.300 M.
De Maasbode schrijft naar aanleiding van
deze verrichting:
Bij twee Soesterberger vliegofficieren Jhr.
Mr. R. Wittert van Hoogland en J. v. d.
Giessen, was het plan gerijpt, het record-Van
Asch van Wflk te verbeteren. Zij wilden
daarmede aantoonen, welke hoogte met een
gewone legermachine bereikt kan worden, om
daar te profiteeren van de veel hoogere snel-
heden.
De eerste, die een aanval op het bestaande
record deed, was Jhr. Wittert.
De voorbereiding was zeer serieus geschied
en dezer dagen bij een oefenvluoht, bereikte
Jhr. Wittert reeds een hoogte van 10.000
meter. Zoowel motor als vlieger dienden be-
schermd te worden tegen de koude bij het
stratosfeergebied^ De Hispano is een water-
gekoelde motor en daar op deze groote hoogte
50 gr. reeds koken beteekent en het kook-
punt en vriespunt aldus angstig kort bij elkan-
der komen, was de koeling gemengd met
glycol. Ook de benzine was een ander meng-
sel geworden; om bevriezing tegen te gaan,
vloog de machine op ethyl", een mengsel, dat
ook bij de verbranding nog groote voordeelen
biedt.
De bestuurder zelf had zich voorzien van
eeri zwaren lederen overall en om bestand te
zyn tegen de ijle lucht op groote hoogte was 'n
zuurstoftoestel met automatische toevoerin-
strumenten in de cockpit aangebraoht. Een
speciale beveiliging was nog noodig, om te
voorkomen, dat de toevoer, door het bevriezen
van de uitademingswasem verstopt zou raken.
Onmiddellijk na de landing van den nieuwen
recordhouder wat ging dat simpel en zonder
eenige fanfare! waren wij in de gelegen-
heid, een en ander van de ervaringen van deze
hoogtevlucht te vernemen. Dank zij de voor-
treffelijke voorzorgsmaatregelen inzake de
Weeding en de zuurstofvoorziening, had de
vlieger physiek niet de minste moeilijkheden
ondervonden. De koude had hem geen noe-
menswaardigen hinder bezorgd en met nu
en dan een extra dosis zuurstof te laten toe-
stroomen, was ook de ademhaling in de per-
fectie geweest.
Bezwaren waren wel ondervonden van het
volslagen gemis aan iedere orientatie, toen hij
eenmaal de 10.000 M. gepasseerd was. Bij de
proefvlucht van de vorige week, op 10.000 M.
kon hij Brussel zien liggen, thans was het
opkomend wolkendek een ernstige belemme-
ring van het uitzicht geweest. De punt van
Noord-Holland, tusschen Noordzee en IJssel-
meer, had langen tijd voldccnde houvast ge-
boden, doch de laatste 1200 M. had hij in een
blauwen nevel gevlogen, niet meer wetend,
waar nu eigenlijk de aarde was. Blindvliegen
zou dan de eenige oplossing zijn geweest, doch
daartoe hadden de instrumenten anders moe
ten zijn. Deze werkten op die groote hoogte
in het geheel niet meer. Het was een vol-
maakte vlucht „ins Blaue hinein". En hier-
aan was het dan ook te wijten, dat Jhr. Wit
tert zijn vlucht ontijdig had moeten afbreken.
Hg zou anders nog een belangrijk grooter
hoogte hebben kunnen bereiken. De motor had
foutloos geloopen en de wind had hem slechts
weinig uit den koers gedreven. Op het hoogste
punt van den klim had hij zich ongeveer boven
de Noordzee bevonden.
Usafzetting had niet plaats gevonden, maar 1
wel was de machine tot op het instrumenten-
bord toe geruimen tijd bedekt geweest met
een laag poederfrjne sneeuw.
Als wij goed hebben begrepen, zal thans
eerst luitenant v. d. Giessen een poging wagen.
Zijn machine is uitgerust met een Lorraine-
motor. Zeker is ook, dat Jhr. Wittert van
Hoogland het niet bij deze eene poging zal
laten. Hij zelf noemde het tenminste „een
zeer voorloopige proef".
TER BEURZE.
Geneve is, schrijft de N. R. Crt., in deze da
gen weer een politieke ibeurs. Dat hoeft niet
bepaald een complimenit te zijn. Op een beurs
geschieden uitsluitend roemiwaardige dingen.
Maar met dat al is het instituut onmisbaar.
Te Geneve is er voor de makelaars in poli
tieke toenadering heel veel te doen geweest.
Want al mogen er in den laatsten tijd heel wat
punten van gevaarlijke spanning uit den weg
zijn geruimd, Ehmopa moet nog veel verande-
ren, voor het den naam verdient van politiek
paradijs. Dat kon men dezer dagen nog ver
nemen uit een opmerking van een correspon
dent van de Londensche Times ter raadszit-
ting te Geneve, naar aanleiding van het aan-
staande bezoek van Flaudin en Laval te Lon-
den. Bij gelegenheid van dat bezoek, zoo zeide
hij ongeveer, zal niet alleen Worden gesproken
over de betrekktngen tot Duitschlanid wan-
neer een sameniwerking (met Duitsctoland)
tot stand komt, maar ook wanneer men hier-
in niet slaagt. In de Engelsche pers valt in het
algemeen een toon van wantrouwen tegenover
Berlijn niet te miskennen. Ten opzichte van
het aangekondigde Duitsche „offensief voor
den vrede" wordt bij voorbaat allerlei voorbe-
houd gemaakt. Men kan hooren opperen, dat
dit meer ten doel zal hebben, Duitschlands
buitenlandsche politiek te versterken, dan de
Internationale sameniwerking te bevorderen.
Er is een wantrouwen, dat Berlijn met vrede-
lievende verzekeringen meer goedklinkende
citaten Wil scheppen, om zich later, als be
wijs van goede beddeling, daarop te beroepen
wanneer de anderen niet mee willen, dan dat
het de aankondiginig van epn werkelijk tege-
moetkeamende Duitsche politiek op het oog
heeft. Men haalt stemmen uit de Duitsche
partijpers aan, die anders klinken dan de lie-
felijke verzekeringen, welke Hitler nu laat
hooren. Ook in Italie is men nog niet op zijn
gemak. Men heeft daar o.a. aanstoot genomen
aan een verzekering van den Volkischen Beo-
bachter, dat Duitschland voofbeschikt is om
de geestelijke leiding te nemen van alle an-
dere laniden. Uit de feestartikelen over de zege-
praal in het Saargebied heeft men uitspra-
ken opgediept, die inderdaad niet prettig
klinken voor andere landen met Duitsche min-
derhelden in hun bevolking. Ook de Osservatore
Romano heeft zich niet onlbetuigd gelaten,
door zich erover te beklagen, dat Hitler wel
gesproken heeft van der vrede tusschen het
Duitsche Rijk en andere regeeringen, maar
niets ervan heeft gezegd, dat hij de grieven
van de katholieke kerk zou opheffen. Zooiets
had het blad vooral verwachit na het bewijs
van trouw aan het Rijk, dat de katholieken in
het Saargebied, ondanks alles, hadden ge-
toond.
De verwachtingen omtrent hetgeen er nu
uit Duitschland zal komen, zijn dan ook in
het algemeen niet erg hoog gespannen en
Sterk venmengd met een wantrouwen, dat de
pleidooien van Duitschland voor den vrede
voomamelijk ten doel zullen hebiben, zijn di-
plomatieke positie tegenover de anderen te
verbeteren. Dat dit wantrouwen heerscht is
niet onbegrijpelijk. De positieve waarde van
de vredelievende verzekeringen uit den mond
van Hitler die de wereld reeds sedert welhaast
twee jaar heeft vemomen, is nog niet bijster
groot gebleken, daar de krampachtige bewa-
pening van Duitschland en redevoeringen van
zijn paladijnen er het tegenwicht van vorm-
den. Zal hetgeen nu zoo langzaam wordt voor-
bereid, beteren grondslag voor vertrouwen
opleveren Het is duidelijk, dat men in Frank-
rijk, Engeland en in andere, betrokken mili-
taire sitaten eerst zal willen hooren en onder-
zoeken, voor men zich aan optimisme over-
geeft.
Zoolang de toestand aidus is, en het hoofd-
probleem voor Europa onveranderd voortbe-
staat, staat het oude bedrijf van het opruimen
van tegenstellingen en het werken aan het op-
richten van een ,,collectiviteit" voor het hand-
haven van den vrede, in het middelpunt van
de belangstelling. Het verdrag van Rome
blijft een rudiment, waarvan de Kleine En
tente nog altijd niet, door haar aansluiting,
een krachtige basis heeft willen maken. Er is
te Geneve wat voorbereidend wenk gedaan
altijd weer van Engelschen kant om deze
aansluiting te vergemakkelrjken. Elden heeft
er, naar het heet, de Zuid-Slaviers toe kunnen
brengen, geen ruzie te maken naar aanleiding
van hetgeen zij als onbevredigend beschouwen
in het Hongaarsche rapport over hetgeen er
in Hongarije gedaan of verzuimd is ten op
zichte van de uitgeweken Zuid-Slavische sa-
menzweerders. Dat Hongarije toen het nu een
maal wat moest doen, zoo schappelijk als het
kon van deze kwestie zou zien af te komen,
was te verwachten. Dat is niet anders dan
menschelijk. Maar op het rapport kwam het
toch niet zoozeer aan. Het belangrijkste was.
dat Hongarije een waarschuwing gekregen en
aanvaard had, en deze zeker niet zal nalaten,
in de toekomst een nuttigen invloed uit te
oefenen. Niet de critiek van de Zuid-Slaviers
was het bezwaar, maar hun diepe wrok. Dan
wend de critiek vanzelf ongevaarlijk. Men
heeft hen werkelijk wat kunnen kalmeeren.
Dat zal veel vergamakkelijken.
De Volkenlbond is, door hat werk der make
laars, zelfs nog over een, voor zijn bestaan,
rechtstreeks gevaarlijke kwestie heengeko-
men. Men vroeg zich wat bezorgd af, hoe de
Italianen het zouden opnemen, dat Abessynie
een formeele aanklac'ht bij den raad tegen hen
inidiende. Voor den Mussolini van anderhalf
jaar geleden had het een reden kunnen zijn
om met zijn uittreden te dreigen voor het ge-
val de Raad de klacht ontvankelijk verklaar-
de. De klacht was emstig genoeg, en werd
gesteund door belangrijke Engelsohe getuige-
ndssen, die de voorstelling van zaken der Abes-
syniers ten voile bevestigden. Voor een drei
gen met uiittreden van Italie had de Raad
evenmin kunnen wijken, als de Assemblee in-
dertijd geizwicht is voor het zelfde dreigement
van Japan. Mussolini heeft echter geen aan-
stalten van dien aard gemaakt. Men mocht
dat verwachten, maar gerust was men er
toch niet op. Men is erin geslaagd, de par-
tijen tot onderhanidelingen met elkaar, op
grond van hun verdrag van 1928, te brengen.
Dat was waarlijk nuttig werk. Geneve bleek
daarin een beurs in haar beste funotie. Hoe
zouden de beiide landen tegenover elkaar
staan, als deze mogelijkheid am elkaar te ont-
moeten en daardoor de machtige bemiddeling
en moreele pressie van zekere raadslieden,
niet ter beschikking hadden gestaan.
Tusschen dit alles door is aan het Oostelijk
pact gabouwd. Men schijnit aan de bereidheid
van Duitschland, om daaraan deel te nemen,
de beteekenis te willen toekennen van een
criterium voor zijn ware vredelievendheid.
Duitschland wil liever bilaterale verdragen
33)
door
VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden.)
(Vervolg.)
XV.
Ik heb het diner op half negeei gesteld", zei
tante Mary, ,,zorgt dus, dat jelui niet later
dan acht uur terug bent, want wij zullen tegen
dien tijd alien uitgehongerd zijn."
„Q, wij zijn zeker voor dien tijd terug", ant- I
woordde Maurice. „De trek van de eenden
begint ongeveer tegen half zeven en de af-
stand van hier naar het moeras is hoogstens
een half uur loopen."
Wij stonden, gewapend met onze geweren,
in de oprijlaan hij, York, Vane en ik. Op
het tennisspel was een rustige middag en een
vervroegde theetafel gevolgd en nu stonden
wij bij elkaar, om op de eendenjacht te gaan.
Baradell had er van afgezien deel van het ge-
zelschap uit te maken, aangezien hij aan het
gezelschap van zijn vrouw de voorkeur gaf.
,,Wrj zullen eerst een ronde doen door de
velden", zei Maurice. ,,Voor zessen heeft het
toch geen nut in het moeras te gaan en wel-
licht kunnen wij onderweg nog een paar fa-
zanten en hazen schieten, als het licht ge
noeg is."
Ik wachtte geen instructie af, doch schoof
tusschen York en Vane in. Ik achtte het wel
zeer onwaarschijnlijk, dat Maurice een schot-
per-cngeluk te mijnen nadeele zou probeeren,
maar toch moest ik zorgen, zoo min mogelijk
gevaar te loopen. Men kan nooit weten, welke
plotselinge inval het brein van een wanhopigen
erfgenaam kan verhelderen.
Wij gingen op marsch, de honden blaften en
sprongen om ons heen en een paar onbekende
mannen met bombazijnen broeken aan vorm-
den de achterhoede. Tot mijn geruststellmg
zag ik, dat geen van beiden een geweer bij
zich had.
Dit soort jagen was natuurlijk geheel nieuw
voor mij, maar ik ben in de Zuid-Amerikaan-
sdhe wildemis zoo dikwijls afhankelijk van
mijn geweer geweest, om mij een goed maal te
verschaffeo, dat ik vrijwel alles, wat binnen
de maat van een Engelschen vogel blijft, met
zekerheid treft. Toen York dan ook 'n loflied
op mij aanhief, nadat ik een patrijis in de
vlucht had neergeschoten, begon ik te beden-
ken, dat het misschien verstandiger zou zijo,
mijn bekwaamheid eenigszins te bedwingen.
Behalve betreffende zijn rijkdom en zijn ta
lent voor liefdesavonturen, verkeerde ik in ab
solute onwetendheid wat Northcote eigenlijk
kon of niet.
Omstreeks half zes kwarnen wij aan den
rand van een zoutwaterkreek. Het water had
een breedte van ongeveer een kwart mijl en
was door een strook land van de zee geschei-
dem. Het was een eenzaam plekje en had veel
overeenkomst met sommige streken van de
Argentijnsche zeekust, zonder hutje of woning
om in de eentonigheid van de omringende
moerassen eenige afwisseling te brengen. Het
eenige voorwerp in de geheele ruimte, was een
oude schuit, die aan een staak tegen den oever
lag vastgemeerd.
„Nu moeten wij van elkander gaan", zei
Maurice, terwijl hij zich tot ons wendde. ,,Er
zijn vier of vijf p-lekken, waar men de eenden
goed onder schot kan krijigen, als ze over-
trekken; dit is een van die plaatsen. Wat denk
jij ervan Stuart? Wil jij hier het wild af-
wachten?"
Hij vroeg het zoo openhartig, dat ik mij-
zelf af vroeg, of het werkelijk mogelijk zou
kunnen zijn, dat hij het op mijn leven gemunt
had. Hoe het ook zij, ik was niet voomemens
te weigeren. Ik was werkelijk verlangend om
te zien, wat er zou gebeuren.
Zeker", zei ik, „ik vind het best, om hier
te blijven; hoe tuidt het programma?"
Hij wees naar een kleine, zandige, met riet
begroeide landtong aan den overkant van de
kreek.
„Daar moet je heenvaren met de schuit.
Tegen half zeven vliegen de eenden vlak boven
je hoofd en als je je goed verdekt hebt opge-
steld, heb je minstens tweemaal kans een kop-
pel onder schot te krijgen."
Ik knikte goedkeurend. „Waar kan ik je
na afloop vinden?" vroeg ik.
Hij knikte met zijn hoofd naar rechts. „Wij
zullen wel aan het strand zijn, verder op. Zou
je den weg naar huis kunnen vinden?"
„Nu, dat denk ik wel", zei ik glimlachend.
Het idee, om op drie kilometer afstand van
Woodford in een rietboschje op een slijkerig
moeraspuntje te worden aangevallen, kwam
my wel gezellig voor.
..Misschien heb je er dan niet op tegen, al
leen naar huis te gaan na afloop. Wij behoe-
ven dan niet dien grooten omweg te maken.
om weer hierlangs te komen. Om de eenden
behoef je je niet te bekommeren. Als je ze in
de schuit wilt deponeeren, zal ik een van de
menschen last geven, hier langs te gaan om
ze thuis te brengen."
,,Wij zullen hem met een vrachtwagen laten
komen", schertste Vane.
Zij verwijderden zich en lieten mij met mijn
roem alleen achter. Een paar minuten lang
bl-eef ik hen nastaren, toen zij langs de kreek
hun weg vervolgden en ik vroeg mij nieuws-
gierig af, welke aangename verrassing op al
die toebereidselen van Maurice zou volgen.
Dat er een of ander onheil op handen was,
geloofde ik zeker, maar het was moeilijk met
elke vrouw
weet echter ook:
het product van vertrouwen.
(Ingez. Med.V
wat heel goed te begrijpen is. Maar de groote
mogendlheden zijn het nu eens, dat het begjn-
sel der collectieve beveiliging van den vrede:
de voorkeur verdient. De kleine mogend-
heden waren dat reeds lang daarom was
bjV. Nederlanid voorStanider van het tocfc
waarlijk niet omschuldige protocol van Geneve
van 1924, dait vooral Engeland den nek
heeft omgedraaid. Waarom Engeland zoo is
omgekeerd op dit punt, heeft teveel redenea,
om ze in dit verband uiteen te zetten. Maar
hoe sterk de atrooming is, heeft Beck, de
Pool ondervonden, die, naar beweerd wordt,
een diplomatieke ziekte heeft gekregen am
den druk ervan in bed te kunnen ontvluchten.
Of zijn ziekte nu al dan niet echt was, in.
ieder geval heefit men hem in zijn bed weten
te vinden. Litwinof is blijkbaar tevreden uit
Geneve vertrokken. Wij zullen met het oos
telijk pact nog heel wat beleven.
ANTI-ZELFMOORO DIENST.
In een stille straat, aan de achterzijde van
bet Berlijnsche hoofdbureau van politie, kan
men op de deur van een klein huis een naam-
bord vinden met het opschrift ,,Anti-Zeif-
moord Dienst".
Zij die zich aan dit huis vervoegen. zegt
Reuter, worden door een vriendelijken ouden
man of vrouw ontvangen. Zonder naar den
naam van hun bezoekers te vragen geven ztj
dezen gratis advies en trachten zij hen ervan
te overtuigen, dat het leven waard is om ge-
^efd te worden. Zij vragen hiervoor geen
enkele tegenprestatie.
Tot hen die advies komen vragen behooren
zoo juist ontslagen gevangenen, die niet naar
hun familie terug durven keeren, vrouwen.
die aan de trouw van hun echtgenoot twgfe-
len, studenten die voor een examen gezalct
zijn en natuurlijk een groot aantal minnaaia
en minaressen.
De meesten hunner verlaten het huis met
nieuwe hoop.
NALATIGHEID.
Te Moskou is een proces begonn-en tegen 13
werklieden van het hoofdbureau voor de be-
strijding van de rattenplaag. De aangeklasg-
den wordt nalatigheid ten laste gelegd bij liet
bewaren en het transporteeren van de ver-
giften. Dientengevolge waren ongeveer der-
tig beambten van het goederenstation te Mos
kou emstig ziek geworden. Er zouden daarbij
zelfs sterfgevallen zijn voorgekomen. Het
proces zal tien dagen duren.
DE DUITSCHE RADIO SPEELT DE
MARSEILLAISE.
Vrijdagavond om half elf. aldus mekft
Reuter uit Berlijn, heeft de Duitsche Rijfcs-
zender de Marseillaise gespeeld als inleiding:
tot een causerie over Napoleon, die als de
erfgenaam van de Fransche revolutie en als
de geestelijke stichter van de 19e eeuw wordt
voorgesteld.
Dit was de eerste maal, dat de Duitsche
radio het Fransche volkslied ten beste heeft
gegeven.
Ten Noorden van de monding van de Jangtse
is een zeegevecht geleverd tusschen politie-
wachtbooten en 50 zeerooversjonken. De stryd
juistheid te gissen, welk-en vorm het zou aan-
nemen. Ik Het mijn oog nog eens over den
omtrek gaan. Zoover ik kon zien, was er be
halve het plekje, dat Maurice mij had aange-
wezen en de lange streep land aan den tegen-
overgestelden kant, nergens een schuilplaats
te ontdekken, groot genoeg, om een konijn te
herbergen. Van Billy zag ik geen spoor; in
dien hij in een boot rondzw-alkte, dan moest
het links af om de bocht van de kust zijn,
waar de zeewering vooruitsprong.
Ik maakte de schuit los, stapte er in en
stak van wal. Overwegende, dat indien het
gevaar daar dreigde, het beter was, te zorgen
op de aanigewezen plaats te zijn, voor de an
dere leden van het gezelschap buiten het be-
reik van eenig geluid waren, maakte ik zoo-
veel mogelijk haast. York en Vane zouden dan
tenminste iets hooren en mijn veiligheid was
dus goed verzekerd.
Eenige riemslagen brachten mij op de plaats
mijner bestemming. Het eilandje ofschoon
dik met riet begroeid, was klein genoeg om
te constateeren, dat ik het geheel voor mij-
zelf had. Ik maakte de boot aan iets knoes-
terigs vast en na nog eens de vier windstreken
enderzoekend te hebben gefixeerd, zocht ik
tuschen het riet een plaatsje waar ik kon
gaan zitten, om de eenden en wie weet wat
nog meer, af te wacbten.
Ik had daar misschien tien minuten gezeten,
toen uit de richting van de smalle strook
land, het sombere droefgeestige geluid van
een scheeuwenden wulp mijn ooren trof. Ik
nam mijn geweer op en wilde voorzichtig op-
staan. Toen ik dit deed, kreeg ik een plot
selinge ingeving, waarvoor ik de Voorzienig-
heid niet dankbaar genoeg kan zijn. Ik liet
mij in mijn half opstaande houding weer zak-
ken en toen ik weer op mijn oude plaats zat,
nam ik mijn slappen vilten hoed van mijn
hoofd en plaatste hem op den loop van mijn
geweer. Daarna stak ik hem langzaam en
voorzichtig omhoog, tot hij boven het riet
uitstak.
Pang!
Weg vloog de hoed met een gat in 't mid
den, en een hevige trilling in mijn arm deed
mij begrijpen, dat een gedeelt van den loop
dea hoed aehtema was. Bliksemsnel liet ik
het geweer omlaag zakken, legde het op den
grond en maakte daarna onmiddellijk een
sprong in de lucht, waarna ik languit tus
schen het riet bleef liggen.
Het was een true, welke bij de slimnie
Indianen in Bolivia dikwijls werd toegepast,
met de bedoelicig hun argeloozen tegenstander
in de waan te brengen. dat zij doodelijk ge-
troffen zijn en hen zoo onder het bereik van
hun steeds gereed mes te lokken. Zoo iets
dergelijks speelde mij ook door mijn hoofd er-
met een boosaardig glimlachje van voldoentng,
ontdekte ik, dat een der gewaerloopen geheel
onbeschadigd was. Ik haalde het patroon
van den beschadigden loop er uit en kroop
toen sluipend als een poema zoo vlug moge
lijk vooruit tot ik den rand van het eiland
had bereikt. Toen keek ik door een kleine
opening in het riet voorzichtig en scherp in
het rond.
Van de smalle streep land links werd juist
een bootje in de kreek gestuuxd. Er waren
twee mannen in en zelfs op dien afstand kon
ik onderscheiden, dat de eene zonder eenigen
twijfel de Italiaansche heer was,over wien
Billy gesproken had. Den andere, die een
geweer in zijn hand had, herkende ik als imjn
vriend uit Park-Lane.
Voor een scheeven roeier deed de groote
kerel de boot tamelijk goed vooruitgaan. Hij
stevende vrij vlug door de kreek in mijn ridi-
ting. De roeier zat gebukt tusschen zijn ne
men en de passagier hield zijn geweer ktaai
voor onmiddellijk gebruik. Blijkbaar kwarnen
zij hun werk afmaken.
(Wordt vervoigd.