jgebruik maken van de algemeene beschouwin gen. oni daardoor lifting te kunnen geven van rnijn gevoelens. Ten eerste aangaande de regeerwijze en Jaandelingen van Burgemeester en Wethouders tijden.s de regeeringsperiode ook wederom dit jaax Dienaangaande dan, wil ik beginnen met te verklaren, dat ik bet versta, dat ook regeeren voor Burgemeester en Wethouders natuurlijk m etui tijd als deze niet meevalt. Daarom zal ik ook tracbten, zoo min mogelijk critiek uit te oefenen op hun beleid dat acbter oas ligt, en zal ik in enkele groote trek ken daar maai een enkel woord aan wijden. Zoo als Burgemeester en Wetbouders weten, zijn door nog in bet jaar dat achter ons ligt, weer ver- schillende voorstellen tot bezuiniging gedaan en zijn er tot mijn spijt geen enkele van ge- accepteerd. En ik beb bet al meermalen ge zegd, is bet dan dat Burgemeester en Wet bouders niet ten voile met mij 't accoord kun nen gaan, laat ze dan niet steeds voorstellen, geiijk is gebeurd, om er afwijzend op te be ach) kk en, doch dan liever met een ander voorstel komen, welke tocb eenigszins bezui niging zou inhouden. Want bij mij blijft dit steeds voorstaan dat diegene die in alle op- zaebten op een gepaste manier zoo zuinig mogelijk is, bet zeker bet langst zal volbou- den. En als wij dan over de gemeewtelijke hiKsbouding spreken, voorkomt men zoo- doende, de steeds in bet verscbiet liggende belastingverhooging, waar ik straks bij de bespreking van dat punt verder over zal sjireken. Ten tweede: Aangaande de leiding van den Voorzitter, daarover zal ik ook zeer kort zijn, en alleen de hoop uitspreken, dat de Voor zitter in 't vervolg mij de gelegenheid zal geven, om.dingen waar een verkeerden scbijn op gelegd wordt, voldoende te laten verdedi- gen of op te laten antwoorden, om zoodoende dien verkeerden schijn weg te nemen. Want gaat de Voorzitter buiten bet reglement van orde om iemand driemaal bet woord te ver leenen, terwijl bij op zoo een moment geen voorsteller is, dan hoop ik, dat in den vervolge mij tocb zeker de gelegenbeid wordt gegeven yoor datgene op te komen, alsvoren gezegd. Ten derde wil ik het dan hebben over de memnorie van toelicbting bij de begrootinig ge- voegd. Hierin is natuurlijk ook weer in groote Jijnen afgeteekenri de boudinig die door Burge meester en Wetbouders zal worden aangeno- meii in bet jaar dat voor ons ligt. Doch dezen aangaande, gevoel ik mij genoodzaakt, hieruit verscbillende punten naar voren te brengen, die mij niet bevredigen. Burgemeester en Wetbouders zeggen dan daarin, dat ze de be- grooting zoo zuiniig mogelijk in uitgaaf heb ben geraamd. Maar wanneer ik op de begroo ting vel^" posten vergelijk met die van ver- leden jaar, dan kan ik daarin allerminst con- stateeren, dat die verminderd zijn. Eigenlijk geeegd, zie ik geen enkele udtgaafpost, welke door Burgemeester en Wetbouders eens be- hoorlijk is verminderd. En wanneer dan Bur gemeester en Wetbouders ook in de memorie van toeliohting het woord aanhalen van een gepaste soberbeid, is dit volgens mij niet op zgn plaats. Want laten Burgemeester en Wet bouders ook verstaan, dat wij alleen met rede- neeren geen stap verder komen, maar dat de daad ook aan die mooie woorden moet gelrjk zgn. Niet alleen woorden dus, maar ook tevens de daad. Daarom zal ilk nogmaals van de posten no. 14, 21, 32, 55, 71, 72, 79, 94, 137, 158, 221, 228, 229, 232, 253, 254 en 258 voor stellen, sammige gebeel af te scbaffen, ande- ren een zeker percentage te verminderen. Omdat ik overtuigd ben, dat dit beter kan, dan dat straks weer de belastingbetaler de dupe zou worden. Want als wij zien, boe hef thans staat met de opcenten op de personeale faelasting, dan moeten wij tooh alien beken- nen, dat dit diep treurig is. Want Burgemees ter en Wetbouders stellen hier maar eens eventjes voor, deze" te verboogen met 75 op centen. Wij kunnen tocb wel alien begrijpen, dat zoo iets veel te' ver gaat. En nu zeggen Burge meester en Wetbouders wel, dat komt bem in hoofdzaak uit Den Haag voort, maar ik kan mij daar niet met vereenigen. Want als ze in Den Haag iets doen, dat voor mij ten voile ongezond lijkt, dan help ik niet mee, om op zuibk een stramien voort te borduren. Neen, laat ons vast houden aan de bezuiniging, daar zullen wij het bet verst mee sturen. Want boe bet ook zij, Den Haag zal daar toch ook eenimaal moeten komen, wil ze haar belasting- betalers niet verder dupeeren. En, mijnheer de Voorzitter, hoe is het nu mogelijk, om de menschen nog maar steeds meer belasting te laten betalen, terwijl hun inkomen steeds meer er meer aan 't slinken is. Want de ar- beiders, daar kunnen wij tocb niet van zeg gen, dat bun inikomsten beter worden. Moe ten dan deze weer al maar meer gedupeerd worden door belastingverhooging Dit kan toch niet, temmdniste ik help daar niet aan mee. Neemt de lanldlbouwers, daanvan weten wij toch ook, dat het al nog geen goud is, dat er blinkt. Want mij is nog een deizer dagen uit zeer betrouiwlbare bron medege- deeld, dat de Zeeuiwsche bodem met dijken in- begrepen veibypotbeekt is voor f 775 per ge- rodt. Al is het dan, dat door de medewerking der natuur van dezen zomer de boer het iets beter heeft dan verleden jaar, toch zien wij, dat bet nog allemaal geen goud is, dat er /blinkt. Neemt men tenslotte de middenstan- ders, die gebeel en al zich zonder eenigen steun moeten trachten te redden. Dan weten wij tocb, dat bet hun wel niets beter zal gaan dan alle andere categorden voomoemd. Als wij over bevoorrechten kunnen spreken in de maatschappij van heden, dan durf ik zeggen, dat de amlbtenaren over het algemeen het nog het best hebben, en deze nog het minst van de crisis ondervinden. Daarom vindt ik bet jammer, dat mijne voorstellen, ook tot progressieve salarisver- mindering, niet zijn aangenomen, terwijl mijn cijfers aangaanlde levensstandaard en sala- rieering over de jaren 19111914 en niu, vol doende hebben aangetoond, dat bet nog maar vragen was van een klein offer dezer cate- gorie. Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik dan nog telkenjare met een massa verminderingsvoor- s tell en voor den dag ben gekomen, dan is dat niet, omdat ik dat gaame deed, maar alleen omdat ik van de noodzaak hiervan overtuigd was en nog ben, om zoodoende een breede schare ingezetenen onzer gemeente, die hun inikomens meer en meer zien verminderen, te vrijiwaren voor vermeerdering van belasting- toetaling. Ik heb dus steeds een weg aange- geven tot bezuiniging. Ware dezer steeds ge- volgd dan zouden wij hier thane geen belas tingverhooging aan de orde hebben. Daarom, mijnheer de Voorzitter, acht ik mij van alle verantwoondelijkheid ontheven en kan ik in geen geval mede helpen aan belastingverhoo- ging, omdat ik overtuigd ben, dat zuinigheid alleen ons door dezen moeilijken tijd kan heen helpen, dezen tijd van misere en tekort. Op- dat twij zoodoende tot dat aanpassingsver- mogen komen, waar wij toch eenmaal moeten aanlanden. Afijnheer de Voorzitter, ik wil het bier in eerste instantie bij laten en dank U. De VOORZITTER zal omtrent het betoog van den heer Van Bendegem niet veel zeggen. Waar deze bem zelf heeft aangegrepen wenscht hrj zich te beroepen op het oordeel van den. raad. Verder verklaart de beer Van Bendegem, dat indien zijn voorstellen tot bezuiniging waren aangenomen, een verhooging van de Personeele belasting thans niet noodig zou zijn. Hij acht het zijn plicht, den beer Van Bendegem te venzoeken, dat deze in de vol- gende vergadering deze bewering weerlegt en bewijst. De beer VAN BENDEGEM wil dit thans reeds doen, direct zelfis. De VOORZITTER vindt dit niet noodig. Het komt hern voor, beter te zijn, indien de heer Van Bendegem de gelegenbeid krijgt, een en anlder duidelijk op papier te zetten en een schriftelijik voorstel in te dienen, opdat ook de leden van den Raad zich hierover hup oordeel kunnen vonmen. De beer 't GILDE: Mijnheer de Voorzitter. Het is nog slechts korten tijd geleden, dat in een van de dagbladen kon worden gelezen dat door Gedeputeerde Staten van Zeeland aan verscbillende gemeentebesturen in omze pro- vincie verzocht was de gemeentebegrooting voor 1935 aan hun college te zenden vooral- eer men deze aan den gemeenteraad ter be- banueliing en goedkeuring kon voorleggen. Van diverse zijden is daartegen nogal ge- sputterd, omdat men daarin zag, of meende te zien, een treden in de rechten van den raad en zelfs meende dat de autonomie der ge- meenten daardoor geschonden zou worden. In dien men in aanmerking neemt de abnormale tijden dan is het echter te begrijpen, dat ab normale middelen normaal worden, temeer, omdat er in verscbillende gemeentebesturen zelfs in onze goede provincie Zeeland, wel eens een zucht is om boven den stand te leven. Wanneer bet evenwioht tussohen in- komsten en uitgaven emstig verstoord wordt is het te verstaan dat men van bovenaf zijn foevoegdheid om in te grijpen benut en daar om zouden wij het zelfs practisch willen noe- men, dat zulks in dergelijke gevallen ook ge- schdedt. Een nader onderzoek heeft echter uitgeiwe- zen dat het Hooge Geizag in Den Haag (en niemand minder aan Gedeputeerde Staten de opdracht bad gegeven tot het opvragen van de begrootingen van alle gemeenten, waar- tegenover bet College van Gedeputeerde Sta ten zich evenwel voldoende verantwoord achtte, slechts die begrootingen van de meest bedreigde gemeenten op te vragen. Gedepu teerde Staten zijn zoo besobeiden geweest dus, als de noodzakelijkheid ben toestond en het is voor mij zoo goed als zeker, dat zij deze begrooting niet ter visie hebben gehad, al- vorens deze aan ons is toegezonden. De beer GGGEL: Dat was wel het geval. De beer 't GILDE: De houddng door den Raad van Axel in de laatste jaren aange nomen en de roepstem uit onze plaats in Middeiiburg tallooze malen vemomen, zal wel geen aanleiding geweest zijn voor het Middel- burgsche college ten opzichte van onze ge meente bijzonider onigerust te zijn. Is dit aan den eenen kant een verblijdend verschrjnsel hetwelk den Raad van Axel tot eer strekt, aniderzijds is de houdinig van bet college van Burgemeester en Wetbouders er een die aanimaant tot buitengewone waak- zaamheid. Niet dat ook soms geen klanken uit het college tot ons doordringen om versobe- ring. Inderdaad, bet is in de bijna beeindigde 4jardge periode ook al meer dan eens ge beurd dat vanuit Burgemeester en Wethou ders op bezuiniging werd aanigedrongen, er is misschien wel aanleiding daarop nog nader terug te komen en enkele feiten. te noemen. De houding echter die nu door Burgemeester en Wethouders wordtt aangenomen is er een die aanmaant tot paraat zijn van de zijde van den Raad. Ook moet hieruit niet verstaan worden, dat ik over het gevoerde beleid tevreden ben en er geen posten meer zijn zouden waarop wer- kelijk te beknilbbelen zou vallen. Juist het tegendeel is waar en er zijn legio posten die bij een nader onder de loupe nemen ook voor Gedeputeerde Staten en zelfs voor de Regee- ring in Den Haag aanleiding zouden moeten zijn er op aan te dringen het mes er eens wat dieper in te zetten. Algemeene beschouiwin- gen zijn echter niet bedoeld om al de details te bespreken, dus zal daarvan straks nader blijken. Het feit >dat de instelldng van bet werkloos- heicissu'bsidiefonds de gemeente dwiingt de be- lastingen in verschillenderlei opzicht zeer be- langrijk te verhocgen, is tervens aanleiding voor het college tent het in de pen geven van de woorden: ,,Ddt houdt tevens een waarschu- winig in om de gelden der gemeente zoo goed mogelijk te besteden, zonder de gepaste be zuiniging uit het oog te verliezen aan de eene kant en aan de andere kant niet op alles luk- raak te bezuinigen, aangazien dan in de toe- komst wel eenis kon blijken dat de zuinigheid de wijsheid kan bedriegen." Ziedaar een stijlbloempje van het college dat de beste uitlegkunide perplex stelt, omdat men er van alles, zoowel het 6en als het ander uit kan opmaken en lezen. Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvou- wens, al nederliggende. Voor Burgemeester en Wethouders is dan ook de eenige logica: alles laten zooals het is! Geen bezuiniging en ook geen belasting- verlaging meer. Integendeel, belastingverhoo ging in zeer sterke mate en opvoeren o.a. van de Personeele belasting in 1935 tot een nooit gekende hoogte. Het is licht te begrijpen dat wij Burgemees ter en Wethouders op dit pad niet zullen vol- gen en de voor ons eenig mogelijke conse- quenfcie uit hun houding zullen trekken. Te meer daar zij hun bestuurstaak zooals straks reeds gezegd is, zoo buitengewoon eenzijdig opvatten. Steeds gaat men voort, meer lasten op de burgerij en vooral de neringdoenden en de middenstand te leggen. De belasting op pu- blieke vermakelijkheden noemt men billijk en men denkt er niet aan tegenover de menschen wien dit treft eenigen schijn van billijkheid te betrachten. Waarom is men zoo bijzonder ijverig dezen belastimglbetalers het leven zoo veel zorgelijker be maken dan het al is? Het geld van de cafehouders en neringdoenden, deze aemechtige joden onder de burgerij, wtordt met groote geestdrift binnengehaald, evenzoo bet geld van de voetbalwedstrijden op de Zondiagen. Van principdeele steekhoudend- heid in de argumenten is hier dan ook abso- luut geen sprake. En temeer springt dit in het oog, waar nog maar een paar vergaderingen geleden er ook aan de overzijde niet minder dan een tweetal stemmen opgingen die de billijkheid van het adres van de cafehouders ten aanzien van de Personeele belasting in- zagen en erkenden. Toen het eveniwel zoover was dat werkelijk ons voorstel tot verminde- rinig dezer belasting zou zijn aangenomen, nam 66n der heeren zgn draai en zei later buiten deze raadsizaal dat hij bij nader inzien de poeitie van deze categorie had vergeleken met die van zichzelf en deze vergelrjflking had hem bekeerd. Inderdaad, mijnheer de Voorzitter, het prin- cipieele speelt hier zoo geen rol, en op dat standpunt hebben wij ook altijd gestaan en wij kunnen daarom niet anders dan ons ver- zetten tegen een politiek, die erop gericht is, ,,drijwertje" te spelen. En het is dan ook niet de sulbsidie aan de Bewaarschooltjes enz. die van Axel een doode plaats zullen maken als deze wordt ingekrompen, doch het is wel de methode van regeeren die hier sinds een 15tal jaren gevolgd is, die zulks doet. Ruimheid van opvattingen, breedheid in het waardeeren van anderer standpunt, zonder dat daardoor ook maar ietis van het principieel eigen stand punt wordt prijsgegeven, het zijn dingen die wij bij het college zoomin als bij deze toeval- lig groote raadsmeerderheid tot onzen spijt niet cornstateeren. De heer I. de Feijter heeft verklaard, principieel tegen iedere verzeke- rinig te zijn, doch wenscht wel het geld, dat van de voetbalwedstrijden op de Zondagen aan de gemeente moet worden afgedragem, te in- caisseeren. Wanneer ik spreek over deze toe- vallige raadsmeerderheid bedoel ik daarmede de samenistelling van den raad zooals deze is geworden door de groote teleurstelling die de candidaten van de vroegere liberale partij aan hun kiezers heibtoen berokkend, een feit dat niet licht zal worden vergeten en waardoor wij een raad kregen, in samenstelling zoo een zijdig. Deze eenzijdighedd heeft genoegzaam gevol- gen gehad en dit verklaart dan ook de kloof die er voorloopdg wel blijven zal tusschen ons en deze raadsmeerderheid, die waarlijk in dezen wordt aangevoerd door een college dat homoigeen is in zgn politifc om Axel te ma ken tot de plaats die het op het oogenlblik is, een plaatsje van weinig leven en vertier, waaraan men borvend/ien voortgaat alles zoo- veel mogelijk te onttrekken. Voor het overige zullen wij gevolg geven aan den uitgedruikten wensch de besprekingen kort te houden en ook van een terugblik over de zoover achter ons liggende jaren afzien. Dit college was in staat in dit tijdvak, erkend zij mede door de tijdsomstandigheden, de be- lastdngen tot een onigekend niveau op te voe- ren, het is tot dusver in gebreke gebleven ook maar e6n viniger uit te steken tot verlaging van de lasten door bezuiniging en. Daarmede is het geteekend! Dit mage de belastingbe- talende burgerij bedenken.! De VOORZITTER wil naar aanleiding van het door den heer t Gilde gesprokene een heel kleine opmerking maken. De heer't Gilde heeft gezegd, dat het college de laatste vier jaren geen enkele bezuiniging heeft voorge- steid, en, de belastingen heeft opgedreven tot een nooit gekende hoogte. Hij wenscht er ech ter op te wijzen, dat, indien een ander, wie dan ook, op deze plaats gezeten had, deze naar zgn meening niet anders hadden kunnen doen dan gehandeld is. Hij gelooft niet dat de leden zich zullen laten wijsmaken, dat het college van Burgemeester en Wethouders geen enkele bezuiniging wil. De heer 't GILDE merkt op, dat zulks niet mogelijk is indien de raad niet wil. De VOORZITTER: Dan moet u de schuld niet schuiiven in de schoenen van Burgemees ter en Wethouders. De heer 't GILDE: En de raadsmeerderheid. De beer HAMBLINK heeft niet de bedoe- ling algemeene beschouwingen te houden, evenmin wil hij zich uitlaten omtrent de po- litieke situatie, en ook lust het hem niet een terugblik te werpen op de vierjarige pe riode welke thans achter den rug is. Hij is het niet eens met de leden die hebben gepropageerd, dat zij bezuinigiingen wenschten in te voeren, hg weet dat hetgeen de Voor zitter zegt ten aanzien van hetgeen de heer 't Gilde in het midden heeft gebracht, juist is. Hg zal aan een dergelijke demagogische critiek niet meedoen en is van meening dat een zoodanig dikke kludf het college van Bur gemeester en Wethouders niet kan worden voorgezet. De magelijkheden, welke in deze begrooting sohuilen, zijn zeer gering. Hij is ervan over tuigd, dat, mode door de bepalingen vanuit Den Haag, geen andere politiek dan de ge voerde kon worden gevoerd. Het college dus eensdeels steunende, moet hij erop wijizen, dat het anderdeels toch meer malen blijk heeft gegeven' van bekrompen- heid. In algemeenen zin kan spreker zich met de voorgelegde begrooting vereenigen. Het spijt hem dat de opcenten op de Personeele be lasting zijn moeten opgevoerd worden tot 185. Hij vraagt zich af waarop echter een lagere heffing van opcenten zcu moeten worden ver- haald. Misschien door de enkele menschen die de gemeente in dienst heeft voor een honger- loon te laten werken? Dan is althans den, de- magoigiischen schijn eraf. Spreker is ook voor- stander van verlaging van de hooge en van de te hooge salarissen, niet alleen in de raden doch ook in andere colleges. Hij kan ten aan zien hiervan er nog opmerkizaam op maken dat in de Tweede Kamer het wetsontwerp tot tegengaan der cumulatie met de hulp der rechterzijde is verwanpen. Alleen de partij van Kersten was met die van spreker voor het betreffende voorstel. De heer 't Gilde stelt voor, de tarieven der vermak el ij kheidsbel as ting te verlagen. Hij vraagt hem, waarop wil de heer 't Glide die verhalen Indien thans 1000 wordt losge- lateni moet die gecompenseerd worden door heffing van andere belastiingen, en de eenige waarin de raad nog wat te zeggen heeft, is per slot de Personeele belasting. Het is jam mer dat de heer 't Gilde niet duidelijk zegt welke middelen hij tegenover die mindere baten zou willen stellen. Spreker heeft de begrooting critisch be- keken en is tot de slotsom gekomen, dat bg in algemeenen zin op deze begrooting niets heeft af te dingen. Alleen komt het hem voor, dat het in dezen barren tijd niet te verdedi- gen is, dat een sulbsidie wordt uitgetrokken voor de burgerwaoht. Hij noemt dit een slag in het gezieht van de thans heerschende barre armoede. Bovendien twijfelt spreker aan de doelmatiigheid, zelfs aan de betrouwbaarheid van het instituut der burgerwacht. Hij weet wel dat een afsohaffing van de subsidie de gemeentefinancien niet uit de moeilijkheden helpen zal, doch zag toch lieiver dit geld niet gevoteerd. In de groote pers leest men van zuivering der burgerwacht hier, zuivering daar, daarom tiwrjfelt hij eraan of niet uit den boezem der burgerwacht zelf de elementen zouden kunnen voortkomen, die tenslotte zou den blijken den staat vijanddg te zijn. De VOORZITTER: Laten wij hopen, dat het niet noodig zal zijn, dat van de hulp der bur gerwacht gabruik moet worden gemaakt. De heer C. HAMELLNK vindt het dan toch nog een paskwdl, een geldiwegsmijterij. Hij heeft buiten deze geen andere wenschen dan wijzigmg in post 238. Verder stelt hij geen prijs op artikelsgewijze behanideing dezer be grooting, men verliest hierdoor veel tijd en naar zijne meening heeft het geen enkel nut. De. heer VAN BENDEGEM wijst er nog maals op, dat bij volkomen bereid is, aan te geven hoe de middelen hadden kunnen worden geivonden waardoor een belastingverhooging niet noodig zou zijn geweest. Hij is hiertoe direct bereid en zal met alle genoegen de num- mers der begrooting aantoonen, op verlaging waarvan hij reed's drde jaar, en nu voor het vierde jaar heeft aangedrongen. De VOORZITTER is van meening dat het beter en vruchtdragender zal zijn, indien hij zulkis thuis op zijn gemak op papier zet. De heer VAN BENDEGEM verklaart, dit direct te willen doen teaeinde den verkeerden schijn van zich af te wenden. De VOORZITTER vindt het beter, juist om dit te voorkomen, dat de heer Van Bende gem ten voile de gelegenheid wordt gegeven een en ander aan het papier toe te vertrou- wen. Hij is van meening, dat dit veel vruoht- baarder zijn zai. De heer 't GILDE deelt mede, dat hg op zijn standpunt blijft staan, dat door de meer- derheid van den Raad niet gestreefd wordt naar daadwerkelijke bezuiniging. Een enkel voorbeeld wil hij noemen; er wordt hier voor het frobelonderwijs een subsidie gegeven van f 10 per leerling. Wat betreft de verlaging der salarissen hebben Burgemeester en Wet houders het wel getroffen, dat ze in den heer Hamelink een verdediger hebben gevonden. De heer Hamelink doet precies of hij al wet- houder is. De VOORZITTER wil tegenover de voor- stelling van den heer 't Gilde als zou deze alleen bezuinigingen hebben voorgesteld, nog stellen bet feit, dat indien de voorstellen van den heer 't Gilde waren aangenomen, het niet onmogelijk zou zijn, dat de gemeente thans de noodige gelden niet meer zou kunnen krijgen. Hij noemt als voorbeeld hiervan de vermake- lijkheidsbelasting en de retributie voor de radiodistributie. Indien de voorstellen van den heer 't Gilde ten opzichte daarvan waren aan genomen geworden, is hij wel van meening dat deze zouden opwegen tegenover de wegen die de heer 't Glide tot bezuiniging heeft aan- gegeven. De heer 't GILDE staat op het standpunt dat het particulier initiatief beschermd dient te worden. Daarvoor zal hij strijden zoolang hij hier zit. De heer C. HAMELINK: De heer 't Gilde zit niet zoo vast. Tegenover den heer 't Gilde wil hij verder opmerken, dat hij ten opzichte van Burgemeester en Wethouders een betere opinie heeft. Hij is het college dankbaar voor de wijze waarop het de zaken heeft behan- deld. Hij vraagt: wat schiet men op met een afbraakpolitiek als door den beer 't Gilde ge voerd? Hij wenscht daartegenover te stellen erkenning van kwaliteiten, ook in tegenstan- ders. Zooals de heer 't Gilde het stelt is het demagogische afbraak. De VOORZITTER kan het woord demagogie in deze vergadering niet toelaten. De heer SEGHERS brengt hulde aan Bur gemeester en Wethouders voor de wijze waar op zij deze begrooting voor elkaar kregen, in de moeilijke tijdsomstandigheden waarin wij thans leven. Alleen met betrekking tot een klein puntje kan bij aan deze begrooting zijn medewerking niet verleenen, en moet daaraan zijn stem onthouden. De heer VAN KAMPEN heeft over de begrooting niets te zeggen, dat heeft zijn fractiegenoot, de heer Dieleman, reeds ge daan. Alleen tegenover de heer 't Gilde en Van Bendegem voelt hij zich een antwoord schuldig. Hij wil hun afvragen of indien hun voorstellen aangenomen geworden waren dit inderdaad een vermindering van den belas- tingdruk ten gevolge zou hebben gehad. Spreker gelooft zulks niet. Er komen op deze begrooting vele bedragen voor, waarover de Raad niets meer heeft te zeggen. Daarom zag hij liever de kwestie zoo gesteld, dat het door den druk van boven af onmogelijk is, verdere bezuinigingen door te voeren, dan stelt men de zaak zuiver. Men mag echter Burgemeester en Wethouders van onwil tot bezuiniging niet betichten. De beer Hamelink heeft de cumulatie-kwestie aangeroerd. Spre ker kan er echter wel op wijzen, dat de voor stellen tot beperking der cumulatie van amb- ten van de zijde van spreker zijn uitgegaan, en dat in eerste instantie de S.D.A.P. er zich tegen verklaarde. En wat te zeggen omtrent de kwestie van het ontslag der gehuwde amb- tenares? Aan het adres van den heer Hame link moet hij dan ook de terechtwijzing rich- ten, de zaken eerlijk en recht voor te stellen. De heer 't GILDE: Mijnheer de Voorzitter... De VOORZITTER: Mijnheer 't Gilde, u hebt tweemaal gesproken. De beer VAN BENDEGEM: Mijnheer de Voorzitter De VOORZITTER: Mijnheer Van Bende gem, u hebt bet voile pond gehad, u krijgt het woord niet. De heer VAN BENDEGEM wenscht iets te zeggen omtrent de algemeene beschouwingen. De VOORZITTER: Nu moet het uit zijn. U krijgt niet het woord. Mijnheer Van Ben degem, zwijg, indien u niet wilt dat ik u het woord ontneem. De heer VAN BENDEGEM: Maar ik wil De VOORZITTER: Mijnheer Van Bende gem, indien u doorgaat, schors ik de vergade ring. De VOORZITTER doet mededeeling dat op aanvrage door en op verzoek van Gedeputeer de Staten de begrooting aan dit college is toe gezonden. Deze is gestuund en werd medege- deeld dat de begrooting is nagezien, en Gede puteerde Staten ertegen geen bazwaren had den, met een uitzondering. Verzuimld was na- melijik te schatten de 4e en verdere grondsla- gen der Personeele belasting. Dit was een meavallertje, en Burgemeester en Wethouders hebben ovenwagen, welke bestemming. daar aan te geven. Nu hadden zij gedaoht, het be- drag dat hienvoor kan geschat worden te nemen, benevens pljm. f 200 van den post on- voorzien en hierrnede de opcenten op de Per soneele belasting, welke anders op 185 zouden moeten gebracht worden, te brengen op 180. Hij vraagt den ledenj of deze, geizien het ontwerp der begrooting, en gehoord de alge meene beschouwingen, prijs stellen op een artikelsgewijze behaudeling. Hij kan er zich volkomen mede vereenigen, indien zulks den leden gewenscht voorkomt. De heer 'it GILDE stelt op artikelsgewijze behandeling geen prijs. De heer C. HAMELINK evenmin, behou- dens dat hij zich het recht voorbehoudt, voor stellen te doen omtrent de door hem ge- noemde posten. Met algemeene stemmen wordt besloten, geen artikelsgewijze behandeling van de be grooting te doen plaats vinden. De heer DE RUIJTER heeft geen op- of aammerkingen. De heer SEGHERS kan niet zoo direct het betreffende nummer vinden, doch verklaart zich om bezuinigingsredenen tegen een aan de Burgerwacht te verleenen subsidie. De heer VERSOHELLING heeft een voor stel met betrekking tot post 281. De heer VAN BENDEGEM wenscht om trent de posten 14, 21, 55, 71, 72, 79, 94; 137, 158, 221, 228, 229, 232, 253, 254, 258, en om trent post 32 en 15 nadere voorstellen te doen. De VOORZITTER: Zijn ze dat allemaal, mijnheer Van Bendegem De heer VAN DER BILT heeft geen aan- merkingen. De heer DIELEMAN evenmin. De heer J. DE FEIJTER kan zich met de begrooting vereenigen. De heer I. DE FEIJTER eveneens, behou- dens het door hem in zijn algemeene beschou wingen genoemlde. De heer 't GILDE deelt mede, dat zijn op- merkingen, in hoofdzaak betreffen de door den heer Van Bendegem genoemde posten. De heer C. HAMELINK wenscht omtrent de posten 94 en 238 voorstellen te doen. De heer A. HAMELINK kan zich met de begrooting vereenigen. De heer VAN KAMPEN heeft nog wel iets te zeggen, doch zal dit doen bij de behande ling van de sulbsidie voor de Bewaarschool, waartoe reeds de heer Van Bendegem een voorstel heeft aangekondigd. Uitgaven HOOEDSTUK I. Vroegere diensten. 3. Achterstallige uitgaven van vorige dienst jaren. Memorie. HOOEDSTUK II. Algemeen beheer. 10. Jaarwedde van den burgemeester. 4400. 11. Jaarwedden van de wethouders. /570. 12. Jaarwedde van den secretaris. 4400. 13. Jaarwedde van den ontvanger. f 1910. 14. Presentiegelden der leden van den raad. 325. De heer VAN BENDEGEM wenscht het prasemtiegeld voor de leden van den raad af te schaffen. Zijn voorstel wordt gesteund door de heeren 't Gilde en Verschelling. Het wordt verwor- pen met 3 tegen 10 stemmen. Voor stemmen de heeren Vensehelling, Van Bendegem en 't Gilde; tegen stemmen de hee ren De Ruijter, Seghers, Van de Bilt, Diele man, I. de Flerjter, J. de Feijiter, C. Hamelink, A. Hamelink, Van Kampen en Oggel. 15. Jaarwedden van de ambtenaren en be- dienden der gemeentesecretarie, den con cierge en de boden en van het kantoor van den gemeente-ontvanger. 5246. De heer VAN BENDEGEM wil weer voor stellen. deze salarissen overeenkomstig zgn vroeger gedaan voorstel progressief te verla gen. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Van Bendegem dan de bestaande regelen in acht zal moeten nemen. De bepaling der sala rissen is gebonden aan het bepaalde in het Amlbtenarenregilement. De heer Van Bende gem dient dan zijn voorstellen in te zenden ter behandeling door de commissie voor Ge- organiseerd Overleg, deze brengt haar beslud- ten en adviezen ter kennis van Burgemeester en Wethouders, welke laatste dan met voor stellen bij den raad komen. De heer VAN BENDEGEM wenscht dan geacht te worden, tegen dezen post te heb ben gestemd. 16. Scbrijf- en bureaubehoeften, briefpor- ten, vrachtloonen en andere kleine uitgaven. 700. 17. Druk- en bindwerk. f 600. 18. Onderhouden en schoonhouden van het gebouw of vertrek, bestemd voor de vergade ring van den raad en van burgemeester en wethouders en voor de secretarie der ge meente. f 650. 19. Onderhoud en aankoop van meubelen voor die gebouwen of vertrekken. 50. 20. Verlichting en verwarming. 275. 21. Abonnement op het staatsblad, provin- ciaal blad en de dag-, week- of maandbladen en den aankoop van boeken. 140. De heer VAN BENDEGEM wenscht dezen post te zien verminderd met f 40, en gebracht op 100. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Van Renldegem wellicht onibekend is met het feit, dat de gemeente tot het abonnement op het Staatsblad wettelijk verplicht is. De heer OGGEL licht nader toe, dat het hier niet uitsluitend betreft abonnement op het Staatsblad, doch ook abonnement op het Provinciaal bled en de „Gemeentestem". De gemeente mag deze toch den ambtenaren niet onthouden,Dit is hun studiematerdaal, en wiaar zelfs elk raadslid een potlood krijgt, kan men hen dit niet onthouden. De heer VAN BENDEGEM is van meening, dat de amlbtenaren dan onder elkaar maar een abonnement op de ,,Gemeentestem" moe ten nemen. De heer OGGEL licht verder toe, dat deze organen worden opgeborgen in het archief. Daar berusten jaargangen van geruimen tijd geleden, welke worden gebruikt om na te slaan. Deze bevatten verscbillende Koninklijfce besluiten en Wetten, waarvan de ambtenaren op de hoogte moeten zgn. De heer VAN BENDEGEM is van meening, dat het ook mogelijk is, deze in het archief te bewaren, als de ambtenaren het abonne ment cnder elkaar betalen. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Van Bendegem zulks 'niet zeggen zou, indien deze omtrent deze zaken op de hoogte was. De heer VAN BENDEGEM meent, dat een vakman ook zelf zijn vakbladen moet be talen. De VOORZITTER wijst erop, dat in het archief jaargangen bewaard liggen van jareti terug. Het is tocb in bet belang der ge meente dat de ambtenaren op de hoogte zijn, men kan hen toch niet dit? blad zelf laten be talen. De heer DIELEMAN wijst erop, dat van dezen post tevens nog verschillende boeken worden aangescbaft. De VOORZITTER heeft na de door den heer Van Bendegem gegeven toelichting de hoop, dat deze zelf het ongerijmde van zijn voor stel zal inzien. De heer VERSCHELLING merkt op, dat de heer Van Bendegem in het geheel niet op de hoogte blijkt te zgn. In het Staatsblad ver- scbijnen alle veranderingen en wijziging in wetten en Koninklijke besluiten. Indien de heer Van Bendegem ten gemeentehuize komt en inlichtingen wenscht, stelt hij er prijs op, dat hem deze gegeven worden. Indien de heer Van Bendegem wist wat in bet Staats blad staat, zou bij zooiets niet zeggen. Spre ker zelf heeft bet geregeld in zijn bezit en zou het niet graag missen. De beer VAN BENDEGEM blijft bij zijn meening, dat de ambtenaren een fatsoenlijk salaris hebben en daarvan voor bun vakbla den best iets kunnen afzonderen. De heer VERSCHELLING is van meening, dat de ambtenaren dit niet zelf behooren te betalen, zij moeten de menschen toch kunnen inlichten De beer OGGEL is eveneens van meening, dat men dit van de ambtenaren niet mag ver- langen. Het voorstel van den heer Van Bendegem wordt niet gesteund en kan dus geen punt van beraadslaging uitmaken. 22. Archief. 25. 23. Aanplakken en omroepen. f 43. 24. Plaatsen van advertentien. f 175. 25. Reis- en verblijfkosten. 125. 26. Kosten van zegels. f 5. 27. Onkosten en eventueele rechten val- lende op de postrekeningen. 10. 28. Abonnement op de telefoon en kosten van telefoongesprekken. f 300. 29. Oontributie aan de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten en/of aan hare pro- vinciale afdeelingen. f 100. 31. Kiezerslijsten en het uitoefenen der kiesverrichtingen. f 350. 32. Verteringen ten behoeve van het bureau van stemopneming. f 200. De heer VAN BENDEGEM wil deze post met minstens 50 verminderen. Hij vindt het gevoteerd bedrag voor wat broodjes te duur. De VOORZITTER wijst erop, dat de leden toch alien hebben meegemaakt boe de zaak zich bij een stemming toedraagt. De beer VAN BENDEGEM meent, dat men van een bedrag van 200 de heele gemeente een heele week eten kan geven. De heer VERSCHELLING heeft met be trekking tot dezen post een andere opmer king. Hij heeft bemerkt, dat bij de laatste

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 6