Pluimvee-Rubriek zichte van Z.-Vlaanderen bevestigenld zal be- an.tvvooraen, behoort er ock 'n absoluut ver- trouwen of wetenschap te toestaan, dat Zeeuiwisdh-Vlaanderen op grond van de om- stanriigiheden voor vestiging van industrieen vaststaand de aangewezen plaats is, daar men andeis bet doel zou voorbijstreven, en het tegenovengestelrie van hetgeen men wenscht en verwaoht bet geval zou kunnen worden. Immers, zooals uit de uiteenzetting der wer- king van een Economisch Technologisch In- stdtuut blijkt, gaat dit niet alleen na, of de sticlbtinig van een of anidere inldustrie levens- vatlbaar is, dooh tevens of een bepaalde plaats of streek daarvoor economisch het meest aan gewezen kan worden geacht, en is alzoo ook voor een bepaalde streek een negatief resul- taat mogelijk. De vraag rijst dus: zijn in Zeeuwsch-Vlaan- deren dezelfde gunistdge faetoren aanwezig' om, evenals in Limburg, gemotiveerde reclame te kunnen maken, als aangewezen provincie voor vestiging van industrie Dit betreft dan zoowel groot- als kleinin- dustrie, de laatste zelfs te eerder, aangezien de voorkeur wordt gegeven aan de stichtinig van kleine industrieen. Voor beantwoordimg der vraag valt aller- eerst onder de aandaolit, dat Zeeuwsch- Vdaanideren uiteraard is een landbouwstreek, waarmede de ingeboren ibevolking zich steeds heeft beziggehouden behoudens dan enikele sporadiscbe afwijkingen en dat deze over het algemeen weinig voor industrie gevoelt. Dit moet geen verwonderinig baren, daar nog tot in het laatst van de 18e eeuw in de Gene- raliteitslanden waartoe Zeeuwscb-Vlaanderen behoorde, het oprichten en exploiteeren van industrieen door de Staten van Holland en Zeeland verboden was. Todh is vooral sdnds het laatst der vorige en het begin dezer eeuw, de industrie nipt aan Zeeuwsch-Vlaanderen voobijgegaan. Behou dens een paar uitzonderingen zijn de groote industrieen evenwel alle opgericht door bui- tenlanders en met buitenlandsdh kapi taal. Daardoor werd bet bewijs geleverd, dat die ondememers een voordeel zagen in de vesti- ging hunner ondememingen op Zeeuwsoh- Vlaamsch gromdgelbied, om hare ligging, d.w.z. aan het grootscheepskanaal en groot vaar- water en de spoorwegen waarmede die streek met het Buropeesch spoorwegnet is verbon- den. Voor export-industrieen blijkt Zeeuwsch- Vlaanderen dus igunstig gelegen. Op de Nederlandsche ondernemrs heeft die ligging ecihter nimmer indruik gemaakt. Het Neder- landsch kapitaal heeft zich niet tot die streek gewend, het zocht andere oorden. En zit daar met de angel, die een beden- king zou kunnen vormen tegen een Ecomo- misdh Technologisch Inistdtuut Acht het Nederianidsdh kapitaal de vestiging in meer centrisdh gelegen deelen van het land niet meer economisch? Zal een Bconomisch Tech- noloigisch Instituut dat niet eveneens doen? Er worden vooral in den laatsten tijd in de pers beschouiwingen aan deze omstandigheden gewijd, en bepleit, dat het Nederlanidsch kapi taal zich meer voor Zeeuwsch-Vlaanderen welks iniwonertal nog niet de helft van dat derprovincie Liimlburg haalt. En wat de saamhoorigbedd van het gewest betreft, van wege het provdnciaal bestuur in Zeeland is reeds meermalen blijk gegeven dat dit voor groote belangen van een of ander j deel der provincie zelfs groote offers veil had, dooh of verwaoht mag worden dat ook even- tueel van gemeenten voldoeniden steun zou worden onidervoniden voor ontwikkelingskan- sen van het gewest, zonder dat men te voren verzekerd is dat de te brengen zware (finan- cieele) offers vruchten zullen aflwerpen voor alien die daarin bijdragen is, gelet op de hou- I ding van verschdllende gemeenten tegenover j aanvragen om steun voor zaken van alge meen' belanig, aan gerechten tiwijfel onder- hevig. Dat krachtig argument van saamhoorig- heid, dat in Limlbung tot uiting kwam, en ook een gevolg is van de homogeniteit dier pro vincie is, gelet op de realitedt der feiten, hier niet aanwezig. Naar te vreezen is zou de een- heid in dit gewest alieen te verkrijgen zijn, wanneer aan de gemeenten van boven af een geaneenschappelijke regeling werd opgelegd. Eer de Kroon dadrtoe zou overgaan, zou de wenschelijkheid of noodizakelijikheid der rege ling onomstootelijk dienen te worden vastge- steld. Er is ook aandacht gewijd aan de vraag of bet aanibeveling kan verdienen een Econo misch Technolpgisch Instituut in de stellen voor een ruimer rayon, voor de geheele pro vincie, of zelfs nog grootere uitgestrektheid. De kosten zouden dan, omdat zij over meer- dere schouders worden verdeeld, lager wor den. De in dit rapport reeds aangehaalde Prof. Gelissen heeft zich ook reeds uitge sproken, dat in elke provincie een Economisch Technologisch Instituut zou mioeten worden opgericht. Het zou echter fnudkend zijn, in- dien men in onis land een provinciale autar- kie zou gaan doen. Naar zijn oordeel zou uit die verschillende provinciale instituten, door het zenden van afgevaardigden, een in het lev en te roepen Nederlandschen Economisch Technologischen Raad, een centraa! lichaam behooren te worden gevormd. van een instituut ook erin kan bestaan, be paalde industrieen niet gevestigd te krijigen. Men heeft hier in Zeeuwsch-Vlaanderen den laatsten tijd verschillende vestigingen meege- maakt, die in direct verband stonden met de cantingenteering, en zoodoende het werk voor de binneniandsche industrie van onder de han- detn van de Nederlandsche industrieelen komen weghalen. Zoodoende gaat de bedoe- linig, welke Ibrj de contimgenteering heeft voorgezeten, door die vestigingen voor een gedeelte teloor, terwijl, zoodra de omstandig heden zich wijziigen, die industrieen weer uit Zeeuwsch-Vlaanderen zullen terugtrekken. 'Het rapport is ook van zeer bijzonderen aard met betrekkimg tot de vestiging van klein-industrie op verschillend geibied, hij kan nu geen bepaalde industrieen noemen, dat zou ook de taak zijn van een instituut. Toch zou het van belang zijn, dat de mogelijkheden daarvan onder de oogen werden gezien, en dat kon worden nagegaan welke klein-indus- trieen hier kunnen komen. Hij kan zich geheel vereenigen met de con- clusies van het Bureau, behouidens de zin- snede in punt 3 „(tenzij alleen voor de pro vincie Zeeland)". Hij wensbht te weten of de Commissaris der Koningin gevraagd heeft onder de oogen te zien de magelij'kheid van een Instituut voor Zeeuwsch-Vlaanderen alleen, dan wel voor de geheele provincie. Indien voor heel Zeeland, dan, kan hij zich met het advies ook vereeni gen, want dan bestond nog de kans, dat, in dien het voor ons kleine krimgetje in Zeeuwsch-Vlaanderen niet tot de vestiging van een instituut zou kunnen komen, zulks voor de geheele provincie wellicht wel moge lijk zou zijn. Voorts lijkt het hem, dat het rapport wel wat laat is gakomen, het heeft 4 maanden ge- duurd. Hij bedoelt dit niet als een blaam, doch in de vorige vergadering is op spoed aangedronigen hij de ihehandeling van de vraag van den Commissaris, en indien het rapport bij aannamling door de Kamer zou worden gezonden aan het Provinciaal bestuur, be- staat de mogelijkheid, dat de behandeldng nog gerui-men tijd zal aanloopen, en intusschen Ook dezerzijds is de vraag overwogen, of gaat de tijd maar voort. het niet meer gewemscbt ware, dat een Eco nomisch Technologisch Instituut in het leven werd geroepen voor het geheele rijk, zulks in verband met de kosten en de intellectueele be- j zettdng van zoodanige instituten. Maar toch kleeft daaraan voor de excen- trisch gelegen gebieden een beziwaar, want, al rmoeten we aannemen dat de Economisch Technologische Instituten nationaal zullen werken, zoo ligt het toch wel voor de hand, dat zij aan die afgelegen gebieden minder aanidacht zullen wijden, dan een in dat ge- bied zelf te vestigen instituut. Ook is overwogen de mogelijkheid of een Economisch Technologisch Inistdtuut voor een klein geibied ook goedkooper in te richten ware. Daarlbrj werd de vraag gesteld, of de industrieele ontwiikkeiinig van Zeeuwsch- Vlaanderen met steun van de daarvoor in aan- merking komende ldchamen niet zou kunnen worden overgelaten aan deze Kamer. Doch aangezien de Kamer zich daarvoor dan toch ook geheel met technisch personeel enz. zou behoort te interesseeren, om dit te beveiligen - moeten outilleeren, is het met te verwachten, tegen de penetratie van het buitenlandsch j zouden kunnen wor- kapdtaal. Doch met die persbeschouiwingen verandert men de omstandigheden niet, en het T'. J, Uit al het voorgaande blijkt m.i. voldoende is te verwachten, dat het Nederlandsch kapi- i _.j.. dat er bij dit vraagstuk tad van overwegmgen taal zich daar wel zal blijven plaatsen, waar het de beste economdsche resultaten verwacht, en die ook het gemakkelijkst te beredken zrjn gelegen. De veronderstelling is dan ook niet ge- waagd, dat de verschdllende groot-industrieen welke in Zeeuwsch-Vlaanderen zijn gesticht door de buitenlanders juist nabij de Neder landsche grens zijn opgericht, om deze welis- waar in het buitenland. maar toch zoo dicht mogelijk bij de woon- of verblijfplaats der op- ridhters of beheerders en alzoo gemakkelijik bereikibaar te hetoben. De industrieen hierbedoeld behooren alle tot de groot-indiustrie, tot de exportbedrijven, die dus kunnen profiteeren van de aanwezigheid van spoor en grootscheepsvaarwater, van de gunstiige ligging van Zeeuwsch-VlaandereD voor export. Hoe is het eveniwel gesteld met de ligging van Zeeuwsch-Vlaanderen voor de klein-indus trie, die men zooals hiervoren reeds is opge- merkt, nog liever ziet ontwdkkeld dan de groot-industrie De klein-industrie zal, voor zoover zij meer doet dan voorzien in plaatse- lijke behoeften, zich moeten richten op afzet naar het binnenland. Zijn dan de omstandig heden, is dan de ligging van Zeeuwsch- Vlaanderen ook voor die klein-industrie als aangewezen te beschouwen? Is dan wellicht de ex-centrische ligging met het voor trans port per vraehtauto over de Sehelde hooge boot-tarief (minstens f 4 per ton) niet een handicap Er zal wellicht op gewezen worden, dat in den laatsten tijd in Zeeuwsch-Vlaanderen een betreklkelijik groot aantal industrieen zrjn ge vestigd. Dat feit moet worden toegestemd, doch men moet daarbij in het oog houden, dat dit niet als een normale vestiging kan be- schouiwd worden. Het zijn alle industrieen op geibied van textiel, aan deze zijde der grens opgericht ails gevolg van de contingentee- ringsmaatregelen der Nederlandsche regee- ring, door buitenlandsche firma's die nu op deze wijze bunne klanten in Nederland willen blijven bedienen, waarvan er, bij terugkeer tot normale omstandigheden, vermoedelijk ook een groot percentage weer zal verdwijnen. Een en ander tegenover elkaar overwegen- de, kiomt het ondergeteekende voor, dat de echaal zal moeten overslaan naar de wen schelijkheid van het bestaan van een Econo misch Technologisch Instituut, omdat dan de kans bestaat dat op industrieel gebied be- staande mogelijkheden onder de oogen zullen worden gezien. Indien men evenwel z66ver is, dat men de oprtchting van dergelijk Instituut als wen- schelijk verklaart, dient men ook de mogelijk heid dier vestiging onder de oogen te zien, en moeten de onder 2 aanigegeven omstandig heden nader worden bazien. En dan komen de vestigingismogelijkheden voor Zeeuwsch-Vlaanderen ver achter bij die in de provincie Umiburg. De uitgestrektheid van het gebied nog daarigeiaten, telt Zeeuiwsch-Viaanderen circa 83.000 inwoners, en de provincie Limburg ruim een half mil- lioen meer. Men treft in die provincie aan 4 Earners van Koophandel en Fabrieken die over tamelijke geldmiddelen beschikken, en in Zeeuwsch-Vlaanderen alleen de onze, die slechts over een sober budget de beschilkking heeft. We treffen in de provincie Limburg aan 1 gemeente van 10.000 inwoners, 1 van 11.000, 13.000, drie van 14.000, twee van 15.000, 1 van 16.000, 17.000, 25.000, 50.000 en 64.000, waartegenover wij slechts kunnen stellen als grootste gemeenten 1 met 10.942, 6319, 5400, 4000 en minder. Bvemmdn treffen wij hier aan een aantal machtige Nederlandsche indus trieele ondememingen. De draagkracht voor het onderhouden van dergelijk instituut, zoowel in finanoiee! als in intellectueel opzicht staat in Zeeuwsch-Vlaan deren als gevolg daarvan oneindig achter bij die van Limburg. Trouwens, dat zal zelfs het geval zijn met de geheele provincie Zeeland, naar voren treden, die evenwel niet naar een voor de hand Hggend resultaat wijizen, doch ook stok kunnen geven voor het innemen van j een geheel tegenovergesteld standpunt. Naar mijn meening bevatten deze mededee- lingen en beschouwingen alle mogelijke ge- j gevens, om tot het uitbrengen van het ge- vraagde advies te besluitei^ De heer WIND VAN MERKESTEYN is van meening, dat het rapport van den Secre- taris omtrent dit onlderwerp recht heeft op respect, het is een lijvig stuik, waaruit blijkt, dat een en ander dandg onder de oogen is ge zien, dat de met de oprichting van een Econ. Technologisch Instituut verband houdende moigelijlkheden nauwkeuring zijn bekeken, en zonder nog evenwel in alles met de conciusie i van bet rapport accoord te gaan, is hij van i meening dat den Secretaris voor het hieraan verrdchte werk alle hulde toekomt. Hij heeft gelezen, dat het Instituut in Lim- 5 burg verschillende industrieen heeft bestu- deerd, er zijn er in het rapport 8 a 9 soorten genoemd, en even verder vindit men ook een heele lijst, maar hij mist de resultaten die met die studie zijn behaald, van resultaten van het Limiburgische Instituut blijkt uit het rapport J ndets. De heer NEETESON merkt op, dat het i Instituut daarvoor ook te kort aan het i werk is. De heer WIND VAN MERKESTEYN heeft voorts gezien, dat aan het instituut een groot j aantal hoogleeraren verbonden is. Hij kan dit nu niet zoo'n groote aanbeveling vinden. Dat kunnen heel knappe menschen zijn, doch dat zegt nog niet, dat ze daarom ook een goeden kijk heblben op het practische leven. Hij heeft dit wel eens anders ervaren. Bovendien is het de vraag of, indien er door een Economisch Technologisch Instituut verschillende industrieen in Zeeuwsch-Vlaan deren zouden komen, er wel voldoende werk- lieden zouden zijn. Indien men niet voldoende weilkliedlen vindt, en ze van over de grens haalt, is men niet nationaal meer. Nederland sche plaatsen waar men ze vandaan zou kun nen halen, zijn er niet in de buurt. Tevens tiwijfelt hij aan het resultaat, dat een derge lijk instiituut zou kunnen behalen. Als reden van de stachtlng van het Limburgsche insti tuut is genoemd de aanwezigheid in de pro vincie van verschillende grondstoffen, b.v. kolen, kaikmergel enz. Deze grondstoffen zijn in Zeeuwsch-Vlaaiidereii niet aanwezig, men zou dus moeten zoeken naar grondstof fen die Zeeuwsch-Vlaanderen wel heeft, of indien zulks niet mogelijk is, naar een pro duct dat men elders niet maken kan. Hij acht het in het algemeen belang, dat deze zaak zoo vlug mogelijk wOrdt afgewerkt. De werkloosheid is reeds zoo groot, de tijden zijn zoo donker, en het is, naar het hem voor- komt, mede in het belang van de bestrijding der werkloosheid, van groot belang dat zoo vlug mogelijk worde beslist. De VOORZITTER kan den heer Van Goe- them mededeelen, dat niet het Provinciaal Bestuur, doch de Commissaris der Koningin het oordeel van de Kamer heeft gevraagd. De heer VAN DER PEIJL wijst er op, dat tegenwoordig de omstandigheden voor het vestigen van industrieen die aangewezen zijn op afcet in het binnenland, niet zoo gunstig zijn, in. verband met de ooncurrentie. Hij haalt voor die meening persoonlijke ervarin- gen aan. lets anders wordt het, wanneer men een speciaal product kan leveren. De heer WIND VAN MERKESTEYN kan zulks toestemmen, er is hier alleen kans in dien een product kan worden vervaandigd, dat men elders niet vervaardigen kan. Kolen zijn er hier niet, en men moet zich omtrent de mogelijkheid, deze hier goedkoop aangevoerd te krijgen, geen illusies maken. De SECRETARIS merkt op, dat de bespre- kingen thans in een richting gaan, die met het oog op de belangen van Zeeuwsch-Vlaan deren minder geschikt moeten worden geacht voor openbare behandeling. Mien moet zich in het openlhaar eenige beperking opleggen, en wellicht ware het beter, dat de Voorzitter een besldten vergadering belegde, waarin iedereen zich dan vrij kan uiten. Die heer VAN DER PEIJL is het hiermede eens. De heer WIND VAN MERKESTEYN had in de vorige vergadering het denkbeeld ge- opperd voor deze zaak een afzonderiijke ver gadering te beleggen. De heer NEETESON merkt op, dat het geen bezwaar was, ook andere punten op de j agenda te zetten. Bovendien, al was een af- zonderlijke vergadering belegd, dan zou die toch ook wel als openbare vergadering zijn i uitgeschreven. Hij moet er echter op wijzen, dat de be- sprekingen reeds het terrein bestrijken, dat het Instituut zou behooren te bedienen. jj De heer WIND VAN MERKESTEYN Doch dan bestaat het Instituut reeds en zit- i ten wij voor de consequentiies. j| De beer DE KLERK merkt op, dat men nu wel veel spreekt over de wenschelijkheid Ivan een Economisch Technologisch Instituut, doch naar het hem voorkomt, bestrijkt dit ge heel het terrein dat bij de Wet op de Kamers van Koophandel aan de Kamers is aange wezen. De beer NEETESON deelt mede, dat zulks inderdaad juist is, indien de Kamers zicb daar- toe bevoegd en in staat gevoelen De heer DE KLERK verwijst naar art. 12 van de Wet op de Kamers van Koophandel, waar de bevoegdheden en verplichtingen der Kamers worden omscbreven en waaruit blijkt, dat deze het algemeen belang in den meest uitgebreiden vorm hebben te behartigen. Hij vindt dat de werkzaamheden door een derge lijk instituut te verrichten, geheel samenvallen met die van de Kamers van Koophandel, en is van meening, dat men daarvoor zoo'n in stituut niet noodig heeft. De SECRETARIS stemt toe, dat de werk- zaamheid van een Economisch Technologisch Instituut inderdaad voor een groot deel paral lel loopt met de doelstelling der Kamers van Koophandel en Fabrieken. Ook de Kamers zouden zich met onderzoekingen, zooals een Economisch Technologisch Instituut die be- oogt, kunnen bezighouden. De Kamers zul len die zaken echter meer van algemeen standpunt bezien, terwijl het Economisch Technologisch Instituut zich daarover een wetenschappelijk oordeel vormen zal. En nu Vender is in het rapport vermeld, dat de j d£ Kamers niet voldoende geoutilleerd, rschillende industrieen welke hier geves- zo(),n W6tenschappelijk onderzoek in te verschillende industrieen welke hier geves tigd zijn, waarschijnlijk zijn ontstaan omdat de eigenaars zich dan weliswaar in het bui tenland, doch toch in de nabijheid van bun indiustrieen bevonden. Hij acht dit voor den tegenwoordigen tijd geen motief. Men kan thans heel goed te Parijis women en te Ter Neuzen zaken doen. Afstand bestaat niet meer. Voriige week sprak hij nog iemand, die 'is Donderdags naar Ierland moest en 's Zater- diaigs bier weer terug was. iln zijn conciusie koimt het Bureau tot de slotsom, dat de oplossdng tot het verkrijgen van een dergelijk Instituut financieel alleen mogelijk zou zrjn, indien deze door de Kroon werd opgelegd. Hij zegt: Wij Zeeuwen, hou den er niet van, ons ietis te laten opleggen, dat blijkt wel uit de waterledding stellen. Men moet ook niet uit het .oog ver- liezen, dat die wetenschap b.v. voor de pro vincie Lifnburg 20.000 per jaar kost. De heer OGGEL moet opmerken, dat de beschouwing van den heer Van Goethem om trent de wenschelijkheid van een Economisch Technologisch Instituut niet juist was. Hij acht zich verplicht hem hierin tiader voor te lichten. De vraag was, of -de oprichting van een Economisch Technologisch Instituut voor Zeeuwsch-Vlaanderen gewenscht is. Op dit standpunt heeft de ontwerper van het rap port zich gesteld, en is tot de conciusie ge- komen, dat een Economisch Technologisch Instituut voor Zeeuwsch-Vlaanderen boven de macht van Zeeuwscb-Vlaanderen gaan zou. profijt te hebben zou bestaan, indien het in stituut hoogstens werd ingericht voor de ge heele provincie Zeeland. De heer DE MEHJER vindt het zeer te- reoht opgemerkt, dat het niet raadzaam is, dat hier iedere meening over dit vraagstuk in het openbaar wordt uitgesproken. De heer VAN GOETHEM wil er nog op wijzen, dat de ook in het Tapport aangehaalde Prof. Gelissen in een andere rede heeft gezegd: ,,In tijden van oorlog mobiliseert men het heele volk, welnu, op het oogenblik zitten we volop in een economischen oorlog, en de nood is hoog gestegen. Zoo hoog, dat de kinderen van onze werkloozen reeds ondervoed begin- nen te rakenNu zou de regeering weer alles wat zij heeft aan personen en instellin- gen moeten mobiliseeren om te zoeken naar werk. Mobiliseeren, door in de verschillende streken van dat land jonge menschen, des- kundigen op allerlei gebied, technisch, finan cieel, economiscb, sociaal, juridisch, bijeen te brengen en hen te belasten met bet voor- onderzoek om ten spoedigste in die streken nieuwe industrieen te stichten. Om hun werkzaamheden te coorddneeren, en te voor- komen, dat in verschillende provincies men dezelfde bedrijven zou stichten, zou er een centraal instituut moeten zijn dat leiding geeft. Op dit gebied gaat er evenwel totaal niets van de regeering uit. Er is een ,,Cen- trale Organisatie voor Toegepast Natuur- wetenschappelijk onderzoek", maar het lid- maatschap daarvan is meer een eereambt voor verdienstelijke mannen op leeftijd. En dat terwijl er jonge intellectueelen in massa rond- loopen, die hun voile arbeidskracht er gaame aan zouden willen geven". Hij is van meening, dat, indien een Econo misch Technologisch Instituut wordt geves tigd, ook dient te worden overgegaan tot de stichting van een Industriebank. Die behoo ren bij elkaar. De heeren OGGEL EN NEETESON zijn het daarmee niet eens. De heer OGGEL merkt nog op, dat dioor den Commissaris der Koningin is gevraagd naar de wenschelijkheid van een Economisch Technologisch Instituut. Hij bepaalde hierbij uitdrukkelijk, dat omtrent een industriebank niet zou worden geadviseerd. Het een zonder het ander is zeer goed mogelijk. De heer VAN GOETHEM meent, dat in ieder geval tbans de vraag aan de orde is of een Economisch Technologisch Instituut zin of geen zin beeft. Hij hoopte, dat bet advies van bet Bureau in gunstigen zin zou uitval- len, apdat de Commissaris hierop zou kunnen verder gaan. De heer OGGEL wijst er op, dat het advies van het Bureau toch in gunstigen zin luidt, doch dat getwijfeld wordt aan de mogelijkheid wat betreft de financieele zijde. DE SECRETARIS wijst er op, dat men in verschillenid opzicht omzichtig moet zijn, met het uitspreiken van meeningen. Er zouden punten kunnen worden aangeroerd, die de zaak welke de Kamer voorstaat zouden kun nen benadeelen, en daarom in, openbare ver gadering beter achterwege kunnen worden gelaten. Ook acht hij het niet raadzaam on- vervullbare verwachtirugen op te wekken,. Door den heer Van Goethem is zooeven een ver- wrjt uitgesproken, dat het zoo lang geduurd heeft eer het rapport is versohenen. Hij ver- trouwt echter, dat de heer Van Goethem hem zal willen gelooven, indien hij er op wijst, dat daarvoor nog een uibgebreid onderzoek noodig was en dat voorts de omstandigheden waar- onder het moest uitgewerkt worden niet gun stig waren. Ten slotte hadiden ook de leden van het Bureau tijd van situdie noodig, voor het overweigen der voorgestelde conciusie. 5 Nu heeft de heer Van Goethem aan zijn verwijt de opmerkinig vastgeknoopt, dat het in verband met vermindering der werkloos heid aanibeveling had verddend, dat het rap port eerder zou zijn gereedgekomen. En in die opmerkdng schuilt nu juist gevaar. Spre- ker wil wel opmerken, dat, indien te ver wachten was dat dioor de stichting van een Economisch Technologisch Instituut direct vermindering van werkloosheid was te ver wachten geweest, ieder wel begrijpen kan, dat geen mddidel onbeproefd zou zijn gelaten om het rapport ten spoedigste uit te brengen. Dan zou het niet te vlug hebben gekund. Maar z66 staat het er, jammer genoeg, niet voor. Al zou er een Technologisch Instituut worden opgericht, dan wil dit nog niet zeggen dat daardoor ide werkloosheid minder zal worden. Het is daarom naar zijn meening niet juist om bij ben die naar werk hunkeren en niet met de juiste situatie op de hoogte zijn, venwachtinigen op te wekken waarvan het in 't geheel niet vaatstaat dat ze zullen worden vervuld. De VOORZITTER schorst hiema de open- bare vergadering, welke overgaat In een zit- ting met gesloten deuren. Na heroipening deelt de VOORZITTER mede, dat de Kamer met algemeene stemmen heeft besloten, zich te vereenigen met het rapport door den Secretaris uitgebracht om trent de vraag of een Economisch Technolo gisch Instituut voor Zeeuwsch-Vlaanderen aanibeveling zou kunnen verdienen, en de daarop door het Bureau voorgestelde con ciusie. 9. Rondvraag. De heer SCHEELE vraagt of het niet mogelijk is, de rekenang vroeger, in het begin van het jaar, aan de leden toe te zenden. De SECRETARIS deelt mede, dat de reke- rning pas ongeveer in de helft van het jaar kan worden vastigesteld, en dat deze toch bij de stukken was gevoegd. De heer SCHEELE vraagt naar het jaar- verslag. Die SECRETARIS deelt hierop mede, dat door verschillende werkzaamheden van ac- tueelen aard, in hoofdizaak tengevolge van de contingenteeringen, het verslag over 1933 nog niet is kunnen verschijnen. 'Het is echter in beiwerking, en hij heeft goede hoop, het als- nog voor het einde van het jaar te kunnen fcoezenden. Daar niemand meer het woord veriangt, sluit de VOORZITTER de openfbare vergade ring. Hij komt tot de conciusie dat het hem nog i Toen is hij zich gaan afvragen of de moge- niet zoo erg dudidelrjk is, of de Kamer goed liikbpid dan voor een uiteebreider gebied me zou doen, bet voorstel van het Buerau aan te nemen, hij twijfelt er nog aan, of de Kamer hieraan goed zou doen. De heer VAN GOETHEM is van meening, dat het rapport van heel bijzonderen aard is, en in alle opzichten de zaak voorstelt zooals deze is. Indien het vooirstel van het Bureau door de Kamer wordt aangenomen, moet bij er op wijzen, dat de Kamer wellicht ook in aanmerkdng zal moeten nemen, dat de taak lijkheid dan voor een uitgebreider gebied zou bestaan, waardoor dan die kosten over een grooter aantal hoofden zouden worden omge- slagen en dus naar verhouding verminderen zouden. Toen is hij tot de conciusie gekomen, dat een nationaal instituut de voorkeur zou ver dienen, doch dat dan de uithoeken, de excen- ,trisch gelegen gebieden, er geen voordeel van zouden hebben. De slotsom is geweest, dat de mogelijkheid om van een dergelijk instituut Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen door onze abonnAs worden gezonden aan Dr. Te Hennepe. Diergaardesingel 96a te Rotterdam. Postzegel voor antwoord insluiten en blad vermelden. OVER SNOT, GEHEIMMIDDELEN, GOEDKOOP VOER EN DE TENTOON- STELLING IN GENT. Deze week had ik over de tentoonstelliing in Gent willen schrijven, doch naar aanleiding van eenige vragen moet ik eerst de zaken j en 5 op 100 sulfoliquid en niet zooals er abu- sievelijk gedrukt werd 1 op 100. Kopbaden kunnen veel sterkere zijn dan in drinkwater. Nu sprak ik van sulfoliquid omdat het middel onder dien naam veel gebruikt wordt: Een overeenk'omstig product is aulfurliquidum, d.w.z. vloeibare zwavel, een rose, zuur ruikende vloeistof die in Holland gefabriceerd wordt, dus Nederlandsche fabrikaat. Met deze vloei stof, ook ..Arbusta" genaamd (de fabrikant heet Struik en de latynsche naam voor struik is arbustum) heb ik verschillende proeven genomen met gunstig resultaat. Het prepa- r raat wordt thans in den handel gebracht door de firma Bonda aan de Boompjes te Rotter dam. Wie dus een dezer middelen wil ge- bruiken doet verstandig even de prijzen op te vragen. Gebruik in geen geval kwakzalvermiddelen of geheimmiddelen. De kippenkranten bren gen tegenwoordig weer advertenties van mid delen die tegen snot, zelfs tegen diphtherie zouden werken, liefst nog wel snelwerkend en goedkoop. Ik waarschuw elken lezer tegen geheimmiddelen, onder hoe mooie aan- beveiingen ze ook aangeprezen worden. Het is diep te betreuren dat de kippenkranten zuike advertenties opnemen, zij benadeelen daardoor bun lezers, die gevoelig zijn voor dergelijke advertenties. Wilt gij eens proe ven nemen, ga dan uw gang. Probeer dan de door mij aanbevolen methode en middelen naast het kwakzalversmiddel, doch zorg er voor dat gij het kwakzalversmiddel niet be- taalt alvorens gij de werking er van gezien bebt. Houdt dit principe steeds vast, nooit kwakzalversmiddelen betalen voor ge ze °-e- probeerd hebt naast de officieele hulp die de wetenschap U bieden kan in den vorm van den dierenarts, daardoor zult gij krachtdadig medehelpen de kwakzalverij te bestrijden. Maar ook de uitgevers der pluimveebladen er op attent dat het onbehoorlijk is advertenties van kwakzalversmiddelen op te nemen. Nu een brief: „Er zijn mij de laatste week 7 kippen gestorven. Ze loopen of ze bijna geen adem kunnen krijgen, andere ziektever- scbijnselen worden niet opgemerkt. Ik beb al een week een snotmiddel in het drinkwater gedaan waarvan ik een beetje insluit, want ik dacht dat bet snotziekte was, maar het helpt niets. Nu zou ik gaame willen weten wat het voor een ziekte is en of er ook bestrijdings- middelen zijn. Ik stuur meteen een doode kip naar de Rijksseruminrichtinjg. Welnu, deze kip was gestikt door keeldipbtherie. Het snotmiddel bleek te zijn kaliumpermanganaat, waartegen ik verleden week al waarschuwde, zeggende, dat wie dat aanraadt op een totaal verouderd standpunt staat en niet weet hoe het in de kippenpraktijk toegaat. Had nu deze lezer bijitijds laten enten, zoo als ik dezen zomer duidelijk aangegeven heb, dan bad hij nu deze schadelijke ziekte, die hem al zijn eieren van zijn jonge kippen kost, niet gehad. Had hij nu hij niet liet enten de eerste doode kip naar de Rijksseruminrichting ge- stuurd, dan had hij direct geweten wat het was en had de dierenarts de andere kippen kunnien redden met enting en de door mij ge- noemde middelen. Hier heeft de zuinigheid de wijsheid bedrogen. Nog een brief: ,,Ik beb de vorige week jonge Rhode Islands gekocht, geboren 3 Mei 1934. Nu hebben ze gezegd, dat ik moest zorgen dat er den geheelen dag een bak met droog ochtendvoer moest klaar staan, zoodat ze daar van eten kunnen en dan's avonds voor het donker wordt ieder een flinke hoeveetheid gemengd voer. Van de 6 kippen en een haan wordt dat zoo ongeveer 3 pond ochtendvoer k 9 cent per pond en 5 pond gemengd voer per week is 52 cent per week. Is dat zoo goed mijnheer?" Neen, waarde lezer, dat lijkt nergens op, dat is veel te duur. U spreekt van ochtendvoer en gemengd voer en bedoelt meelvoer en ge mengd graan en nu raad ik U aan geef de dieren 's morgens ongeveer 25 gram graan per stuk en zoo tegen den namiddag weer 25 gram en laat ze dan verder meelvoer eten naar verkiezing. Ze zullen dan per stuk per dag ook ongeveer 50 gram meelvoer eten en als ze flink aan den leg zijn zullen ze ongeveer 55 gr. meelvoer en 55 gr. gemengd graan eten. En nu de kosten. Ik heb op het oogenblik een proef loopen met twee maal 50 Wit Leg horns, die twee verschillende soorten meel voer krijgen en hetzelfde gemengde graan be- staande uit 50 mais en 50 tarwe. Het meelvoer kost op het oogenblik 6,65 per 100 K.G., dus 3M> cent per pond en geen 9 cent, het graanvoer kost 5,52 per 100 KG., dus ruim 2% cent per pond. Nu zult u zeg gen, is dat voer dan goed. Zeer zeker, het is een recept van Dr. Van der Plank in Utrecht en wordt geleverd door den Utrechtschen pluimveehoudersbond te Leersum. Deze 50 kippen wogen eind October gemiddeld 15(15 gram, legden tot 1 December 553 eieren, die 22,11 opbracbten en aten aan meelvoer 9,32, aan graanvoer f 13,99 op, totaal dus 23,31. De proef loopt vanaf 25 Augustus en de kippen gingen eind Augustus aan den leg. Als we deze cijfers bekijken zien we wel dat we uiterst voorzichtig moeten zijn met veel te duur voer, de kippen kosten ptr week aan voer ongeveer 1,80 en brengen pas vanaf begin November per week aan eieren reap, op 1,96, 2,64, 3,40, 4,29, 4,90. Voor 1 Nov. was de opbrengst veel minder dan de voederkosten. En nu nog even over de tentoonstelling in Gent op 1719 November. Een schitterend succes, pracbtige inzendingen op het gebied der industrie en niet minder dan 4000 bezoe- kers, bedrijfspluimveehouders uit alle deelen van Belgie en ook uit Nederland en Frankrijk. Vooral de Noord-Hollandsche Blauwe kui- kems, die thans in Belgie uitgebroed worden uit uit Nederland gezonden eieren, zijn er zeer populair en verschillende fokkers vertoonden deze kuikens dan ook in hun stands. De voe- derindustrie was ook uitstekend vertegen- woordigd, zoowel Belgische als Nederlandsche firma's. Boven alles uit prijkte een soort kasteel met een 9 meter hooge toren van de bekende Petersinebroedmachines van den heer D de Jongh uit Ameide. Maar ook de groote Bel gische broedkasten waren uitstekend verte- genwoordigd door Karel de Rijcke met de Thoroughly en de Secura, een machine die ook in Engeland en Frankrijk veel gaat. Van de vakbladen moet het Vlaamsche pluimveeblad genoemd worden, een heel goed blad dat langzaam maar zeker de Nederland sche bladen den loef af gaat steken. Vlaan- deren heeft begrepen dat vakkennis het beste middel is om den zwaren strijd om bet be staan te kunnen volhouden en de groote belangstelling voor deze tentoonstelling ge- tuigt van een groote dorst naar kennis inzake verbs te ring van het vak. En nu van Gent gaan we naar Frankfort aan den Main en zullen we volgende keer hooren hoe we daar een paar zeer leerzame besnreken die van meer direct belang voor hooren hoe we daar een paar zeer leeizam^ alle pluim'veehouders zijn. Ook is er in mijn dagen doorbrachten van 1 tot 3 Decemberop pluimveehouders artikel van snot van de vorige week een ernstige fout geslopen die ik moet herstellen. Ik gaf als middelen aan: Het drinkwater ont- smetten met 1 op 5000 superol of ciciosol of 1 op 100 sulfoliquid, door een drukfout wera dat 1 op 1000 sulfoliquid. Verder gaf ik aan voor kopbaden 1 op 1000 superol of chinosol de groote Duitsche Rijkstentoonstellmg voor kleindieren-teelt en boe deze tentoonstelling stond in bet teeken van den door den minister van landbouw aangekondigden productie- veldslag. Dr. B. J. C. TE HENNEPE (Nadruk verboden.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 8