Buitenland
DE GOUDEN STANDAARD.
Waarom is de regeering voor
handhaving
De Regeering is zich niet bewust, aldus
zegt zij in de Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over
de Rijksbegrooting 1935, dat het vasthouden
van den gouden standaard door haar is be-
schouwd als een axioma, hetwelk geen nader
bewijs behoefde. Zij heeft integendeel bij ver
schillende gelegenheden haar standpunt ten
dezen uitvoerig gemotiveerd. Daarbij heeft zij
zich allerminst bepaald tot een beroep op
oude steliingen, doch zij heeft integendeel het
vraagstuk steeds bezien in het licht van den
tegenwoordigen tijd.
Nederland als groot-importeur, niet het
xninst van grondstoffen, wordt door waarde-
vermindering van de munt zonder eenigen
twijfel ernstig geschaad, daar het zijn impor-
ten duurder moet betalen. Nederland als ex-
porteur wordt door de lagere prijzen, die het
als gevolg van een devaluatie misschien voor
zijn artikelen zou kunnen calculeeren, alleen
gebaat, voor zoover de afzet van deze arti
kelen niet door nieuwe of verscherpte con-
tingenteeringen, prohibitieve tarieven of be-
perkingen in het intemationale betalingsver-
keer op de buitenlandsche markten zal worden
verhinderd of althans zeer bemoeilijkt.
El zijn tal van Nederlandsche producten,
waarvan de prijs ook thans reeds geenerlei
beletsel vormt voor den afzet in het buiten-
land, doch waarvan de afzet door tallooze be-
perkende maatregelen wordt verhinderd of
foelemnuerd. Deze moeilijkheden worden door
devaluatie niet weggenomen.
Nederland als producent voor de eigen
markt, zou in vele gevallen hooger prijzen
moeten berekenen op grond van de verwerkte
buitenlandsche grondstoffen. Nederland als
scheepvaartland zou bij een devaluatie voor-
deel hebben, indien men er in slaagde de ex-
ploitatie-uitgaven, in guldens uitgedrukt, op
hat oude peil te houden.
Maar zelfs. dan is, gelrjk in het buitenland
blijkt, voorspoed van de scheepvaartmaat-
schappijen nog niet gewaarborgd. En tenslotte
mag niet over het hoofd worden gezien, voor-
al niet in een land met een zoo belangrijke
geld- en kapitaalmarkt als Nederland, welk
een bijkans onherstelbare schok het groote
vertrouwen, dat het geldwezen ten onzent te-
recht geniet, zoowel door devaluatie als door
het loslaten van den gouden standaard zou
krijgen.
In de allereerste plaats zou het buitenland
zijn tegoed overhaast terugtrekken. Voorts
zou ongetwijfeld een ernstige kapitaalvlucht
ontstaan met alle daaraan verbonden gevol-
gen. Het Staatskrediet, waarop thans zoowel
het krediet van NederlandIndie als van de
gemeenten berust, zou voor langen tijd ver-
dwijnen, zoowel door gebrek aan vertrouwen
als door het gebrek aan geld, veroorzaakt
door die kapitaalvlucht. Wie dit alles tegen
elkaar afweegt, kan niet lang in twijfel ver-
keeren, welke van beide schalen doorslaat.
Ook is de Regeering het geheel eens met die
leden, die opmerkten, dat een sluitend bud
get voor de handhaving van den gaven gul
den slechts 65n der voorwaarden is, die ver-
vuld moeten zijn en dat het van den geheelen
gang van zaken in het economisch leven van
ons volk afhangt of een evenwicht in onze
betalingsbalans en daarmede de gouden stan
daard kan worden behouden. Het verwjjt, dat
de aandacht der Regeering te veel op de fi-
nancieele politiek zou zijn gevestigd, is dan
ook geheel misplaatst. De betalingsbalans is
een der grootste zorgenkinderen van de Re
geering, hetgeen het best blijkt uit de vrijwel
permanente onderhandelingen over handels-
clearing- en transferverdragen, die uiteinde-
lijk alle het doel hebben de betalingsbalans in
evenwicht te houden. Niettemin kan daamaast
de beteekenis van een sluitend budget voor de
handhaving van het vertrouwen in de munt-
eenheid niet gemakkelijk worden overschat,
daar groote tekorten op de begrooting veel
sterker spreken dan de aanvankelijke onzicht-
bare, maar daardoor inderdaad veel verra-
derlijke gevaren van de zijde van de betalings
balans.
Ten aanzien van de positie van Nederland
als ,,goudblokland", kan de Regeering kort
zijn. Dit goudblok is ontstaan uit een afspraak
tusschen de circulatiebanken dezer landen en
daarop berust het nog steeds.
Een verbintenis, waarvan de vrijheid van
handelen voor iedere Regeering 'afzonderlijk
aan banden wordt gelegd, bestaat niet en hoe-
wel de Nederlandsche Regeering de samen-
werking tusschen de betrokken landen z.eer
nuttig acht, heeft zij nog pas bij monde van
haar afgevaardigde ter conferentie in Brussel
te kennen gegeven, dat Nederland zich niet in
dit blok wenscht op te sluiten. Een speciaJe
orienteering in eenigerlei richting ligt dus
niet in de bedoeling, nog veel minder een po
litieke toenadering. De traditioneele zelfstan-
digheidspolitiek blrjft ook op dit gebied het
richtsnoer voor de Regeering, maar overigens
Is zij het geheel eens met die leden, die in de
zen tijd niets noodiger oordeelen dan interna-
tionaal overleg om daardoor te bevorderen
economische samenwerking tusschen de vol-
ken. Te groote angstvalligheid en overmatig
wantrouwen acht ook de Regeering een van
de oorzaken van de tegenwoordige ellende.
De overtuiging van de noodzakelijkheid van
economische samenwerking tusschen de vol-
ken, heeft de Regeering er toe geleid, geen
gelegenheid voor internationaal overleg te
laten voorbijgaan. Het spreekt vanzelf, dat
resultaten moeilijker te bereiken zijn, naar-
mate het aantal der partijen, dat zich moet
verbinden, grooter is, doch deze omstandig-
heid mag inderdaad geen reden zijn om niet
ook elke poging, welke wordt aangewend om
langs multilateralen weg tot samenwerking
te geraken, warm te ondersteunen.
De opmerking, dat open conventies tus
schen een aanvankelijk beperkt aantal deel-
nemende staten op dit gebied aanmerkelijk
kunnen bijdragen tot het bereiken van het
gestelde doel, kan de regeering geheel onder-
schrijven. Na de moeilijkheden, die zijn gere-
zen bij de pogingen om in den vorm van het
verdrag van Ouche tot een vermindering van
de intemationale handelsbelemmeringen te ge
raken, is het evenwel duidelijk geworden, dat
in de naaste toekomst vooral van bilaterale
besprekingen de beste resultaten te verwach-
ten zijn. De onlangs te Brussel gehouden con
ferentie legt dan ook het accent op onderhan
delingen van den aard. Het aldaar opgestelde
protocol voor de bevordering van de handels-
betrekkingen tusschen de deelnemende staten
op evenvermelden moet houdt tevens in het
brjzonder rekening met de verhouding tus
schen de deelnemende en derde landen.
De onderhandelingen, welke te verwachten
zijn als een uitvloeisel van de conferentie, zul-
len uitwijzen, in hoeverre het mogelijk zal zijn
tot een verruiming van het handelsverkeer te
geraken en in hoeverre de overzeesche ge-
westen en kolonien van de deelnemende sta
ten in de onderhandelingen Jcunnen worden
betrokken. Groote verwachtingen mogen
biervan echter niet worden gekoesterd.
DE MOEILIJKHEDEN INZAKE HET
INTERNATIONALE BETALINGSVERKEER
Een wetsontwerp is ingediend, houdende
nieuwe regelen tot afweer van nadeelige ge-
volgen van beperkende bepalingen inzake het
international betalingsverkeer.
Aan de toelichting wordt het volgende ont-
leend:
Van de haar bij de wet van 25 Juli 1932
gegeven bevoegdheid heeft de Regeering tot
voor kort geen gebruik gemaakt. Inmiddels
treedt steeds scherper aan het licht, dat in het
algemeen noch door het particulier initiatief,
noch door het sluiten van de deviezenover-
eenkomstan of handelsverdragen met devie-
zen-meerbegunstiging de zoo gewenschte ze-
kerheid van betaling der vorderingen, uit den
uitvoer voortvloeiend kan worden gewaar
borgd. Met een verlenging van den duur der
zgn. Clearingwet zou kunnen worden vol-
staan, ware het niet, dat de opgedane erva-
ringen verschillende onvolkomenheden in deze
wet aan het licht hebben gebracht, zoodat
een grondige herziening dezer materie gebo-
den mag heeten. In verband hiermee is een
geheel 'nieuwe wet ontworpen.
Art. 2 geeft aan de Kroon ruimer bevoegd-
heden inzake het bekrachtigen van verdragen
betreffende het internationaal betalingsver
keer, dan de huidige wet biedt. Dat het artikel
nevens verdragen ook andere „overeenkom-
sten" noemt, heeft meer bepaaldelijk tot doel,
buiten twijfel te stellen dat in afwachting van
de bekrachtiging van een tot stand gekomen
verdrag, de inhoud daarvan reeds aanstonds
bij onderlinge afspraak, in werking kan wor
den gesteld.
De bepaling van art. 4, welke het funda
ment vormt voor de zgn. autonome clearing,
onderging eveneens belangrijke uitbreiding.
Zij omvat naast betalingen uit vorderingen
wegens of in verband met levering van goe-
deren voortvloeiende, ook betaling uit an-
deren hoofde in den ruimsten zin.
Art. 5 stelt de toelating tot invoer afhan-
kelijk van het verschaffen van een behoor-
lijken waarborg, dat aan de clearingverplich-
ting zal worden voldaan, o.a. in die gevallen,
waarin de importeur een vreemdeling is.
In art. 8 vindt de stichting Nederlandsch
Olearinginstituut haar wettelijken grondslag
als vereffeningsbureau.
De artikelen 13, 14 en 15 roepen een bui-
tengewone bevoegdheid in het leven. Wan-
neer de schuld opeischbaar is geworden, de
debiteur niet betaalt en de crediteur van zijn
kant zijn reohten niet zou doen gelden, zou
er voor het vereffeningsinstituut geen mid-
del zijn om de bedragen, die op deze wijze
aan het clearingsverkeer worden onttrokken,
ten behoeve van de Nederlandsche crediteuren
te doen storten. Het kan nu die storting be-
werken door een aanmaning, gevolgd door
een door of vanwege den minister van Eco
nomische Zaken uitgevaardigd dwangbevel.
Aangezien de overzeesche gebieden mede
genieten van de voordeelen, die de clearing-
voorschriften voor crediteuren medebrengen,
is het noodzakelijk, voorzieningen te treffen,
dat ook de voldoening van schulden en de be
talingen van uit die gebieden naar het buiten
land, onder de bepalingen der wet worden ge
bracht. De artikelen 24 en 25 geven de hier-
voor noodige voorschriften.
EEN HULDE AAN DEN GOUDEN
STANDAARD.
De correspondent der N. R. Crt. te Parijs
schrijft:
Het besluit van de financieele commissie
uit de Fransche Kamer om voor het slaan
van een milliard frank in goudstukken van
100 frank een crediet van zes millioen uit te
trekken, beteekent volstrekt niet, dat deze
munten spoedig in omloop zullen komen. De
Bank van Frankrijk besctoikt nu alleen over
de middelen om er desgewenscht toe over te
gaan. De Information ziet er evenals in de
later afgekomen ministerieele goedkeuring
een eeresaluut aan den gouden standaard in.
Voor het oogenblik is dat hun eigenlijke be
teekenis.
In de Republique betreurt het Kamerlid
Elbel, dat de Brusselsche conferentie zich be
perkt heeft tot het uitspreken van den
wensch, dat het globale volume van den
intemationalen handel van 1 Juli 1933 tot 30
Juni 1934, dus den slechtsten tijd, met 10 pet.
vermeerderid wordt. Van de verdeeling over
de goudlanden aan het eind van elk kwartaal
van de resten der niet ongebruikte contingen-
ten verwacht hij niets van ibelang, omdat die
landen bezwaarlijk kunnen profiteeren van de
ommogelijkheid, waarin een ander, meer be-
voorrecht land verkeerde om van zijn uitvoer-
reohten naar Frankrijk ten voile gebruik te
malten. Daaruit immers blijkt, dat of het
product te duur was, of de douanerechten
prohibitief zijn, of de Franschen het niet
noodig hebben, of zij in het algemeen te zeer
verarmd zijn.
TYVEEMAAL PER WEEK NAAR
BATAVIA
Reeds thans treft, naar uit Batavia wordt
gemeld, de Koninklijke Luchtvaart Mij voor-
bereidingen om den wekelijkschen dienst
Holland'Indie vice-versa uit te breiden tot
een verbinding twee malen per week te be-
dienen.
Het wordt najaar 1935, alvorens zulks tot
stand kan worden gebracht, doch nu al zijn
de postdiensten in Nederland en Indie met het
plan op de hoogte gebracht, onder mede-
deeling:
dat de K.L.M. voor de verdubbeling van
dezen dienst geen hoogere subsidie verlangt,
zoodat die luchtverkeers-verbetering noch
Nederland, noch Indie iets zal kosten.
Het spreekt van zelf, dat de K.L.,M.-directie
er naar streeft, het transport aan personen,
post en goederen tegen dien tijd sterk op te
voeren, hetgeen mede mogelijk zal zijn door
het grootere materieel, dat langzamerhand op
de Indie-lijn wordt ingezet.
Zoo bestaat het plan te trachten: het post-
vervoer tusschen Europa en de Philippijnen
vice-versa voor een goed deel in handen te
krijgen.
CLEARING VERDRAG MET DUITSCHLAND
OPGEZEGD.
Met het oog op gerezen moeilijkheden bij
de uitvoering van het Nederlandsch-Duitsche
clearingverdrag van 21 September j.l. heeft
de Nederlandsche regeering Vrijdag gebruik
gemaakt van de haar verleende bevoegdheid,
dit verdrag met een termijn van 14 dagen op
te zeggen.
D.N.B. meldt nog uit Berlijn, dat het beta
lingsverkeer tot 16 Nov., de dag van buiten-
werking treden van het clearingsverdrag, op
de gewone wijze zal plaats vinden. Duitsch-
land zal deviezen verstrekken tot de helft
van het verdrag dat voor de heele maand
November zou worden toegestaan.
DE OPZEGGING VAN HET NEDERL.-
DUITSCHE CLEARINGVERDRAG IS
GESCHIED OM DE BELANGEN VAN DEN
NEDERL. TUSSCHENHANDEL TE
BESCHERMEN.
Naar de N. R. Crt. nader verneemt, is de
opzegging van het clearingverdrag met
Duitsohland een reehtstreeksch gevolg van
het niet nakomen van Duitsche zijde van
zekere bepalingen in het belang van den
Nederlandschen tusschenhandeL Overeen-
komstig de bepalingen van het verdrag is be-
proefd door besprekingen tusschen de daar-
voor ingestelde Duitsche en Nederlandsche
regeeringscommissies de ontstane moeilijk
heden uit den weg te ruimen. Toen dit, door j
de weigering van Duitschland, om zgn stand
punt te herzien, niet mqgelijk bleek, heeft de
regeering zioh verplicht gezien gebruik te
maken van de haar verleende bevoegdheid, om
bij gebreke van overeenstemming omtrent de
i uitvoering van het verdrag tusschen de be-
doelde commissie het verdrag op te zeggen.
Uiteraard is de bereidheid van Duitschland
tot het treffen van een regeling ter tegemoet-
koming aan de bezwaren, gerezen door de
trage afdoening van de bekende achterstailige
vorderingen, door de neiging der regeering,
om van haar bevoegdheid geen gebruik te
maken, niet versterkt.
DE DUITSCHE BETALINGSMOEILIJK-
HEDEN.
De correspondent der N. R. Crt. te Berlijn
meldt, dat de Duitsche Rijksbank het volgende
communique publiceerde:
In aansluiting aan de door de Rijksbank, in
toepassing van artikel 3 van de wet inzake de
j betalingsverplichtingen ten opzichte van het
buitenland (overeenkomstig het communique
der Berlijnsche transferoonferentie van 29
Mei 1934), op 14 Juni 1934 afgelegde verkla-
ring wordt het volgende bekend gemaakt:
Gezien de ongunstige ontwikkeling van de
deviezenpositie zal de Rijksbank zich verplicht
zien, gebruik te maken van het haar in de
Berlijnsche transferconferentie van 29 Mei
1934 gereserveerde recht om af te zien van
het aanbod van een betaling van 40 procent
in contanten voor de in den tijd van 1 Juli
1934 tot 30 Juni 193&~vervallende rentecou-
pons, alsook voor de vorderingen, welke, vol-
gens den inhoud van het transfer communique,
gelijk staan met de rentecoupons.
HET UIVER-SCHOOLCOMITe.
Zooals men weet is er, uitgaande van een
comity, waarin zoowel het Ghrdstelijk als
Openbaar en R.-Kath. onderwijs zijn vertegen-
woordigd en dat onder eere-voorzitterschap
van Minister Marchant staat, een oproep ge-
daan aan alle onderwijzers bij het lager onder
wijs in Nederland, om ieder kind in Nederland
een cent te laten bijdragen om een bijdrage
beschikbaar te kunnen stellen voor het Natio-
naal Luchtvaartfonds, een blijvend aandenken
aan de K. L. M. en een bescheiden hulde aan
de Uiver-bemanning. De Jongeren-Vredes-
actie heeft hiertegen geprotesteerd in een in-
gezonden stuk in de Bode, het orgaan van den
Bond van Ned. Ond., omdat ,,het Luchtvaart-
fonds gesticht en gesteimd is door tal van mili-
tairisten in den lande" en dat men hier te
maken heeft met ,,een van de wijzen, waarop
het enthousiasme der bevolking dienstbaar
gemaakt wordt aan onze militaire weerbaar-
heid". De ,,verkeersvliegtuigen bieden de mili
taire luchtvaart hulp" enz. enz.
De Bond van Ned. Onderw. heeft zich daar
op gewend tot het Uiver-comite met een brief,
waarin hij mededeelt ten zaerste te betreuren,
dat het OomitS zioh niet gewend heeft tot de
onderwijzers- en leerarenorganisaties om een
werkelijk algemeene deelneming te verkrijgen.
Deze laatste kan alleen worden bekomen, wan-
neer het Luchtvaartfonds geen bijdrage krijgt,
maar alleen de K. L. M. en de vliiagers gehul-
digd worden en een blijvend aandenken ont-
vangen, waarop de Bond alsnog aandringt.
VERKLARING VAN HET BESTUUR DER
R.-KATH. STAATSPARTIJ.
Het partijorgaan van de R.-Kath. Staats-
partjj bevat de aangekondigde verklaring van
het partijbestuur.
Wat den economischen toestand in Neder
land aangaat, wordt gezegd: het gaat in Neder
land slecht, en wat misschien de stemming
van ontmoediging nog beter kan verklaren:
het gaat in Nederland slechter. Dit behoeft
geen omstandig bewijs door cijferreeksen en
tabellen. Het is echter misdadig om voor te
stellen, dat een regeering, welke dan ook, ten
voile aansprakelijik zou zijn voor den toestand
waarin het land is geraakt. Maar nauwelijks
minder ondermijnend is het werk van hen, die
op allerlei wijze den indruk trachten te wek-
ken, dat onder hun leiding de oplossing ge
bracht zou kunnen worden. Het is daarom
plicht nauiwgezet na te gaan, of alles gedaan
wordt om zooveel mogelijk verlichting te bren-
gen en of in de juiste richting gekoerst wordt.
De eenig juiste richting van beleid is ge
makkelijk aan te geven. Zij kan geen andere
zijn dan werkbehoud en werkverruiming.
Enkel werkbehoud is niet voldoende alleen
reeds met het oog op den gestadigen bevol-
kingsaanwas. De leuze zij daarom naar loo-
nenden arbeid voor ons volk en met deze
leuze bedoelen wij scherp aan te geven, dat
het politieke werk zich daamaar moet richten.
Vervolgens de te bezigen middelen van meer
interne strekking en werking. In dit verband
volgt een opsomming van maatregelen die
normale werkgelegenheid kunnen bevorderen,
in de eerste plaats die welke kunnen strekken
tot werkbehoud en werkverschaffing (60 mil
lioen plan), ten 2e financieele steun bij de op-
richting van levensvatbare nieuwe industrieen,
ten 3e krachtige bevordering van het gebruik
van Nederlandsch fabrikaat en ten 4e aanleg
of verbetering van bruggen, wegen en kanalen.
Verder moet de aandacht gevestigd blijven
op middelen, die ertoe kunnen strekken de
beschikbare werkgelegenheid onder een zoo i
groat mogelijk aantal menschen te verdeelen
door werktijdverkorting en rouleeringsstelsel
en bestrijding van de cumulatie en functies en
inkomens binnen den kring van den rijks-
dienst.
Wat het lager niveau en de vaste lasten be-
treft, het is bekend dat de regeering als een
der middelen om de economische weerbaar-
heid te verhoogen, vooral met het oog op den
export, ook beschouwt verlaging van loonen. 1
Men kan alle begrip en waardeering hebben
voor de beslistheid, waarmede de regeering in
deze zaak een standpunt inneemt, maar nood
zakelijk is ook dat het standpunt gedragen
wordt door inzicht en vertrouwen van het volk.
Juist in de politiek van de regeering willen wij
ons verheugen, doordat zich een aanpassings-
proces te eener zijde voltrekt van de zijde van
loonen en salarissen; aanpassing van de zijde
van prijzen en zgn. vaste lasten geschiedt niet, 1
althans niet in voldoende mate en in een even-
redig tempo. Dit wordt onhoudbaar.
In dit verband wordt aangedrongen op een
duidelijk overtuigende regeeringsverklaring
met betrekking tot het tegenwoordig goud-
peil en munteenheid.
Het partijbestuur ziet verlichting in de vol-
gende middelen: verlaging van de huren en
andere lasten die daarop onmiddellijk inwerken
Tegen sterk venminderde prijzen zullen levens-
middelen ter beschikking moeten worden ge- i
steld. Extra hulp zal moeten worden verleend
voor kleeding, schoeisel en dek. Hiervoor
zal onmiddellijke overheidssteun niet kunnen
worden gemist. Tenslotte wordt betoogd dat i
de werkverschaffing moet worden geconcen-
treerd op de voomaamste pun ten.
Het partijbestuur heeft zoo wordt aan i
het slot gezegd zich niet verantwoord ge-
acht deze beschouwing te geven, dan nadat
het wist dat de R.-Kath. fractie in de Tweede i
Kamer der Staten-Generaal met de daarin ge-
trokken richtlijn instemde.
KRANSEN NEERGELEGD OP HET GRAF
VAN DOLLFUSS' MOORDENAAR.
Naar de Reichspost meldt, zijn op Allerzie-
len op het graf van den moordenaar van Doll-
fuss, Planetta, kransen gelegd met opschrif-
ten, welke politieke toespelingen bevatten. De
politie heeft eenige arrestaties verricht.
DE PUT EN HET KALF.
Naar aanleiding van de maatregelen der
Franschen op de grens van het Saargebied
doet schrijft de N. R. Crt. Berlijn twee
dingen. Het laat de bladen tegen Frankrijk
los, en maakt op die manier propagandistisch
gebruik van deze aangelegenheid. En tege-
lijkertijd doet het alles wat het kan, opdat
de stap der Franschen overbodig blijke.
De Duitsche bladen herinneren aan het op-
treden der Franschen bij gelegenheid van de
bezetting van het Roergebied. De vergelij-
king is onjuist. Als de Franschen werkelijk
hadden gewenscht, het Saargebied te bezet-
ten, zooals zij in 1923 het Roergebied wensch-
ten te bezetten, dan zouden zij de aan hun
troepen verstrekte instructies niet hebben be
kend laten worden. Dan zouden zij stilletjes
hebben afgewacht, tot er iets gebeurde, waar
van zij voor hun doeleinden partij konden
trekken.
Wij hebben er reeds op gewezen dat van
Berlijn zelf geen onvoorzichtigheden te ver
wachten waren. Het heeft ze niet noodig, ja,
kon er de eigen zaak slechts mee schaden.
Toch bestond er een gevaar, dat men in
Duitschland technisch het gevaar der „Son-
deraktionen" noemt, en dat de Duitsche
regeering zelf nog erkent, door lieden „ter
verzekering van hun persoonlijke veiligheid"
„Schutzhaft" te nemen, door ongewenschte
buitenlanders, die zij anders niet te lijf kan,
te waarschuwen, dat zij „voor hun veiligheid
niet kan instaan", enz. Het komt erop neer,
dat het centrale gezag niet in staat is aller
lei wilde hartstochten van strijdbare nazi's in
toom te houden. Dat gevaar moest zeer
acuut worden in de dagen van het plebisciet,
en vooral ook onmiddellijk daama, wanneer
of het plebisciet teleurstellend voor het tegen
woordige Duitschland zou zijn uitgevallen, of
S.A.-lieden, op grond van de voor hen gun-
stige beslissing, een voorschot zouden nemen
op de hereeniging, door alvast met pogroms
tegen alle, door hen ongeliefde elementen in
het Saargebied, te beginnen. Dat dit gevaar
niet denkbeeldig was, blijkt wel daaruit, dat
alle buitenlandsche waarnemers het eens
waren over de noodzakelijkheid van een neu-
trale versterking van de middelen tot hand-
having van orde en veiligheid, die de inter-
nationale regeeringscommissie in het Saarge
bied ter beschikking staan.
Het optreden der Franschpn heeft nu be-
werkt, dat twee nuttige dingen zijn geschied.
Hitler heeft voor de critieke periode ieder op
treden van S.A.-lieden in de nabijheid van de
Duitsche grens van het Saargebied verboden.
Hij heeft daar een „gedemilitariseerde" zone
voorzoover men ten opzichte van de S.A.
zoo spreken mag afgekondigd, ter breedte
van 40 K.M. Tegelijk heeft Pirro, de aanvoer-
der van het Duitsche front in het Saargebied
zelf, het toch ook niet overbodig geacht, zijn
volgelingen nog eens kalmte en tucht krach-
tig op het hart te drukken. Dat is waar-
schijnlijk alles wat noodig was. Europa kan
nu heel wat geruster de gebeurtenissen voor,
tijdens en na de stemming tegemoet zien, dan
te voren. Berlijn heeft soms een ruwe aan-
sporing van buitenaf noodig, om de binnen-
landsche tucht ten opzichte van de S.A. en
andere organisaties van dien aard, met vol
doende kracht te handhaven. Wij moeten
daarbij denken aan hetgeen ten opzichte van
Oostenrijk is gebeurd. Rome had herhaalde-
lijk te Berlijn gewaarschuwd, dat het de Oos-
tenrijksche regeering niet onder den voet zou
laten loopen. Berlijn gaf geruststellende ver-
klaringen, maar het legioen van naar Duitsch
land uitgeweken en in Duitschland gewa-
pende, Oostenrrjksche nazi's bleef aan de
Beiersch-Oostenrijksche grens gemobiliseerd,
het heele spelletje ging door, tot de Oosten-
rijksche bondskanselier vermoord was. Toen
rukten de Italianen op naar de grens. Nu
eerst werd Berlijn actief. Het legioen werd
van de grens weggenomen en ontbonden. Het
stoken met officieele medewerking hield op.
Berlijn gaf den Zwitsers volkomen genoeg-
doening inzake de over Zwitsersch gebied in
Oostenrijk binnengesmokkelde bommen. Enz.
Was dit alles wat vroeger gebeurd. was
v66r 25 Juli het legioen reeds ontbonden, dan
zou Dollfuss waarschijnlijk nu nog hebben
geleefd. 'Het gevaar voor oorlog was ook een
oogenblik, door de Italiaansche actie, veel
grooter dan het nu is door de Fransche actie.
Men fnag hopen, dat de put nu gedempt is,
voor een staatsman en wellicht ontelbaren
met hem daarin verdronken zijn. Dit is
geen verwijt tegen de Italianen. Dat zij ge
waarschuwd hebben zonder onmiddellijk te
toonen, dat zij de daad bij het woord wilden
voegen, moesten wij waardeeren. De methode
van direct dreigement verdient slechts in de
uiterste noodzakelijkheid aanbeveling. Boven-
dien zou Berlijn wellicht niet zoo onmiddellijk
op het Fransche dreigement hebben gerea-
geerd, als het niet reeds zoo onaangename
ervaring met de Italianen had opgedaan. Maar
hoe het zij, de vergelijking met het optreden
der Italinanen moesten wij maken, omdat
blijkbaar beide partijen met deze ervaring hun
voordeel hadden gedaan, en het ons leert hoe-
zeer een overweging van het spreekwoord
van de put en het kalf hier op zijn plaats is.
Erg belangwekkend zal het nu worden, te
zien hoe de andere mogendheden deze kwestie
opnemen. He Engelschen schijnen blijk te
geven, de voordeelen van het gebeurde te be-
oordeelen, zooals wij dat hier hebben gedaan.
Het Berliner Tageblatt wil den indruk wek-
ken, als zou zekere groote mogendheid te
Berlijn reeds haar afkeuring over de houding
der Franschen hebben te kennen gegeven. Als
Engeland daarmede is bedoeld, is het zeker
onjuist. Italie misschien? Dat is een ander
geval. Men zal zeggen: „Frankrijk kan zich
op het voorbeeld van Italie zelf beroepen".
Daar staan echter andere dingen tegenover.
De Kleine Entente, ofschoon verheugd over
het effect van het optreden der Italianen,
heeft er later toch tegen geprotesteerd. Zij
heeft verklaard, nooit te zullen dulden, dat
Italie in zijn eentje, zonder opdracht van den
Volkenbondsraad en zonder overleg met de
andere buren, Oostenrijk bezette. Liefst zou
de Kleine Entente, als het noodig was, Oos
tenrijk in .zones bezetten. Parijs moest zich
wel tot tolk maken van deze verlangens,
krachtens zijn plichten als bondgenoot.
Het moge waar zijn, dat er in dit geval
geen andere buren dan Frankrijk zijn. Maar
voor Italie is toch de verleiding groot, zich,
bij wijze van weerwraak, maar vooral ter ver
sterking van zijn positie bij de onderhande
lingen met Frankrijk en de Kleine Entente,
die nog steeds gaande zijn, op den eisch van
opdracht en overleg te beroepen. Het zou ons
zeer verwonderen, wanneer de Romeinsche
diplomatieke juristen, in dit stadium der be
sprekingen, niet van deze kwestie zouden ge
bruik maken om Frankrijk eenige verlegen-
heid te bereiden, die ten voordeele van Italie
kan worden uitgespeeld. Von Neurath die
een der hevigste sceptici in Europa is ten op
zichte van diplomatieke acties der Italianen,
zal niet hebben nagelaten Hitler ervoor te
waarschuwen, dat hij aan goedkoop vriend-
schapsbetoon van dezen aard uit Rome niet al
te veel waarde moet hechten. Hitler heeft
dan ook onmiddellijk, met het gebaar dat wij
van hem kennen en in de aangelegenheid der
kerk met eenige verwondering hebben gemist,
alle ballast over boord geworpen.
Daarmede is men diplomatiek echter nog
geenszins van de zaak af. Dat zal blijken
als over een kleine drie weken de Volken
bondsraad bijeenkomt om de laatste beslis-
singen te treffen, die voor het plebisciet in
het Saargebied noodig zijn. Italie heeft toch
reeds, door dralen, getoond, dat het in deze
aangelegenheid de westelijke mogendheden
niet al te goedkoop terwille wil zijn. Nu is
er een prachtige aanleiding, om deze houding
te verscherpen.
TER NEUZEN, 5 NOVEMBER 1934.
AUTO-ONGELUK.
Zaterdagavond had op den weg nabij Sas
van Gent een ernstig verkeers ongeluk
plaats. Mevr. Stouthamer, echtgenoote ran
den stationschef te Sas van Gent, had een be-
zoek gebracht aan haar zoon, die in verband
met het hem overkomen motor-ongeval sinds
ongeveer 5 maanden wordt verpleegd in het
R. K. ziekenhuis te Sluiskil. Zij keerde des
avonds terug in de auto van een zwager, bac
ker te Sas van Gent, wiens knecht de auto
bestuurde. Door een of andere oorzaak men
zegt verblind door tegemoetkomende lichten
is deze het stuur over de auto kwijtgeraakt,
waama hij tegen drie boomen is gebotst,
waardoor de auto deerlijk gehavend werd.
Mevr. Stouthamer werd zwaar gewond, zij
brak een pols, terwijl haar linkerbeen is ver-
splinterd. De bestuurder werd licht gewond.
Door Dr. Puylaert uit Sas van Gent is ter
plaatse de eerste hulp verleend, waama zij
naar het ziekenhuis te Sluiskil zijn overge-
bracht, waar naar wij vememen mevr. S. pas
gistermiddag tot bewustzijn is gekomen.
MOTORSPITSSCHIP „SATURNUS".
Bij het binnenloopen van de Oude haven
geraakte Zondag het Belgisch motorspitsschip
,,Satumus" op den Oostelijken havenberm om-
hoog. De sleepbooten Betsy, Hollandia en
Woelwater der Ter Neuzen Tugboat Cy.,
slaagden erin de .Saturnus" vlot te trekken
waama deze in de haven op het droge is geizet.
Het schip heeft verschillende gaten in den
scheepswand bekomen en maakt water. Een
sleepboot is langszij gebleven voor het uit-
pompen van het binnendringende water.
MOTORVAARTUIG STE. CHRISTOPHE.
Het Belgisch motorvaartuig ,,Ste. Christo-
phe" geraakte Zondagmiddag eveneens fog het
binnenloopen der Oude haven omhoog. De
sleepboot En Avant X van de Ter Neuzen
Tugboat Cy. heeft het schip in diep water
gebracht, waama het ligplaats in de haven
heeft gekozen in afwachting van een in te
stellen onderzoek.
MOTORVAARTUIG MARTHA JOHANNA.
Het Nederlandsche motorvaartuig Martha
Johanna" is bij den hoek van Baarland op een
zandbak geloopen. De sleepboot Hoogezand
van de Ter Neuzen Tugboat Cy. bevindt zich in
die nabijheid voor het verleenen van assisten-
tie. Men hoopte het schip hedennacht tijdens
hoog water vlot te trekken, hetgeen niet ge-
slaagd is. Hedenvoormiddag is het schip, door
dat er veel meer water kwam dan in den af ge
loopen nacht, op eigen kracht vlot gekomen.
OMHOOGGEV AREN
Het motorschip Pieternella is Vrijdagavond
op de Westerschelde omhooggevaren en blij
ven zitten. Het motorschip Doris Rijkers heeft
het schip vlot- en te Hansweert in de haven
gesleept.
VRIJWILLIGE VOLDOENING VAN
BELASTING.
De minister van Financien maakt bekend,
dat ten behoeve van 's rijks schatkist is ont-
vangen wegens over vorige jaren te weinig
betaalde belastingen naar inkomen en/of ver-
mogen (gewetensgeld) bij den ontvanger der
directe belastingen te Ter Neuzen 20,35,
3,06; te Hulst 25,26, 15,87, /9,72, /8,96,
5,82, ,f3,06; te Sas van Gent 1,60.
DE CHINEESCHE HANDWOLKRAB.
Reeds geruimen tijd geleden hoorden wij,
dat de zoo gevreesde vijond der zoetwater-
visschers, de Chineesche handwolkrab, alhier
in de volksmond de Wolgakrab genoemd, haar
intrede in Zeeuwsch-Vlaanderen had gedaan.
Het bleef echter bij het sporadisch voorkomen
van deze krab, die vanuit Duitschland ons
land is binnengedrongen, naar het schijnt
heeft zij zich krachtig voortgeplant en kan
deze krab een ware plaag worden voor de
visschers in onze kreeken.
Toen de visscher Geers de in de Hoeksche
kreek uitgezette netten lichtte, bleek dat in
een der netten een zestal van deze dieren
waren. Naar men ons mededeelde, treft men
deze krabben reeds sinds eenige weken op
deze kreek aan. Met him scherpe scharen
omklemmen zij de mazen der netten, waama
zij deze broken. Zoodoende berokkenen zij een
groote schade aan de uitgezette netten.
Vooral in de provineie Friesland vormen
deze vemielzuchtige dieren een groote bednei-
ging voor de zoetwatervisscherij, zoodat men
hier reeds van een plaag spreekt.
Niet genoeg kan worden aangedrongen om
de gevangen krabben te vemietigen.
AANGEHOUDEN
Door de politie is aangehouden en naar de
marechausseekazeme te Sluiskil overgebracht
een persoon, afkomstig uit Hoofdplaat, die de
vorige week, voorgevende te zijn zekere E.
van Sluiskil, in verschillende cafC's te Ter
Neuzen verteeringen maakte, welke echter
niet door hem werden betaald. Van dat feit
werd aan de politie kennis gegeven, met het
boven Vermel de gevolg.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE DIEREN.
ART SEN.
In een alhier gehouden vergadering is op-
gericht een kring Zeeuwsch-Vlaanderen van
dierenartsen, onderafdeeling der afdeeling Zee-
land van de Maatschappij van diergenees-
kunde. Alle dierenartsen in dit gewest heb
ben zich aangesloten. Tot voorzitter werd be-
noemd de heer L. Colsen te Ter Hole, vice-
voonzitter de heer J. Laks te Sluis, secretane-
penningmeester de heer J. de Bas te Sas van
Gent.
GEVONDEN VOORWERPEN.
De InspecteUr van politie alhier maakt be
kend, dat omtrent onderstaande gevonden
voorwerpen, inlichtingen te bekomen zijn aan
de daar achter vermelde adressen: