Buitenland DE GOUDEN STANDAARD. Waarom is de regeering voor handhaving De Regeering is zich niet bewust, aldus zegt zij in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over de Rijksbegrooting 1935, dat het vasthouden van den gouden standaard door haar is be- schouwd als een axioma, hetwelk geen nader bewijs behoefde. Zij heeft integendeel bij ver schillende gelegenheden haar standpunt ten dezen uitvoerig gemotiveerd. Daarbij heeft zij zich allerminst bepaald tot een beroep op oude steliingen, doch zij heeft integendeel het vraagstuk steeds bezien in het licht van den tegenwoordigen tijd. Nederland als groot-importeur, niet het xninst van grondstoffen, wordt door waarde- vermindering van de munt zonder eenigen twijfel ernstig geschaad, daar het zijn impor- ten duurder moet betalen. Nederland als ex- porteur wordt door de lagere prijzen, die het als gevolg van een devaluatie misschien voor zijn artikelen zou kunnen calculeeren, alleen gebaat, voor zoover de afzet van deze arti kelen niet door nieuwe of verscherpte con- tingenteeringen, prohibitieve tarieven of be- perkingen in het intemationale betalingsver- keer op de buitenlandsche markten zal worden verhinderd of althans zeer bemoeilijkt. El zijn tal van Nederlandsche producten, waarvan de prijs ook thans reeds geenerlei beletsel vormt voor den afzet in het buiten- land, doch waarvan de afzet door tallooze be- perkende maatregelen wordt verhinderd of foelemnuerd. Deze moeilijkheden worden door devaluatie niet weggenomen. Nederland als producent voor de eigen markt, zou in vele gevallen hooger prijzen moeten berekenen op grond van de verwerkte buitenlandsche grondstoffen. Nederland als scheepvaartland zou bij een devaluatie voor- deel hebben, indien men er in slaagde de ex- ploitatie-uitgaven, in guldens uitgedrukt, op hat oude peil te houden. Maar zelfs. dan is, gelrjk in het buitenland blijkt, voorspoed van de scheepvaartmaat- schappijen nog niet gewaarborgd. En tenslotte mag niet over het hoofd worden gezien, voor- al niet in een land met een zoo belangrijke geld- en kapitaalmarkt als Nederland, welk een bijkans onherstelbare schok het groote vertrouwen, dat het geldwezen ten onzent te- recht geniet, zoowel door devaluatie als door het loslaten van den gouden standaard zou krijgen. In de allereerste plaats zou het buitenland zijn tegoed overhaast terugtrekken. Voorts zou ongetwijfeld een ernstige kapitaalvlucht ontstaan met alle daaraan verbonden gevol- gen. Het Staatskrediet, waarop thans zoowel het krediet van NederlandIndie als van de gemeenten berust, zou voor langen tijd ver- dwijnen, zoowel door gebrek aan vertrouwen als door het gebrek aan geld, veroorzaakt door die kapitaalvlucht. Wie dit alles tegen elkaar afweegt, kan niet lang in twijfel ver- keeren, welke van beide schalen doorslaat. Ook is de Regeering het geheel eens met die leden, die opmerkten, dat een sluitend bud get voor de handhaving van den gaven gul den slechts 65n der voorwaarden is, die ver- vuld moeten zijn en dat het van den geheelen gang van zaken in het economisch leven van ons volk afhangt of een evenwicht in onze betalingsbalans en daarmede de gouden stan daard kan worden behouden. Het verwjjt, dat de aandacht der Regeering te veel op de fi- nancieele politiek zou zijn gevestigd, is dan ook geheel misplaatst. De betalingsbalans is een der grootste zorgenkinderen van de Re geering, hetgeen het best blijkt uit de vrijwel permanente onderhandelingen over handels- clearing- en transferverdragen, die uiteinde- lijk alle het doel hebben de betalingsbalans in evenwicht te houden. Niettemin kan daamaast de beteekenis van een sluitend budget voor de handhaving van het vertrouwen in de munt- eenheid niet gemakkelijk worden overschat, daar groote tekorten op de begrooting veel sterker spreken dan de aanvankelijke onzicht- bare, maar daardoor inderdaad veel verra- derlijke gevaren van de zijde van de betalings balans. Ten aanzien van de positie van Nederland als ,,goudblokland", kan de Regeering kort zijn. Dit goudblok is ontstaan uit een afspraak tusschen de circulatiebanken dezer landen en daarop berust het nog steeds. Een verbintenis, waarvan de vrijheid van handelen voor iedere Regeering 'afzonderlijk aan banden wordt gelegd, bestaat niet en hoe- wel de Nederlandsche Regeering de samen- werking tusschen de betrokken landen z.eer nuttig acht, heeft zij nog pas bij monde van haar afgevaardigde ter conferentie in Brussel te kennen gegeven, dat Nederland zich niet in dit blok wenscht op te sluiten. Een speciaJe orienteering in eenigerlei richting ligt dus niet in de bedoeling, nog veel minder een po litieke toenadering. De traditioneele zelfstan- digheidspolitiek blrjft ook op dit gebied het richtsnoer voor de Regeering, maar overigens Is zij het geheel eens met die leden, die in de zen tijd niets noodiger oordeelen dan interna- tionaal overleg om daardoor te bevorderen economische samenwerking tusschen de vol- ken. Te groote angstvalligheid en overmatig wantrouwen acht ook de Regeering een van de oorzaken van de tegenwoordige ellende. De overtuiging van de noodzakelijkheid van economische samenwerking tusschen de vol- ken, heeft de Regeering er toe geleid, geen gelegenheid voor internationaal overleg te laten voorbijgaan. Het spreekt vanzelf, dat resultaten moeilijker te bereiken zijn, naar- mate het aantal der partijen, dat zich moet verbinden, grooter is, doch deze omstandig- heid mag inderdaad geen reden zijn om niet ook elke poging, welke wordt aangewend om langs multilateralen weg tot samenwerking te geraken, warm te ondersteunen. De opmerking, dat open conventies tus schen een aanvankelijk beperkt aantal deel- nemende staten op dit gebied aanmerkelijk kunnen bijdragen tot het bereiken van het gestelde doel, kan de regeering geheel onder- schrijven. Na de moeilijkheden, die zijn gere- zen bij de pogingen om in den vorm van het verdrag van Ouche tot een vermindering van de intemationale handelsbelemmeringen te ge raken, is het evenwel duidelijk geworden, dat in de naaste toekomst vooral van bilaterale besprekingen de beste resultaten te verwach- ten zijn. De onlangs te Brussel gehouden con ferentie legt dan ook het accent op onderhan delingen van den aard. Het aldaar opgestelde protocol voor de bevordering van de handels- betrekkingen tusschen de deelnemende staten op evenvermelden moet houdt tevens in het brjzonder rekening met de verhouding tus schen de deelnemende en derde landen. De onderhandelingen, welke te verwachten zijn als een uitvloeisel van de conferentie, zul- len uitwijzen, in hoeverre het mogelijk zal zijn tot een verruiming van het handelsverkeer te geraken en in hoeverre de overzeesche ge- westen en kolonien van de deelnemende sta ten in de onderhandelingen Jcunnen worden betrokken. Groote verwachtingen mogen biervan echter niet worden gekoesterd. DE MOEILIJKHEDEN INZAKE HET INTERNATIONALE BETALINGSVERKEER Een wetsontwerp is ingediend, houdende nieuwe regelen tot afweer van nadeelige ge- volgen van beperkende bepalingen inzake het international betalingsverkeer. Aan de toelichting wordt het volgende ont- leend: Van de haar bij de wet van 25 Juli 1932 gegeven bevoegdheid heeft de Regeering tot voor kort geen gebruik gemaakt. Inmiddels treedt steeds scherper aan het licht, dat in het algemeen noch door het particulier initiatief, noch door het sluiten van de deviezenover- eenkomstan of handelsverdragen met devie- zen-meerbegunstiging de zoo gewenschte ze- kerheid van betaling der vorderingen, uit den uitvoer voortvloeiend kan worden gewaar borgd. Met een verlenging van den duur der zgn. Clearingwet zou kunnen worden vol- staan, ware het niet, dat de opgedane erva- ringen verschillende onvolkomenheden in deze wet aan het licht hebben gebracht, zoodat een grondige herziening dezer materie gebo- den mag heeten. In verband hiermee is een geheel 'nieuwe wet ontworpen. Art. 2 geeft aan de Kroon ruimer bevoegd- heden inzake het bekrachtigen van verdragen betreffende het internationaal betalingsver keer, dan de huidige wet biedt. Dat het artikel nevens verdragen ook andere „overeenkom- sten" noemt, heeft meer bepaaldelijk tot doel, buiten twijfel te stellen dat in afwachting van de bekrachtiging van een tot stand gekomen verdrag, de inhoud daarvan reeds aanstonds bij onderlinge afspraak, in werking kan wor den gesteld. De bepaling van art. 4, welke het funda ment vormt voor de zgn. autonome clearing, onderging eveneens belangrijke uitbreiding. Zij omvat naast betalingen uit vorderingen wegens of in verband met levering van goe- deren voortvloeiende, ook betaling uit an- deren hoofde in den ruimsten zin. Art. 5 stelt de toelating tot invoer afhan- kelijk van het verschaffen van een behoor- lijken waarborg, dat aan de clearingverplich- ting zal worden voldaan, o.a. in die gevallen, waarin de importeur een vreemdeling is. In art. 8 vindt de stichting Nederlandsch Olearinginstituut haar wettelijken grondslag als vereffeningsbureau. De artikelen 13, 14 en 15 roepen een bui- tengewone bevoegdheid in het leven. Wan- neer de schuld opeischbaar is geworden, de debiteur niet betaalt en de crediteur van zijn kant zijn reohten niet zou doen gelden, zou er voor het vereffeningsinstituut geen mid- del zijn om de bedragen, die op deze wijze aan het clearingsverkeer worden onttrokken, ten behoeve van de Nederlandsche crediteuren te doen storten. Het kan nu die storting be- werken door een aanmaning, gevolgd door een door of vanwege den minister van Eco nomische Zaken uitgevaardigd dwangbevel. Aangezien de overzeesche gebieden mede genieten van de voordeelen, die de clearing- voorschriften voor crediteuren medebrengen, is het noodzakelijk, voorzieningen te treffen, dat ook de voldoening van schulden en de be talingen van uit die gebieden naar het buiten land, onder de bepalingen der wet worden ge bracht. De artikelen 24 en 25 geven de hier- voor noodige voorschriften. EEN HULDE AAN DEN GOUDEN STANDAARD. De correspondent der N. R. Crt. te Parijs schrijft: Het besluit van de financieele commissie uit de Fransche Kamer om voor het slaan van een milliard frank in goudstukken van 100 frank een crediet van zes millioen uit te trekken, beteekent volstrekt niet, dat deze munten spoedig in omloop zullen komen. De Bank van Frankrijk besctoikt nu alleen over de middelen om er desgewenscht toe over te gaan. De Information ziet er evenals in de later afgekomen ministerieele goedkeuring een eeresaluut aan den gouden standaard in. Voor het oogenblik is dat hun eigenlijke be teekenis. In de Republique betreurt het Kamerlid Elbel, dat de Brusselsche conferentie zich be perkt heeft tot het uitspreken van den wensch, dat het globale volume van den intemationalen handel van 1 Juli 1933 tot 30 Juni 1934, dus den slechtsten tijd, met 10 pet. vermeerderid wordt. Van de verdeeling over de goudlanden aan het eind van elk kwartaal van de resten der niet ongebruikte contingen- ten verwacht hij niets van ibelang, omdat die landen bezwaarlijk kunnen profiteeren van de ommogelijkheid, waarin een ander, meer be- voorrecht land verkeerde om van zijn uitvoer- reohten naar Frankrijk ten voile gebruik te malten. Daaruit immers blijkt, dat of het product te duur was, of de douanerechten prohibitief zijn, of de Franschen het niet noodig hebben, of zij in het algemeen te zeer verarmd zijn. TYVEEMAAL PER WEEK NAAR BATAVIA Reeds thans treft, naar uit Batavia wordt gemeld, de Koninklijke Luchtvaart Mij voor- bereidingen om den wekelijkschen dienst Holland'Indie vice-versa uit te breiden tot een verbinding twee malen per week te be- dienen. Het wordt najaar 1935, alvorens zulks tot stand kan worden gebracht, doch nu al zijn de postdiensten in Nederland en Indie met het plan op de hoogte gebracht, onder mede- deeling: dat de K.L.M. voor de verdubbeling van dezen dienst geen hoogere subsidie verlangt, zoodat die luchtverkeers-verbetering noch Nederland, noch Indie iets zal kosten. Het spreekt van zelf, dat de K.L.,M.-directie er naar streeft, het transport aan personen, post en goederen tegen dien tijd sterk op te voeren, hetgeen mede mogelijk zal zijn door het grootere materieel, dat langzamerhand op de Indie-lijn wordt ingezet. Zoo bestaat het plan te trachten: het post- vervoer tusschen Europa en de Philippijnen vice-versa voor een goed deel in handen te krijgen. CLEARING VERDRAG MET DUITSCHLAND OPGEZEGD. Met het oog op gerezen moeilijkheden bij de uitvoering van het Nederlandsch-Duitsche clearingverdrag van 21 September j.l. heeft de Nederlandsche regeering Vrijdag gebruik gemaakt van de haar verleende bevoegdheid, dit verdrag met een termijn van 14 dagen op te zeggen. D.N.B. meldt nog uit Berlijn, dat het beta lingsverkeer tot 16 Nov., de dag van buiten- werking treden van het clearingsverdrag, op de gewone wijze zal plaats vinden. Duitsch- land zal deviezen verstrekken tot de helft van het verdrag dat voor de heele maand November zou worden toegestaan. DE OPZEGGING VAN HET NEDERL.- DUITSCHE CLEARINGVERDRAG IS GESCHIED OM DE BELANGEN VAN DEN NEDERL. TUSSCHENHANDEL TE BESCHERMEN. Naar de N. R. Crt. nader verneemt, is de opzegging van het clearingverdrag met Duitsohland een reehtstreeksch gevolg van het niet nakomen van Duitsche zijde van zekere bepalingen in het belang van den Nederlandschen tusschenhandeL Overeen- komstig de bepalingen van het verdrag is be- proefd door besprekingen tusschen de daar- voor ingestelde Duitsche en Nederlandsche regeeringscommissies de ontstane moeilijk heden uit den weg te ruimen. Toen dit, door j de weigering van Duitschland, om zgn stand punt te herzien, niet mqgelijk bleek, heeft de regeering zioh verplicht gezien gebruik te maken van de haar verleende bevoegdheid, om bij gebreke van overeenstemming omtrent de i uitvoering van het verdrag tusschen de be- doelde commissie het verdrag op te zeggen. Uiteraard is de bereidheid van Duitschland tot het treffen van een regeling ter tegemoet- koming aan de bezwaren, gerezen door de trage afdoening van de bekende achterstailige vorderingen, door de neiging der regeering, om van haar bevoegdheid geen gebruik te maken, niet versterkt. DE DUITSCHE BETALINGSMOEILIJK- HEDEN. De correspondent der N. R. Crt. te Berlijn meldt, dat de Duitsche Rijksbank het volgende communique publiceerde: In aansluiting aan de door de Rijksbank, in toepassing van artikel 3 van de wet inzake de j betalingsverplichtingen ten opzichte van het buitenland (overeenkomstig het communique der Berlijnsche transferoonferentie van 29 Mei 1934), op 14 Juni 1934 afgelegde verkla- ring wordt het volgende bekend gemaakt: Gezien de ongunstige ontwikkeling van de deviezenpositie zal de Rijksbank zich verplicht zien, gebruik te maken van het haar in de Berlijnsche transferconferentie van 29 Mei 1934 gereserveerde recht om af te zien van het aanbod van een betaling van 40 procent in contanten voor de in den tijd van 1 Juli 1934 tot 30 Juni 193&~vervallende rentecou- pons, alsook voor de vorderingen, welke, vol- gens den inhoud van het transfer communique, gelijk staan met de rentecoupons. HET UIVER-SCHOOLCOMITe. Zooals men weet is er, uitgaande van een comity, waarin zoowel het Ghrdstelijk als Openbaar en R.-Kath. onderwijs zijn vertegen- woordigd en dat onder eere-voorzitterschap van Minister Marchant staat, een oproep ge- daan aan alle onderwijzers bij het lager onder wijs in Nederland, om ieder kind in Nederland een cent te laten bijdragen om een bijdrage beschikbaar te kunnen stellen voor het Natio- naal Luchtvaartfonds, een blijvend aandenken aan de K. L. M. en een bescheiden hulde aan de Uiver-bemanning. De Jongeren-Vredes- actie heeft hiertegen geprotesteerd in een in- gezonden stuk in de Bode, het orgaan van den Bond van Ned. Ond., omdat ,,het Luchtvaart- fonds gesticht en gesteimd is door tal van mili- tairisten in den lande" en dat men hier te maken heeft met ,,een van de wijzen, waarop het enthousiasme der bevolking dienstbaar gemaakt wordt aan onze militaire weerbaar- heid". De ,,verkeersvliegtuigen bieden de mili taire luchtvaart hulp" enz. enz. De Bond van Ned. Onderw. heeft zich daar op gewend tot het Uiver-comite met een brief, waarin hij mededeelt ten zaerste te betreuren, dat het OomitS zioh niet gewend heeft tot de onderwijzers- en leerarenorganisaties om een werkelijk algemeene deelneming te verkrijgen. Deze laatste kan alleen worden bekomen, wan- neer het Luchtvaartfonds geen bijdrage krijgt, maar alleen de K. L. M. en de vliiagers gehul- digd worden en een blijvend aandenken ont- vangen, waarop de Bond alsnog aandringt. VERKLARING VAN HET BESTUUR DER R.-KATH. STAATSPARTIJ. Het partijorgaan van de R.-Kath. Staats- partjj bevat de aangekondigde verklaring van het partijbestuur. Wat den economischen toestand in Neder land aangaat, wordt gezegd: het gaat in Neder land slecht, en wat misschien de stemming van ontmoediging nog beter kan verklaren: het gaat in Nederland slechter. Dit behoeft geen omstandig bewijs door cijferreeksen en tabellen. Het is echter misdadig om voor te stellen, dat een regeering, welke dan ook, ten voile aansprakelijik zou zijn voor den toestand waarin het land is geraakt. Maar nauwelijks minder ondermijnend is het werk van hen, die op allerlei wijze den indruk trachten te wek- ken, dat onder hun leiding de oplossing ge bracht zou kunnen worden. Het is daarom plicht nauiwgezet na te gaan, of alles gedaan wordt om zooveel mogelijk verlichting te bren- gen en of in de juiste richting gekoerst wordt. De eenig juiste richting van beleid is ge makkelijk aan te geven. Zij kan geen andere zijn dan werkbehoud en werkverruiming. Enkel werkbehoud is niet voldoende alleen reeds met het oog op den gestadigen bevol- kingsaanwas. De leuze zij daarom naar loo- nenden arbeid voor ons volk en met deze leuze bedoelen wij scherp aan te geven, dat het politieke werk zich daamaar moet richten. Vervolgens de te bezigen middelen van meer interne strekking en werking. In dit verband volgt een opsomming van maatregelen die normale werkgelegenheid kunnen bevorderen, in de eerste plaats die welke kunnen strekken tot werkbehoud en werkverschaffing (60 mil lioen plan), ten 2e financieele steun bij de op- richting van levensvatbare nieuwe industrieen, ten 3e krachtige bevordering van het gebruik van Nederlandsch fabrikaat en ten 4e aanleg of verbetering van bruggen, wegen en kanalen. Verder moet de aandacht gevestigd blijven op middelen, die ertoe kunnen strekken de beschikbare werkgelegenheid onder een zoo i groat mogelijk aantal menschen te verdeelen door werktijdverkorting en rouleeringsstelsel en bestrijding van de cumulatie en functies en inkomens binnen den kring van den rijks- dienst. Wat het lager niveau en de vaste lasten be- treft, het is bekend dat de regeering als een der middelen om de economische weerbaar- heid te verhoogen, vooral met het oog op den export, ook beschouwt verlaging van loonen. 1 Men kan alle begrip en waardeering hebben voor de beslistheid, waarmede de regeering in deze zaak een standpunt inneemt, maar nood zakelijk is ook dat het standpunt gedragen wordt door inzicht en vertrouwen van het volk. Juist in de politiek van de regeering willen wij ons verheugen, doordat zich een aanpassings- proces te eener zijde voltrekt van de zijde van loonen en salarissen; aanpassing van de zijde van prijzen en zgn. vaste lasten geschiedt niet, 1 althans niet in voldoende mate en in een even- redig tempo. Dit wordt onhoudbaar. In dit verband wordt aangedrongen op een duidelijk overtuigende regeeringsverklaring met betrekking tot het tegenwoordig goud- peil en munteenheid. Het partijbestuur ziet verlichting in de vol- gende middelen: verlaging van de huren en andere lasten die daarop onmiddellijk inwerken Tegen sterk venminderde prijzen zullen levens- middelen ter beschikking moeten worden ge- i steld. Extra hulp zal moeten worden verleend voor kleeding, schoeisel en dek. Hiervoor zal onmiddellijke overheidssteun niet kunnen worden gemist. Tenslotte wordt betoogd dat i de werkverschaffing moet worden geconcen- treerd op de voomaamste pun ten. Het partijbestuur heeft zoo wordt aan i het slot gezegd zich niet verantwoord ge- acht deze beschouwing te geven, dan nadat het wist dat de R.-Kath. fractie in de Tweede i Kamer der Staten-Generaal met de daarin ge- trokken richtlijn instemde. KRANSEN NEERGELEGD OP HET GRAF VAN DOLLFUSS' MOORDENAAR. Naar de Reichspost meldt, zijn op Allerzie- len op het graf van den moordenaar van Doll- fuss, Planetta, kransen gelegd met opschrif- ten, welke politieke toespelingen bevatten. De politie heeft eenige arrestaties verricht. DE PUT EN HET KALF. Naar aanleiding van de maatregelen der Franschen op de grens van het Saargebied doet schrijft de N. R. Crt. Berlijn twee dingen. Het laat de bladen tegen Frankrijk los, en maakt op die manier propagandistisch gebruik van deze aangelegenheid. En tege- lijkertijd doet het alles wat het kan, opdat de stap der Franschen overbodig blijke. De Duitsche bladen herinneren aan het op- treden der Franschen bij gelegenheid van de bezetting van het Roergebied. De vergelij- king is onjuist. Als de Franschen werkelijk hadden gewenscht, het Saargebied te bezet- ten, zooals zij in 1923 het Roergebied wensch- ten te bezetten, dan zouden zij de aan hun troepen verstrekte instructies niet hebben be kend laten worden. Dan zouden zij stilletjes hebben afgewacht, tot er iets gebeurde, waar van zij voor hun doeleinden partij konden trekken. Wij hebben er reeds op gewezen dat van Berlijn zelf geen onvoorzichtigheden te ver wachten waren. Het heeft ze niet noodig, ja, kon er de eigen zaak slechts mee schaden. Toch bestond er een gevaar, dat men in Duitschland technisch het gevaar der „Son- deraktionen" noemt, en dat de Duitsche regeering zelf nog erkent, door lieden „ter verzekering van hun persoonlijke veiligheid" „Schutzhaft" te nemen, door ongewenschte buitenlanders, die zij anders niet te lijf kan, te waarschuwen, dat zij „voor hun veiligheid niet kan instaan", enz. Het komt erop neer, dat het centrale gezag niet in staat is aller lei wilde hartstochten van strijdbare nazi's in toom te houden. Dat gevaar moest zeer acuut worden in de dagen van het plebisciet, en vooral ook onmiddellijk daama, wanneer of het plebisciet teleurstellend voor het tegen woordige Duitschland zou zijn uitgevallen, of S.A.-lieden, op grond van de voor hen gun- stige beslissing, een voorschot zouden nemen op de hereeniging, door alvast met pogroms tegen alle, door hen ongeliefde elementen in het Saargebied, te beginnen. Dat dit gevaar niet denkbeeldig was, blijkt wel daaruit, dat alle buitenlandsche waarnemers het eens waren over de noodzakelijkheid van een neu- trale versterking van de middelen tot hand- having van orde en veiligheid, die de inter- nationale regeeringscommissie in het Saarge bied ter beschikking staan. Het optreden der Franschpn heeft nu be- werkt, dat twee nuttige dingen zijn geschied. Hitler heeft voor de critieke periode ieder op treden van S.A.-lieden in de nabijheid van de Duitsche grens van het Saargebied verboden. Hij heeft daar een „gedemilitariseerde" zone voorzoover men ten opzichte van de S.A. zoo spreken mag afgekondigd, ter breedte van 40 K.M. Tegelijk heeft Pirro, de aanvoer- der van het Duitsche front in het Saargebied zelf, het toch ook niet overbodig geacht, zijn volgelingen nog eens kalmte en tucht krach- tig op het hart te drukken. Dat is waar- schijnlijk alles wat noodig was. Europa kan nu heel wat geruster de gebeurtenissen voor, tijdens en na de stemming tegemoet zien, dan te voren. Berlijn heeft soms een ruwe aan- sporing van buitenaf noodig, om de binnen- landsche tucht ten opzichte van de S.A. en andere organisaties van dien aard, met vol doende kracht te handhaven. Wij moeten daarbij denken aan hetgeen ten opzichte van Oostenrijk is gebeurd. Rome had herhaalde- lijk te Berlijn gewaarschuwd, dat het de Oos- tenrijksche regeering niet onder den voet zou laten loopen. Berlijn gaf geruststellende ver- klaringen, maar het legioen van naar Duitsch land uitgeweken en in Duitschland gewa- pende, Oostenrrjksche nazi's bleef aan de Beiersch-Oostenrijksche grens gemobiliseerd, het heele spelletje ging door, tot de Oosten- rijksche bondskanselier vermoord was. Toen rukten de Italianen op naar de grens. Nu eerst werd Berlijn actief. Het legioen werd van de grens weggenomen en ontbonden. Het stoken met officieele medewerking hield op. Berlijn gaf den Zwitsers volkomen genoeg- doening inzake de over Zwitsersch gebied in Oostenrijk binnengesmokkelde bommen. Enz. Was dit alles wat vroeger gebeurd. was v66r 25 Juli het legioen reeds ontbonden, dan zou Dollfuss waarschijnlijk nu nog hebben geleefd. 'Het gevaar voor oorlog was ook een oogenblik, door de Italiaansche actie, veel grooter dan het nu is door de Fransche actie. Men fnag hopen, dat de put nu gedempt is, voor een staatsman en wellicht ontelbaren met hem daarin verdronken zijn. Dit is geen verwijt tegen de Italianen. Dat zij ge waarschuwd hebben zonder onmiddellijk te toonen, dat zij de daad bij het woord wilden voegen, moesten wij waardeeren. De methode van direct dreigement verdient slechts in de uiterste noodzakelijkheid aanbeveling. Boven- dien zou Berlijn wellicht niet zoo onmiddellijk op het Fransche dreigement hebben gerea- geerd, als het niet reeds zoo onaangename ervaring met de Italianen had opgedaan. Maar hoe het zij, de vergelijking met het optreden der Italinanen moesten wij maken, omdat blijkbaar beide partijen met deze ervaring hun voordeel hadden gedaan, en het ons leert hoe- zeer een overweging van het spreekwoord van de put en het kalf hier op zijn plaats is. Erg belangwekkend zal het nu worden, te zien hoe de andere mogendheden deze kwestie opnemen. He Engelschen schijnen blijk te geven, de voordeelen van het gebeurde te be- oordeelen, zooals wij dat hier hebben gedaan. Het Berliner Tageblatt wil den indruk wek- ken, als zou zekere groote mogendheid te Berlijn reeds haar afkeuring over de houding der Franschen hebben te kennen gegeven. Als Engeland daarmede is bedoeld, is het zeker onjuist. Italie misschien? Dat is een ander geval. Men zal zeggen: „Frankrijk kan zich op het voorbeeld van Italie zelf beroepen". Daar staan echter andere dingen tegenover. De Kleine Entente, ofschoon verheugd over het effect van het optreden der Italianen, heeft er later toch tegen geprotesteerd. Zij heeft verklaard, nooit te zullen dulden, dat Italie in zijn eentje, zonder opdracht van den Volkenbondsraad en zonder overleg met de andere buren, Oostenrijk bezette. Liefst zou de Kleine Entente, als het noodig was, Oos tenrijk in .zones bezetten. Parijs moest zich wel tot tolk maken van deze verlangens, krachtens zijn plichten als bondgenoot. Het moge waar zijn, dat er in dit geval geen andere buren dan Frankrijk zijn. Maar voor Italie is toch de verleiding groot, zich, bij wijze van weerwraak, maar vooral ter ver sterking van zijn positie bij de onderhande lingen met Frankrijk en de Kleine Entente, die nog steeds gaande zijn, op den eisch van opdracht en overleg te beroepen. Het zou ons zeer verwonderen, wanneer de Romeinsche diplomatieke juristen, in dit stadium der be sprekingen, niet van deze kwestie zouden ge bruik maken om Frankrijk eenige verlegen- heid te bereiden, die ten voordeele van Italie kan worden uitgespeeld. Von Neurath die een der hevigste sceptici in Europa is ten op zichte van diplomatieke acties der Italianen, zal niet hebben nagelaten Hitler ervoor te waarschuwen, dat hij aan goedkoop vriend- schapsbetoon van dezen aard uit Rome niet al te veel waarde moet hechten. Hitler heeft dan ook onmiddellijk, met het gebaar dat wij van hem kennen en in de aangelegenheid der kerk met eenige verwondering hebben gemist, alle ballast over boord geworpen. Daarmede is men diplomatiek echter nog geenszins van de zaak af. Dat zal blijken als over een kleine drie weken de Volken bondsraad bijeenkomt om de laatste beslis- singen te treffen, die voor het plebisciet in het Saargebied noodig zijn. Italie heeft toch reeds, door dralen, getoond, dat het in deze aangelegenheid de westelijke mogendheden niet al te goedkoop terwille wil zijn. Nu is er een prachtige aanleiding, om deze houding te verscherpen. TER NEUZEN, 5 NOVEMBER 1934. AUTO-ONGELUK. Zaterdagavond had op den weg nabij Sas van Gent een ernstig verkeers ongeluk plaats. Mevr. Stouthamer, echtgenoote ran den stationschef te Sas van Gent, had een be- zoek gebracht aan haar zoon, die in verband met het hem overkomen motor-ongeval sinds ongeveer 5 maanden wordt verpleegd in het R. K. ziekenhuis te Sluiskil. Zij keerde des avonds terug in de auto van een zwager, bac ker te Sas van Gent, wiens knecht de auto bestuurde. Door een of andere oorzaak men zegt verblind door tegemoetkomende lichten is deze het stuur over de auto kwijtgeraakt, waama hij tegen drie boomen is gebotst, waardoor de auto deerlijk gehavend werd. Mevr. Stouthamer werd zwaar gewond, zij brak een pols, terwijl haar linkerbeen is ver- splinterd. De bestuurder werd licht gewond. Door Dr. Puylaert uit Sas van Gent is ter plaatse de eerste hulp verleend, waama zij naar het ziekenhuis te Sluiskil zijn overge- bracht, waar naar wij vememen mevr. S. pas gistermiddag tot bewustzijn is gekomen. MOTORSPITSSCHIP „SATURNUS". Bij het binnenloopen van de Oude haven geraakte Zondag het Belgisch motorspitsschip ,,Satumus" op den Oostelijken havenberm om- hoog. De sleepbooten Betsy, Hollandia en Woelwater der Ter Neuzen Tugboat Cy., slaagden erin de .Saturnus" vlot te trekken waama deze in de haven op het droge is geizet. Het schip heeft verschillende gaten in den scheepswand bekomen en maakt water. Een sleepboot is langszij gebleven voor het uit- pompen van het binnendringende water. MOTORVAARTUIG STE. CHRISTOPHE. Het Belgisch motorvaartuig ,,Ste. Christo- phe" geraakte Zondagmiddag eveneens fog het binnenloopen der Oude haven omhoog. De sleepboot En Avant X van de Ter Neuzen Tugboat Cy. heeft het schip in diep water gebracht, waama het ligplaats in de haven heeft gekozen in afwachting van een in te stellen onderzoek. MOTORVAARTUIG MARTHA JOHANNA. Het Nederlandsche motorvaartuig Martha Johanna" is bij den hoek van Baarland op een zandbak geloopen. De sleepboot Hoogezand van de Ter Neuzen Tugboat Cy. bevindt zich in die nabijheid voor het verleenen van assisten- tie. Men hoopte het schip hedennacht tijdens hoog water vlot te trekken, hetgeen niet ge- slaagd is. Hedenvoormiddag is het schip, door dat er veel meer water kwam dan in den af ge loopen nacht, op eigen kracht vlot gekomen. OMHOOGGEV AREN Het motorschip Pieternella is Vrijdagavond op de Westerschelde omhooggevaren en blij ven zitten. Het motorschip Doris Rijkers heeft het schip vlot- en te Hansweert in de haven gesleept. VRIJWILLIGE VOLDOENING VAN BELASTING. De minister van Financien maakt bekend, dat ten behoeve van 's rijks schatkist is ont- vangen wegens over vorige jaren te weinig betaalde belastingen naar inkomen en/of ver- mogen (gewetensgeld) bij den ontvanger der directe belastingen te Ter Neuzen 20,35, 3,06; te Hulst 25,26, 15,87, /9,72, /8,96, 5,82, ,f3,06; te Sas van Gent 1,60. DE CHINEESCHE HANDWOLKRAB. Reeds geruimen tijd geleden hoorden wij, dat de zoo gevreesde vijond der zoetwater- visschers, de Chineesche handwolkrab, alhier in de volksmond de Wolgakrab genoemd, haar intrede in Zeeuwsch-Vlaanderen had gedaan. Het bleef echter bij het sporadisch voorkomen van deze krab, die vanuit Duitschland ons land is binnengedrongen, naar het schijnt heeft zij zich krachtig voortgeplant en kan deze krab een ware plaag worden voor de visschers in onze kreeken. Toen de visscher Geers de in de Hoeksche kreek uitgezette netten lichtte, bleek dat in een der netten een zestal van deze dieren waren. Naar men ons mededeelde, treft men deze krabben reeds sinds eenige weken op deze kreek aan. Met him scherpe scharen omklemmen zij de mazen der netten, waama zij deze broken. Zoodoende berokkenen zij een groote schade aan de uitgezette netten. Vooral in de provineie Friesland vormen deze vemielzuchtige dieren een groote bednei- ging voor de zoetwatervisscherij, zoodat men hier reeds van een plaag spreekt. Niet genoeg kan worden aangedrongen om de gevangen krabben te vemietigen. AANGEHOUDEN Door de politie is aangehouden en naar de marechausseekazeme te Sluiskil overgebracht een persoon, afkomstig uit Hoofdplaat, die de vorige week, voorgevende te zijn zekere E. van Sluiskil, in verschillende cafC's te Ter Neuzen verteeringen maakte, welke echter niet door hem werden betaald. Van dat feit werd aan de politie kennis gegeven, met het boven Vermel de gevolg. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE DIEREN. ART SEN. In een alhier gehouden vergadering is op- gericht een kring Zeeuwsch-Vlaanderen van dierenartsen, onderafdeeling der afdeeling Zee- land van de Maatschappij van diergenees- kunde. Alle dierenartsen in dit gewest heb ben zich aangesloten. Tot voorzitter werd be- noemd de heer L. Colsen te Ter Hole, vice- voonzitter de heer J. Laks te Sluis, secretane- penningmeester de heer J. de Bas te Sas van Gent. GEVONDEN VOORWERPEN. De InspecteUr van politie alhier maakt be kend, dat omtrent onderstaande gevonden voorwerpen, inlichtingen te bekomen zijn aan de daar achter vermelde adressen:

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 2