ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
ASPIRIN
No. 9199
VRIJDAG 21 SEPTEMBER 1934
74® Jaargang
Kinderrecht en Kinderzorg.
Binnenland
De Millioenen-nota.
EERSTE BLAD
Onze abonne's in het
Buitenland
De abonn6's van het
Gefllustreerd Zondagsblad,
Het oorspronkelijk tekort
van f 93 millioen terug-
gebracht tot f 762.758.
TER NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPKIJSBinnec Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,overige ianden /2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het bultenland alleen bjj vooruitbetaling.
Uitgeefster: Flrma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer f 0,20.
KLEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent brj vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst efin dag voor de uitgave.
DIT BLAB VERS GUI J NT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJBAGAVOND.
worden dringend verzocht, het verschul-
digde abonnementsgeld voor 1 Oct. a.s.
in te zenden. Bij niet-ontvangst voor dien
datum wordt het abonnement gestaakt.
Abonnementen voor het buitenland
worden slechts aangenomen bii vooruit
betaling.
DE UITGEEFSTER.
H.H. Kantoorhouders
worden verzocht het abonnementsgeld
over het 3e kwartaal 1934 van de Ter
Neuzensche Courant voor 1 Oct. a.s. in
te zenden.
Wij vestigen er de aandacht van onze
abonne's op, dat wij bij terug-ontvangst
van eene onbetaalde kwitantie, onmiddel-
lijk de toezending van het blad zulien
staken.
DE UITGEEFSTER.
die het blad per post ontvangen, wor
den verzocht, hun abonnementsgeld voor
1 Oct. a.s., in te zenden daar er anders
over beschikt wordt met verhooging van
15 cent.
DE UITGEEFSTER.
BEVO EGHEID TOT STEMMEN BIJ
VOLMAOHT.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN maken bekend, dat een kiezer met
inachtnemmg van het in de Kieswet ibepaalde,
bevoegd is bij volmacht te stemmen, indien
zijn beroep of werkzaamheden medelbrengen,
dat hij herhaaldelijk of altlxans gedurende het
gedeelte van het jaar, waarin de stemming
gewoonlijk valt, werkzaam pleegt te zijn
buiten de gemeente op welker kiezerslijst hij
voorkomt, mits zijn afwezigheid, indien hij
ge. urende het tijdvak of de tijdvakken, waarin
tirj aidus werkzaam is, een of meermalen in
die gemeente terugkomt, als regel telkens
longer dan drie dagen duurt.
Mede is met inachtnemmg van het in de
kieswet bepaalde, bevoegd bij volmacht te
stemmen de vrouw, welke gehuwd met een
kiezer, die voldoet aan de bovenvermelde
voorwaarden, met haar man, in verband met
diens beroep of werkzaamheden, afwezig
pleegt te zijn.
De kiezerslijst wijst aan, welke kiezers
bevoegd zijn bij volmacht te stemmen en voor
welke verkiezing zij daartoe bevoegd zijn.
De aanwijzing geschiedt niet dan nndat de
beianghebbende een <huirtoe strekkend met
redmeo omkleed verzoekschrift aan het
gemeentebestuur heeft ingediend; ,de indie-
dog moet gesehieden voor 1 Januari en niet
eerder dan I October Van het voorafgaande
jaar. Formulieren voor de bedoelde verzoek-
sehriften zijn van 15 September tot |en diet
31 December ter gemeente-secretarie koste-
loos verkrijgbaar.
De belanghebbende die een verzoekschrift
ala bovenlbedoeld heeft ingediend en die van
de gevraagde bevoegdheid gebruik wil maken,
doet daarvan in persoon mededeeling ter
secretarie van de gemeente, op welker kie
zerslijst hij moet voorkomen, aan den burge
meester of aan den daartoe door deze aange-
wezen ambtenaar. De mededeeling kan
gesehieden zoodra het verzoek is ingediend,
doch niet later dan een week na den dag der
candidaatstelling.
Hij heeft daarbij op naam en voomamen,
dagteekening en plaats van geboorte van hem
zeif en van den door hem aangewezen ge-
madhtigde.
Van de aanwijzing wordt een sohnftelr)ke
volmacht opgemaakt. De volmacht wordt
door den kiezer en door den burgemeester of
den door deze aangewezen ambtenaar onder-
teekend. Een afschrift van de volmacht
wordt den kiezer uitgereikt.
De gemachtigde moet in persoon ter secre
tarie van de gemeente mededeelen, dat hij de
volmacht aanneemt. Van de aanneming
wordt aanteekening gedaan onder het
origineel der volmacht*, deze aanteekening
wordt door den gemachtigde en door den
burgemeester of den door dezen aangewezen
ambtenaar onderteekend. Indjen de aan
neming niet reeds gelijktijdig met de aan-
wijzing heeft plaats gevonden, geeft de burge
meester of de door dezen aangewezen ambte
naar onverwijld van de aanwijzing kennis aan
den gemachtigde met oproeping om ibinnen
vrjf dagen ter secretarie de volmacht te
komen aannemen; is binnen dien termijn de
volmacht niet aangenomen, dan is zij vervallen
en kan de kiezer niet opnieuiw voor dazelfde
verkiezing een gemachtigde aanwijzen.
Als gemachtigde mogen slechts aangewezen
worden zij, die in de gemeente bevoegd zijn
tot bet deelnemen aan dezelfde verkiezing.
Indien de kiezer 66n gemachtigde heeft aan
gewezen v6or de vaststelling van de kiezers
lijst, en na de vaststelling dier lijst mocht
blijken dat de gemachtigde niet aan dezen
eisch voldoet, wordt de volmacht als ver
vallen beschouwd en kan de kiezer opnieuw
voor dezelfde verkiezing een gemachtigde
aamwijzen.
Een kiezer mag niet meer dan edn aanwij
zing als gemachtigde aannemen bdhoudems
dat hij een tweede aanwijzing mag aan
nemen, indien beide aanwijzingen zijn ge-
schied door personen, die tot zijn huis-
genooten behoorden.
Ter Neuzen, 19 September 1934.
Burgemeester en Wethouders voonoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris.
ii.
In het tweede tijdperk, dat ongeveer
in 1845 begon, komt er een zeer menkbaar
ontwa'ken, ook in Nederland, en niet het
minst op het terrein van ons kinderrecht
en onze kinderzorg. Een zekere eenhoof-
digheid, die tot nu toe heel het politieke
en maatschappelijke leven had geken-
merkt, kan niet langer gehancLhaafd blij-
ven, al lukt het natuurlijk niet met een
slag om dit alles te verbeteren. Er worden
nu vooral vereenigingen gevormd, die een
)epaald doel nastreven. Bovendien begon
de vrouw alom zelfstandiger op te treden.
Ongeveer 1863 verschijnen vrouwen ook
op dit tooneel. En tegelijk wordt ook als
t ware het begrip geboren van h$t ,,ver-
waarloosde kind" als een aparte ver-
schijningsvorm. Er verrijzen nu naast de
weeshuizen gestichten voor verwaarloos-
de kinderen, die thans ook eindelijk en
definitief worden onderscheiden en afge-
scheiden van de misdadige kinderen.
Royaal was de hulp nog allerminst, maar
toch is er al een ontzaglijke vooruitgang,
als we deze periode vergelij'ken met die
van voor 48.
Een aparte wetspraktijk ten bate van
de jeugdige wetsovertreders was er nog
niet; wat er geregeld werd, was het crimi-
neele recht in zijn geheel. Alleen dit ver-
schil valt er op te merken, dat de vroegere
wetten kinderen en volwassenen over een
kam schoren, terwijl de nieuwere wetten
bizondere bepalingen bevatten voor min-
derjarigen beneden een zekeren leeftijd.
Dus werd de eerste schrede gezet op den
weg om te komen tot een bijzondere pro
cedure, en naast het straffen werd tevens
het opvoeden beoogd.
Dankbaar mag ook worden erkend, dat
door de nieuwe beginselen van 1854 voor-^
goed een einde werd gemaakt aan de
heerschappij van het Fransche imperia-
lisme in ons strafrecht. Nederland werd
zich bewust van zijn eigen aard. Wreede
straffen werden afgeschaft, den rechter
werd de mogelijkheid geopend om b.v. tot
lagere minima te gaan, en voor het eerst
was er nu ook sprake van ,,jonge jaren".
Zeker, vroeger was er ook wel over deze
dingen reeds gedacht en gesproken, maar
het was steeds bij ,,ontwerpen" gebleven.
Maar nu kwam er ook n wijziging in
de procedure. Er werden maatregelen ge-
nomen om het kind alle aanraking met den
strafrechter te besparen, volkomen in
overeenstemming met de leer, die nu open-
lijk beleden werd, dat er tusschen een op-
voedeling en een jeugdigen misdadiger
een hemelsbreed onderscheid is. Het mag
zeker merkwaardig heeten, dat reeds in
die jaren 1886) de gevolgtrekkingen
zijn getrokken uit de ontoerekeningsvat-
baarheid, die pas in onze dagen alom in
de praktiik van de kinderfoerechting zijn
verwerkeiijkt.
Toch was de practische beteekenis van
de wet van 1886 nog maar heel gering.
Zoo bleef bij gebrek aan gesehikter plaat-
sen opsluiting in een huis van bewaring
nog regel, ook al mocht een dergelijke op
sluiting naar de leer dan niet onteerend
zijn. De massa voelde of achtte dit nu
eenmaal anders. Ook had de behandeling
van het misdrijf of van de bedelarij plaats
in hetzelfde gebouw van onderzoek en
door precies denzelfden officier van
justitie. Daar kwam nog bij, dat de heele
regeling slechts gold voor kinderen be
neden de tien jaar. die een feit hadden
begaan, dat ,,valt in de bepaling van een
misdrijf. waarop gevangenisstraf is gesteld,
en dat niet alleen op klaohte vervolgbaar
is of in die der overtredingen omschreven
in art. 432". Dit alles is dan ook later
(in 1906) als onvoldoende weer afge
schaft.
De wet van 1851, die bedoelde om
slechts voorloopig een proef te nemen met
het stelsel van afzonderlijke opsluiting,
is vooral te danken aan den aandrang van
het Genootschap tot Zedelijke Verbete-
ring. Men kan het zich nu haast niet
meer indenken, dat we ook in ons land
het stelsel van gemeenschappelijke op-
sluitinq nog zoo lang hebben volgehou-
den. In die dagen had men de keus tus
schen drie systemen: het zwijgsysteem,
het Iersche stelsel, en het stelsel van de
afzonderlijke opsluiting. Het eerste
het zwijgsysteem was heelemaal niet in
overeenstemming met onzen volksaard
Het Iersohe stelsel was er een, waarbij
de boosdoener in vier tempo's tot een
werkzaam lid der samenleving werd om-
gevormd, maar het was, ook al waren er
ongetwijfeld mooie en goede elementen
in, tocn te mechanisch om het over de
heele linie in toepassing te brengen. Van
de opsluiting in de eenzaamheid ver-
wachtte men niet slechts, dat zoodoende
voorgoed een eind zou worden gemaakt
aan het bederf en verderf van den ge-
vangenisgeest, maar dat ook de gevangene
zelf er beter door zou worden. Toch zag
men reeds spoedig in, dat ook de eel niet
aan de hooggespannen verwachtingen
voldeed, die sommigen er van gekoesterd
hadden. En vooral voor kinderen voldeed
dit systeem zeker niet. Reeds in 1857
sprak de latere Minister van Justitie, Mr.
J. A. Jolles, het uit, dat onder de 400
cnapen of meisjes, die in de Amsterdam-
sche gevangenis celstraf ondergingen, de
recidive veelvuldiger was dan onder de
oudere gestraften. Zoo bekoelde de geest-
drift voor dit stelsel allengs, en werden er
onmiddellijk uitzonderingen in opgenomen
voor kinderen beneden de 14 jaar. Dat
was het begin van den teruggang, die in
1906 praktisch werd voortgezet tot alle
jeugdige personen beneden de 18 jaar, en
die nog niet geheel tot staan is gekomen.
Tegelijk met het Wetboek van Straf
recht werden wetten jngevoerd, die de
gestichten aanwezen en ook verder de be
ginselen inhielden voor de uitvoering der
vonnissen. 't Mooie was vooral, dat dus
het beginsel werd erkend. Men zag nu
in, dat er aan het kind onrecht was aan-
gedaan, maar toch maakte men nog onder
scheid (alsof dit werkelijk kon worden
vastgesteld) tusschen kinderen met en
kinderen zonder oordeel des ondersoheids.
Zoo was de gestichtenwet van 3 Juni
1884 toch wel een overwinning, en tal
van inrichtingen verrezen nu. (Wij be-
hoeven hier slechts de namen te noemen
van Mettray zoo aenoemd naar de be-
kende Fransche landbouwkolonie en
van den Kruisberg, oorspronkelijk een
landgoed, dat de Regeering in 1863 kocht
op initiatief van den hoofdinspecteur
Grevelink.
Mag nu met dankbaarheid worden ge-
constateerd, dat de regeering haar plicht
had gedaan voor de misdadige jeugd,
nog steeds bleven de meeste menschen
hier te lande van opinie, dat de zorg voor
de verwaarloosde jeugd thuis hoorde bij
de particuliere weldadigheid. En zoo
bleef voorloopig hti terrein nog verdeeld.
Van eenige samenwerking tusschen over-
heid en onderdanen was nauwelijks
sprake, de regeering wilde niet aan bij
zondere lichamen overlaten. wat zij reken-
de te behooren tot de taak van de over
head; de Staat moest zoo meende men
zijn plichten vervullen zonder aanspo-
ring, zonder hulp, zonder inmenging.
Over-en-weer wilde men de baas zijn en
blijven in eigen huis.
Daarnaast werd er zeer veel particulier
initiatief openbaar. De menschen wilden
graag aanpakken, hadden genoegen en
lust in hun werk, ook op dit terrein, er
waren zeer velen, die echte liefde gevoel-
den voor deze ongelukkigen. En niemand
van hen deed vooralsnog een poging om
de regeering tot eenige steunbeweging te
nopen. Toch verwierf in de pers en daar-
door ook in de publieke belangstelling de
kinderzorg langzamerhand een plaats van
gewicht. De inrichtingen, die nog uit het
eerste tijdperk. waarover wij in ons eerste
artikel een en ander mededeelden, waren
overgebleven, werden ontruimd, en toen
het derde tijdperk (waarover wij in ons
slotartikel iets hopen te vertellen) begon,
waren er een groot aantal goede inrich
tingen, die voor de opvoeding van kinde
ren van allerlei slag en religie gelegen-
heid boden. Mettray en ook de Zetten-
sohe stichtingen trokken tot ver in het
buifenland de aandacht.
In dit tweede tijdperk heeft Nederland
op het gebied van de kinderzorg zeker
geen leiding gegeven; ijverig heeft men
van links en van rechts allerlei overge-
nomen wat men goed meende te zijn, en
het dient gezegd: vergeleken bij andere
landen maakte ons vaderland in die jaren
reeds geen slecht figuur.
VOORZITTERSOIIAP TWEEDE
KAM EK.
Bij Kon. besluit is tot voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten Generaal voor het
tijdvak der tegenwoordige zitting benoemd
jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck.
De minister van financien, mr. P. J. Ouid,
heeft Dinsdag de Staatslbegrooting-1935, ver-
gezeld van de millioenennota bij de Staten-
Generaal ingediend.
Voor den gewonen dienst zijn de uitgaven
geraamd op f 724.357.807; de mkomsten
op f 631.364.921, zoodat een nadeelig saldo
van f 92.992.886 zal moeten worden aange-
vuld. Volgens een door den minister opge-
steld dekkingsplan zal dit tekort worden
verminderd met 92.230.128, zoodat een na
deelig saldo overblijft van i 762.758.
Het dekkingsplan bebelst de volgende maat
regelen:
A. Uitgaven.
1. Vermindering van lasten ter
zake van pensionneering j 3.000.000
2. Besparing onderwijs 10.200.000
3. Wijziging financieele verhou-
ding Rijik en gemeenten 20.270.128
4. Krachtens het in te stellen
Verkeersfomds:
a. verhoogde heffing motor-
rgtuigen 7.600.000
b. vermindering spoorweg-
tekort 10.000.000
5. Verlaging van door het Rijk
aan Invaliditeitsfonds en
Ouderdomsfonds te betalen
annulteit 14.000.000
6. Bezuiniging op Defensie door
invoering van capitulanten-
stelsel, afsohaffing van voor-
oefeningsinstituut en van het
gebruik van burgereorveeers 5.000.000
B. Middelen.
1. Omzetting van tot nog toe ten
bate van het Gemeentefonds
geheven crisisopcenten op de
gemeentefondsbelasting en op
de vermogenabelastlng in een
ten bate van het Rijk komen-
de heffing van opcenten op
Rrjksinkomstenibelasting en op
Vermogensbelasting 19.260.000
2. Belasting op vermogen in de
doode hand 3.000.000
Totaal 92.230.128
De kapitaaldienst wijst voor 1935 een totaal
in uitgaven aan van 58.628.186 en in ont-
vangsten 21.765.276; nadeelig saldo derhalve
S 36.862.910.
Het tekort verminderd tot f 762.758.
De minister van financien deelt in de mil-
lioenen-nota mede dat het tekort op den
gewonen dienst van het loopende jaar 1934
wordt geraamd op ruim f 30 millioen.
De raming op den dienst 1935 geeft een
nadeelig saldo van 93 millioen. Hiervoor
heeft de minister een dekkingsplan, bestaande
in maatregelen tot vermindering van de rijks-
uitgaven en opbrengst van nieuwe middelen,
dat genoemd tekort zal venninderen met een
bedrag van ruim 92 millioen, zoodat nog te
dekken valt 762.758.
Over de voorgenomen bezuinigingsmaat-
regelen het volgende:
Besparingen op het onderwijs worden ge
raamd o.a. door vermindering van uitgaven,
ter zake van wachtgeld, bezuiniging op de
onderwijsopleiding, verhooging van den toe-
latingsleeftjjd en concentratie van seholen
voor bijzonder en opembaar lager onder
wijs, maatregelen, iwelke haar uitwerking
nog niet volledig hebben gehad of binnen zeer
korten tijd in werkdng zulien treden.
De regeering acht het voorts billijk dat
voor gepensionneerden de bijdrage voor ge-
zinspensioen blrift doorloopen.
In voorbereiding zijn maatregelen tot invoe
ring van bet z.g. capitulantenstelsel in het
leger en tot afschaffing van het vooroefe-
ningsinstituut en van het gebruik van burger
eorveeers.
De tot nog toe ten bate van het gemeente
fonds geheven crisis-opcenten op de gemeente-
fondslbelasting en op de vermogensbelasting
worden omgezet in een ten bate van het rijks-
budget komende heffing van opcenten op de
rijksinkomstenbelasting en op de vermogens
belasting.
Een post pro memorie is uitgetrokken voor
de inkomsten te verkrijgen bij totstandkoming
der wetten op de besloten vennootschappen
en tot heffing van een crisis-inikomstembelas-
ting.
Voorstellen zulien ibinnenkort worden in
gediend, welke een verlaging van de door
het rijk aan het invaliditeitsfonds en het
ouderdomsfonds te betalen annuiteit ten ge-
volge zulien hebben.
Drie millioen wordt verwacht als opbrengst
van de wet tot heffing van de belasting op het
vermogen in de doode hand.
Een bedrag van f 2 millioen wordt aange-
vraagd om in 1935 een begin te maken met
de indijking van den Noord-Oostpolder in het
IJsselmeer.
Op den kapitaaldienst is een post van
f 5.000.000 uitgetrokken voor voorschotten
aan gemeenten ten einde deze in staat te
stellen aan particuliere bouwers geldleenin-
gen te verstrekken onder verband van tweede
hypotheek.
Voorts wordt steun aan de scheepvaart
in het vooruitzicht gesteld.
Ten slotte betoogt de minister dat het toe-
komstig levensniveau moet worden gestabili-
seerd op een aanzienlijk lager niveau. Het
peil der overheidsuitgaven moet sterk omlaag.
Voorstellen zijn daarom in voorbereiding om
te koipen tot verdere ingrijpende verminde
ring van de publieke uitgaven. Zij zulien, in
een ontwerp samengevoegd, aan de Staten-
Generaal worden voorgelegd. Daarbij zal
worden rekening gehouden met maatregelen
om te komen tot daling van de kosten van
het levensonderhoud, o.a. door het weder op
gang brengen van den bouw van goedkoope
arbeiderswoningen.
De toestand van 's Rijks financien.
In zijn beschouwing omtrent den toestand
van 's rijks financien en de vooruitzichten
voor de naaste toekomst, schrijft minister
Oud, dat er sedert de indiening van de vorige
begrooting ongetwijfeld veel is venbeterd, al
is het doel, dat de regeering zich heeft ge
steld, uiteraard bij lange na nog niet beredkt.
Hij betoogt, dat het absoluut nooddg is, nu
vaststaat dat het toekomstige levensniveau
van ons volk gestabiliseerd zal worden op een
aanzienlijk lager vlak, de kosten der publieke
huishouding aanzienlijk verder in de richting
van dat lagere vlak te doen dalen, want het
huidige uitgavenniveau kan slechts worden
volgehouden door heffing van steeds talrijker
en dikwijls zeer zwaar drukkende belastingen
die een zeer emstige belemmering vormen
- Ive®
mel ORANJE8AND en BIVERKRUtt.
Wmh Uw milIrrs Kebniikten hrl
Ingez. Med.
voor het Nederlandsche volk in zijn thans
zoo moeilijken strijd om het bestaan, waar-
door alle takken van het bedrijfsleven worden
geschaad en de kapitaalvorming sterk wordt
benadeeld.
De regeering staat voor de noodzakelijk-
heid om de buitengeiwone moeilijkheden,
waarin de Nederlandsche scheepvaart reeds
geruimen tijd verkeert, in zoodanige mate
te verlichten, dat voor den ondergang wordt
behoed, wat behoort te blijven bestaan. Zij
vertrouwt de daarvoor noodige gelden bin-
nenkort te kunnen aanvragen, doch zij zal
daartoe vooraf nieuwe bezuinigingen moeten
aanbrengen, anders toch zou den deze uit
gaven leiden tot verhooging van het bud-
getaire niveau, dat wil zeggen tot zwaarderen
belastingdruk of tot een rekeningtekort; dat
laatste is reeds daarom onaanvaardbaar, om-
dat stijging van de Staatsschuld voorloopig
binnen de engst mogelijke grenzen moet wor
den beperkt.
Bij de verdere vermindering der uitgaven
zal veel moeten vallen, wat nuttig is. Het
spreekt vanzelf, dat in de eerste plaats die
uitgaven in oogenschouw zulien moeten ge-
nomen worden, die sedert den oorlog het
meest zijn verhoogd, in het bijzonder als zij
onevenredig zijn uitgezet. Men zal er echter
niet komen zonder tegelijkertij'd maatregelen
te nemen om de kosten van het levensonder
houd, die thans ten deele een zekere stijging
vertoonen, verder te doen dalen, al zal daarbij
de bestaansmogelrjkheid der producenten in
het oog moeten worden gehouden. Tot deze'
maatregel behoort mede het weder op gaijg
brengen van den bouw van goedkoope arbei
derswoningen.
Vervolgens zal de regel moeten worden
gesteld, dat overal, waar in eenigen vorm
door de Overheid steun of hulp wordt ver-
leend, die steunverleening steeds zal moe
ten gesehieden in zoodanigen vorm, dat de
aanpassing aan een lager niveau daardoor
wordt bevorderd.
De regeering stelt zich voor, de maat
regelen tot verdere verlaging van het budget,
voor zoover zij de goedkeuring van de wet-
gevende macht behoeven, zoo mogelijk in
een wetsontwerp samengevoegd aan de Sta-
ten-Generaal voor te leggen, wier medewer-
king zij bij een zo6 bij uitstek nationaal werk
stellig verwacht. De afdoening van deze aan-
gelegenheid zou dan z66 tijdig moeten ge
sehieden, dat de uitwerking in het budget
voor 1936 zonder moeite kan plaats vinden
Verhooging der middeleiv.
le. Omzetting van de tot nog toe ten hate
van het Gemeentefonds geheven crisis
opcenten op de Gemeentefondsbelasting en
op de Vermogensbelasting in een ten bate,
van het rijiksbudget komende heffing* van
opcenten op de rijksinkamsteribelasting en op
de vermogensbelasting 19.260.000,
De regeering heeft in de memorie van
toelichting op het wetsontwerp tot wijziging
der wet van 15 Juli 1929 medegadeeld, dat
het in haar bedoeling ligt om voor het ver-
volg als middelen van het Gemeentefonds
alleen te laten fungeeren de twee oorspron-
kelijke, bij de wet van 15 Juli 1929 in het
leven geroepen belastingbronnen, n.l. de
gemeentefondsbelasting en 50 opcenten op de
vermogensbelasting.
De crisisopcenten op de gemeentefonds
belasting en op de vermogensbelasting, ge
durende de jaren 19331934 en 19341935
geheven tot dekking der zeer omvangrijke
tekorten van het gemeentefonds over die
jaren, zulien dus niet meer voor dit doel be-
noodigd zijn en derhalve niet meer in den
bestaanden vorm worden verleend. De toe
stand van 's lands financien maakt het ech
ter mede als gevolg van de op het rrjks-
budget van 1935 drukkende crisisuitg&ven
wegens verleening van subsidien aan ge
meenten in de kosten van steun aan werk-
loozen en die van werkverschaffing tot een
bedrag van 46 millioen en van de bijdrage
van f 10 millioen, die bij totstandkoming*
der gewijzigde regeling der financieele ver-
houding tusschen het rijk en de gemeenten
gedurende een reeks van jaren ten laste van
de rijksbegrooting aan het gemeentefonds
zal moeten worden gegeven aoodig, dat
de heffingen ook voor de eerstvolgende jaren
worden gehandhaafd. Zij zulien evenwel
wat de gemeentefondsbelasting betreft,
worden omgezet in opcenten op de rrjksin-
komstenbelastitig. Daartoe wordt thans
ingediend een wetsontwerp tot wijziging van
,de wet van 8 December 1933 (Staatsblad
no. 663) houdende tijdelijke voorziening tot.