ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN ASPIRIN No. 9199 VRIJDAG 21 SEPTEMBER 1934 74® Jaargang Kinderrecht en Kinderzorg. Binnenland De Millioenen-nota. EERSTE BLAD Onze abonne's in het Buitenland De abonn6's van het Gefllustreerd Zondagsblad, Het oorspronkelijk tekort van f 93 millioen terug- gebracht tot f 762.758. TER NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPKIJSBinnec Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,overige ianden /2,35 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het bultenland alleen bjj vooruitbetaling. Uitgeefster: Flrma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer f 0,20. KLEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent brj vooruitbetaling. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst efin dag voor de uitgave. DIT BLAB VERS GUI J NT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJBAGAVOND. worden dringend verzocht, het verschul- digde abonnementsgeld voor 1 Oct. a.s. in te zenden. Bij niet-ontvangst voor dien datum wordt het abonnement gestaakt. Abonnementen voor het buitenland worden slechts aangenomen bii vooruit betaling. DE UITGEEFSTER. H.H. Kantoorhouders worden verzocht het abonnementsgeld over het 3e kwartaal 1934 van de Ter Neuzensche Courant voor 1 Oct. a.s. in te zenden. Wij vestigen er de aandacht van onze abonne's op, dat wij bij terug-ontvangst van eene onbetaalde kwitantie, onmiddel- lijk de toezending van het blad zulien staken. DE UITGEEFSTER. die het blad per post ontvangen, wor den verzocht, hun abonnementsgeld voor 1 Oct. a.s., in te zenden daar er anders over beschikt wordt met verhooging van 15 cent. DE UITGEEFSTER. BEVO EGHEID TOT STEMMEN BIJ VOLMAOHT. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN maken bekend, dat een kiezer met inachtnemmg van het in de Kieswet ibepaalde, bevoegd is bij volmacht te stemmen, indien zijn beroep of werkzaamheden medelbrengen, dat hij herhaaldelijk of altlxans gedurende het gedeelte van het jaar, waarin de stemming gewoonlijk valt, werkzaam pleegt te zijn buiten de gemeente op welker kiezerslijst hij voorkomt, mits zijn afwezigheid, indien hij ge. urende het tijdvak of de tijdvakken, waarin tirj aidus werkzaam is, een of meermalen in die gemeente terugkomt, als regel telkens longer dan drie dagen duurt. Mede is met inachtnemmg van het in de kieswet bepaalde, bevoegd bij volmacht te stemmen de vrouw, welke gehuwd met een kiezer, die voldoet aan de bovenvermelde voorwaarden, met haar man, in verband met diens beroep of werkzaamheden, afwezig pleegt te zijn. De kiezerslijst wijst aan, welke kiezers bevoegd zijn bij volmacht te stemmen en voor welke verkiezing zij daartoe bevoegd zijn. De aanwijzing geschiedt niet dan nndat de beianghebbende een <huirtoe strekkend met redmeo omkleed verzoekschrift aan het gemeentebestuur heeft ingediend; ,de indie- dog moet gesehieden voor 1 Januari en niet eerder dan I October Van het voorafgaande jaar. Formulieren voor de bedoelde verzoek- sehriften zijn van 15 September tot |en diet 31 December ter gemeente-secretarie koste- loos verkrijgbaar. De belanghebbende die een verzoekschrift ala bovenlbedoeld heeft ingediend en die van de gevraagde bevoegdheid gebruik wil maken, doet daarvan in persoon mededeeling ter secretarie van de gemeente, op welker kie zerslijst hij moet voorkomen, aan den burge meester of aan den daartoe door deze aange- wezen ambtenaar. De mededeeling kan gesehieden zoodra het verzoek is ingediend, doch niet later dan een week na den dag der candidaatstelling. Hij heeft daarbij op naam en voomamen, dagteekening en plaats van geboorte van hem zeif en van den door hem aangewezen ge- madhtigde. Van de aanwijzing wordt een sohnftelr)ke volmacht opgemaakt. De volmacht wordt door den kiezer en door den burgemeester of den door deze aangewezen ambtenaar onder- teekend. Een afschrift van de volmacht wordt den kiezer uitgereikt. De gemachtigde moet in persoon ter secre tarie van de gemeente mededeelen, dat hij de volmacht aanneemt. Van de aanneming wordt aanteekening gedaan onder het origineel der volmacht*, deze aanteekening wordt door den gemachtigde en door den burgemeester of den door dezen aangewezen ambtenaar onderteekend. Indjen de aan neming niet reeds gelijktijdig met de aan- wijzing heeft plaats gevonden, geeft de burge meester of de door dezen aangewezen ambte naar onverwijld van de aanwijzing kennis aan den gemachtigde met oproeping om ibinnen vrjf dagen ter secretarie de volmacht te komen aannemen; is binnen dien termijn de volmacht niet aangenomen, dan is zij vervallen en kan de kiezer niet opnieuiw voor dazelfde verkiezing een gemachtigde aanwijzen. Als gemachtigde mogen slechts aangewezen worden zij, die in de gemeente bevoegd zijn tot bet deelnemen aan dezelfde verkiezing. Indien de kiezer 66n gemachtigde heeft aan gewezen v6or de vaststelling van de kiezers lijst, en na de vaststelling dier lijst mocht blijken dat de gemachtigde niet aan dezen eisch voldoet, wordt de volmacht als ver vallen beschouwd en kan de kiezer opnieuw voor dezelfde verkiezing een gemachtigde aamwijzen. Een kiezer mag niet meer dan edn aanwij zing als gemachtigde aannemen bdhoudems dat hij een tweede aanwijzing mag aan nemen, indien beide aanwijzingen zijn ge- schied door personen, die tot zijn huis- genooten behoorden. Ter Neuzen, 19 September 1934. Burgemeester en Wethouders voonoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris. ii. In het tweede tijdperk, dat ongeveer in 1845 begon, komt er een zeer menkbaar ontwa'ken, ook in Nederland, en niet het minst op het terrein van ons kinderrecht en onze kinderzorg. Een zekere eenhoof- digheid, die tot nu toe heel het politieke en maatschappelijke leven had geken- merkt, kan niet langer gehancLhaafd blij- ven, al lukt het natuurlijk niet met een slag om dit alles te verbeteren. Er worden nu vooral vereenigingen gevormd, die een )epaald doel nastreven. Bovendien begon de vrouw alom zelfstandiger op te treden. Ongeveer 1863 verschijnen vrouwen ook op dit tooneel. En tegelijk wordt ook als t ware het begrip geboren van h$t ,,ver- waarloosde kind" als een aparte ver- schijningsvorm. Er verrijzen nu naast de weeshuizen gestichten voor verwaarloos- de kinderen, die thans ook eindelijk en definitief worden onderscheiden en afge- scheiden van de misdadige kinderen. Royaal was de hulp nog allerminst, maar toch is er al een ontzaglijke vooruitgang, als we deze periode vergelij'ken met die van voor 48. Een aparte wetspraktijk ten bate van de jeugdige wetsovertreders was er nog niet; wat er geregeld werd, was het crimi- neele recht in zijn geheel. Alleen dit ver- schil valt er op te merken, dat de vroegere wetten kinderen en volwassenen over een kam schoren, terwijl de nieuwere wetten bizondere bepalingen bevatten voor min- derjarigen beneden een zekeren leeftijd. Dus werd de eerste schrede gezet op den weg om te komen tot een bijzondere pro cedure, en naast het straffen werd tevens het opvoeden beoogd. Dankbaar mag ook worden erkend, dat door de nieuwe beginselen van 1854 voor-^ goed een einde werd gemaakt aan de heerschappij van het Fransche imperia- lisme in ons strafrecht. Nederland werd zich bewust van zijn eigen aard. Wreede straffen werden afgeschaft, den rechter werd de mogelijkheid geopend om b.v. tot lagere minima te gaan, en voor het eerst was er nu ook sprake van ,,jonge jaren". Zeker, vroeger was er ook wel over deze dingen reeds gedacht en gesproken, maar het was steeds bij ,,ontwerpen" gebleven. Maar nu kwam er ook n wijziging in de procedure. Er werden maatregelen ge- nomen om het kind alle aanraking met den strafrechter te besparen, volkomen in overeenstemming met de leer, die nu open- lijk beleden werd, dat er tusschen een op- voedeling en een jeugdigen misdadiger een hemelsbreed onderscheid is. Het mag zeker merkwaardig heeten, dat reeds in die jaren 1886) de gevolgtrekkingen zijn getrokken uit de ontoerekeningsvat- baarheid, die pas in onze dagen alom in de praktiik van de kinderfoerechting zijn verwerkeiijkt. Toch was de practische beteekenis van de wet van 1886 nog maar heel gering. Zoo bleef bij gebrek aan gesehikter plaat- sen opsluiting in een huis van bewaring nog regel, ook al mocht een dergelijke op sluiting naar de leer dan niet onteerend zijn. De massa voelde of achtte dit nu eenmaal anders. Ook had de behandeling van het misdrijf of van de bedelarij plaats in hetzelfde gebouw van onderzoek en door precies denzelfden officier van justitie. Daar kwam nog bij, dat de heele regeling slechts gold voor kinderen be neden de tien jaar. die een feit hadden begaan, dat ,,valt in de bepaling van een misdrijf. waarop gevangenisstraf is gesteld, en dat niet alleen op klaohte vervolgbaar is of in die der overtredingen omschreven in art. 432". Dit alles is dan ook later (in 1906) als onvoldoende weer afge schaft. De wet van 1851, die bedoelde om slechts voorloopig een proef te nemen met het stelsel van afzonderlijke opsluiting, is vooral te danken aan den aandrang van het Genootschap tot Zedelijke Verbete- ring. Men kan het zich nu haast niet meer indenken, dat we ook in ons land het stelsel van gemeenschappelijke op- sluitinq nog zoo lang hebben volgehou- den. In die dagen had men de keus tus schen drie systemen: het zwijgsysteem, het Iersche stelsel, en het stelsel van de afzonderlijke opsluiting. Het eerste het zwijgsysteem was heelemaal niet in overeenstemming met onzen volksaard Het Iersohe stelsel was er een, waarbij de boosdoener in vier tempo's tot een werkzaam lid der samenleving werd om- gevormd, maar het was, ook al waren er ongetwijfeld mooie en goede elementen in, tocn te mechanisch om het over de heele linie in toepassing te brengen. Van de opsluiting in de eenzaamheid ver- wachtte men niet slechts, dat zoodoende voorgoed een eind zou worden gemaakt aan het bederf en verderf van den ge- vangenisgeest, maar dat ook de gevangene zelf er beter door zou worden. Toch zag men reeds spoedig in, dat ook de eel niet aan de hooggespannen verwachtingen voldeed, die sommigen er van gekoesterd hadden. En vooral voor kinderen voldeed dit systeem zeker niet. Reeds in 1857 sprak de latere Minister van Justitie, Mr. J. A. Jolles, het uit, dat onder de 400 cnapen of meisjes, die in de Amsterdam- sche gevangenis celstraf ondergingen, de recidive veelvuldiger was dan onder de oudere gestraften. Zoo bekoelde de geest- drift voor dit stelsel allengs, en werden er onmiddellijk uitzonderingen in opgenomen voor kinderen beneden de 14 jaar. Dat was het begin van den teruggang, die in 1906 praktisch werd voortgezet tot alle jeugdige personen beneden de 18 jaar, en die nog niet geheel tot staan is gekomen. Tegelijk met het Wetboek van Straf recht werden wetten jngevoerd, die de gestichten aanwezen en ook verder de be ginselen inhielden voor de uitvoering der vonnissen. 't Mooie was vooral, dat dus het beginsel werd erkend. Men zag nu in, dat er aan het kind onrecht was aan- gedaan, maar toch maakte men nog onder scheid (alsof dit werkelijk kon worden vastgesteld) tusschen kinderen met en kinderen zonder oordeel des ondersoheids. Zoo was de gestichtenwet van 3 Juni 1884 toch wel een overwinning, en tal van inrichtingen verrezen nu. (Wij be- hoeven hier slechts de namen te noemen van Mettray zoo aenoemd naar de be- kende Fransche landbouwkolonie en van den Kruisberg, oorspronkelijk een landgoed, dat de Regeering in 1863 kocht op initiatief van den hoofdinspecteur Grevelink. Mag nu met dankbaarheid worden ge- constateerd, dat de regeering haar plicht had gedaan voor de misdadige jeugd, nog steeds bleven de meeste menschen hier te lande van opinie, dat de zorg voor de verwaarloosde jeugd thuis hoorde bij de particuliere weldadigheid. En zoo bleef voorloopig hti terrein nog verdeeld. Van eenige samenwerking tusschen over- heid en onderdanen was nauwelijks sprake, de regeering wilde niet aan bij zondere lichamen overlaten. wat zij reken- de te behooren tot de taak van de over head; de Staat moest zoo meende men zijn plichten vervullen zonder aanspo- ring, zonder hulp, zonder inmenging. Over-en-weer wilde men de baas zijn en blijven in eigen huis. Daarnaast werd er zeer veel particulier initiatief openbaar. De menschen wilden graag aanpakken, hadden genoegen en lust in hun werk, ook op dit terrein, er waren zeer velen, die echte liefde gevoel- den voor deze ongelukkigen. En niemand van hen deed vooralsnog een poging om de regeering tot eenige steunbeweging te nopen. Toch verwierf in de pers en daar- door ook in de publieke belangstelling de kinderzorg langzamerhand een plaats van gewicht. De inrichtingen, die nog uit het eerste tijdperk. waarover wij in ons eerste artikel een en ander mededeelden, waren overgebleven, werden ontruimd, en toen het derde tijdperk (waarover wij in ons slotartikel iets hopen te vertellen) begon, waren er een groot aantal goede inrich tingen, die voor de opvoeding van kinde ren van allerlei slag en religie gelegen- heid boden. Mettray en ook de Zetten- sohe stichtingen trokken tot ver in het buifenland de aandacht. In dit tweede tijdperk heeft Nederland op het gebied van de kinderzorg zeker geen leiding gegeven; ijverig heeft men van links en van rechts allerlei overge- nomen wat men goed meende te zijn, en het dient gezegd: vergeleken bij andere landen maakte ons vaderland in die jaren reeds geen slecht figuur. VOORZITTERSOIIAP TWEEDE KAM EK. Bij Kon. besluit is tot voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal voor het tijdvak der tegenwoordige zitting benoemd jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck. De minister van financien, mr. P. J. Ouid, heeft Dinsdag de Staatslbegrooting-1935, ver- gezeld van de millioenennota bij de Staten- Generaal ingediend. Voor den gewonen dienst zijn de uitgaven geraamd op f 724.357.807; de mkomsten op f 631.364.921, zoodat een nadeelig saldo van f 92.992.886 zal moeten worden aange- vuld. Volgens een door den minister opge- steld dekkingsplan zal dit tekort worden verminderd met 92.230.128, zoodat een na deelig saldo overblijft van i 762.758. Het dekkingsplan bebelst de volgende maat regelen: A. Uitgaven. 1. Vermindering van lasten ter zake van pensionneering j 3.000.000 2. Besparing onderwijs 10.200.000 3. Wijziging financieele verhou- ding Rijik en gemeenten 20.270.128 4. Krachtens het in te stellen Verkeersfomds: a. verhoogde heffing motor- rgtuigen 7.600.000 b. vermindering spoorweg- tekort 10.000.000 5. Verlaging van door het Rijk aan Invaliditeitsfonds en Ouderdomsfonds te betalen annulteit 14.000.000 6. Bezuiniging op Defensie door invoering van capitulanten- stelsel, afsohaffing van voor- oefeningsinstituut en van het gebruik van burgereorveeers 5.000.000 B. Middelen. 1. Omzetting van tot nog toe ten bate van het Gemeentefonds geheven crisisopcenten op de gemeentefondsbelasting en op de vermogenabelastlng in een ten bate van het Rijk komen- de heffing van opcenten op Rrjksinkomstenibelasting en op Vermogensbelasting 19.260.000 2. Belasting op vermogen in de doode hand 3.000.000 Totaal 92.230.128 De kapitaaldienst wijst voor 1935 een totaal in uitgaven aan van 58.628.186 en in ont- vangsten 21.765.276; nadeelig saldo derhalve S 36.862.910. Het tekort verminderd tot f 762.758. De minister van financien deelt in de mil- lioenen-nota mede dat het tekort op den gewonen dienst van het loopende jaar 1934 wordt geraamd op ruim f 30 millioen. De raming op den dienst 1935 geeft een nadeelig saldo van 93 millioen. Hiervoor heeft de minister een dekkingsplan, bestaande in maatregelen tot vermindering van de rijks- uitgaven en opbrengst van nieuwe middelen, dat genoemd tekort zal venninderen met een bedrag van ruim 92 millioen, zoodat nog te dekken valt 762.758. Over de voorgenomen bezuinigingsmaat- regelen het volgende: Besparingen op het onderwijs worden ge raamd o.a. door vermindering van uitgaven, ter zake van wachtgeld, bezuiniging op de onderwijsopleiding, verhooging van den toe- latingsleeftjjd en concentratie van seholen voor bijzonder en opembaar lager onder wijs, maatregelen, iwelke haar uitwerking nog niet volledig hebben gehad of binnen zeer korten tijd in werkdng zulien treden. De regeering acht het voorts billijk dat voor gepensionneerden de bijdrage voor ge- zinspensioen blrift doorloopen. In voorbereiding zijn maatregelen tot invoe ring van bet z.g. capitulantenstelsel in het leger en tot afschaffing van het vooroefe- ningsinstituut en van het gebruik van burger eorveeers. De tot nog toe ten bate van het gemeente fonds geheven crisis-opcenten op de gemeente- fondslbelasting en op de vermogensbelasting worden omgezet in een ten bate van het rijks- budget komende heffing van opcenten op de rijksinkomstenbelasting en op de vermogens belasting. Een post pro memorie is uitgetrokken voor de inkomsten te verkrijgen bij totstandkoming der wetten op de besloten vennootschappen en tot heffing van een crisis-inikomstembelas- ting. Voorstellen zulien ibinnenkort worden in gediend, welke een verlaging van de door het rijk aan het invaliditeitsfonds en het ouderdomsfonds te betalen annuiteit ten ge- volge zulien hebben. Drie millioen wordt verwacht als opbrengst van de wet tot heffing van de belasting op het vermogen in de doode hand. Een bedrag van f 2 millioen wordt aange- vraagd om in 1935 een begin te maken met de indijking van den Noord-Oostpolder in het IJsselmeer. Op den kapitaaldienst is een post van f 5.000.000 uitgetrokken voor voorschotten aan gemeenten ten einde deze in staat te stellen aan particuliere bouwers geldleenin- gen te verstrekken onder verband van tweede hypotheek. Voorts wordt steun aan de scheepvaart in het vooruitzicht gesteld. Ten slotte betoogt de minister dat het toe- komstig levensniveau moet worden gestabili- seerd op een aanzienlijk lager niveau. Het peil der overheidsuitgaven moet sterk omlaag. Voorstellen zijn daarom in voorbereiding om te koipen tot verdere ingrijpende verminde ring van de publieke uitgaven. Zij zulien, in een ontwerp samengevoegd, aan de Staten- Generaal worden voorgelegd. Daarbij zal worden rekening gehouden met maatregelen om te komen tot daling van de kosten van het levensonderhoud, o.a. door het weder op gang brengen van den bouw van goedkoope arbeiderswoningen. De toestand van 's Rijks financien. In zijn beschouwing omtrent den toestand van 's rijks financien en de vooruitzichten voor de naaste toekomst, schrijft minister Oud, dat er sedert de indiening van de vorige begrooting ongetwijfeld veel is venbeterd, al is het doel, dat de regeering zich heeft ge steld, uiteraard bij lange na nog niet beredkt. Hij betoogt, dat het absoluut nooddg is, nu vaststaat dat het toekomstige levensniveau van ons volk gestabiliseerd zal worden op een aanzienlijk lager vlak, de kosten der publieke huishouding aanzienlijk verder in de richting van dat lagere vlak te doen dalen, want het huidige uitgavenniveau kan slechts worden volgehouden door heffing van steeds talrijker en dikwijls zeer zwaar drukkende belastingen die een zeer emstige belemmering vormen - Ive® mel ORANJE8AND en BIVERKRUtt. Wmh Uw milIrrs Kebniikten hrl Ingez. Med. voor het Nederlandsche volk in zijn thans zoo moeilijken strijd om het bestaan, waar- door alle takken van het bedrijfsleven worden geschaad en de kapitaalvorming sterk wordt benadeeld. De regeering staat voor de noodzakelijk- heid om de buitengeiwone moeilijkheden, waarin de Nederlandsche scheepvaart reeds geruimen tijd verkeert, in zoodanige mate te verlichten, dat voor den ondergang wordt behoed, wat behoort te blijven bestaan. Zij vertrouwt de daarvoor noodige gelden bin- nenkort te kunnen aanvragen, doch zij zal daartoe vooraf nieuwe bezuinigingen moeten aanbrengen, anders toch zou den deze uit gaven leiden tot verhooging van het bud- getaire niveau, dat wil zeggen tot zwaarderen belastingdruk of tot een rekeningtekort; dat laatste is reeds daarom onaanvaardbaar, om- dat stijging van de Staatsschuld voorloopig binnen de engst mogelijke grenzen moet wor den beperkt. Bij de verdere vermindering der uitgaven zal veel moeten vallen, wat nuttig is. Het spreekt vanzelf, dat in de eerste plaats die uitgaven in oogenschouw zulien moeten ge- nomen worden, die sedert den oorlog het meest zijn verhoogd, in het bijzonder als zij onevenredig zijn uitgezet. Men zal er echter niet komen zonder tegelijkertij'd maatregelen te nemen om de kosten van het levensonder houd, die thans ten deele een zekere stijging vertoonen, verder te doen dalen, al zal daarbij de bestaansmogelrjkheid der producenten in het oog moeten worden gehouden. Tot deze' maatregel behoort mede het weder op gaijg brengen van den bouw van goedkoope arbei derswoningen. Vervolgens zal de regel moeten worden gesteld, dat overal, waar in eenigen vorm door de Overheid steun of hulp wordt ver- leend, die steunverleening steeds zal moe ten gesehieden in zoodanigen vorm, dat de aanpassing aan een lager niveau daardoor wordt bevorderd. De regeering stelt zich voor, de maat regelen tot verdere verlaging van het budget, voor zoover zij de goedkeuring van de wet- gevende macht behoeven, zoo mogelijk in een wetsontwerp samengevoegd aan de Sta- ten-Generaal voor te leggen, wier medewer- king zij bij een zo6 bij uitstek nationaal werk stellig verwacht. De afdoening van deze aan- gelegenheid zou dan z66 tijdig moeten ge sehieden, dat de uitwerking in het budget voor 1936 zonder moeite kan plaats vinden Verhooging der middeleiv. le. Omzetting van de tot nog toe ten hate van het Gemeentefonds geheven crisis opcenten op de Gemeentefondsbelasting en op de Vermogensbelasting in een ten bate, van het rijiksbudget komende heffing* van opcenten op de rijksinkamsteribelasting en op de vermogensbelasting 19.260.000, De regeering heeft in de memorie van toelichting op het wetsontwerp tot wijziging der wet van 15 Juli 1929 medegadeeld, dat het in haar bedoeling ligt om voor het ver- volg als middelen van het Gemeentefonds alleen te laten fungeeren de twee oorspron- kelijke, bij de wet van 15 Juli 1929 in het leven geroepen belastingbronnen, n.l. de gemeentefondsbelasting en 50 opcenten op de vermogensbelasting. De crisisopcenten op de gemeentefonds belasting en op de vermogensbelasting, ge durende de jaren 19331934 en 19341935 geheven tot dekking der zeer omvangrijke tekorten van het gemeentefonds over die jaren, zulien dus niet meer voor dit doel be- noodigd zijn en derhalve niet meer in den bestaanden vorm worden verleend. De toe stand van 's lands financien maakt het ech ter mede als gevolg van de op het rrjks- budget van 1935 drukkende crisisuitg&ven wegens verleening van subsidien aan ge meenten in de kosten van steun aan werk- loozen en die van werkverschaffing tot een bedrag van 46 millioen en van de bijdrage van f 10 millioen, die bij totstandkoming* der gewijzigde regeling der financieele ver- houding tusschen het rijk en de gemeenten gedurende een reeks van jaren ten laste van de rijksbegrooting aan het gemeentefonds zal moeten worden gegeven aoodig, dat de heffingen ook voor de eerstvolgende jaren worden gehandhaafd. Zij zulien evenwel wat de gemeentefondsbelasting betreft, worden omgezet in opcenten op de rrjksin- komstenbelastitig. Daartoe wordt thans ingediend een wetsontwerp tot wijziging van ,de wet van 8 December 1933 (Staatsblad no. 663) houdende tijdelijke voorziening tot.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 1