De heer NEETESON kan de heeren, die
twijfeien, aanbevelen, de vergaderingen van
de commissie bij te wonen. Er moeten daar
iheel moeilijke beslissingen word en genomen,
en dan is men met 7 leden soms al te veel.
Zijn cndervinding is, dat moeilijke beslissin
gen met zoo wieinig mogelijk menschen moe
ten worden genomen. Daarom moet hij ook
ten aterkste ontraden, uitJbreiding der com
missie te overwegen.
De SECRETARIS constateert, dat bij vele
leden een onjuist begrip omtrent bet werk
der Bevrachtingscommissie en wat daaraan
vastzit, bestaat. Hij acht het wel gewenscht
hieromtrent meerdere mededeelingen te doen,
hetgeen eveniwel niet in openbare vergadering
kan geschieden. waarom hij den voonzitter
in overweging gee ft, de openibare vergade
ring te schorsen, en over te gaan in commis-
eoriale vergadering.
De VOORZITTER schorst de openbare ver
gadering.
Na de heropening der vergadering wordt
de behanideling van het aan de orde zijnde
onderwerp voortgezet.
Op de vraag van den VOORZITTER ver-
klaart de heer SCHEELE zijn voorstel om de
Bevrachtingscommissie met twee Jeden uit
te breiden, te handhaven.
De heer STEVENS steunt dat voorstel.
Het woridt venworpen met 10 tegen 3 stem-
men.
Voor stemmen de heeren De Meijer, Scheele
en Stevens; tegen stemmen de heeren Neete-
son, Oggel, Wind van Merkesteyn, Van der
Peijl, De Klerk, Van Goethem, Wijffels, De
Vrieze, Van 't Hoff en de Voorzitter.
Vervolgens noodlgt de VOORZITTER uit
over te gaan tot het benoemen van leden en
plaatsvervamigende leden der Bevrachtings
commissie en verzoekt de heeren Wind van
Merkesteyn en -Van der Peijl het stembureau
te vormen.
Ingelevend worden 13 briefjes.
Herbenoemid worden tot liid der Bevrach-
tingscommiissie de heeren P. A. Neeteson te
Sas van Gent, 13 stemmen; G. F. P. van der
Peijl te Ter Neuzen, 11 stemmen; A. C. L.
Weijnen te Ter Neuzen, 12 .stemmen; L. A.-
Stofkoper te Middelburg, 13 stemmen; F. V.
de Groof te Hanaweert, 13 stemmen; P. A.
van Bouchaute, 11 stemmen; en A. de Bruijn
met 13 stemmen, beide laatsten te Ter Neu
zen; vender werden uitgebracht op de heeren
H. de Meijer 2 en J. Scheele en Fl. de Bakker
ieder 1 stem.
In volgorde wenden henbenoemd tot plaats-
vervangende leden de heeren F. J. van der
Heijden te Sas van Gent met 13 stemmen:
D. de Jong te Ter Neuzen met 12 stemmen;
C. L. de Smidt te Ter Neuzen met 13 stem-
men; J. Vermeulen te Middelburg met 13
stemmen, T. van Heel te Goes met 12 stem-
me; C. L. Hamelink Lzn. te Ter Neuzen met
12 stemmen; F. Klaaijsen te Breskens met
13 stemmen; vender zijn uitgebracht op de
heeren O. de Vnies en A. Leunis ieder 1 stem.
Daarma wordt overgegaan tot de benoeming
van een voonzitter der commissie.
Herbenoemd wordt de heer G. F. P. van der
Peijl, met 9 stemmen; op den heer Neeteson
zijn 4 stemmen uitgebracht.
Op de vraag van den VOORZITTER of hij
dezie functie aanvaandt antiwoordt de heer
VAN DER PEIJL, onder dank aan de leden
die hem gekozen hebben, bevestigend. Hij be-
looft zijn beste krachten aan het werk der
commissie in het algemeen belang te zullen
geven.
6. Tentoonstelling van Land- en Tuin-
bouw, te Amsterdam.
In den loop der maand September zal te
.Amsterdam een tentoonstelling worden ge-
houden van land- en tuinbouwproducten. In
verband met het belang dat ook Zeeland er
bij heeft, dat aldaar de aandacht op hare
land- en tuinbouwproducten wordt gevestigd
heeft zich in Zeeland uit de kringen der
Zeeuwsehe landbouiwmaatschappij een comite
gevormjd, dat voorbereidt een collectieve in
tending uit Zeeland.
Ter bestrijding der kosten wordt aan de
Kamer een bijdrage gevraagd van 100.
Door de Provinciale comm\ssie uit de vei-
linigen en de Zeeuwsehe Landbouwmaatschap-
pij werd een financieele bijdrage verleend,
terwijl de Middelburgsche Kamer een sulbsi-
die toekende van f 500 en de Provinciale Sta-
ten een subsidie van f 1000.
Het Bureau, overwegende dat eene propa
ganda voor de Zeeuwsehe land- en tuinbouw
producten ook van beteekenis moet geacht
worden voor Zeeuwsch-Vlaanderen, stelt voor,
de gevraagde bijldrage te verleenen.
De heer STEVENS verklaart zich tegen
het vens-trekken van een bijldrage aan het
comite dat zich ten doel heeft gesteld, deze
tentoonstelling op touw te zetten.
Hij zag de bijdragie liever gegeven aan punt
7 der agenda.
Zijns iniziens zijn de -betrokken organisaties
sterk genoeg om de kosten te dragen.
De heer SCHEELE maakt ook beziwaar,
toen de hanidel meeiwerkte aan een demon-
stratie van Zeeuwsch-Vlaanderen op de Jaar-
■beurs te Utrecht heeft zij ook zelf de kosten
voor de stands moeten dragen. Hij deelt het
stand-punt van den heer Stevens, dat de or
ganisaties sterk genoeg zijn om zelf hun on-
kosten te bestrijden, en kan diens voorstel
steunen.
Den heer NEETESON is het even goed als
de heeren Scheele en Stevens bekend, dat de
organisaties sterk genoeg zijn, de kosten dder
tentoonstelling zelf te dragen. Toch wil hij die
bijdrage verleenen. Het is niet het bedrag
waarvan hier kwestie is, doch zijn bedoeling
is meer, deze kleine bijdrage te verleenen als
blijk van sympathie met het streven der or-
ganisators.
De heer DE MEIJER vraagt, wat andere
Kamers doen.
De SECRETARIS: Behoudens, zooals in
het voorstel staat, de Kamer te Middelburg,
niets, het betreft hier uitsluitend een inzen-
ding op het gebied van land- en tuintoouw uit
Zeeland. Dit is ook al in dezen tijd, nu de weg
naar het Zuiden vrrjwel voor de Zeeuwsch-
Vlaamsche handelaars door contingenteerin-
gen of verboden vrijiwel is afgesneden, zeker
van groote beteekenis. Het comite dat ge-
vormid is, heeft medegedeeld dat uit eigen
middelen de kosten niet geheel kunnen ge-
dekt worden. Naar hij vemeemt, verleener
de N. C. B. en de C. B. T. B. geen bijdrage.
De heer DE MEIJER blijft bij zijn meaning,
dat de direct betrokkenen hiervan de kosten
zouden dienen te betalen.
De heer VAN GOETHEM vraagt of alleen
de Z. L. M. deze tentoonstelling op touw
heeft giezet.
De SECRETARIS antwoordt, dat in het
comite verschillende vereenigingen samen-
werken.
De VOORZITTER deelt mede, dat hem be
kend is, dat de Z. L. M. voor een bijdrage
f 500 heeft toegezegd.
De SECRETARIS kan dit bevestigen. Te
Kruiningen is hem zulks medegedeeld. Hij is
van meening, dat de collectieve inzending ook
voor Zeeuwsch-Vlaanderen van belang zal
blijken te zijn.
De heer DE MEIJER vindt het niet noodig,
hieraan een bijdrage te verleenen, waar de
N. C. B. en de C. B. T. B. hiervoor ook geen
geld blijken over te hebben.
De SECRETARIS die staan ten aanzien van
aeze poging om den handel in Zeeuwsehe land-
en tuinbouwproducten te propageeren blijk-
baar op een ander standpunt.
De heer Scheele heeft zoo juist de handel
er.bij betrokken. Hij wijst er op, dat het juist
de handelaars zijn, die hierbij ook wel dege-
lijk belang hebben.
Waar de verkoop van aardappelen naar het
buitenland b.v. zoodanig bemoeilijkt is, dat
het bijna niet meer mogelijk is te exporteeren,
kan. dit voor de handelaars den aanioop zijn
voor het vestigen van relaties in dit artikel
in Nederland. Het is jammer dat van andere
zijde zulks blijkbaar niet wordt mgezien, en
een zekere onthouding moet geconstateerd.
worden.
De heer SCHEELE merkt op, dat, indien
hij wil deelnemen aan een collectieve inzen
ding van Zeeuwsch-Vlaanderen op de jaar-
beurs, zooals dit voorjaar is geschied, hij ook
zelf de kosten te dragen heeft. Hij is van
meening, dat in dezen de organisators ook
zelf hun onkosten zullen dienen te bestrijden.
"De heer VAN 't HOFF vraagt of de ten
toonstelling er alleen een is van Zeeuwsehe
producten.
De SECRETARIS antwoordt, dat het een
algemeene tentoonstelling is van land- en
tuinbouwproducten, doch de gevraagde sub
sidie betreft een collectieve Zeeuwsehe inzen
ding. Men meent, dat, wanneer het Noorden
van ons lanid b.v. Friesland daar zijn produc
ten komt propageeren, Zeeland, en daaronder
begrepen Zeeuwsch-Vlaanderen, met zijn pro
ducten daar ook tegenwoordig moet zijn.
De heer SCHEELE blijft erbij, dat de in-
stelling vanwaar het initiatief is uitgegaan,
ook voor bestrijding der kosten behoort te
zorgen.
Het voorstel van het Bureau wordt aamge-
nomen met 7 tegen 4 stemmen. Voor stem-
men de heeren Neeteson, Oggel, Wind van
Merkesteyn, Van der Peijl, De Vrieze, Van
't Hoff en de Voorzitter, tegen stemmen de
heeren De Meijer, Scheele, Van Goethem en
Stevens, terwijl de heeren De Klerk en Wijf
fels zich buitenstemming houden.
7. Feestelijke herdenking van het 350-jarig
bestaan van Ter Neuzen.
Ingekomen is een verzoek van de Finan
cieele Commissie van het Feestcomite dat zich
te Ter Neuzen heeft gevormd voor de herden
king van het 350-jarig zelfstandig bestaan
der stad, in de maanid September a.s., om een
geldelijke bijdrage.
Het Bureau steit voor, dit verzoek af te
wijzen. Afgezien van de vraag of het tot de
bevoegidheid der Kamer behoort, subsidies te
verleenen voor plaatiselijke feestvieringen,
komt het niet gewenischt voor daartoe over
te gaan, daar alsdan het einde van dergelijke
aanvragen nog niet is te voorzien.
Voorts wijst het Bureau er op, dat speciaal
ten aanzien van de herdenking van het 350-
jarig bestaan van Ter Neuzen, de Kamer in
verband met de bijzondere redenen die daar
toe aanleiding gaven, officieel tegenover het
gemeentebestuur van hare helangstelling en
waardeering voldoende heeft doen blijken.
Met algemeene stemmen wordt overeen-
komstig het voorstel van het Bureau beslo-
ten, op het verzoek der Financieele Commissie
uit de feestcommissie ter herdenking van het
350-jarig zelfstandig bestaan van Ter Neu
zen, om een financieele bijdrage, afwijzend te
beschikken, mede onder de overweging, dat
de Kamer ter gelegenheid van de officieele
herdenking van dit feit tegenover het ge-
meentebestuur van Ter Neuzen op voldoende
wijze van haar helangstelling en waardeering
heeft doen blijken.
8. HandeJs- en fokveemarkt te Oostburg.
Van de regelingscommisisie voor het houden
van een hanidels- en fokveemarkt, die op 3
October a.s. te Oostburg zal worden gehou-
den, ter bevordering van de rundvee- en var-
kensfokkerij, wordt van de Kamer ter bestrij
ding van de kosten een bijdrage gevraagd
van f 50.
Deze ondememing gaat Uit van de Vereeni-
ging van veehandelaren, landbouworgauisa-
ties, vereeniging ter bevordering van de rund
vee- en varkensfokkerij, alien in Westelijk
Zeenwsch-Vlaanideren, waarvan de meeste
hunne medewerking reeds hebben toegezegd
door het beschikbaar stellen van een geldelijk
bedrag. Ook het gemeentebestuur van Oost
burg is voornemens deze onderneming te sub-
siidieeren.
Het Bureau, overwegenide dat herhaaldelijk
in het gebied der Kamer dergelijke demonstra-
ties op gebied van veefokkerij gehouden wor
den. die voor een deel ook gesteund door
het bestuur der gemeente waar zij gehouden
worden zelf voor de dekking der kosten
zorgen, ziet ook geen aanleiding dat voor deze
onderneming die van een betrekkelijk groot
aantal organisaties uitgaat, een in evenredig-
heid van de kosten dier onldernemingen be-
langrijke bijdrage door de Kamer zou worden
verleend. Het acht het bovendien niet raad-
zaam, ook in dit geval een eersten stap te
zetten, die dan ongetwijfeld door meerdere
zou moeten worden gevolgd.
De heer VAN 't HOFF verkeert in de ver-
onderstelling, in tegenstelling met de mee
ning van het Bureau, dat de gevraagde bij
drage inderdaad noodig is, anders zou er niet
om gevraagd zijn.
De SECRETARIS merkt op, dat aan de
regelingscommissie een begrootmg is ge
vraagd, welke tot heden niet is ontvangen.
De heer VAN 't HOFF wil in het licht stel
len, dat het Westelijk deel niet van de werk-
zaamheden der Kamer kan profdteeren als het
Oostelijk deel, zooals b.v. met de Oranjetrein.
Daarom had hij gedacht, bij uitzondering als
blijk van sympathie deze bijdrage toe te staan.
De heer OGGEL deelt mede, dat het Bureau
dit ook heeft overwogen.
In het Oostelijk deel worden echter ook
veel fokdagen gehouden, welke gesteund wor
den door de gemeent.en. Hij wijst met betrek-
king hiertoe op Axel, Ter Neuzen en Hulst.
Voor zoover de bijdragen niet toereikend zijn,
worden de kosten door belanghebbenden ge-
dragen. Zooals de Secretaris reeds heeft
medegedeeld is op het verzoek tot inzending
eener begrooting geen antwoord ontvangen,
zoodat men zich omtrent de kosten geen
voorstelling kan maken.
Indien de gevraagde begrooting ontvangen
was, zou het Bureau wellicht tot een andere
conclusie zijn gekomen.
Hij moet er echter aan toevoegen, dat
blijkt, dat die toondagen zich alle zelf be-
druipen.
De SECRETARIS wijst er op, dat deze
fokdag door tal van organisaties wordt onder-
nomen. Door hem is geinformeerd, tvat de
Paaschveemarkt te Ter Neuzen aan de orga-
niseerende vereeniging kostte en is hem ge-
hleken, dat de vereeniging daarvoor f 35 had
beschikbaar gesteld. In dat licht bezien is
het bedrag van 50, terwijl deze ondememing
uitgaat van vele vereenigingen, nogal goed
toegevraagd.
Voorts maakt hij opmerkzaam, dat bij de
Kamer evenveel sympathie voor het Weste
lijk als voor het Oostelijk deel bestaat. Dat
men niet bij vooibaat afwijzend hier tegen
over stond, blijkt reeds uit het vragen vati
een begrooting. Indien aangetoond was, dat
de vereeniging tekort kwam, en gemotiveerd
werd, dat de suihsidie noodig was, lag hier
misschien een ander voorstel. In deze zaak
mist het Bureau alle gegevens en het kan
toch diet op den weg der Kamer liggen om
subsidie te verleenen alleen om sympathie te
betuigen met een deel van 't gewest. Het
moet toch gemotiveerd zijn
De heer VAN 't HOFF kan de argumenten
van den heer Oggel niet als steekftioudend er-
kennen. Gezien echter het feit, dat de ge
vraagde begrooting niet is ingediend, wil hij
echter zijn voorstel wel intrekken.
De SECRETARIS wijst er nog op," dat dezer
dagen te Sluis een zeer geslaagde fokvee
markt is gehouden en er te Hulst ook plan-
nen voor een dergelijken dag bestaan. Indien
deze bijdrage werd toegestaan, zou de Kamer
moeilijk kunnen weigeren ook daarvoor sub
sidie te geven indien deze gevraagd werd.
De heer SCHEELE staat op het standpunt,
dat waar 100 is gevoteerd voor de tentoon-
selling te Amsterdam, de bijdrage aan het
comite te Oostburg niet onthouden mag wor
den. Hij is er eeh tegenstander van, de een
iets te geven en de ander niets. Als men het
doet voor Amsterdam moet men het ook voor
Oostburg doen. Hij stelt voor, de gevraagde
bijdrage te verleenen.
Het voorstel van het Bureau, afwijzend te
beschikken, wordt in stemming gebracht en
aangeiaomen met 10 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Neeteson, Oggel,
Wind van Merkesteyn, Van der Peijl, De
Klerk, De Meijer, Van Goethem, De Vrieze,
Van 't Hoff en de Voonzitter; tegen stemmen
de heeren Scheele, Wijffels en Stevens.
9. Zondagsdienst van den provincialen
veerdienst BreskensVlissingen.
Door den heer S. de Vuijst, hotelhouder te
Breskens, wordt gewezen op een leemte die
bestaat in den Zondagsdienst van den pro
vincialen veerdienst BreskensVlissingen. In
het bijzonder heeft deze een stagnatie ver-
wekt op den eerste Pinksterdag, toen onge-
veer een 50 automobilisten uit Frankrijk al
daar in den loop van den voormiddag waren
gekomen om de Schelde over te steken, doch,
omdat ze tot in den namiddag, dus ongeveer
4% uur moesten wachten op de eerstvolgen-
de afvaart der boot, bijna alle naar Frankrijk
zijn teruggekeerd, onder mededeeling, dat ze
bij zulke verkeersomstandigheden niet voor
nemens waren hier nog terug te keeren.
Dergelijke voorvallen doen zich ook op
andere Zondagen voor, hetgeen groote schade
iberokkent aan het vreemdelingeniverkeer en
de zakenmenschen die daarin een bestaan
vinden.
Het gevolg van den onvoldoenden dienst op
Zondag wordt dan ook, dat men om van uit
Frankrijk of Belgie per auto naar Nederland
te reizen, zich meer en meer richt naar den
tunnel te Antwerpen, hetgeen bovendien tot
schade strekt voor den veerdienst.
Adressant verzoekt, pogingen aan te wen
den om een afvaart te krijgen van Breskens
naar Vlissingen des namididags te 1 a 2 uur,
en een avondboot te 10 uur of nog later.
Het Bureau meent, te moeten voorstellen
dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen,
aangezien het doelloos moet geacht worden
te trachten ten deze op zakelijke gronden in-
vloed uit te oefenen op de Provinciale Staten
van Zeeland die hierover de beslissing hebben.
In de jongste vergadering der Staten van
Zeeland kwam deze Zondagsdienst bij vernieu-
wing ter sprake en blijkt deze kwestie gehee"
te worden beheerscht door de politieke ge-
zindheid der leden. Over een voorstel tot uit-
breiding van dien dienst staakten de stemmen.
Onder die omstandigheden kan het ook voor
de Kamer niet vruchtdragend zijn, aan het
streven van adressant steun te verleenen.
Met algemeene stemmen wordt overeen-
komstdg het voorstel van het Bureau be-
sloten.
10. Is oprichting van een Economiseh
Teohnologisch Instituut voor Zeeuwsch-
Vlaanderen gewenscht
Van wege Gedeputeerde Staten van Zeeland
wordt aan de Kamer toegezonden een exem-
plaar der brochure ,,lndustriebank in Lim-
burg", waarin zijn vervat de redevoeringen
in verband met dat onderwerp uitgesproken
te Maastricht, Heerlen, Roermond en Venlo.
welke brochure door het Secretariaat ook
aan de leden der Kamer is toegezenden.
Aan de Kamer wordt gevraagd haar mee
ning te doen kennen, ten opzichte der vraag
of de oprichting van een Economiseh Tochno-
logisch Insttuut voor Zeeuwsch-Vlaanderec
aanbeveling - zou verdienen.
Het Bureau doet thans mededeeling van de
gestelde vraag. Dit betreft een diepgaand
vraagstuk. dat ernstige overweging en veel
studie vereischt. Deze was nog niet zoover
gevorderd, dat voor deze vergadering een
concept-rapport ter behandeling kon worden
aangeiboden. Het Bureau hoopt, dat dit de
volgende vergadering zal kunnen geschieden.
Het zal ondertusschen, indien leden der Ka
mer zich over dat vraagstuk reedis een mee
ning hebben gevormd, die gaame vememen,
om daarmede voor het uitwerken van een
advies eventueel rekening te kunnen houden.
De heer VAN GOETHEM heeft uit de
agenda gelezen, dat het Bureau dit onderwerp
als een diepgaand vraagstuk beschouwd, dat
ernstige studie en overweging verdient. Waar
de tijd dringt, raadt hij aan, spoedig een be
slissing te nemen. Naar zijn meening kunnen
er tegen oprichjjng van een dergelijk insti
tuut geen bezwaren besbaan.
In Limburg is men thans zoover, dat
100.000 is verkregen voor de oprichting van
een industriebank. Zijns inziens is er niets
op tegen dat hier een Ec. Techn.. Instituut
gevestigd wofclt, dit kan niets anders dan de
belangen van Zeeuwsch-Vlaaaderen bevorde-
ren. Financieel is er toch ook geen bezwaar
tegen, bevestigend te antwoorden Hij stelt
daarom voor, het antwoord in bevestigenden
zdn te doen luiden.
De SECRETARIS: Indien de Kamer heden
een besluit zou nemen, dat de instelling van
een Economiseh Technologisch Instituut voor
Zeeuwsch-Vlaanderen gewenscht ziou zijln,
was dit voor uw dienaar zeer gemakkelijk,
want dan was hij van het voorbereiden van
een advies ontslagen. Met een enkele ver-
klaring, dat de instelling van dergelijk insti
tuut voor Zeeuwsch-Vlaanderen gewenscht
is, kan men er zich echter niet afmaken.
Want dan zou allicht gevraagd worden naar
de motiveerdng dier verklaring. Bij een der
gelijke inrichting komt er nog heel wat
anders kijken dan bij een Bevrachtingscom
missie.
Ik meen er bovendien op te moeten wijzen.
dat een bevestiging van de wenschelijkheid
der oprichting van dergelijk instituut voor
onize Kamer consequenties zou kunnen met
zich brengen, die eerst ter deeg moeiten wor
den overzien.
Het instituut in Limburg is er een voor
de geheele provincie, die van heel Wat meer
omvang is dan ons gebied met 82.000 inwo-
ners. Daar is het een industrieele streek.
waar men beschikt over tal van menschen met
ervaring in dat opzicht, terwijl we hier leven
in een landbouwende streek waarin zulke
deskundigen op enkele uitzondeningen na
worden gemist.
En nu heeft de heer Van Goethem wel de
meening uitgesproken dat tegen de vestiging
van dergelijk instituut toch geen financieele
beizwaren* kunnen bestaan, doch dan ziet
deze over het hoofd, of is het hem wellicht
niet bekenid, dat dit instituut jaarlijks f 20.000
kost. Dat is een niet onbeteekenende som.
Er is om dat te stichten een N.V. opgericht,
met aandeelen van 250,die door de pro
vincie en verschillende gemeenten genomen
zijn. Aan elk aandeel zit echter de verplich-
ting vast, om gadurende 5 jaar ieder jaar
400 als bijdrage te geven.
Tenslotte komt het aan spreker niet zoo
eemvoudig voor, om op dergelijke gronden de
wenschelijkheid van een dergelijk instituut
voor Zeeuwsoh-Vlaanderen aan te toonen. De
economische gesteidheid van Zeeuwsch-Vlaan
deren wijkt veel af van die van Limburg.
Daar besahikte men over grondstoffen, goeid-
koope hulpmiddelen en ervaren menschen, die
men hier mist.
Ook moet men een technisch economiseh
instituut niet beschouwen als een crisisinstel-
ling, door den nood dezer dagen in het leven
geroepen of op te rdchten. De instelling
werkt wel degelijk met het oog op de be-
hoeften van normale tijden. De directeur der
inrichting heeft dan ook nog onlangs in een
gehouden voondracht zijn blijdschap over uit
gesproken, dat het gelukkig is, dat dit insti
tuut pas in 1932, inplaats van 10 jaar vroeger
is opgericht, daar hij er zeker van was, dat
er, wanneer men in 1922 met de werkzaam-
heden was begonnen, als gevolg van de toen
ontstane mentaliteit en te grootsche verwach-
tingen, op industrieel gebied ongelukken zou
den zijn gebeurd.
De mogeiijkheden voor Industrie zijn zelfs
in Zeeland niet groot, dat bewijzen wel de
verschillende inidustrien, die successievelijk
van het tooneel zijn verdwenen.
Op grond van vorenstaande komt het mij
voor, dat men er niet mee kan volstaan met
de wenschelijkheid van een dergelijk instituut
uit te spreken, doch dat men wel degelijk
eerst de mogeiijkheden van dergelijke instel
ling moet onderzoeken. Het is geen zaak om
hierin voetstoots een beslissing te nemen. Ik
geloof ook niet, dat het zal gelukken op goede
gronden de mogelijkheid van een economiseh
technologisch instituut alleen voor Zeeuwsch-
Vlaanderen aan te toonen.
Ik kan mij niet voorstellen, dat het gemo
tiveerd is, alleen voor Zeeuwsch-Vlaanderen
zoo'n instituut in het leven te roepen.
De mogelijkheid zou alleen bestaan, indien
er een central® instelling bestond voor het
geheele land, doch naar mijn verwachting is
Zeeuwsch-Vaanderen te klein om voor een
instituut mogeiijkheden te scheppen.
En indien een dergelijke instelling centraal
is, dan is het ook wel na te gaan, welke kans
de uithoeken zullen maken.
De heer DE VRIEZE merkt op, dat hij naar
aanleiding der vraag van het Bureau naar een
meening der leden het volgende wenscht mee
te deelen:
Dat het voor de overheid een zeer groot
vcordeel heteekent, wanneer dank zij een
credietverleening, de werklooshedd vermin-
dert, zal wel geen betoog behoeven. Zelfs
wanneer er geen winsten gemaakt zouden
worden, kan een dergelijke instelling een
uiterst nuttige functie verrichten.
Aan den anderen kant doet men echter ook
verstandig, de beteekenis vein een ruime cre
dietverleening niet te verschatten. Onge-
tiwijfeld zullen dan zekere ondememingen de
beschikkicig over crediet krijgen, die vroeger
hij de particuliere banken niet gemakkelijk
of in 't geheel niet terecht konden.
Door credietverleening alleen kan men de
oeconomische activiteit niet duurzaam op-
voeren daartoe is in de allereerste plaats
noodig, dat er winstmogelijkheden zijn, en
deze kan men niet kunstmatig scheppen. Daar
waar crediet gegeven wordt zonider dat winst
mogelijkheden aanwezig zijn, zou teleurstel-
ling niet kunnen uitbiijven.
De SECRETARIS merkt den heer De
Vrieze op, dat dit nog niet aan de orde is,
dat niet in de eerste plaats sprake kan zijn
van een inidustriebank, doch dat de stichting
van een economiseh technologisch instituut
in de eerste plaats komt, en daama pas de
oprichting van een industriebank kan over
wogen worden.
De heer DE VRIEZE merkt hiertegen op,
dat het een toch aan het ander vastzit.
De heer VAN GOETHEM moet bewonde-
ring koesteren voor den secretaris, waar deze
zegt, de materie nog niet te hebben bestu-
deerd, althams met de studie daarvan pas be-
gonnsn te zijn. Hij krijgt den indruk, gezien
de naar voren gebrachte motieven, dat het
rapport al een heel eind op weg is, en waar
de secretaris zegt, geen mogeiijkheden te zien
die de vestiging van een instituut zouden
jwettigen, kan hij reeds bevroeden hoe het
rapport zal zijn.
De heer -NEETESON kan toestemmen, dat
ook naar zijne meening het rapport in ongni-
stiigen zin zal moeten uitvallen.
De heer VAN GOETHEM lijkt het, gezien
den pessimistischen toon van den secretaris,
niet twijfelachtig, of het rapport zal ongun-
stig luiden.
Naar zijn meening zou echter een econo
miseh technologisch instituut voor Zeeuwsch--
Vlaanderen wel op zijn plaats zijn. De werk-
loosheid is hier groot, de bevolking staat op
een laag peil wat het aantal betreft, en daar
om kan hij aanraden, te onderzoeken of er
geen motieven zijn, tot vestiging van een Eco
nomiseh Technologisch Instituut te adviseeren,
vooral in verband met te vestigen klein-
industrie.
Wat betreft de motieven voor stichting van
een industriebank, naar zijn meening zouden
daaraan geen beizwaren verbonden zijn.
De secretaris heeft aangehaald, dat een Eco
nomiseh Teohnologisch Instituut een instelling
zijn zou, niet alleen voor dezen tijd. Daarom
juist zou het zoo goed zijn, in dezen tijld daar-
mee te beginnen, om bij intreden van betere
tijden klaar te zijn, en paraat.
Gezien vorenstaande, handhaaft hij zijn
meening en stelt voor, de vraag van Gede
puteerde Staten met een ,,ja te beantwoor-
den.
De VOORZITTER merkt op, dat hij er
evenals den secretaris van overtuigd is, dat
het hier geen gemakkelijk vraagstuk betreft.
Limlburg is een industrieland. De bronnen
die Limburg kan aanboren, hebben wij hier
I niet. Ook wat betreft de vestiging van een
industriebank en het samenbrengen van daar
toe noodige kapitaal, is hij van meening dat
het niet zo zonder meer zou gaan, de noodige
duizenden samen te brengien.
De heer VAN GOETHEM wil opmerken,
dat de gelgenheid voor industrie hier toch
ook gunstig moet zijn, gezien de verschillen
de industrieen welke zich uit Noord-Frankrijk
hier gevestigd hebben. De vestiging dezer
industrieen moet toch zijn nut afwerpen. Hij
blijft bij zijn meening dat een Eioonomisch
1 Technologisch Instituut hier op zijn plaats
zou zijn.
De SECRETARIS merkt op, dat een Eco
nomiseh Technologisch Instituut geen veror-
denende bevoegdheid" heeft, en dat het sleohts
adyiezen kan geven aan degensn die van het
instituut gebruik willen maken. De vestiging
van industrie is een kiwestie van zicht erop
hebben. De verschillende fabrieken die hier
den laatsten tijd gekomen zijn, waren er ab-
soluut niet gevestigd geworden, indien er
geen contingenteeringen ingevoerd geworden
waren.
Het is heel eenvoudig, de vraag te beant-
woorden: Is stichting van een Economiseh
Technologisch Instituut gewenscht? Wie
zou de stichting van zoo'n instituut niet wen-
schen! Doch de taak van de Kamer is aan
te toonen, dat Zeeuwsch-Vlaanderen door de
stichting van een instituut vooruit zou
komen.
De heer Van Goethem zegt, dat spreker
door zijn studie een pessimistischen kijk op
die zaak heeft gekregen, zijn zoeken is nu
naar motieven, naar gegronde motieven am
dien pessimistischen kijk kwijt te raken. Het
was hem tot nil toe niet mogelijk in een ge
motiveerd rapport de mogelijkheid van een
instituut te bevestigen. Indien de vraag door
Gedeputeerde Staten gesteld, beantwoord
wordt, weet hij, dat dit college van de Kamer
iets meer verlangt dan een simpel „ja".
Het Bureau heeft dan ook de bedoeling- ge-
had, en het vertrouwen, dat door mededeeling
der vraag aan de leden uit den boezem der
Kamer motieven en ideeen naar voren zouden
gebracht worden.
De heer VAN GOETHEM kan voor motie
ven verwijzen naar het rapport dat door het
Zeeuwsch-Vlaamsch kanalencomite omtrent
den economischen toestanid van ons gewest
aan de betrokken departementen is toegezon
den. en dat in elk opzicht den toestand weer-
geeft zooals die thans is.
Dit rapport werpt een schel licht op de
benarde positie van Zeeuwsch-Vlaanderen.
Hij wil den secretaris den goeden raad geven
dit te bestudeeren. Hrj handhaaft ziin Voor
stel.
Dg SECRETARISHet rapport van het
kanalencomite is mij bekend. Dit kenschetst
volkomen den deprimeerenden toestand van
het gewest, doch gee ft geen lichtpunten voor
wat betreft economische opleving.
Zijn ervaring is, hoezeer hij ook hoopt op
vestiging van industrieen, dat de industrie
Zeeuwsch-Vlaanderen niet zoekt, zelfs Zee-
land niet zoekt. Hij moet twijfeien aan de
bestaansmogelijkheid van een Economiseh
Technologisch Instituut in Zeeuwsch-Vlaan
deren en bezit nu nog de vrijmoedigheid niet,
aan de Kamer te adviseeren de vraag van
Gedeputeerde Staten met een „ja" te beant-
woonden.
De heer NEETESON is van meening. dat
een bevestigende beantwoorddng op het
oogenblik weliswaar geen nadeelen zou bren
gen. Een advies met een enkele gunstige
beant/woording der vraag van Gedeputeerde
Staten is echter niet voldoende. Er moeten
motieven aangevoerd, en de kosten moeten
kunnen overwogen en bestreden worden. Het
lis de vraag of de kosten van een dergelijk
instituut zouden opwegen tegen de voordee-
len die men ervan trekken kan.
Wat wel zou kunnen gedaam worden. is
Gedeputeerde Staten berichten, dat hun vraag
de voile aandacht der Kamer heeft, en in-
tusschen het rapport afwachtem.
De heer WIND VAN MERKESTEYN is
van meening, dat het onderwerp belangrijk
genoeg is, hiervoor een vergadering te be-
leggen.
De heer VAN GOETHEM trekt zijn voor
stel in. Hij wil er echter nog speciaal op
aandringen, dat in het rapport de pessimis-
tische toon niet zal overheenschen.
De VOORZITTER is ook van meening, dat
het beter zal zijn, hierover nog nader te be-
raden. Er kan nu nog te weinig over geoor-
deeld worden.
De SECRETARIS deelt mede, dat het zijns
inziens noodig zal zijn te vinden mogeiijk
heden voor industrie. Limburg bezit ver
schillende grondstoffen, electrische stroom,
gas en wiaterleiding. Deze omstandigheden
zijn oonzaak geworden, dat het instituut te
Limburg gekomen is.
Voor Zeeuwsch-Vlaanderen, dat deze nood-
zakelijke middelen niet bezit, zal het noodig
zijn, andere te vinden. Zeeuwsch-Vlaanderen,
al thans een gedeelte heeft zijn ligging-aan
diep vaarwater en zijn spoorverbindingen.
Die ligging zou op het oogenblik het eenige
zijn, dat ten gunste van industriemogelijk-
heiid is aan te voeren.
Doch dat niet alleen. Rest nog de vraag
of verschillenlde gemeentebesturen ervoor te
vinden zouden zijn, aandeelen in een op te
richten N.V. ter beharfciging van de indu
strieele belangen van Zeeuwsch-Vlaanderen
te nemen. Het instituut in Limburg geldt
voor de geheele provincie, en daarvan hebben
alleen de grootsite gemieenten aandeelen ge
nomen.
Men moet rekening houden met de reali-
teit. Zullen de Zeeuwsch-Vlaamsche gemeen
ten in staat, en bovendien bereid zijn, mede
te werken aan de Samenstelling van derge
lijke inrichting, die misschien voor de een of
andere gemeente directe voordeelen zal kun
nen afwerpen?
Wanneer het instituut komt, zou het dienen
te gelden voor de geheele provincie, en dan
is het de vraag of men er hier in Zeeuwsch-
Vlaanderen van zou profiteeren. Bij instel
ling van een centraal instituut voor het ge
heele land is het duidelijk dat de excentrisch
gelegen deelen, het minste profijt zullen
halen, aangezien steeds getracht zal worden,
nieuwe industrieen in een centrum te vestigen.
De heer VAN GOETHEM merkt op, dat
we dan moeten trachten, dit te veramderen.
De SECRETARIS brengt hiertegen in, dat
men met de bestaande ervaringen rekening
houden moet. Eenmaal helbben Zeeuwsch-
Vlamingen zelf de gelegenheid gehad een
groote industrie te vestigen. Ze zijn er toen
voor naar Vlaardingen gegaau, en hebben
-daar hun superphosphaatfabriek gesticht,
hoewel, zooals gebleken is, de gelegenheid
daartoe hier aan het kanaal ook bestond.
In Goes is een meelfabriek geweest, deze is
vandaar verplaatst naar Middelburg. Hoe het
er thans mee staat, kan wellicht de heer Wijf
fels het beste mededeelen, de faJbriek is ge-
sloten.
In Limburg is door het instituut overwogen
de stichting van een fabriek voor fruitver-
werkitlg. Die had men te Goes, vlak bij het
station. De resultaten daarvan kan men zien
als men aan 't station kiomt.
Niemand liever -dan spreker zal in Z.-
Vlaanderen vestiging van nieuwe en uitbrei-
ding van oude industrieen zien, doch op het
oogenblik ziet hij daarvan de mogeiijkheden
niet.
Met algemeene stemmen wordt overeen-
komstig het voorstel van het Bureau besloten,
een nader rapport af te wachten, alvorens de
vraag of een Economiseh Technologisch In
stituut voor Zeeuwsch-Vlaanderen gewenscht,
is, te beantwoorden.
Aangezien niemand het woord verlangt,
sluit de VOORZITTER de openbare vergi-
dering.