0 Sf overgegaan tot het doen eerier nieuwe benoe ming. De commissie is tbans samengesteld als volgt: leden P. A. Neeteson G. F. P. v. d. Peijl A. C. L. Weijnen L. A. Stofkoper F. V. de Groof plaatsverv. F. J. van der Heijden D. de Jong C. L. de Smidt J. Vermeulen T. van Heel P. A. van Bouchaute C. L. Hamelink Lzn. A. de Bruijei F. Klaaijsen. Hienbij valt op te merken, dat de heeren Stofkoper en De Groof en bunne plaatsver- vangers speciaal zijn aangewezen door de Middelburgsdhe Kamer, wier gebied ook onder deize commissie ressorteert, en dat de heeren Van Bouchaute en De Bruijn en hunne plaats- vervangers zijn benoemd uit de candidaten opgegeven door de schippers-organisaties. Voonzitter der commissie is de heer Van der Peijl; de waamemende voorzitter wordt door de leden der commissie benoemd. De VOORZITTER wijst erop, dat zij, die met de werkzaamheden der Bevrachtingscom- missie niet bekend zijn, zich geen voorstelling kimnen maken van den omvang der werk zaamheden die aldaar verricht worden. Hij erkent ten voile, dat, v66r de wet in uitvoering kwam, hij van meening was, dat het werk dat daar verricht moest worden, niet van zoo groote beteekenis zou zijn. Thans heeft hij de overtuiging gekregen, dat aan het werk der commissie wel degelijk een groote beteekenis moet worden toegekend en dat de werkzaamheden van uitgebreiden om vang zijn. De leden hebben veel te doen om te zorgen, dat htm scheepje niet op de ban- ken verzeilt. Hij dankt hen bij deze voor hetgeen zij in hun kwaliteit als lid der Be- vrachtingscommissie hebben gepresteerd. Zooals uit de agenda is te zien, hebben de leden overeenkomstig het Reglement zitting voor den tijd van een jaar, en is dat jaar thans verstreken, zoodat zij moeten aftreden en nieuiwe leden gekozen moeten worden. Het Bureau heeft in de agenda de namen der aftredende leden vermeld. In de keuze der nieuwe leden is de Kamer volkomen vrij. Hij wenscht echter de leden der Kamer aan te bevelen, de aftredende leden voor hun werk te bedanken in den vorm, dat de Kamer hen terugzendt naar de plaat- sen die zij hebben ingenomen. Hij is ervan overtuigd, dat de aftredende leden blijk hebben gegeven van hun goeden wil, en hebben gehandeld zonder onderscheid des persoons zooals zij ingevolge de wet han- delen moesten, zonder dat hun eigen belangen daarbij ter sprake kwamen. De heer SCHEELE wenscht omtrent de Bevrachtingscommissie wel iets te vragen Ten eerste wenscht hjj te weten, hoe de Bevrachtingscommissie tot stand is gekomen. en dan waarom in de commissie geen scheeps bevrachter gekozen is. Hij bevestigt bij dezen het bezwaar, dat door de groep van onderteekenaars tegen de gesties der Kamer bij de benoeming van leden der Bevrachtingscommissie, waarvan hij de eerste onderteekenaar was, in hun bezwaar- schrift is naar voren gebracht. Naar zijn meening is de samenstelling der Bevrach tingscommissie eenzijdig. Hij gaat na, de leden der Bevrachtings commissie: de heer Neeteson voor de Oooperatieve Suikerfabriek, de heer Van der Heijden voor de speculatieve, accoord; de heel" Van der Peijl, voor de transport- ondememers, accoord; de heer De Jong, zijn kantoorklerk komt hem echter voor niet in orde te zijn. Hjj zegt: En mijnheer de Voorzitter, waar om moet de heer Weijnen benoemd worden als lid der Commissie, en tevens als Secre taris. Indien hij op deze vier punten een bevre- digend antwoord kan ontvangen, zal hij zich direct bij de handelwijze van het Bureau neerleggen. De heer DE VRIE2E wilde ook juist over het laatste, dat de heer Scheele aanroerde, nog iets zeggen. Hij kan in dezen de bandeling van het Bureau niet goedkeuren. De heer Weijnen had bij de benoeming van leden een voor- sprong. doordat hij zijn kantoor cadeau gaf. Enkele maanden later echter bleek dit niet meer voor niets te kimnen, en werd een kan- toorhuur van f 300 geeischt. De werkzaamheden van de commissie inaakten het noodig dat een typiste werd aan- gesteld, welke een salaris kreeg van f 200. Dit werd de dochter van den compagnon van den secretaris. Doordat de secretaris voor de commissie veel afwezig was, door het bijwonen van ver- gaderingen der commissie en ook van ver- gaderingen in andere plaatsen, was het noo dig. dat deze een assistent kreeg. Dit werd de compagnon van den heer Weij nen, welke een salaris kreeg van 1000. Naar zijn meening hadden toch die personen niet benoemd moeten worden, er zijn toch meisjes en klerken genoeg. Hij zou willen adviseeren, te besluiten voor de betrekking van assistent van den secre taris een werklooze kantoorbediende aan te wijizen. Hij had verwacht, dat het bureau ook in die richting gaan zou. De heer DE MEUER wil nog enkele din- gen opmerken omtrent de zoojuist aange- haalde kwestie der bevrachters. Voor de wet in werking trad, had hij ook hierover met den heer Harte gesproken. Nu de wet een jaar werkt, is hieromtrent onder- vinding opgedaan, en is hem gebleken, dat bij de beurtbevrachting, zooals het bij meer- dere regeeringsbemoeimgen met andere per sonen geschiedt, de bevrachter steeds meer een quantity negligeable wordt. Hij wil er echter nadrukkelijk op wijzen, dat dit niet geschiedt met de medewerking der Bevrachtingscommissie, daar steeds gevraagd wordt, indien een handelaar een reis opgeeft, welke bevrachter hij heeft. Deze wordt enkele malen dan opgegeven, enkele keeren gaat dit goed, en heeft de bevrachter van de werking der wet geen hinder, doch alle dagen gaan er van die klanten der bevrachters af. Dit heeft tot gevolg, dat de Bevrachtings commissie zich steeds meer rechtstreeks met de bevraehtingen gaat bemoeien. Juist door deze .omstamdigheid echter is het geen bezwaar, dat er bevrachters in de com missie komen. Hij heeft er geen beizwaar tegen, dat de leden die zitting hebben worden herkozen, doch naar zijne meening zou de commissie met enkele bevrachters kunnen worden uitgebreid. Dan wenscht hij een omstandigheid ter sprake te brengen die niet voor zijn rekening komt, daar hij in dien tijd geen lid der Kamer was. Een der gemeenteraadsleden van Ter Neuzen wees hem erop, dat het toch geen goede toestanid is, dat "de compagnon van den heer Weijnen, de heer De Smit, als plaatsvervanger van. eerstgenoemde op trad. Genoemd gemeenteraadslid wees hem er op, dat er thans reeds geruimen tijd een werk- loos kantoorbediende loopt, die steeds maar ten laste der gemeente komt. Het kon bij de Bevrachtingscommissie toch ook zijn als bij de Arbeidsbeurs. Daar heeft men een directeur, doch daamevens een bediende, die daarin zijn bestaan vindt. Ook moet hij uit- spreken, dat hij steeds, indien mogelijk, voor- keur heeft voor mannelrjk personeel boven meisjes. Indien bedoeld persoon benoemd geworden was, was dit de gemeente ten goede gekomen. Hij is van meening, dat het toch niet zoo moeilijk zou geweest zijn, dien persoon aan te wijzen. Het verzoek van bedoeld raadslid kwam hem gegrond voor, waarom hij het thans hier ter sprake heeft willen brengen. De heer DE KLERK merkt met betrekking tot de stemming voor leden der commissie op, dat naar zijn meening de opzet van de wet was, de schippers te helpen. In de commis sie zijn deze echter niet evenredig vertegen- woordigd. De schippers zijn geen vrienden van de even- redige vrachtverdeeling zooals deze thans is, en zagen de wet liefst zoo vlug mogelijk van de baan. Het kwam hem billijk voor, dat in de commissie de helft bestond uit vertegen woordigers der schippers, en de helft uit de vertegenwoordigers van den handel. De heer VAN GOETHEM herinnert, dat deze Bevrachtingscommissie veel stof heeft doen opwaaien. Er wordt gezegd, dat de wet er is om de verdeeling der vrachten naar evenredigheid te doen geschieden, er wordt ook gemeend, dat zulks niet gebeurd, dat er teveel goedkeuring voor vaste relaties worden af gegeven. Er is tegen deze commissie reeds veel oppositie gevoerd, naar hij meent heeft zelfs de laatste verkiezing voor Ifeden der Kamer in het teeken der oppositie tegen de beurt bevrachting bestaan. Naar hetgeen hij hoorde, moet hij den in- druk krijgen, dat indien er dingen met be trekking tot de Bevrachtingscommissie ter tafel komen, er doekjes om worden gedaan. De oppositie richt zich voomamelijk tegen den persoon in de Bevrachtingscommissie, welke, zooals gezegd wordt, voondeel zou behalen door de beurtbevrachting, en in de commissie wilde gekozen worden om eigen belangen boven het algemeen belang te die- nen. Hij zou gaame juist worden ingelicht hoe dat alles toch in elkaar zit. En als die voorzitter daar niet op de goede plaats zit, behoort die te worden vervangen. De heer NEETESON wenscht ook enkele dingen in het midden te brengen. De heer Scheele is met hem begonnen, dus is het spreker niet kwalijk te duiden, dat hij met zichzelf begint. Hij moet constateeren, dat de heer Neeteson niet voor de Cooperatieve en de heer Van der Heijden niet voor de Centrale Suikermaat- schappij in de Bevrachtingscommissie geko zen is. Er werd gezocht naar goede verte genwoordigers der verladers. Daar een sui kerfabriek nogal -wat met de schipperij te maken heeft, is het oog op spreker gevallen, en waar leden en plaatsvervangende leden overeenkomstig den wensch van den Minister van Economische Zaken met elkaar in nauw contact behoorden te staan, is de heer Van der Heijden als zijn plaatsvervanger voor den vertegenwoordiger uit de Industrie gekozen. Hetzelfde doet zich voor met betrekking tot den heer Van der Peijl en De Jong. De heer Van der Peijl is gekozen als vertegen woordiger uit reeders- en transportonder- nemerskringen, wat is natuurlrjker dan dat de chef van zijn afdeeling scheepvaart zijn plaatsvervanger is. De heeren De Meijer en Scheele bepleiten opneming van bevrachters in de commissie. Hij is van een tegenovergesteld gevoelen, en is van meening, dat indien de bevrachters in de commissie zouden komen, de Kamer van Koophandel veel klachten over te hooge vrachten zou te incasseeren krijgen. De heer De Klerk moet hij opmerken, dat de Minister heeft bepaald, dat minstens fldn lid uit sohipperskringen in de commissie zou vertegenwoordigd zijn. De Kamer is verder gegaan dan den wensch van den Minister en heeft twee leden uit de schipperij in de com missie benoemd. Wat de heer Van Goethem zegt is gedeel- telijk juist. Er wordt beweerd, dat er in de commissie een lid zou zijn, dat er belang bij heeft dat de gesties der commissie in een bepaalde richting gestuurd worden. Degenen die dit beweren hehben het echter geheel mis. Hij kan getuigen, dat dit lid steeds punc- tueel, hij zou bijna zeggen, angstvallig aan de bepalingen der wet vasthoudt, en steeds angstvallig onpartrjdig de zaken beziet. Dit lid is gekozen omdat bekend was, dat hij een goeden kijk op de scheepvaart heeft. Er is in de commissie steeds een strijd tus- schen de schippersleden en de leden uit den handel. Het is niet alleen dat dit lid dan steeds de onpartijdigheid bewaart, doch het is zq-n verdienste dat er gezorgd wordt, dat ge daan wordt wat de commissie verplicht is te doen: de zaak van beide kan ten te bezien. De heer DE KLERK vraagt hoe het in de wet omschreven staat dat in de commissie minstens den lid uit sohipperskringen aan- wezig zijn moet. De SECRETARIS antwoord dat hierom trent in de wet niets omschreven is, doch dat de Minister, dit als zijn wensch had geuit. De heer VAN DER PEIJL wil den heeren uit de Kamer van Koophandel, wien in de ooren geblazen is, dat er personen lid zijn der Bevrachtingscommissie, die er persoonlijk voordeel uit zouden behalen, uitnoodigen eens enkele vergadejringen der Bevrachtingscom missie bij te wonen. Overeenkomstig het Reglement der com missie hebben de leden der Kamer ook het recht inzage van de stukken te vragen. Hij is ervan overtuigd, dat die heeren dan een ibeter overzicht over de omstandigheden zul- len hebben. De heer SCHEELE kan het met den heer Neeteson niet eens zijn. Naar zijn meening kan het nooit een be zwaar zijn dat er in de Bevrachtingscommis sie een of meer scheepsbevrachters gekozen worden. Hjj vraagt: Hoe komt het dat van den heer Van der Peijl b.v. vddr de invoering der wet een heele vloot sohepen stillag, terwrjl ze thans alle in de vaart zijn? Is dat misschien allemaal relatiewerk? En waarom liggen er zooveel kleine scheepjes in het Gat. Qe heer VAN DER PEIJL: Indien u den toestand nagaat zult u gewaar worden, dat van de Nedierlandsche vloot in 1932 stillag 70 in 1933 20 en in 1934 niets. Overi- gens wilt u toch mijn schepen niet vergelrjken met de notadoppen die in het gat liggen. In de vorige vergadering heb ik ook reeds gezegd, dat van de 180.000 ton, die door de tranaportmaatschapptj Ter Neuzen van 7 Sep tember tot 7 December 1933 zijn vervaren, nog geen 2 via de Bevrachtingscommissie bevracht zijn. Het werk dat gedaan wordt is bijna uitsluitend intemationaal werk. De heer SCHEELE: En hoe komt het dan. dat door de Bevrachtingscommissie eerst voor 100.000 ton vaste relaties werden afgegeven en dit thans reeds is gestegen tot 280.00 ton De heer VAN DER PEUL: Als u bij mij op kantoor komt, zullen wij het u voorlaggen. Er is geen sprake van, dat ik vaste relaties heb, ik heb geen enkele vaste relatie, geen ton. Voor mijn werk heb ik de beurs niet noodig. De heer SCHEELE: Ja, de heer Van der Peijl heeft de Bevrachtingscommissie niet noodig, hij heeft niemamd noodig, hij is een reuzekerel, en wij zijn sukkelaars. De heer VAN DER PEIJL: Ja. De heer DE KLERK meent, dat een Kamer van Koophandel hiet de plaats is om persoon- lijke kwesties te luchten. Zooals de heer Van der Peijl heeft verklaard, werkt zijn vloot hoofdzakelijk voor intemationaal vervoer. Dit in twijfel te trekken is beleedigend. Persocnlijke kwesties behooren hier niet uit- gevochten te worden, doch men moet zakelijk blijven. De SECRETARIS zal een en ander met be trekking tot de Bevrachtingscommissie uit- eenzetten. Daartoe is het noodig te begin- nen met de historie zooals die zich met be- treking hiertoe ontwikkelde. De wet is door de Regeering imgediend, met het doe! verbetering te brengen in het schip- perSbedrijf. Bijna alle Kameirs van Koop handel in Nederland hebben zich ertegen verklaard, op grond dat in het algemeen door deze wet de schippers niet geholpen zouden zijn, dat het een verdeeling van armoede zou zijn, en hebben andere middeien aan de hand gedaan, waardoor het bedrijf in betere banen zou kunnen geleid worden. Deze middeien heft de Regeering echter niet willen toepas- sen. Toen de wet er was, hebben de Kamers zich op het standpunt gesteld dat deze loyaal uitgevoerd moesten wofden, overtuigd als zij echter waren, dat de wet geen bevrediging zou schenken aan degenen voor wie zij be doeld was, en dat de Kamers dit, als verwijt, naar het hoofd zouden krijgen. De groote kwestie was, dat er te weinig vervoer was, en dit tekort is men nu gaan verdeelen. De wet heeft ook tengevolge gehad, dat schip pers, die vroeger bijna steeds vracht hadden, nu over de beurs moeten bevrachten, op beurt moeten wachten en ligdagen doormaken met al den aankleve daarvan. Toen de wet er was, stond de Kamer er dus voor, een commissie samen te stellen. Het Bureau er van overtuigd, dat het hier- voor niet alleen menschen moest hebben die dit ondankbare werk zouden willen doen, die zich hiervoor wilden geven, doch ook dat zij menschen moesten zoeken die dit zouden kunnen. Het Bureau heeft toen gemeend, aan de Kamer te moeten voorstellen over te gaan tot benoeming van de leden, 1 uit den handel 1 uit de reederij en het transportwezen, 1 uit de bevrachtingsiwereld. In afwijking van de bij andere Kamers al gemeen gevoligde gedragslijn heeft het Bu reau, vo6r alle andere, gemeend de Kamer in de gelegenhei'd te moeten stellen, niet een, doch twee leden uit de schipperswereld te be- noemen, en is, vddr de aanschrijving van den Minister was ontvangen, aan de Schippers- organisaties verzocht, gezamenlijk een voor- dracht uit hunne organisaties samen te stel len. Aanvankelijk was het Bureau van oordeel, dat zoudfen dienen benoemd te worden 5 leden. Het werd echter van belang geacht, dat voor geheel Zeeland edn Bevrachtings commissie zou ingestelid worden. Daartoe is samenwerking verkregen met de Kamer te Middelburg. welke als eisch stelde. dat flan (rdn wege haar ook 2 leden in de Bevrach tingscommissie benoemd zouden worden, en is aidus geschied. Aanvankelijk was in het Reglement vast- gesteld, dat de commissie zou bestaan uit 5 leden, en is in venband met bovenstaande het ledenaantal vastgesteld op 7. Op grond daarvan werd het aantal leden in het Reglement gewijizigd en bepaald op 7. Er wordt nu voorgesteld, om de commissie uit te breiden met 2 scheepsbevrachters. Spreker moet er echter op wijzen, dat dit in deze vergadering absoluut uitgesloten is Er kan wel worden voorgesteld, het aantal leden te verhoogen van 7 tot 9. Er kan echter niet worden vastgelegd, flat dit scheeps bevrachters zullen zijn, terwijl de mogelijk- heid ook niet is uitgesloten dat, indien de Kamer van Middelburg hiermede accoord ging, deze zou bedingen dat voor een even- redige verdeeling der leden de nieuwe leden uit haar gebied moeten worden be noemd. Dan moet tevens ook nog de goed keuring van den Minister van Ecoeiomische Zaken verworven worden. En wanneer men in aanmerking neemt, dat voor het zeer uit- gebreide gebied de Bevraohtingscommissie te Rotterdam slechts 9 leden zetelen, is het de vraag of die goedkeuring zal worden ver kregen, daar meerdere leden ook weer aan- leiding zijn tot stijging der kosten, terwijl de regeering er naar streeft dat de commis- sies zichizelf zullen bedruipen. Afgedacht nog van de vraag of het gewecischt is, -het aantal leden te vergrooten, omdat de kans niet is uitgesloten, dat de zaken daardoor stroever zouden verloopen. Zooals reeds is aangestipt, had het Bureau tot taak te zorgen voor de zoo mogelijk des- kundige bezetting van 3 plaatsen in de com missie, daar er twee ter beschikking der schippersorganisaties waren gesteld. Dit ver- oorzaakte eerst groote zorg, doch door de personen die het Bureau bereid vond de taak op zich te nemen, meende het bijzonder ge- lukkig te zijn geslaagd. De voorgedragenen zijn door de Kamer benoemd en dat dit een goede keus is geweest, meent spreker dat na een jaar werken ten voile kan worden onider- schreven. Zeker, er is tegen de samenstelling der commissie oppositie gevoerd, maar daarbij valt op te merken, dat dit een vrijwel per- soonlijke oppositie is geweest, want die op positie be,stand reeds v66r de commissie haar taak had aangevangen. ja, zelfs nog v66r dat de Wet en het Reglement dat de commissie uit te voeren heeft bij de opposan- ten bekend waren. Het Bureau was van oor deel, dat zich met betrekking tot de werking der commissie het omgekeerde zou voordoen van hetgeen de opposanten vreesden, en de Kamer was het daarin met het Bureau eens. Overigens heeft de Kamer iets gedaan wat niet alle Kamers zich hebben voonbehouden, n.l. het recht van controle op de werking en het beheer der Bevrachtingscommissie. Het Bureau heeft dat aldus in het Reglement voorgesteld omdat de Kamers van Koophan del de wet moesten uitvoeren en zij dan mits- dien ook eeniger mate het heft in handen moeten hebben om zoo noodig op te tredeti indien het niet goed zou gaan. En spreker is er van overtuigd, dat, indien de noodzake- lijkheid bleek, het Bureau ook niet schromen zou, aan de Kamer voor te stellen in te grijpen. In die richting gaat het echter thans met. Het Bureau prtjst zich nog zeer gelukkig met de gedane voondracht, en meenit in zijne emstige pogingen om een goede en deskun- dige commissie samen te stellen ten voile te zijn geslaagd. Spreker wil niet bereveren, dat het werk der Bevrachtingscommissie niet aan critiek bloot staat. Dit is moeilijk te misgaan. De com- missies moeten noodwendig ingrrjpen in de belangen van derden, in die van den handel en de industrie eenerzijds en die van de schippers andenzijds. En, waar meer partijen in htm belangen tegenover elkaar staan, sp'reekt het van zelf dat het niet mogelvjk is beide ten voile te bevredigen. Dat ligt echter nog aan de commissie, noch aan hare samenstelling, dat is een gevolg van de wettelijk vastgestelde maatregelen, die geen algemeene bevrediging kunnen schenken omdat er nu eenmaal een tekort" aan ver voer is. En uit welke personen men ook de commissies zou samenstellen, zij zullen uit dat oogpunt bezien alien het ondankbare van hun werk moeten ervarem iiij alle geruchten omtrent critiek die op de Bevrachtingscommissie te Ter Neuzen werd uitgeoefend, is men zich echter tot algemeen- heden blijven bepalen en er is nog geen enkel feit ter kennis van de Kamer gebracht, waaruit blijkt, dat de eommissie verkeerd zou hebben gehandeld. Van af den tijd dat de regeling in werking is getreden, heeft spreker, om .op de hoogte te blijven, den inhoud van verschillende schip- persorganen gevolgd, omdat hij venwachtte, wat gevolgd is. Aanstands standen die bla- den vol met ingezonden stukken, bevattende klachten over de werking der wet en ook over de werking van verschillende commissies. Doch onder die tal van klachten de al of niet gegrondheid laat hij geheel buiten be- schouwing heeft hij er geen aangetroffen over de commissie voor Zeeland te Ter Neuzen. Daarin ligt toch, naar hij meent, ook een aanwijizing, dat de commissie, al trachten haar enkele belanghebbenden haar wel eens op zijpaden te brengen, hare taak goed ver richt, en de Kamer omtrent de gedane keuze gerust kan zijn. De groote zorg van het Bureau is dan ook geweest een commissie te vormen waarvan verwacht kon worden dat zij de te behandelen zaken goed onder de knie zou hebben, en het was een opluchting. dat het de benoemde heeren bereid vond zich voor die naar ver- waohting ondankbare taak te geven. Zoo werd de heer Neeteson voorgedragen als ver tegenwoordiger der industrie, de heer Van der Peijl in zijn dubbele kwaliteit van reeder en verlader en de heer Weijnen uit het be- vrachtingswezen. Naast deze heeren werden aanbevolen plaatsvervangers met wie zij voort- durend in contact komen, resp. de heeren Van der Heijden, De Jong en De Smidt, opdat de plaatsvervangers door het geregeld contact met de leden, van den gang van zaken op de hoogte zouden zqjn, en daardoor de leden ook met vrucbt zouden kunnen vervangen. Nu is door den heer De Vrieze wel het ver wijt tat het Bureau gericht, dat dit voor de benoeming der commissie niet goed zou heb ben gehandeld, doch dan is daarbij toch uit het oog verloren, dat niet het Bureau, doch de Kamer de leden en den voorzitter der com missie heeft benoemd, en wel met alge meene stemmen, en de Kamer de verantwoor- ding draagt van de door haar, zij het dan ook op aanbeveling van het Bureau, benoemde leden. Er bleek evenwel uit de wijze waarop die benoeming geschiedde, dat de Kamer even- zeer als het Bureau, in die heeren ten voile vertrouwen had, dat zij op de hoogte waren van de zaken en belangen die zij zouden te behartigen krijgen, en dat was voor dit grensgebied van groote beteekenis. De Kamer kan inderdaad over de keuze tevreden zijn. De commissie levert goed werk en staat ook bij de hoogere leiding van de regeling goed aangeschreven. Kenschet- send is daarvoor het volgende: Onlangs moest voor een bepaalde regeling geconfereerd worden met andere commissies, omdat hunne werkingssfeer daarbij ineengrijpt. Er was daarover al g*eruimen tijd onderhandeld. Op die conferentie bleek de commissie te Ter Neuzen hare regeling, waarover veel overleg met organisaties van verschillende belang - hebbeniden waren noodig geweest, voor elkaar te hebben, terwijl er van de collega's nog niets aan was gedaan Het gevolg was dan ook, dat door den vertegenwoordiger der Regeering, die de conferentie bijtwoonde, hulde werd gebracht aan het werk van Ter Neuzen. Toevallig kwam hem dit ter kennis, doch hvj meent, dat de heer Neeteson dit zal kunnen bevestigen. De heer NEETESON noemt dit In hoofd- zaak juist. Alleen was bedoelde persoon niet een vertegenwoordiger der Regeering, doch van de Commissie van advies voor bevraoh- tingazaken. De SECRETARIS beaamt dit laatste, doch noemt dit vrijwel gelijk, aangezien dit toch een semi-averheidsinstelling is. De Kamer heeft alzoo geen voorkeur gehad voor (bepaalde personen, doch het zwaarte- punt van haar overweging was alleen en uitsluitend een goede uitvoering der wet Voor persoonlijke belangen is in de commis sie geen plaats, de leden kunnen geen per soonlijke belangen voorstaan. Daaromtrent bestond vddr de inwerkingtreding der rege ling bij buitenstaanders blijkbaar een onjuiste meening, zooals ook bleek uit ingekomen verzoeken, om vertegenwoordigers van be paalde nijverheidsinstellingen met het oog op de belangen dier bedrrjven als lid aan de commissie toe te voegen. Voor persoonlijke belangen is in de commissie geen plaats, de leden kunnen ook geen persoonlijke belan gen voorstaan. De commissie heeft enkel en alleen de wet en haar reglement uit te voe ren, en hare beslissingen moeten daarop zijn gegrond. Zij heeft er bovendien ook rekening mede te houden dat er zoo iets bestaat als een hoogere controle, en dat er ook een be- roepsinstituut bestaat, en hare beslissingen daar kunnen getoetst worden. De Kamer achtte aanvankelijk 5 leden voor de commissie voldoende. Als men ziet dat de commissie te Rotterdam, welke niet alleen is ingesteld voor Rotterdam, doch ook voor de beneden Maas, Delft, 's-Gravenhage, en wier gebied zich uitstrekt tat Gouida, bestaat uit 9 leden, moet hij ontraden, de commissie nog verder te willen uitbreiden. Enkele leden hebben gesproken over het personeel der commissie. Hieromtrent merkt hij op. de Kamer benoemt de leden, plaatsvervangende leden en den voorzitter der commissie, doch dat de commissie zelf benoemt haren secretaris en het verder personeel. En is het dan niet van groat belang, dat indien de secretaris niet aanwezig is, men iemand heeft, die evenwaardig zijn ftmctie kan vervullen Men moet niet uit het oog verliezen dat de Bevrachtingscomnflssie zoo goed als dag n nacht moet kunnen function- neeren. Toen ide huidige secretaris naar die betrek king solliciteerde. leek dit het Bureau juist ook in verfband met zijn medewerker, een oplossdng, hetgeen, gezien de wijze waarop de regeling moet worden uitgevoerd, door de omvangrijke er aan veribonden administratis achteraf gezien ook juist bleek. De Kamer heeft ook het voorrecht, flat twee harer leden dit werk van meer nabrj leeren kennen, hieromtrent dus kunnen oor- deelen en de Kamer voorlichten. Waar de huidige functionaris en zijn plaats vervanger 'bovendien scheepsbevrachter waren en dus omtrent bevrachtingszaken op de hoogte, zijn tot lid en plaatsvervangend lid der eommissie gekozen. De heer DE MEIJER bestrijdt, dat be doelde heeren scheepsbevrachters zouden zijn. Hij heeft nooit gehoord dat De Smit Weijnen scheepsbevrachters zijn zouden. De SECRETARIS meent, dat zulks wbl het geval is, zij zijn althans als zoodanig bij en door het Bureau aangeprezen. De heer DE MEIJER moet dan opmerken, dat de Kamer toen de commissie ingesteld werd, verkeerd is ingelicht. Het is jammer, dat voor de benoeming van een plaatsvervanger van den secretaris niet aan dien werkloozen kantoorbediende is ge- dacht. Hij verwijst hiervoor wederom naar het door hem aangehaalde voorlbeeld van den toestanid zooals die op de Arbeidsbeurs is. waar die bediende er toch ook zijn brood ver- dient. Zooals het nu is, maken de menschen aan- merkingen. De heer NEETESON moet opmerken, niet te begrijpen wat dat Ter Neuzensche raadsilid hiermede te maken had, het is geen Bevrach tingscommissie voor Ter Neuzen, doch deize is ingesteld voor geheel Zeeland, zoodat het toch niet zeker zou zijn, dat die kantoorbe diende uit Ter Neuzen benoemd zou zijn. De heer DE MEIJER merkt op, dat dan toch in ieder geval in Zeeland een man min der had moeten onderhouden worden. Hij heeft niet bepaald op dien persoon uit Ter Neuzen het oog gehad, doch dit geval aange- haald als voorbeeld. De heer NEETESON: Dat bewuste raads lid van Ter Neuzen dan toch wel! Bij de be noeming van het personeel der commissie heeft de commissie uitsluitend gevraagd: Welke persoon is het beste in verband met het werk voor de evenredige vrachtverdee ling? Er is niet gevraagd of er iemand om een baantje verlegen was, doch alleen het belang der commissie heeft die benoeming tot gevolg gehad. Dat is de eenige reden waarom deze persoon benoemd is. De heer SCHEELE vraagt uit hoeveel per sonen de leden der commissie in Zeeuwsch- Vlaanderen bestaat. De SECRETARIS herinnert zooeven te hebben meegedeeld, dat uit Zeuwsch-Vlaan- deren 5 leden zijn benoemd en 2 van de Zeeuwsche Eilanden. De overweging hierbq is mede geweest, dat het voor het nemen van spoedbeslissingen noodig was de leden vlug bjj elkaar te kunnen roepen. De heer SCHEELE moet opmerken, dat zich dan met betrekking tot de benoeming een vergissing heeft voorgedaan. Vein Weijnen en De Smidt als scheepsbevrachters heeft hij nog nooit gehoord. De SECRETARIS: Zij hebben in ieder geval toch blijk gegeven, kennis van bevrach ten te bezitten. De heer SCHEELE wilde nog gaame in gelicht worden, of in de commissie bevrach ters zitting hebben. De heer VAN f>ER PEIJL: Vermeulen en Klaaijsen. De heer SCHEELE kan niet aannemen. dat Klaaijsen scheepsbevrachter zou zijn. Deze is graanhandelaar en beurtschipper, doch geen bevrachter. De SECRETARIS merkt op, dat Klaaijsen als vertegenwoordiger der schippers door de organisatie is aange/wezen. De heer DE KLERK vindt het geen be zwaar, dat de tegenwoordige functionarissen geen bevrachters zijn, het hoofdpunt is, dat z:j hun werk onpartjjdig doen. De heer DE MEIJER veronderstelt, dat zij na opheffing der wet wel scheepsbevrachters zullen worden. De heer VAN DER PEIJL brengt hleitegen in, dat zulks ook het geval zou kunner zijn, indien een andere secretaris aan het hoofd van het Bureau stond. De fuactionarissen die nu in dienst zijn, dienen op de hoogte te zijn van scheepvaart, bevrachting en handel, en aan deze vereischten voldoen zij. En welke belangen zou een bevrachter meer behartigen, die van den handel of die van de scheepvaart? De heer DE MEIJER: Beide. De heer VAN DER PEIJL: Aan het feit, dat er geen bevrachters in de commissie zijn. mijnheer De Meijer, hebt u het te danken, dat u nog eenigszins kunt mededingen. Het kost de Bevrachtingscommissie de grootste moeite te zorgen dat Ter Neuzen niet overvleugeld wordt. Het is toch algemeen bekend, dat een be vrachter meer opkomt voor de belangen der schippers, dan voor die van zijn opdraoht- gever. We zitten hier tusschen twee vuren. Als we niet oppassen worden vanuit Belgie de vrachten afgesnoept, en ook moet rekening gehouden worden met gestes van Rotterdom ten nadeele van de haven van Ter Neuzen. De SECRETARIS merkt nog op, dat thans uitbreiding der commissie niet mogelijk is. De Kamer heeft het aantal leden op 7 vast gesteld, zij kan wel andere leden benoemen. De heer VAN GOETHEM deelt mede, dat de bij hem aangebrachte klacht in hoofdzaak ging tegen den voorzitter van de commissie, daar het volgens zijn zegsman diens schuld was, dat de vrachten vanuit Zeeuwsch- Vlaanideren hooger geworden waren. Hij heeft gezegd, dat niet te begrijpen, daar deze als expMiteur er belang bij had, dat ze niet te hoog werden, en deze toch ook goede relaties had. Het doet hem genoegen te hooren dat zijn onpartijdigheid niet in twijfel wordt getrok- ken. Juist dit had hem gefrappeerd. We weten alien en dit is ook de algemeene ver- wachting geweest, dat de vrachten tengevolge van de wet hooger zouden worden. Hij gaat op losse praatjes niet in, en heeft daarom de inlichtingen verzocht, die hij nu gekregen heeft. De SECRETARIS zou in verband met het door den vorigen spreker geuite nog wel ecikele mededeelingen willen doen, doch dan moet hij confidenties doen die niet voor open- baarhedd bestemd zijn. Indien de Kamer wenscht dat daarop wordt doorgegaan, zal dat in besloten vergadering moeten geschie den. De heer NEETESON: Er zijn er in deze vergadering 2 personen, die omtrent de gestes van den voorzitter der Bevrachtings commissie mededeeling zouden kimnen doen De eene zal dit uit den aard der zaak niet doen, daarom wil hij verklaren dat een onpar- tijdiger man dan de voorzitter der commissie hem niet bekend is. en terwille dier onpar tijdigheid zou het hem spijten, indien een andere voorzitter der commissie werd be noemd. De heer DE MEIJER is van meening, dat uitbreiding der commissie toch altijd moge lijk is. De SECRETARIS merkt op, dat de Kamer daartoe kan besluiten, doch daarop ministe- rieele goedkeuring moet worden verkregen Die heer DE KLERK vindt, gezien de ver- houding tusschen Rotterdam en Ter Neuzen, Rotterdam 9, Ter Neuzen 7, geen aanleiding de commissie uit te breiden.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 7