Mfaihacdt's pMdew
Ben fyemiteUoudc
Groote Cmisverg
over de bedreigde
Suikerbietenteelt
Buitenland
Het belong der verkeersmiddelen
bij de suikerbietencultuur
- f
Het bestaansrecht van de Nederlandsche
suikerproductie
Is spoedig verdreven met
Per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Bij Uw drogist
(Ingez. Med.)
tot installing van een Verkeersfonds zal heb
ben niet alleen voor het motorverkeer, maar
■vooral voor handel, landlbouw, Industrie en bet
geheele bedrjjfsleven.
Het onder we rp zal worden ingeleid door
den beer Edo J. Bergsma, die tevents de ver
gadering zal presideeren.
Aangezien zeer groote belangstelling blijkt
tie bestaan voor dit onderwerp, vooral in de
fcringen van landbouw, nijverbeid, vervoer-
wezen en andere belanghebbenden, wordt de
vergadering gehouden in de groote zaal van
het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
te 's-Gravenhage en wel op Maandag 5
els.
Hoewel aan eenige belanghebbenden uitnoo-
chgingen zullen worden gezonden, is de ver
gadering bovendien voor iedereen toeganke-
lijk.
RUSLAND BESTELT METALEN IN
NEDERLAND.
TJit Moskou wordt gemeld, dat Rusland
door tusscbenkomst van de Exportchleb in
Nederland metalen beeft besteld. Er is sprake
van orders voor een bedrag van 600.000, het-
welk gedeeltelrjk met Russiscbe goederen zal
worden betaald.
HET V66BOEFENINGS-INSTITUUT.
Het rapport van de legerbezuinigings-com-
missie-Idenburg, dat den minister van Defen-
sie enkele dagen geleden werd overhandigd,
zou, naast enkele besnoeiingen van meer be-
perkten aard, voomamelijk als bezuinigings-
objecten aanwijzen: bet v66roeferungs-insti-
tuut en bet beroepskader, aldus scbrijft bet
„Volk".
Wat bet vddroefendngsinstituut betreft, zou
de commissie algebeele opbeffing aanbevelen.
teneinde een grootere concentratie van de
oefengelegenbeden te beredken.
Inzake bet capitulantenstelsel zou de com-
missie voorstellen, dienstplichtigen onder-
officieren, die hun eersten oefeningstjjd beb-
ben volbracbt, de gelegenbeid te schenken,
een contract over langer tijdsduur te sluiten,
waama zij vender voor instructeur zonden
worden opgeleid.
Tegen opbeffing van een der divisaes, een
maaregel, welke in veel sterker mate dan
de twee bovengenoemde tot directe bezuini-
ging zou leiden, scbijnt van de zrjde van den
general en staf, een z66 kracbtigen oppositie
te zijn gevoerd, dat de commissie, welke in
haar boezem tocb reeds groote verdeeldbeid
vertoonde, over de voor te stellen maatrege
len, biervan definitief heeft afgezien.
HEN NIEUW OMKOOPINGSSCHAND AAL'
Sedert enkele dagen is door een der recb-
ters van instructie te Brussel een onderzoek
ingesteld naar aanleiding van bet feit, dat
sommige gemeenteambtenaren, gendarmes,
politie-agenten, brandweerlieden enz., zoo gauw
zij kennis kregen van een brand, zekere brand-
deskundigen waarscbuwden. Slaagden deze
laatsten er in de brandexpertise te bekomen,
dan gaven zij, als commissie, 10 of 20 francs
aan de personen die hen gewaarscbuwd bad-
den. Dit kan natuurlijk beschouwd worden als
sdhending van bet beroepsgeheim (art. 458
van bet wetboek van strafrecht), maar vol-
gens het oordeel van sommige rechtsgeleer-
den zou deze interpretatie nogal ver gezocht
zgn. De recbter van instructie die deze zaak
in handen heeft, denkt er vermoedelijk anders
over. Hij beeft verscheidene huiszoekingeo be-
volen die tot de inbeslagneming van talrijke
papieren blijken te bebben geleid. Tot arresta-
tie is men, tot nu toe, evenwel nog niet over-
gegaan.
HET LOT VAN DEVIITBOF.
Dimitrof's moeder beeft Dinsdag na aan-
komt te Berlijn een bezoek gebracbt aan het
rijksministerie van binnenlandsche zaken, waar
zij, met behulp van een tol-k, een onderhoud
had met den afdeelingschef dr. Erber, die deze
zaak behandelt.
Dr. Erber verklaarde, aldus meldt V. D. uit
Berlijn, tot zijn leedwezen te moeten mede-
deelen, dat het mogelijk was, dat de Bulgaren,
evenals Torgler, voor onbepaalden tijd in ar
rest zouden moeten blijven.
Rr. Erber deelde mevrouw Dimitrof mede,
dat wanneer Dimitrof in hechtenis zou worden
gehouden, het tijdstip van zijn invrijheidsstel-
ling niet vastgesteld zou kunnen worden. Zij
kon te Leipzig blijven of teruggaan naar Bul-
garije, gelijk zij zelf wilde, doch bij adviseerde
haar naar haar land terug te keeren Een be-
slissing zou niet voor het einde van deze week
worden genomen.
Op een vraag naar de redeoen, die men had
om Dimitrof en de andere Bulgaren vast te
houden, antwoordde dr. Erber, dat Dimitrof
een gevaarlijk communist was, die had deel-
genomen aan tal van illegale acties in
Duitscbland en indien hij werd vrijgelaten, zijn
propaganda tegen de nationaal-socialistische
regeering zou voortzetten als hij buiten
Duitschland was.
DE AARDBEVING.
De gevolgen der hevige aardbeving in mid
den- en oost-Britsch-Indie zijn erger dan eerst
werd ondersteld. Volgens de laatste cijfers zijn
er meer dan honderd dooden en duizend ge-
wonden. Toen zich Dinsdag opnieuw aard-
schokkem deden voelen, geraakte de bevolking
op vele plaatsen in een paniek. Een deel van
het volk acbt de aardbeving van religieuze of
politieke beteekenis. Zoo werd Dinsdag in de
bazars van de hoofdstad Nieuw-Dehli verteld
dat de aardbeving een belangrijke wisseling in
de politike bestemming van Britsch-Iidie aan-
kondigde.
Het epicentrum van de aardbeving lag waar-
scbijnlijk in Nepal. In totaal werden Maandag
13 schokken geteld.
In bet district Partna alleen al zijn 60 per-
aonen gedood en 407 gewond. In Gaja wer
den 15 dooden geteld. Tallooze huizen stortten
in. Het zomerverblijf van den gouverneur van
Bengalen is voor de belft vemield. Ernstige
schade werd ook aangerieht in Allahabad en
andere steden in het Noordoosten. De spoor-
lijnen van de Bengaalsche spoorwegmaat-
scbappij zijn beschadigd, zoodat een groot
deel van het treinverkeer is stilgelegd. Bij
Gorakpoer stortten verscheidene bruggen in.
Met betrekikng tot deze j.l. Dinsdag te Goes gehouden,
druk bezochte vergadering, vervolgen wij thans het verslag
met inleiding van den beer Ir. D. H. STIGTER, administra-
teur van de Ned. Ver. van Locaalspoor- en tramwegen, te
Amsterdam, welke sprak over:
Een bijzonder kenmerk van de zoo merkwaardige en in
vele opzichten trieste crisisperiode, die wij alien moeten
doormaken en waarin velen en vele ondememingen zelfs voor
lijfsbehoud tot bet uiterste moeten strijden, een bijzonder
kenmerk van deze wonderlijke periode is onder meer bet ver-
snelde tempo op wetgevend gebied. Voor degenen, die bij
zulke crisismaatregelen betrokken kunnen worden, is het dan
ook dutabel zaak, oogen en ooren voortdurend goed open te
houden. Medr dan vroeger zullen zij aandaobt moeten schen
ken aan geruchten over nieuwe crisismaatregelen, die in de
lucht bangen. Doen de betrokkenen dat niet, dan bestaat bjj
deize groote snelheid van wetgeving voor ben immers bet ge-
vaar, dat zij bun bezwaren te laat aan de regeering kenbaar
maken. Die groote snelheid van wetgeving vordert van de
regeering" uit den aard der zaak een groote krachtsont-
plooiing, omdat zij zicb in korten tijd een oordeel moet vor-
men over bet voor en tegen der te nemen maatregelen. Om
de regeering bij deze moeilijke taak ter zijde te staan en om
tezelfdertijd bet recbtmatige eigenibelang op gepaste wijze
te verdedigen, komt bet mij daarom juist voor, dat de betrok
kenen, nog v66rdat de regeering met een wetsvoorstel komt,
hun houding tegenover de plannen scherp bepalen.
Z66 is het ook met de geruchten omtrent belangrijke in-
krimping, ja zelfs opbeffing van de bietencultuur in Neder
land. Alle betrokkenen zijn m.i. niet alleen gerecbtigd, maar
ook verplicht, ljun eventueele bezwaren tegen een dergelijken
ingrijpenden maatregel duidelijk kenbaar te maken. Om een
voorstel in al zijn consequenties juist te kunnien beoordeeJen,
is bet noodig alle factoren, die dat voorstel beheerschen, zoo
nauwkeurig mogelijk te kennen en den invloed van die facto
ren op bet vraagstuk zoo juist mogelijk te bfepalen.
Edn van de factoren, die bet vraagstuk van de bietenbouw-
inkrimping of -opbeffing bepalen, is bet vervoer. Het zij mij,
als administrateur der Nederlandsche Vereeniging voor
Locaalspoor- en Tramwegen vergund, het brjzondere gedeelte
van dit vervoer, n.l. het railvervoer nader te beschouwen.
Bij den bietenbouw in deze streek van ons vaderland is een
7-tal intercommunale tramwegen betrokken. Tesamen met de
spoorwegen vervoerden zij in bet jaar 1933 ongeveer 500.000
ton bieten op een totaalproductie van ongeveer 1.700.000 ton.
Uit den aard der zaak zijn de jaanverslagen van 1933 nog
niet te mijner beschikking, docb aan de gegevens van bet
jaar 1932 ontleen ik de navolgende cijfers:
Stoomtram Mij BreskensMaldegbem
Zeeuwscb-Vlaamsche Tramweg Mij
Stoomtram HulstWalsoorden
Zuid-Nederlandscbe Stoomtram Mij
Stoomtramweg Mij Antwerpen
Bergen op ZoomTholen
Rotterdamscbe Tramweg Mij
Stoomtram Walcheren
Vervoerde
bieten in
Vracht
tonnen.
opbrengst.
30.216
35.743,—
87.032
154.181,—
9.027
11.306,—
30.530
22.700,—
7.280
5.400,—
106.830
103.085,—
11.000
8.800,—
Totaal 281.915 f 341.215,—
Wanneer men rekening houdt met bet pulpvervoer bedroeg
voor bet jaar 1932 dus het vervoer per tram meer dan 300.000
ton of 30.000 wagons met een vrachtopbrengst van meer dan
350.000,Het financieele belang, dat deze tramwegen bij
dat bietenvervoer bebben, is in de meeste gevallen over-
wegend groot. De opbrengst toch van bet bietenvervoer
neemt bij vele een zeer belangrijke plaats in het totale goede-
renvervoer in en bet is wel een zeer sterk sprekenid feit, dat
bet bietenvervoer, dat een seizoenbedrijf is en voor nog geen
3 maanden van het jaar geldt, wat de opbrengst betreft, in
sommige gevallen wel de helft, ja zelfs meer dan 60 van
de totale goederenvervoer-opbrengst bereikt. Daarmede is
aangetoond, dat voor die tramwegen bet bietenvervoer een
levensbelang is. Het is tocb immers wel bekend, dat de inter
communale tramwegen een groot deel van bun bestaan in
bet goederenvervoer vinden en bet zal dus ook geen ver-
wondering wekken, dat bet bietenvervoer evenzeer een zeer
belangrijk aandeel van de totaal-opbrengst dier ondememin
gen vormt; een aandeel, dat in sommige gevallen zelfs tot de
helft van de totale vervoeropbrengst oploopt.
Ik geloof, dat bet ook voor U alien volkomen onnoodig zal
zijn, uit mijn mond van deze plaats te vememen, boe zeer de
intercommunale tramwegen in de laatste jaren onder tal van
maatschappeiijke omstandigheden bebben te lijden. Beter
ecbter dan iemand anders, zijt juist gij in staat om de be
langrijke rol, die de tramwegen in bet intercommunale ver-
keer bebben vervuld, te erkennen. Toch lijkt bet mij wel goed,
nog eens even bun belangrijke functie met enkele cijfers te
illustreeren en bet is juist bet bietenvervoer, dat daartoe een
welkome gelegenbeid biedt. Het is goed, dat ook buiten-
staanders zich eens realiseeren, dat in de maanden October,
November en December van elk jaar, de genoemde tram
wegen duizenden geladen wagons, waarmede groote treinen
worden samengesteld, vervoeren. Voor de Zeeuwseh-Vlaam-
scbe Tramweg Mij b.v. was dat in 1932 in ongeveer 60 werk-
dagen ongeveer 9000 wagons, per dag dus gemiddeld onge
veer 150 wagons. Voor de Rotterdamscbe Tramweg Mij was
in denzelfden tijd het aantal wagons ongeveer 11000. Voor
HulstWalsoorden ongeveer 900, terwijl de Stoomtram
Maatschappij BreskensMaldeghem in dat jaar ongeveer
3000 wagons vervoerde. Die tramwegen staan dan ook bij
den aanvang van elke bietencampagne met een vreedzaam,
maar uitgebreid arsenaal goederenwagons gereed, om den ge-
weldigen stroom suikerbieten te helpen vervoeren naar de
fabrieken.
Indien nu een dergelijke levensfactor als het bietenvervoer
is, die tramwegen zou worden onttrokken, is met wis-
kundige zekerbeid te voorspellen, dat bet meerendeel dezer
ondememingen den strijd om het bestaan niet zal kunnen
volhouden.
Wat zouden daarvan de gevolgen voor de gansche streek
zijn?
Laat ons nu eens een oogenlblik wat minder somber zijn
en laat ons nu eens de mogelijkheid onder de oogen zien, dat
aan de groote depressie een eind kwam. Als dan de bieten
cultuur tot haar ouden omvang zou terugkeeren, zouden die
tramwegen niet meer gereed staan om dit massavervoer, dat
zij tot nu toe verrichtten, wederom op zich te nemen. En bij
dit groote nadeel zou zich nog een niet minder groot euvel
voegen: het wegvallen, niet gedurende 3 maanden, maar ge-
durende bet gansche jaar van de diensten, welke die tram
wegen tot nog toe aan de streek bebben verleend.
Een belangrijke inkrimping of zelfs een totale opbeffing
van de bietencultuur bedreigt dus niet alleen bet bestaan der
plattelandstramwegen een gevaar, dat een nog te bereke-
nen kapitaalverlies inhoudt zij brengt ook onheil aan de
gansche plattelandsbevolking, die door het opheffen van de
trams verstoken wordt van een ingeburgerd openbaar mid-
del van vervoer. En al mag dat vervoermiddel ook niet zon-
der gebreken zijn en ik vraag U, wie of w5t is dat wSl
Sen kenmerk,mag bet niet worden ontzegd: betrouwbaarheid.
Trouw aan izijn plicht van regelmaat van dienst, trouw aan
zijn plicht van het zich ten dienste stellen van het algemeen
belang.
Het is een welbekend gezegde, dat slecbts hij weet, wat
geluk of gezondheia is, die dat geluk of die zijn gezondheid
verloren beeft. Tocb zal niemand op grond daarvan zijn
medemensch ongeluk of ziekte toewenschen! En zoo zal ik de
laatste zijn, om voor de plattelandsbevolking te hopen, dat
haar betrouwbare tram te gronde gaat, om dan eerst recbt
de waarde van die openibare, dienstvaardige hulp te leeren
waardeeren. Zooals een doorstane ziekte ecbter de herwon-
nen gezondheid tot hooger waarde dan te voren doet scbat-
ten, zooals een overwonnen crisis, die het gevaar voor opbef
fing van de tram in zich droeg, die oogen openen van hen,
die tbans min of meer onbewust van den trouwen dienaar
gebruik maken. En met name geldt dat voor ben, die op
meer afgelegen plaatsen wonen, waar uit den aard der zaak
bet verkeer gering is en waar dus geen particulier zal gereed
staan, om in regelmatigen dienst, elken dag en bet gansche
jaar door, aan die daar zoo geisoleerde bevolking bulp te ver-
leemen.
Wie is in staat om dat verlies in geld te schatten? Wie
zal een rekening opzetten van de indirecle verliezen, die van
zoo'n terugvallen in een isolement, het gevolg zijn? Om over
de niet in geld te waardeeren verliezen maar in het geheel
niet te spreken.
Ik zeide zoo even, dat de directe kapitaalvernietiging, die
aan het opheffen der tramwegen verbonden is, w61 te be-
cijferen zal zijn. Gemakkelijk zal dat nu wel niet gaan, maar
een overzicht van de in de 7 tramwegen geinvesteerde kapi-
talen leert toch wel iets.
Zeeuwsch-VI. Tram
St.tr. Hulst-Walsoorden
St.tr. Bresk.-Maldeghem
St.tr. Walcheren
Zuld-Nederl. St.tr. Mij.
St.tr. Mij,
Antw.-B. o. Z.-Tholen
Rotterd. Tramweg Mij.
Totaal
Aandeelen
kapitaal
1.200.000,
180.000,-
450.000,-
250.000,-
1.300.000,-
180.000.-
1.000.000,-
Obligatie-
schuld
808.000,-
20.375,-
484.000,-
49.000,-
544.250,-
2.980.000,-
Rentelooze
voorschotten
-/2.719.350,—
- 14.947,—
- 1.246.633,-
- 245.019,—
142,676,—
,4.271.664,-
4.560.000, - 4.785.625,- 8.640.289, -
Resumeerendeaandeelenkapitalen 4.560.000,
obligatieschuld 4.785.625,
rentelooze voorschotten v/h Rijk
en Prov. 8.640.289,
Totaal vastgelegd kapitaal 17.985.914,
of rond 18 milUoen, gulden.
Het is moeilijk te zeggen, welke waarde dit in die onder-
niemingen vastgestelde kapitaal thans nog heeft, doch welke
ook de depreciatie is, die men bij deze foerekening wil in-
zetten, er blijft toch altijd een zder belangrijk kapitaal, dat
■bij opheffing onhe-rroepelijk verloren gaat, over.
Minstens even erg voor de streek ecbter lijkt mij het groote
verlies aan werkgelegenheld, dat bij opheffing der trams zou
ontstaan. In dezen tijd van werkloosheid moet dit een gevaar
genoemd worden, dat aller aandacht vraagt.
Neem bijvoorbeeld alleen Zeeuwsch-Vlaanderen. Indien de
trams daar worden stilgelegd, komen de 175 man vast per-
soneei, die thans ruim 3 ton per jaar verdienen, ten laste van
de overheid, een last van zeker meer dan een ton gauds per
jaar.
Ziet daar een schets en niet meer dan dat van het
gevaar, dat voor de tramwegen direigt bij de stopzetting van
de bietencultuur, voor de tramwegen, die slechts een deel van
het totale vervoer der bieten verzorgen.
Men ikrijgt een meer algemeen, maar daarom helaas nog
niet opgewekter beeld, als men de totale vervoerbelangen,
die op het spel staan, dus die van het water-, rail- en weg-
vervoer tezamen, in het oog vat.
Dat bij verdere inkrimping der bietencultuur bet leven van
de daarbij betrokken tramwegen inderdaad op het spel staat,
kan ik en ik moet zeggen: helaas! bewijzen met cijfers
uit de praktijk.
De jaren 1931 en 1932 kenmerkten zich reeds door een
sterke inkrimping.
Voor de Rotterdamsehe Tram is het bietenvervoer in het
jaar 1932 ongeveer 30 minder geweest dan in de jaren
19231930 en is de opbrengst per jaar ongeveer gebalveerd!
Voor de Stoomtram Walcheren was het bietenvervoer in
1930 bijna zoo groot als in 1931 en 1932 samen n.l. 14.000 ton
in 1930, tegen 5600 ton in 1931 en 11.000 ton in 1932.
Voor de drie Zeeuwscb-Vlaamsche trams was het vervoer
in 1932 126.000 ton met een opbrengst van f 200.000, in 1930
180.000 ton en 390.000. Het vervoer liep daar dus met
30 de opbrengst met bijna 50 terug. Het directe ge
volg was een belangrijk verlies! De Zeeuwscb-Vlaamsche
Tram, die bijvoorbeeld van 1923 tot en met 1930 een winst-
saldo van ongeveer f 50.000 per jaar had, had in 1931 meer
dan een ton, in 1932 mder dan een halve ton verlies! 'Het
bietenvervoer nog verder inkrimpen beteekent dus tevens:
die tramwegen opheffen!
Een simpel cijfer moge ik hier nog noemen: in 1933 een
jaar van ongekend lage vraohten en beperkte cultuur werd
alleen aan vracht bijna vier millioen gulden uitgegeven
een bedrag, dat voor een belangrijk deel in den vorm van loon
onder de arbeiders terecbt is gekomen en daarmede ook den
neringdoenden ten goede kwam.
Is daarmede niet ovenduidelijk aangetoond, dat het vervoer
een zeer belangrijke factor vormt van het geheele bieten-
cultuur-vraagstuk en dat men zich 66k terdege rekenschap
zal dienen te geven van de funeste gevolgen, die inkrimping
of stopzetting van den bietenibouw op het vervoer, de ver-
voersondernemingen en daarmede op de gansche bevolking
van de betrokken streek zal hebben?
Ik wil tenslotte nog een opmerking maken.
En dat is deze:
Men kan zeggen: „Als het land niet met bieten bebouwd
zal worden, wel, dan komt er wat anders, dan zal men graan
of iets dergelijks gaan verbouwen, want bebouwen zal men
het land in elk geval, omdat het ergste, wat het land kan
overkomen is: niet bebouwd te worden. En -dan zal voor die
producten en voor alles, wat voor die cultuur noodig is, ver
voer noodig zijn. Er is dus voor de vervoersondememingen
geen werkelijk gevaar te vreezen".
Ik zou tegen deze redeneering emstig willen waarscbuwen.
Het ligt niet op mjjn weg, om aan te toonen, wat een derge
lijke overschakeling van zulke uitgebreide landstreken als
thans voor den beetwortelbouw worden gebruikt, in werkeljjk-
heid beteekent. Het is niet mijn taak om reeds nu een
berekening te geven van den teruggang in geldopbrengst
zoowel als in hoeveelheden, die van een dergelijke omscha-
keling het gevolg mo6t zijn.
Maar wel mag ik er op wijzen, dat een zoodanige omscha-
keling het bijzondere seizoenvervoerkarakter volkomen zou
vemietigen.
Thans zijn de vervoerders ingesteld op de plotselinge
groote vervoerbehoefte in de drie laatste maanden van elk
jaar. Na eventueele wijziging van de bebouwing vervalt die
groote vervoerbeboefte, dan heeft men voor het groote
wagenpark, voor den grooten voorraad rollend materieel
geen voldoende emplooi meer, en dan wordt een belangrijk
deel van de inventaris waardeloos. Daardoor gaat weer een
zeer belangrijk stuk van de wankele tramwegen af en ook
dan is niet anders te verwachten, dan dat de tramwegen hun
bedrijf zullen moeten staken. En daarmede zou aan de
terugkeer van een normale, gezonde, Nederlandsche bieten
cultuur een groote moeilijkheid extra in den weg gelegd
worden.
Ook daarmede moge men ter dege rekening houden.
Men client vooral in deze tijden en in deze wereld op
alles voorbereid te zijn. Hoe emstig echter de ontwikkeling
der dingen voor deze streken ook moge worden, moge zoowel
Zeeuw als Hollander steeeds kunnen zeggen, dat hij pal
gestaan heeft voor het algemeen belang en dat zij daarin
samen zijn gegaan zooals zij dat al eeuwen lang hebben
gedaan op een wijze als Valerius in een onzer oude liederen
zoo fier heeft uitgedrukt:
Waer dat men sich al keerd of wend
End' waer men loopt of staet,
Waer dat men reijst of rotst of rend
End' waer men henen gaet,
Daer vindt men 'sij ook op wat ree
d'Hollander end' de Zeeuw:
Sij loopen door de woeste zee,
Als door het bosch de Leeuw.
Ik heb gezegd.
(Applaus.)
Na de rede van den heer Ir. D. H. Stigter zegt de VOGR-
ZITTER het volgende:
Ik betuig Ir. Stigter mijn besten dank voor de groote
moeite, die hij zich getroost heeft om uit de hoofdstad van
ons land naar hier te komen en ons dergelijke belangrijke
mededeelingen te doen, die ons hebben doen zien welk een
groote beteekenis de bietenteelt ook heeft voor de Locaal
spoor en Tramwegen. De heer Stigter heeft ons interessante
cijfers genoemd.
Ik heb van den Bond van Codperatieve Suikerfabrieken
cijfers gekregen van de vraohten, welke deze fabrieken aan
de schippers hebben betaald. Dit bedroeg f 842.000. De ver-
houding van de geleverde bieten aan de Cooperaties en nan
de C. S. M. is 1000 millioen 737 millioen. De C. S. M. had
737 millioen KG bieten en de Cooperaties 1000 millioen KG.
Men kan dus ongeveer berekenen wat er in 't geheel aan de
schippers betaald zal zijn, n.l. 1.74 X 842.000. Hoeveel
schippers hebben hiervan niet geleefd? Hoeveel schippers
hebben door deze verdiensten niet hun verbanden kunnen
betalen Het hoeft geen betoog, dat verdwijning van de
teelt rulneus voor dergelijke menschen zou worden. Geldt
dit voor de schippers en ook voor locaalspoor en tramwegen,
eveneens hebben de spoorwegen er groot belang bg.
Stel dat de teelt met 25 beperkt werd. Wat zou dat
beteekenen voor al degenen, die er mee in v-erband staan'
De schippers zouden er door gedupeerd zijn maar ook vele
anderen, vele geldbeleggers, die hun klein kapitaaltje belegd
hebben in aandeelen of obligaties> van tramwegmaatschap-
pijen en die gedaeht hadden hun streek daarmee er boven
op te helped, Wat zou het verder niet beteekenen aan min-
dere inkomsten voor provincie en gemeente? Men zou
andere vruchten kunnen verbouwen maar niets geeft zoo-
veel vervoer als de bietenteelt.
Hiema hield de heer J. M. van Bommel van Vloten zijn be-
langwekkende inleiding over
Geachte Vergadering,
De Voorzitter van deze bijeenkomst heeft in zijn openings-
woora op de hem eigen voortreffelijke wijze uiteengezet
waarom wij hier heden bijeen zijn. Wij zijn hier niet tezamen
gekomen om te protesteeren, wij komen evenmin bijeen om,
zooals Dr. Prinsen Geerligs onlangs in een kort artikeltje
in de Telegraaf aan Dr. Molhuyzen verweet, te schreeuwen
voordat wij geslagen worden, maar we zijn hier bij elkaar
gekomen om te toonen, dat wanneer er gevaren dreigen voor
de kern van ons Zeeuwsch landbouwbedrijf, wij ons zullen
weten te verdedigen.
Dat er inderdaad dreigende gevaren zijn voor onze bieten
teelt kunnen wij niet aantoonen. Officieel weten wij alleen,
dat de Minister van Economische Zaken in de Tweede Kamer
woorden van twijfel gesproken beeft omtrent de toeiaatbaar-
heid van den huidigen bietensteun, die hij een economische
dwaasheid noemde. Officieel weten wjj alleen dat Zgne
Excellentie een door hem als competent beschouwde com
missie heeft ingesteld om het suikervraagstuk ook in verband
met de belangen der suikerproductie in onze kolonien te
onderzoeken. Officieel weten wjj dus weinig, maar toch is
er door de berichten, die ons hebben bereikt een gevoel van
onrust over ons gekomen. En wanneer wij dan daamaast
zien hoezeer de woorden van twijfel, die Minister Verschuur
gesproken heeft, worden aangegrepen en gebruikt om aller-
hande onjuiste en tendentieuze berichten de wereld in te
sturen omtrent de beteekenis en de bestaansmogelgkheid van
onze suikerproductie, dan spreekt het toch wel vanzelf dat
de georganiseerde Zeeuwsche akkerbouw zich geroepen acht
zijn belangen te bepleiten voordat de slagen gevallen zijn.
Aan mij is de taak ten deel gevallen om het bestaansrecht
van de Nederlandsche suikerproductie te verdedigen. De
korte tijd, die mjj is toegemeten belet mij uitvoerig voor U
te schetsen hoe ook in vroegeren tijd de suikerproductie hier
te lande niet alleen te lijden had onder de schommelingen van
de conjunctuur, maar ook onder het sterke protectionistische
streven der buitenlandsche produeenten waaraan in 1903 een
einde werd gemaakt door het tot stand komen der Brussel-
sche Conventie. Evenmin kan ik om -dezelfde reden de
beteekenis en het karakter van deze Conventie uitvoerig
uiteen zetten, zoodat ik moet volstaan met te constateerer
dat zij van zeer groote beteekenis voor de onwikkeling van
onze suikerproductie is geweest en dat tijdens haar werking
gebleken is, dat wij in Nederland volkomen in staat zijn onze
productie in stand te houden zoolang de wereldmankt en de
suikerprijs geen invloed ondervinden van buitensporige be-
scherming in het buitenland en zoolang er -practisch ge
sproken vrije concurrentie tusschen de verschillen.de
productiegebieden bestaat.
De wereldoorlog heeft hieraan een einde gemaakt. De
bietsuiker werd, omdat zij in hoofdzaak geproduceerd werd
in de gebieden waar de oorlog heeft gewoed, door de riet-
suiker verdrongen, terwijl tevens tijdens den oorlog een
belangrijk tekort aan suiker ontstond.
Na het sluiten van de vrede hebben wjj die wonderljjke
periode gekend waarin alles mogeljjk scheen, waarin alom
met koortsachtige activiteit, daartoe aangemoedigd door
hooge prjjzen, gestreefd werd naar het aanvullen van de
tekorten, die door de beperkte productie tijdens den oorlog
waren ontstaan.
Zoo was het ook met de suiker. De bietsuikerproduceerende
landen streefden met kracht naar het herwinnen van de
verloren positie op de wereldmarkt en maakten daarbij, nu
de Brusselsche Conventie was opgeheven wederom gebruik
van het oude middel de protectee om hun doel te
bereiken. Dit was echter niet alleen in de bietsuiker
produceerende landen het geval, maar ook tal van rietsuiker-
produceerende landen, waaronder zeer belangrijke, zjjn tot
dezelfde funeste maatregelen overgegaan. Deze maatregelen,
die zoozeer stimuleerend op de productie hebben gewerkt
eenerzyds en anderzijds de enorme op teehnische vooruitgang
gebaseerde uitbreiding der productie op Java, hebben geleid
tot het ontstaan der overproductie, die sinds 1925 steeds
grooter geworden is, ondanks de pogingen aanvankelijk alleen
van Cuba, later van meerdere produeenten tezamen, om door
intemationale regelingen de productie wederom in overeen-
stemming te brengen met de consumptie. Deze regelingen
hebben feitelijk weinig succes gehad.- Productie en consump
tie zijn wel nader tot elkaar gekomen (in 1932/33 overtrof
de consumptie zelfs de productie), maar ik geloof dat zulks
veeleer geschied is ondanks dan tengevolge van deze rege
lingen.
De toestand, zooals deze zich thans ontwikkeld heeft is
veel emstiger dan die welke voorafging aan de Brusselsche
Conventie. Ook toen werden er overal enorme bedragen
uitgegeven voor het in stand houden der inheemsche suiker
productie, ook toen werd de productie gehandhaafd, aelfs
opgevoerd in landen, waar de kostprijs hooger was dan de
prjjs die ontitaan zou zijn bij vrije concurrentie van alle
suikerproduceerende landen. Maar toen leefde bij de
regeeringen het besef, dat de chaos van protectionistische
maatregelen niet langer gehandhaafd kon worden, dat een
intemationale regeling, waarover men voortdurend onder-
handelde, tot stand komen moest.
Hoe geheel anders zijn thans de omstandigheden! Alle
pogingen om tot economische samenwerking te geraken zjjn
jammerljjk mislukt. Men denkt niet meer intemationaal,
maar zuiver nationaal en richt zich bjj de productie naar
autarchistische grondslagen. De kostprijs, die In de wereld
van voor den oorlog in hoofdzaak de beslissende factor was
voor de mate, waarin een bepaald land in staat was suiker
te produceeren, is als zoodanig uitgeschakeld. En mijnheer
de Voorzitter, dat is ik zeg het nogmaals met nadruk
niet alleen het geval bij de bietsuiker, maar evengoed en ook
in hooge mate bij de rietsuiker. De vraag of in een bepaald
land suiker geproduceerd zal worden is bijna uitsluitend
afhankeljjk geworden van de mate, waarin de regeering bereid
en in staat is de suikerproductie te steunen. Er is geen strijd
tusschen riet en biet, er is alleen een strijd tusschen alle
suikerproduceerende landen, die niet beslist wordt door een
kostprijs der suiker in ieder land, maar door de mate van
bescherming, die aan de productie wordt geschonken. Dat is
de reden waarom 6n de Java-suikerindustrie 6n de suiker
productie in ons vaderland in een zoo wanhopige positie zijn
gebracht.
De vraag hoe de verhoudingen zouden zjjn zonder deze
enorme bescherming heeft uit den aard slechts academische
waarde. Op het oogenblik gelooft niemand aan afschaffing
zelfs aan ibeperking der protectionistische maatregelen. Maar
toch is het van belang een poging te wagen om dienaangaande
een inzicht te verkrijgen, omdat daaruit wellicht een conciliate