ALGEMEEN NIEUWS- EN AOVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Mijn Eiland
AKKER.CACHETS
Is het Oude Testament verouderd?
No. 9092
VRIJDAG 12 JANUARI 1934
74® Jaargang
Aankondiging.
Feuilleton
Binnenland
EERSTE BLAD
"AKKERTJES"
NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binncn Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden By vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,overige landen /2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen by vooruitbetaling.
Uitgwfster: Firma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTI3NVan 1 tot 4 regels f 0,80 Voor eliken regel meer /0,20.
KJLEINE ADVERTaENTISNper 5 regels 50 cent by vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien by regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst e£n dag voor de uitgave.
DIT BLAD VHRSCIIIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
HINDER WET.
Burgemeester en Wetbouders van TER
NEUZEN, maken bekend, dat bet verzoek
van de Firma JOSEF GEVAERT te Bever-
Audenaerde Belgieom op het perceel ka-
daatraal bekend gemeente Ter Neuzen, Sectie
K, no. 234 een wevery te mogen oprichten.
door hen is verdaagd.
Ter Neuzen, den 9 Januari 1934.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVULLE, Secretaris.
BEKENDMAKING.
De Burgemeester der Gemeente AXEL
maakt bekend:
J*, dat, ter voldoening aan artikel 72a in
vehband met de artlkelen 63 en 10 der Ont
eigeningswet, eene Commissie uit Gedeputeer-
de Staten der Provincie Zeeland, bygestaan
door den daartoe door het algemeen bestuur
aangewezen deskundige en het Hoofd van het
Bestuur der Gemeente Axel, in het Gemeente-
buia aldaar zitting zal houden op Maandag
29 /an|uari 1934, te 12 ure, ten einde de be
zwaren van belanghebbenden aan te hooren
tegen het plan van aanleg en verbetering van
het in de Gemeente Axel gelegen Noordelgk
gedeelte v£in den weg AxelDrieschouwen en_
noodigt belanghebbenden uit om hunne be
zwaren, ter plaatse en ure vermeld, mondeling
of schrifteiyk aan genoemde Commissie mede
te deelen;
2*. dat de stukken, bedoeld in het eerste
lid van artikel 12 der Onteigeningswet en ter
voldoening aan artikel 72a in verband met de
bepalingen van de artikelen 64 en 12 ter in-
zage van een ieder worden nedergelegd ter
Secretarie der gemeente, vanaf he den tot-
dat de Commissie hare werkzaamheden bin
nen de gemeente heeft volbracht;
3°. dat het uitgewerkt plan van het ge-
heele werk, bedoeld in het laatste lid van
artikel 12 van meergenoemde wet, voor een
ieder ter inzage zal liggen ter Secretarie der
Gemeente Axel.
Beawaarschriften zjjn vrygesteld van het
recht van Zegel.
Axel, den 11 Januari 1934.
De Burgemeester,
BLOK.
De Burgemeester der gemeente ZAAMSLAG
maakt bekend:
lie. dat, ter voldoening aan art. 72a, in ver
band met de artt. 63 en 10 der Onteigenings
wet, eene commissie uit Gedeputeerde Staten
der provincie Zeeland, bijgestaan door den daar
toe door het Algemeen Bestuur aangewezen
deskundige en het hoofd van hot bestuur der
gemeente in het gemeentehuis aldaar zitting
zal houden den negen en twintigsten Januari
1934, om kwart over negen des voormiddags
ten raadhuize, teneinde de bezwaren van be
langhebbenden aan te hooren tegen het plan
van verbetering van den weg van Zaamslag-
ache veer naar Rapenburgsche tol, in de ge
meenten Zaamslag, Boschkapelle en Stoppel-
dgk en noodigt belanghebbenden uit om hunne
bezwaren ter plaatse en ure vermeld, monde
ling of schrifteiyk aan genoemde commissie
mede te deelen;
60)
door
VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden.)
(Vervolg.)
Elke stap veroorzaakte me een hevlge pyn
In myn sohouder, maar myn physleke misdre
was niets, vergeleken by het bijna onduldbare
gervoel van vemedering, woede en schaamte,
dat myn ziel op dat oogenblik martelde. fci
de bgna duivelsche knapheid, waarmee ze me
In de val gelokt hadden, maakte mijn geeste-
lijk lgden nog grooter. Want als die brief, dien
Jimmy me gebracht had, door hen geschreven
was, kenden ze de verhouding tusschen
Christine en my en dan was het gevaar, waar-
in zy verkeerde, minstens evengroot als het
myne.
Toen we de veranda bereikt hadden, ver
brak de stem van Maiming de stilte.
>rLeg onzen vriend maar even neer", beval
h»- „We moeten zijn huissleutel hebben de
boel zal wel solide afgesloten zyn".
Cralll liet me met een extra zetje, om de
bons niet te zaoht te maken, van zijn rug glij-
den. Manning kwam naar ens toe en door
aocht vlug myn zakken.
,-Aha„ daar heib lk 'm", kondigde hy aan.
Meteen keerde hij zich naar de zwygende ge
daante naast hem en zeide spottend: „Ge-
woonweg een dramatisch moment niet, de
Roda?"
Ik hoorde den sleutel knarsen en even later
viel een stroom van licht naar buiten.
Met een geluid, dat veel van een snik had.
drong de Roda zijn metgezel voorbij en strom-
pekie over myn voeten als de eerste naar bin-
nen.
Manning haalde de schouders op. „Reken
den ouden heer die onbeleefdheid maar niet
2e. dat de stukken, bedoeld in het eerste lid
van art. 12 der Onteigeningswet en ter vol
doening aan art. 72a in verband met de be
palingen van de artt. 64 en 12 ter inzage van
een ieder worden nedergelegd ter secretarie
der gemeente, van Zaamslag, totdat de com
missie hare werkzaamheden binnen de ge
meente heeft volbracht;
3e. dat het uitgewerkte plan van het ge-
heele werk, bedoeld in het laatste lid van art.
12 van meergenoemde wet, voor een ieder ter
inzage zal liggen ter griffie der provincie
Zeeland.
Bezwaarschriften zijn vrygesteld van het
recht van zegel.
Zaamslag, dec llden Januari 1934.
De Burgemeester voomoemd,
J. DE FEIJTER Pz.
Over dit interessante en ook zeker wel
aan-de-orde-van-den-dag zijnde onder-
werp heeft de Groningsche hoogleeraar
Prof. Dr. J. de Groot een zeer lezens-
waardige brochure geschreven, waaruit
wij hier gaarne iets willen oververtellen.
De schrijver merkt al aanstonds op, dat
men uit de geschiedenis van Augustinus
en Luther duidelijk kan merken, hoe moei-
lijk zij het hebben gehad met dat oude
boek. En in de laatste eeuwen werd het
erger, en in de laatste maanden zelfs heel
erg. De achttiende eeuw stond er zonder
waardeering tegenover: het Oude Testa
ment was voor haar een geschrift vol bij-
geloof, onredelijkheid en onzedelijkheid.
Schleiermacher, die van 1786—1834 leef-
de, een man van groote kennis, ook in
Theologicis, en wiens macht over de den-
kende geesten tot op den dag van heden
zeer groot is, stelde het Oude Testament
zoo wat op een lijn met de beste van de
andere oude godsdienstige geschriften.
En na Schleiermacher is het in de negen-
tiende en twintigste eeuw al moeilijker en
moeilijker geworden om in den God van
het Oude Testament Hem te herkennen,
die in het Nieuwe Testament de Vader
van den Heere Jezus Christus heet.
Het is dit geeft Prof. De Groot grif
toe niet gemaikkelijk om de bezwaren,
die men in onzen tijd koestert, volledig te
beschrijven en te peilen, omdat die be
zwaren zeer verschillend van oorsprong,
aard en draagkracht zijn, en omdat op den
bodem daarvan menig keer allerlei fac-
toren liggen, welker wezen slechts nu en
dan, en bij sommigen misschien nooit tot
bewustheid komt. De hoogleeraar heeft
zich dan ook niet gewaagd aan een vol-
ledige opsomming dier bezwaren, die hij
in zijn boekje noemde, zijn bezwaren, die
hem in de praktijk van het leven als de
belangrijkste tegemoetgetreden zijn, in
gesprekken met buitenkerkelijken, maar
ook en vooral met studenten, leeraren en
onderwijzers.
Daar is, merkt de schrijver op, aller-
eerst de zeer sterk menschvormige Gods-
voorstelling, een God, die kan wandelen
in den hof, die „nedervaart" om de spraak
aan Dryden", zei hy. „Hij heeft de tlen laat
ste jaren 't een en ander meegemaakt en dat.
heeft hem 'n tikje uit zijn evenwicht ge
bracht".
Lachend ging hy zelf naar binnen en zon
der op bevelen te wachtea, sleepte Cralll me
als een zak aardappelen de kamer In en sloot
de deur achter ons af.
„Die boek daar is een goede plaats voor
onzen gastheer", begon Manning Ironisch, met
een knikje in de richting van de trap. ,,B'md
hem daar stevig en netjes vast - dan heeft
hij een mooi gezicht op onze werkzaamheden".
Cralll heesch me overeind en ik moest
machteloos toelaten, dat ik aan de trapleu-
ning vastgebonden werd een bewerking, die
zoo hardhandig werd uitgevoerd, dat lk al mijn
zelfbeheersching noodig had, om 't niet uit te
schreeuwen van de pijai.
Met een wreeden glimlach om zyn dunne
lippen stond Manning toe te kijken. De eene
kant van zijn gezicht was nog groen-blauw en
onherkecibaar opgezwollen, en ik vergat myn
pyn en het hacheiyke van myn toestana in
een triomfantelijk leedvermaak.
„Je ziet er niet toepaald op je voordeeligst
uit, Manning", begon ik. „Je hebt zeker weer
een slapeloozen nacht gehad".
„Zal ik 'm een klap op z'ngeven
bood Craill gedienstig aan. „Dan scheidt-ie-uif
met dat gezwam".
Manning legde hem met een handbeweging
het zwygen op.
„Tegen den tyd, dat ik met u afgerekend
heb, Mr. Dryden", zei hij vriendeiyk ,,zyn we
quitte, dat zult u zien".
Een eigenaardige uitroep van de Roda, die
voor den haard op de knieen lag, onderbrak
onze conversatie.
,,Je hebt gelijk, Manning!" riep hy heesch
uit. ,,Je hebt gelyk, kerel. Ze zyn er. Ik zie
't nu zelf".
By die woorden wees hy met een trillenden
wysvinger op een kletnen knop midden in de
gebeeldhouwde versiering boven de open ruim-
te, een verhevenheid, die veel gelykenis ver-
toonde met den gestyleerden kop van een bul-
dog.
Manning keek over zyn schouder achterom
van hoogmoedige torenbouwers te ver-
warren, die als oorlogjgod Zijn dienaren
,,de oorlogen des Heeren" laat voeren, en
hen hun wraak en den toorn Gods laat
koelen aan hun en Zijn vijanden.
Dan zijn er hier en daar in het Oude
Testament beslist lage, of althans lagere
normen van zedelijkheid. Het levens-
ideaal richt zich veelal meer naar de ge-
wone Israelietische zede dan naar een
hoogen norm van zedelijkheid. Aan de
leugen van Abraham, de bedriegelijke
listigheid van Rebekka en Jacob, de
vreemde en woeste daden van een Simson
wordt niet opzettelijk de maatstaf van een
hooa zedelijk oordeel aangelegd. Heel wat
bladzijden zijn voor jonge menschen ge-
vaarlijk en voor tal van ouderen ergernis-
wekkend. Men staat soms er van te kij
ken, hoeveel moeite sommigen moeten
doen om allerlei, wat ons beslist ontoe-
laatbaar toeschijnt, goed te praten, terwijl
het hun dan vaak nog maar heel slecht
gelukt. Wordt b.v. niet welgelukzalig
geprezen hij, die de kinderkens van Babel
grijpen en ze aan de steenrots verplette-
ren zal? (Ps. 137 9). Hoe ver staat
dit af van de echte Ghristelijke ver-
gevensgezindheid! Polygamie, oorlogsban,
slavernij, overspel wij hebben deze
woorden, zegt Prof. De Groot, slechts
neer te schrijven en te denken aan som-
mige passages uit het Oude Testament,
om te zien, hoe het lagerstaand karakter
der oude bedeeling zich aah ons opdringt.
Dan zijn er (wij noemen nog lang niet
alles hier op, wat de hoogleeraar heeft
opgesomd) tal van wonderlijke verhalen
en onmogelijke ongebeurlijkheden, zelfs
met dieren, waarvan eenige langzamer-
hand al te berucht zijn geworden. Hoe
kan zich, vraagt men zich af, in een
ernstig-gemeend boek zich iets als ,,histo-
risch" aanmelden, dat geen historie kan
zijn? En dan zou men zich moeten vin-
den in het antieke, hopeloos verouderde
wereldbeeld, dat in het Oude Testament
wordt ondersteld! Staat de aarde wer-
kelijk op zinken, zooals Job 9 6 zegt, en
kan de zon wel „stilstaan in het midden
des hemels" (Jozua 10 13)?
Nog een bezwaar wilde Prof. De Groot
noemen, dit, dat het Oude Testament in
oorsprong een bij uitstek Israelietisch boek
is. ,,Dit eene feit is tegenwoordig in
sommige kringen, waarin het bewustzijn is
verengd door een al te eenzijdig saam-
hoorigheidsgevoel met eigen volksgenoo-
ten in engeren zin en door een sterk ver-
langen naar machtsherwinning, welke
voldoende zijn om alle liefde, zelfs alle
gevoel van waardeering voor het eerste
en grootste deel van den bijbel als onge-
oorloofd en noodlottig te beschouwen.
Daar acht men tegenwoordig het Oude
Testament verderfelijk voor ziel en
lichaam, en wil het wegwerken uit de
Christelijike kerk, uit de theologische op-
leiding, ja, uit heel de wereld Maar de
bezwaren tegen het Oude Testament, die
door Jodenhaat zijn ingegeven en gevoed,
mogen wij natuurlijk nooit laten gelden.
Die wellen uit een troebele bron.
Doch hoe staat het met al die andere
en keerde zich daarop weer aaar my.
,,Een oogenblikje", excuseerde hy zich. ,,Mr.
de Roda is een tikje ongeduldig."
Hy ging naar den haard. De groote, ver-
magerde figuur van den Zuid-Amerikaan ging
op zy, om voor hem plaats te maken.
„Nu zullen we eens kyken", zei hij. ,,'t Zou
werkelijk buitengewoon vervelend zyn, als ik
het ten slotte toch aan het verkeerde eind
had".
Hy pakte de verhevenheid beet, boog haar
naar boven en draaide haar rond als den knop
van een radio-toestel. Het resultaat was ver-
rassend de heele voorkant vaQ een van de
pilaren draaide geluidloos open en daarachter
werd een smalle, hooge ruimte zichtbaar.
Met een rauwen kreet gooide de Roda zich
op zijn knieen ervoor en zocht met trillende
handen de ruimte af.
„Ik heb ze!" schreeuwde hij schor. „Hemel!
Ik heb ze!"
Byna snikkend van opwinding begon hy,
by handenvol, alsof het kiezels waren, onge-
slepen diamanten eruit te scheppen en ze op
een hoop naast zich uit te gieten. Door zijn
haast gleden ze hem tusschea de vingers door
en rolden naar alle kanten weg.
Manning stond het aan te kijken als een
goedhartige oom het spelletje van een kind.
„Wind je niet zoo op", zei hy kalmeerend.
„Je weet, dat je er niet tegen kunt". Meteen
riep hy Craill. Met oogen, die bijna uit hun
kassen puilden, kwam zyn handlanger naar
hem toe. „Ga naar de keuken", beval hy, „en
zie, of je iets vinden kunt, waar we ze in kun-
nen doen. Er zal wel ergena 'n groote, stevige
zak of een mandje liggen en Mr. Dryden zal
er wel niets op tegen hebben, dat we dat voor
deze gelegenheid van hem leenen."
Craill keerde zich gehoonzaam om naar de
groen-saaien tusschendeur. Maar Manning
heild hem door een kleine handbeweging
tegen.
„En dan moet ik wat petroleum hebben",
ging hy op denzelfden conversatie-toon voort.
„Breag alles, wat je vindt, hier naar toe en
als je oude kranten ziet, breng die dan even
eens mee".
Toen Craill weg was, keek Manning naar
Niet meer in staal nog iets
te doen aan 'i vele werk,
dat te wachten ligt? Dan
zullen een of twee van die
Nederlandtch "A|yiJERTJES» snel en
zeker Uw nare hoofdpijn
verdrij ven en Uw geest weer
helder maken! Onschadelijk!
Product
'1 Zijn ideale pijn-slillers
bij Zenuwpijn, Kiespijn, enz.
Per 12 stuks stechts 50 cent.
Gebruikt dus voortaan uitsluitendi
Volgens recept van Apotheker Dumont
(Ingez. Med.)
bezwaren? Ze zijn zeker niet alle in ge-
lijke mate te ontzenuwen. Het valt niet
te ontkennen, dat Jahwe op veel plaatsen
in het Oude Testament oorlogsgod is.
Dit soldatengeloof moge zeer zeker histo-
risch en psychologisch zijn recht van be-
staan hebben, het onze mag het niet meer
zijn. Wij mogen er toch ook wel eens
voile aandacht aan schenken, dat Jesaja
en Micha met blijdschap een tijd zagen
komen, waarin men geen oorlog meer
voeren zal, doch waarin zwaarden zouden
worden omgeslagen tot spaden, en spie-
sen tot sikkelen. De sterkte der menschen
moet stilheid zijn en vertrouwen op
God (Jesaja 30 15). Dat is een gansch
andere opvatting dan die men vindt in
veel stukken van het Oude Testament.
Wie inzicht heeft gekregen in den voort-
gang van de Godsopenbaring in den loop
aer eeuwen, bewondert hier sterk den
vooruitgang, en die zal het reeds genoem
de bezwaar dus ook zeker anders gaan
taxeeren dan tevoren: hij zal vooruitgang
zien en opgang, en dan is- er ook noodig
eerst een lager standpunt om tot het
hoogere te komen.
Ook moeten wij het dankbaar erkennen,
dat bij de besten van Israel een veel dieper
zondebesef was dan bij de andere oude
cultuurvolken. Bij Israel vond alles zijn
grond in de liefde tot God. 't Moge dan
zoo geweest zijn, dat de algemeene prak
tijk ver beneden het ideaal bleef het
ideaal was er dan toch maar. Zeker vol-
deed dat, wat in het Oude Testament
werd geeischt, nog niet aan de hoogste
normen, maar ook hier was toch opklim-
ming.
De Bijbel is door menschen van een
bepaalden tijd voor een bepaalden tijd
geschreven. Het Oude Testament is een
kanaal, waardoor het levende water van
Gods openbaring, met veel vergankelijk-
menschelijks vermengd. tot ons is geko-
men. Alleen Jezus is de ware tolk der
de Roda, die over zijn hoopje kostbare dia
manten als een gek zat te mummelen en daar-
na slenterde hij met zijn handen in zijn zak
ken op de plaats af, waar ik vastgebonden
was.
„En nu, Mr. Dryden", bagon hij,, ,,heb ik
eenige oogenblikken voor u".
We keken elkaar aan, ik onderzoekend, hij
met een triomfantelijke, onmeedoogende uit-
drukking in zijn harde, porseleinblauwe oogen.
Nooit was ik dichter by mijn dood geweest
dan op dat oogenblik. Zelfs als Bobby en
Campbell op dit moment ten tooneele versche-
nen, zou het, wat mijn lot betrof, geen verschil
maken. Manning zou me neerschieten als een
hond, ook al viel hy het volgende oogenblik
zelf en m&t de absolute overtulging, dat lk
verloren was, w&t er ook gabeurde, maakte
de onrust van de laatste dagen plaats voor
een vreemde, byna cniverschilllge kalmte.
Rustig glimlachend gaf ik hem blik voor
blik terug.
„Voor een expert heb je geweldig lang werk
om een moord te plegen, Manning!" sarde ik.
Hij lachte vermaakt. ,,'t Spyt me, dat ik je
moet laten wachten", was zijn ironisch ant-
woord. ,,Maar nu duurt het niet lang meer...
werkelyk niet parole d'honneur! maar
eerst hab ik je nog 't een en ander te ver-
tellen. Hij deed een stap naar me toe. ,,'t Ge-
ibeurt uiterst zelden, dat ik iemand in ver
trouwen neem, maar in dit geval kan ik me
een uitzondering permitteeren. Iemand, die
dood is, zwygt uiteraard".
Ik begreep, dat zyn kansen om te onitsnap-
pen elke minuut, dat hy zich de weelde om
my te plagen permitteerde, minder werden.
„Vooruit maar, dokter", moedigde ik hem
aan. „Je conversatie is altyd geestelyk sti-
muleerend geweest".
Met mijn woorden en myn toon daagde ik
hem uit, maar hy wist zich foewonderenswaar-
dig goed te beheerschen".
„In de eerste plaats", begon hy, „interes-
seert het je misschien, te weten, dat 't briefje,
waardoor we je zoo keurig in de val gelokt
hebben door mij geschreven is".
Zoo ongelooflijk als die verklaring ook
klonk, toch wist ik, dat het de waarheid was.
geheimenissen Gods, van Zijn wezen, Zijn
oordeel en Zijn genade.
Prof. De Groot komt ook op voor de
canoniciteit van het Oude Testament. En
wat vooral ons van beteekenis lijkt, is dit,
dat hij er op wijst, dat geen enkel oud
boek zoo'n diepen ernst maakt met de
zonde als het Oude Testament. De vro-
men in het O. T. hebben het groote af-
standsbesef tusschen God en zichzelf
nooit gevoeld als een drukkende last, en
zoo heeft dit alles veroorzaakt, dat de
Kerk der eeuwen het Oude Testament
heeft ontvangen, liefgehad en bewaard
als een schat, van boven gegeven.
Zoo werd er dan ook eigenlijk alleen
maar stille, zwijgende kritiek toegestaan.
Fouten van iemand, dien wij erg liefheb-
ben, verbeteren wij liefst stilzwijgend, en
een ander moet het niet wagen ons er op
te wijzen. Zoo is het dan ook best te
begrijpen, dat de kerk alien, die oneerbie-
dig of te fel met bezwaren tegen het Oude
Testament voor den dag kwam, heeft ge-
laakt en geschuwd. Ook denkt de Chris-
telijke gemeente er in onzen tijd niet over
om het Oude Testament Ios te laten.
Luther zei het zoo mooi op zijn manier:
hij vergeleek het Oude Testament met de
kribbe en de doeken in den stal te Bethle
hem, het waren zeer nietige voorwerpen,
maar de groote en beste schat: Christus
lag er in.
BUEENROEPING VAN DE
TWEEDE KAMER GEVRAAGD.
De communistische Tweede Kamer-fractie
heeft den voorzitter van de Tweede Kamer
verzocht, de Kamer terstond in vergadering
by een te willen roepen, teneinde de regeering
in de gelegenheid te stellen, de Kamer in te
lichten omtxent de maatregelen, die zy denkt
te nemen in verband met de aaiikondiging van
terreur-maatregelen door den leider van de
N.S.B., ir. Mussert, in een interview met de
Telegraaf en tevens over de stappen, door
haar bij de Duitsche regeering gedaan om de
executie van M. van der Lubbe te voorkomen
en waarom deze stappen niet tot "het ge-
wenschte resultaat hebben geleid.
•Het in dit bericht bedoelde persgesprek is,
schryft de N. R. Crt., gevoerd naar aanlei-
ding van de bekende kwestie der N.S.B. en de
burgerwachten.
Ik heb inderdaad zoo verklaarde ir. Mus
sert gezegd aan de leden van de N.S.B., die
mij na Maart 1933 vroegen of zy ontslag moes-
ten nemen, dat wanneer zij zich met dezetfde
gevoelens bezield achtten als in het woelige
jaar 1918 en zich dus nog voikomen waardig
en geroepen oordeelen voor handhaving van
de veiligheid en rust een plaats in de corpsen
in te nemen, er nu geen redea hoegenaamd is
te bedanken.
Op de vraag, of de bekende manifesten te
Amsterdam met zyn goedvinden waren ver-
spreid, antwoordde de heer Mussert:
Zij gaan uit van onze afdeeliag HI (de pro-
paganda-afdeeling van de N.S.B.). Ik heb den
tekst vooraf niet gelezen, maar ik onderschryf
den inhoud voikomen. Heusch, niet ten on-
rechte staat er onder: leider ir. A. A. Mussert.
Ik kan qu op dit punt niet dieper ingaan.
Als er gezegd wordt: wat brandt er morgen?
„Ik maak je mijn compliment", zei ik koel-
tjes. ,,Dat je een moordenaar en eta dief
was wist ik, maar dat je ook in dat soort din-
gen uitmuntte, is weer wat nieuws".
,,Je bent te oompluneniteus", was zyn ant-
woord. ,,'t Was niets bijzonders eea vry
onhandige en gemakkelyk herkenbare ver-
valsching. Iemand met een greintje Intelli-
gentie zou 't dadeiyk doorzien hebben". Hy
haalde eea enveloppe uit zijn zak en bewoog
die vlak voor mijn gezicht heen en weer. ,.Dit
is het oorspronkelijk stuk", ging hy voort.
„Bepaald een touchant epistel. Christine had
't aan Marie gegeven en Marie, een buiten
gewoon betrouwibaar exemplaar, heeft't regel-
recht naar mij gebracht. 'n Prettig s^oort
dienstboden, die Fransche dames, Dryden'".
E6n oogenblik was ik niet in staat antwoord
te geven. Het zien van Christine's brief in de
handen van dien ellendeling toracht me z<56
buiten mezelf, dat ik al mijn zelfbeheersching
noodig had, om voor het uiterlyk myn kalmte
te bewaren.
„Ik zal 'm je maar niet voorlezen", ging hij
voort. „Je zou er misschien van streek door
raken en ik gun je een vredig en gelukkig-
exit uit dit tranendal". Hij hield op en glim-
lachte. „Waarschijnlyk stel je ook meer be-
lang in mijn toekomstplannem, vooral voor
zoover die Miss Roda betreffen".
Hij stak dep brief in zijn zak en bekeek me
met iets van duivelsche voldoening in zyn
oogen.
,,Ik heb de hand kunnen leggen op een
juweel van een stoomboot, Dryden. Op het
oogenblik ligt ze in de haven van Rotterdam
maar v65r we vierentwintig uur verder zyn
hopen we Engeland al v6r achter ons ge laten
te hebben".
Hij keek over zijn schouder naar de Roda.
die nog steeds met zijn diamanten bezig was
„Voor Christine en mij", ging hij veel zach-
ter voort, wordt het een reis vol romantische
mogelijkiheden. Onze huwelyksreis, Dryden
misschien van haar kant geen vrywillige,
maar daarom voor my niet minder prettig -
o, neen, integendeel!"
(Wordt vervolgd.)