ALGEMEEN NIEUWS- EN AOVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Mijn Eiland AKKER.CACHETS Is het Oude Testament verouderd? No. 9092 VRIJDAG 12 JANUARI 1934 74® Jaargang Aankondiging. Feuilleton Binnenland EERSTE BLAD "AKKERTJES" NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Binncn Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post 1,55 per 3 maanden By vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,overige landen /2,35 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen by vooruitbetaling. Uitgwfster: Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTI3NVan 1 tot 4 regels f 0,80 Voor eliken regel meer /0,20. KJLEINE ADVERTaENTISNper 5 regels 50 cent by vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien by regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst e£n dag voor de uitgave. DIT BLAD VHRSCIIIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. HINDER WET. Burgemeester en Wetbouders van TER NEUZEN, maken bekend, dat bet verzoek van de Firma JOSEF GEVAERT te Bever- Audenaerde Belgieom op het perceel ka- daatraal bekend gemeente Ter Neuzen, Sectie K, no. 234 een wevery te mogen oprichten. door hen is verdaagd. Ter Neuzen, den 9 Januari 1934. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVULLE, Secretaris. BEKENDMAKING. De Burgemeester der Gemeente AXEL maakt bekend: J*, dat, ter voldoening aan artikel 72a in vehband met de artlkelen 63 en 10 der Ont eigeningswet, eene Commissie uit Gedeputeer- de Staten der Provincie Zeeland, bygestaan door den daartoe door het algemeen bestuur aangewezen deskundige en het Hoofd van het Bestuur der Gemeente Axel, in het Gemeente- buia aldaar zitting zal houden op Maandag 29 /an|uari 1934, te 12 ure, ten einde de be zwaren van belanghebbenden aan te hooren tegen het plan van aanleg en verbetering van het in de Gemeente Axel gelegen Noordelgk gedeelte v£in den weg AxelDrieschouwen en_ noodigt belanghebbenden uit om hunne be zwaren, ter plaatse en ure vermeld, mondeling of schrifteiyk aan genoemde Commissie mede te deelen; 2*. dat de stukken, bedoeld in het eerste lid van artikel 12 der Onteigeningswet en ter voldoening aan artikel 72a in verband met de bepalingen van de artikelen 64 en 12 ter in- zage van een ieder worden nedergelegd ter Secretarie der gemeente, vanaf he den tot- dat de Commissie hare werkzaamheden bin nen de gemeente heeft volbracht; 3°. dat het uitgewerkt plan van het ge- heele werk, bedoeld in het laatste lid van artikel 12 van meergenoemde wet, voor een ieder ter inzage zal liggen ter Secretarie der Gemeente Axel. Beawaarschriften zjjn vrygesteld van het recht van Zegel. Axel, den 11 Januari 1934. De Burgemeester, BLOK. De Burgemeester der gemeente ZAAMSLAG maakt bekend: lie. dat, ter voldoening aan art. 72a, in ver band met de artt. 63 en 10 der Onteigenings wet, eene commissie uit Gedeputeerde Staten der provincie Zeeland, bijgestaan door den daar toe door het Algemeen Bestuur aangewezen deskundige en het hoofd van hot bestuur der gemeente in het gemeentehuis aldaar zitting zal houden den negen en twintigsten Januari 1934, om kwart over negen des voormiddags ten raadhuize, teneinde de bezwaren van be langhebbenden aan te hooren tegen het plan van verbetering van den weg van Zaamslag- ache veer naar Rapenburgsche tol, in de ge meenten Zaamslag, Boschkapelle en Stoppel- dgk en noodigt belanghebbenden uit om hunne bezwaren ter plaatse en ure vermeld, monde ling of schrifteiyk aan genoemde commissie mede te deelen; 60) door VICTOR BRIDGES. (Nadruk verboden.) (Vervolg.) Elke stap veroorzaakte me een hevlge pyn In myn sohouder, maar myn physleke misdre was niets, vergeleken by het bijna onduldbare gervoel van vemedering, woede en schaamte, dat myn ziel op dat oogenblik martelde. fci de bgna duivelsche knapheid, waarmee ze me In de val gelokt hadden, maakte mijn geeste- lijk lgden nog grooter. Want als die brief, dien Jimmy me gebracht had, door hen geschreven was, kenden ze de verhouding tusschen Christine en my en dan was het gevaar, waar- in zy verkeerde, minstens evengroot als het myne. Toen we de veranda bereikt hadden, ver brak de stem van Maiming de stilte. >rLeg onzen vriend maar even neer", beval h»- „We moeten zijn huissleutel hebben de boel zal wel solide afgesloten zyn". Cralll liet me met een extra zetje, om de bons niet te zaoht te maken, van zijn rug glij- den. Manning kwam naar ens toe en door aocht vlug myn zakken. ,-Aha„ daar heib lk 'm", kondigde hy aan. Meteen keerde hij zich naar de zwygende ge daante naast hem en zeide spottend: „Ge- woonweg een dramatisch moment niet, de Roda?" Ik hoorde den sleutel knarsen en even later viel een stroom van licht naar buiten. Met een geluid, dat veel van een snik had. drong de Roda zijn metgezel voorbij en strom- pekie over myn voeten als de eerste naar bin- nen. Manning haalde de schouders op. „Reken den ouden heer die onbeleefdheid maar niet 2e. dat de stukken, bedoeld in het eerste lid van art. 12 der Onteigeningswet en ter vol doening aan art. 72a in verband met de be palingen van de artt. 64 en 12 ter inzage van een ieder worden nedergelegd ter secretarie der gemeente, van Zaamslag, totdat de com missie hare werkzaamheden binnen de ge meente heeft volbracht; 3e. dat het uitgewerkte plan van het ge- heele werk, bedoeld in het laatste lid van art. 12 van meergenoemde wet, voor een ieder ter inzage zal liggen ter griffie der provincie Zeeland. Bezwaarschriften zijn vrygesteld van het recht van zegel. Zaamslag, dec llden Januari 1934. De Burgemeester voomoemd, J. DE FEIJTER Pz. Over dit interessante en ook zeker wel aan-de-orde-van-den-dag zijnde onder- werp heeft de Groningsche hoogleeraar Prof. Dr. J. de Groot een zeer lezens- waardige brochure geschreven, waaruit wij hier gaarne iets willen oververtellen. De schrijver merkt al aanstonds op, dat men uit de geschiedenis van Augustinus en Luther duidelijk kan merken, hoe moei- lijk zij het hebben gehad met dat oude boek. En in de laatste eeuwen werd het erger, en in de laatste maanden zelfs heel erg. De achttiende eeuw stond er zonder waardeering tegenover: het Oude Testa ment was voor haar een geschrift vol bij- geloof, onredelijkheid en onzedelijkheid. Schleiermacher, die van 1786—1834 leef- de, een man van groote kennis, ook in Theologicis, en wiens macht over de den- kende geesten tot op den dag van heden zeer groot is, stelde het Oude Testament zoo wat op een lijn met de beste van de andere oude godsdienstige geschriften. En na Schleiermacher is het in de negen- tiende en twintigste eeuw al moeilijker en moeilijker geworden om in den God van het Oude Testament Hem te herkennen, die in het Nieuwe Testament de Vader van den Heere Jezus Christus heet. Het is dit geeft Prof. De Groot grif toe niet gemaikkelijk om de bezwaren, die men in onzen tijd koestert, volledig te beschrijven en te peilen, omdat die be zwaren zeer verschillend van oorsprong, aard en draagkracht zijn, en omdat op den bodem daarvan menig keer allerlei fac- toren liggen, welker wezen slechts nu en dan, en bij sommigen misschien nooit tot bewustheid komt. De hoogleeraar heeft zich dan ook niet gewaagd aan een vol- ledige opsomming dier bezwaren, die hij in zijn boekje noemde, zijn bezwaren, die hem in de praktijk van het leven als de belangrijkste tegemoetgetreden zijn, in gesprekken met buitenkerkelijken, maar ook en vooral met studenten, leeraren en onderwijzers. Daar is, merkt de schrijver op, aller- eerst de zeer sterk menschvormige Gods- voorstelling, een God, die kan wandelen in den hof, die „nedervaart" om de spraak aan Dryden", zei hy. „Hij heeft de tlen laat ste jaren 't een en ander meegemaakt en dat. heeft hem 'n tikje uit zijn evenwicht ge bracht". Lachend ging hy zelf naar binnen en zon der op bevelen te wachtea, sleepte Cralll me als een zak aardappelen de kamer In en sloot de deur achter ons af. „Die boek daar is een goede plaats voor onzen gastheer", begon Manning Ironisch, met een knikje in de richting van de trap. ,,B'md hem daar stevig en netjes vast - dan heeft hij een mooi gezicht op onze werkzaamheden". Cralll heesch me overeind en ik moest machteloos toelaten, dat ik aan de trapleu- ning vastgebonden werd een bewerking, die zoo hardhandig werd uitgevoerd, dat lk al mijn zelfbeheersching noodig had, om 't niet uit te schreeuwen van de pijai. Met een wreeden glimlach om zyn dunne lippen stond Manning toe te kijken. De eene kant van zijn gezicht was nog groen-blauw en onherkecibaar opgezwollen, en ik vergat myn pyn en het hacheiyke van myn toestana in een triomfantelijk leedvermaak. „Je ziet er niet toepaald op je voordeeligst uit, Manning", begon ik. „Je hebt zeker weer een slapeloozen nacht gehad". „Zal ik 'm een klap op z'ngeven bood Craill gedienstig aan. „Dan scheidt-ie-uif met dat gezwam". Manning legde hem met een handbeweging het zwygen op. „Tegen den tyd, dat ik met u afgerekend heb, Mr. Dryden", zei hij vriendeiyk ,,zyn we quitte, dat zult u zien". Een eigenaardige uitroep van de Roda, die voor den haard op de knieen lag, onderbrak onze conversatie. ,,Je hebt gelijk, Manning!" riep hy heesch uit. ,,Je hebt gelyk, kerel. Ze zyn er. Ik zie 't nu zelf". By die woorden wees hy met een trillenden wysvinger op een kletnen knop midden in de gebeeldhouwde versiering boven de open ruim- te, een verhevenheid, die veel gelykenis ver- toonde met den gestyleerden kop van een bul- dog. Manning keek over zyn schouder achterom van hoogmoedige torenbouwers te ver- warren, die als oorlogjgod Zijn dienaren ,,de oorlogen des Heeren" laat voeren, en hen hun wraak en den toorn Gods laat koelen aan hun en Zijn vijanden. Dan zijn er hier en daar in het Oude Testament beslist lage, of althans lagere normen van zedelijkheid. Het levens- ideaal richt zich veelal meer naar de ge- wone Israelietische zede dan naar een hoogen norm van zedelijkheid. Aan de leugen van Abraham, de bedriegelijke listigheid van Rebekka en Jacob, de vreemde en woeste daden van een Simson wordt niet opzettelijk de maatstaf van een hooa zedelijk oordeel aangelegd. Heel wat bladzijden zijn voor jonge menschen ge- vaarlijk en voor tal van ouderen ergernis- wekkend. Men staat soms er van te kij ken, hoeveel moeite sommigen moeten doen om allerlei, wat ons beslist ontoe- laatbaar toeschijnt, goed te praten, terwijl het hun dan vaak nog maar heel slecht gelukt. Wordt b.v. niet welgelukzalig geprezen hij, die de kinderkens van Babel grijpen en ze aan de steenrots verplette- ren zal? (Ps. 137 9). Hoe ver staat dit af van de echte Ghristelijke ver- gevensgezindheid! Polygamie, oorlogsban, slavernij, overspel wij hebben deze woorden, zegt Prof. De Groot, slechts neer te schrijven en te denken aan som- mige passages uit het Oude Testament, om te zien, hoe het lagerstaand karakter der oude bedeeling zich aah ons opdringt. Dan zijn er (wij noemen nog lang niet alles hier op, wat de hoogleeraar heeft opgesomd) tal van wonderlijke verhalen en onmogelijke ongebeurlijkheden, zelfs met dieren, waarvan eenige langzamer- hand al te berucht zijn geworden. Hoe kan zich, vraagt men zich af, in een ernstig-gemeend boek zich iets als ,,histo- risch" aanmelden, dat geen historie kan zijn? En dan zou men zich moeten vin- den in het antieke, hopeloos verouderde wereldbeeld, dat in het Oude Testament wordt ondersteld! Staat de aarde wer- kelijk op zinken, zooals Job 9 6 zegt, en kan de zon wel „stilstaan in het midden des hemels" (Jozua 10 13)? Nog een bezwaar wilde Prof. De Groot noemen, dit, dat het Oude Testament in oorsprong een bij uitstek Israelietisch boek is. ,,Dit eene feit is tegenwoordig in sommige kringen, waarin het bewustzijn is verengd door een al te eenzijdig saam- hoorigheidsgevoel met eigen volksgenoo- ten in engeren zin en door een sterk ver- langen naar machtsherwinning, welke voldoende zijn om alle liefde, zelfs alle gevoel van waardeering voor het eerste en grootste deel van den bijbel als onge- oorloofd en noodlottig te beschouwen. Daar acht men tegenwoordig het Oude Testament verderfelijk voor ziel en lichaam, en wil het wegwerken uit de Christelijike kerk, uit de theologische op- leiding, ja, uit heel de wereld Maar de bezwaren tegen het Oude Testament, die door Jodenhaat zijn ingegeven en gevoed, mogen wij natuurlijk nooit laten gelden. Die wellen uit een troebele bron. Doch hoe staat het met al die andere en keerde zich daarop weer aaar my. ,,Een oogenblikje", excuseerde hy zich. ,,Mr. de Roda is een tikje ongeduldig." Hy ging naar den haard. De groote, ver- magerde figuur van den Zuid-Amerikaan ging op zy, om voor hem plaats te maken. „Nu zullen we eens kyken", zei hij. ,,'t Zou werkelijk buitengewoon vervelend zyn, als ik het ten slotte toch aan het verkeerde eind had". Hy pakte de verhevenheid beet, boog haar naar boven en draaide haar rond als den knop van een radio-toestel. Het resultaat was ver- rassend de heele voorkant vaQ een van de pilaren draaide geluidloos open en daarachter werd een smalle, hooge ruimte zichtbaar. Met een rauwen kreet gooide de Roda zich op zijn knieen ervoor en zocht met trillende handen de ruimte af. „Ik heb ze!" schreeuwde hij schor. „Hemel! Ik heb ze!" Byna snikkend van opwinding begon hy, by handenvol, alsof het kiezels waren, onge- slepen diamanten eruit te scheppen en ze op een hoop naast zich uit te gieten. Door zijn haast gleden ze hem tusschea de vingers door en rolden naar alle kanten weg. Manning stond het aan te kijken als een goedhartige oom het spelletje van een kind. „Wind je niet zoo op", zei hy kalmeerend. „Je weet, dat je er niet tegen kunt". Meteen riep hy Craill. Met oogen, die bijna uit hun kassen puilden, kwam zyn handlanger naar hem toe. „Ga naar de keuken", beval hy, „en zie, of je iets vinden kunt, waar we ze in kun- nen doen. Er zal wel ergena 'n groote, stevige zak of een mandje liggen en Mr. Dryden zal er wel niets op tegen hebben, dat we dat voor deze gelegenheid van hem leenen." Craill keerde zich gehoonzaam om naar de groen-saaien tusschendeur. Maar Manning heild hem door een kleine handbeweging tegen. „En dan moet ik wat petroleum hebben", ging hy op denzelfden conversatie-toon voort. „Breag alles, wat je vindt, hier naar toe en als je oude kranten ziet, breng die dan even eens mee". Toen Craill weg was, keek Manning naar Niet meer in staal nog iets te doen aan 'i vele werk, dat te wachten ligt? Dan zullen een of twee van die Nederlandtch "A|yiJERTJES» snel en zeker Uw nare hoofdpijn verdrij ven en Uw geest weer helder maken! Onschadelijk! Product '1 Zijn ideale pijn-slillers bij Zenuwpijn, Kiespijn, enz. Per 12 stuks stechts 50 cent. Gebruikt dus voortaan uitsluitendi Volgens recept van Apotheker Dumont (Ingez. Med.) bezwaren? Ze zijn zeker niet alle in ge- lijke mate te ontzenuwen. Het valt niet te ontkennen, dat Jahwe op veel plaatsen in het Oude Testament oorlogsgod is. Dit soldatengeloof moge zeer zeker histo- risch en psychologisch zijn recht van be- staan hebben, het onze mag het niet meer zijn. Wij mogen er toch ook wel eens voile aandacht aan schenken, dat Jesaja en Micha met blijdschap een tijd zagen komen, waarin men geen oorlog meer voeren zal, doch waarin zwaarden zouden worden omgeslagen tot spaden, en spie- sen tot sikkelen. De sterkte der menschen moet stilheid zijn en vertrouwen op God (Jesaja 30 15). Dat is een gansch andere opvatting dan die men vindt in veel stukken van het Oude Testament. Wie inzicht heeft gekregen in den voort- gang van de Godsopenbaring in den loop aer eeuwen, bewondert hier sterk den vooruitgang, en die zal het reeds genoem de bezwaar dus ook zeker anders gaan taxeeren dan tevoren: hij zal vooruitgang zien en opgang, en dan is- er ook noodig eerst een lager standpunt om tot het hoogere te komen. Ook moeten wij het dankbaar erkennen, dat bij de besten van Israel een veel dieper zondebesef was dan bij de andere oude cultuurvolken. Bij Israel vond alles zijn grond in de liefde tot God. 't Moge dan zoo geweest zijn, dat de algemeene prak tijk ver beneden het ideaal bleef het ideaal was er dan toch maar. Zeker vol- deed dat, wat in het Oude Testament werd geeischt, nog niet aan de hoogste normen, maar ook hier was toch opklim- ming. De Bijbel is door menschen van een bepaalden tijd voor een bepaalden tijd geschreven. Het Oude Testament is een kanaal, waardoor het levende water van Gods openbaring, met veel vergankelijk- menschelijks vermengd. tot ons is geko- men. Alleen Jezus is de ware tolk der de Roda, die over zijn hoopje kostbare dia manten als een gek zat te mummelen en daar- na slenterde hij met zijn handen in zijn zak ken op de plaats af, waar ik vastgebonden was. „En nu, Mr. Dryden", bagon hij,, ,,heb ik eenige oogenblikken voor u". We keken elkaar aan, ik onderzoekend, hij met een triomfantelijke, onmeedoogende uit- drukking in zijn harde, porseleinblauwe oogen. Nooit was ik dichter by mijn dood geweest dan op dat oogenblik. Zelfs als Bobby en Campbell op dit moment ten tooneele versche- nen, zou het, wat mijn lot betrof, geen verschil maken. Manning zou me neerschieten als een hond, ook al viel hy het volgende oogenblik zelf en m&t de absolute overtulging, dat lk verloren was, w&t er ook gabeurde, maakte de onrust van de laatste dagen plaats voor een vreemde, byna cniverschilllge kalmte. Rustig glimlachend gaf ik hem blik voor blik terug. „Voor een expert heb je geweldig lang werk om een moord te plegen, Manning!" sarde ik. Hij lachte vermaakt. ,,'t Spyt me, dat ik je moet laten wachten", was zijn ironisch ant- woord. ,,Maar nu duurt het niet lang meer... werkelyk niet parole d'honneur! maar eerst hab ik je nog 't een en ander te ver- tellen. Hij deed een stap naar me toe. ,,'t Ge- ibeurt uiterst zelden, dat ik iemand in ver trouwen neem, maar in dit geval kan ik me een uitzondering permitteeren. Iemand, die dood is, zwygt uiteraard". Ik begreep, dat zyn kansen om te onitsnap- pen elke minuut, dat hy zich de weelde om my te plagen permitteerde, minder werden. „Vooruit maar, dokter", moedigde ik hem aan. „Je conversatie is altyd geestelyk sti- muleerend geweest". Met mijn woorden en myn toon daagde ik hem uit, maar hy wist zich foewonderenswaar- dig goed te beheerschen". „In de eerste plaats", begon hy, „interes- seert het je misschien, te weten, dat 't briefje, waardoor we je zoo keurig in de val gelokt hebben door mij geschreven is". Zoo ongelooflijk als die verklaring ook klonk, toch wist ik, dat het de waarheid was. geheimenissen Gods, van Zijn wezen, Zijn oordeel en Zijn genade. Prof. De Groot komt ook op voor de canoniciteit van het Oude Testament. En wat vooral ons van beteekenis lijkt, is dit, dat hij er op wijst, dat geen enkel oud boek zoo'n diepen ernst maakt met de zonde als het Oude Testament. De vro- men in het O. T. hebben het groote af- standsbesef tusschen God en zichzelf nooit gevoeld als een drukkende last, en zoo heeft dit alles veroorzaakt, dat de Kerk der eeuwen het Oude Testament heeft ontvangen, liefgehad en bewaard als een schat, van boven gegeven. Zoo werd er dan ook eigenlijk alleen maar stille, zwijgende kritiek toegestaan. Fouten van iemand, dien wij erg liefheb- ben, verbeteren wij liefst stilzwijgend, en een ander moet het niet wagen ons er op te wijzen. Zoo is het dan ook best te begrijpen, dat de kerk alien, die oneerbie- dig of te fel met bezwaren tegen het Oude Testament voor den dag kwam, heeft ge- laakt en geschuwd. Ook denkt de Chris- telijke gemeente er in onzen tijd niet over om het Oude Testament Ios te laten. Luther zei het zoo mooi op zijn manier: hij vergeleek het Oude Testament met de kribbe en de doeken in den stal te Bethle hem, het waren zeer nietige voorwerpen, maar de groote en beste schat: Christus lag er in. BUEENROEPING VAN DE TWEEDE KAMER GEVRAAGD. De communistische Tweede Kamer-fractie heeft den voorzitter van de Tweede Kamer verzocht, de Kamer terstond in vergadering by een te willen roepen, teneinde de regeering in de gelegenheid te stellen, de Kamer in te lichten omtxent de maatregelen, die zy denkt te nemen in verband met de aaiikondiging van terreur-maatregelen door den leider van de N.S.B., ir. Mussert, in een interview met de Telegraaf en tevens over de stappen, door haar bij de Duitsche regeering gedaan om de executie van M. van der Lubbe te voorkomen en waarom deze stappen niet tot "het ge- wenschte resultaat hebben geleid. •Het in dit bericht bedoelde persgesprek is, schryft de N. R. Crt., gevoerd naar aanlei- ding van de bekende kwestie der N.S.B. en de burgerwachten. Ik heb inderdaad zoo verklaarde ir. Mus sert gezegd aan de leden van de N.S.B., die mij na Maart 1933 vroegen of zy ontslag moes- ten nemen, dat wanneer zij zich met dezetfde gevoelens bezield achtten als in het woelige jaar 1918 en zich dus nog voikomen waardig en geroepen oordeelen voor handhaving van de veiligheid en rust een plaats in de corpsen in te nemen, er nu geen redea hoegenaamd is te bedanken. Op de vraag, of de bekende manifesten te Amsterdam met zyn goedvinden waren ver- spreid, antwoordde de heer Mussert: Zij gaan uit van onze afdeeliag HI (de pro- paganda-afdeeling van de N.S.B.). Ik heb den tekst vooraf niet gelezen, maar ik onderschryf den inhoud voikomen. Heusch, niet ten on- rechte staat er onder: leider ir. A. A. Mussert. Ik kan qu op dit punt niet dieper ingaan. Als er gezegd wordt: wat brandt er morgen? „Ik maak je mijn compliment", zei ik koel- tjes. ,,Dat je een moordenaar en eta dief was wist ik, maar dat je ook in dat soort din- gen uitmuntte, is weer wat nieuws". ,,Je bent te oompluneniteus", was zyn ant- woord. ,,'t Was niets bijzonders eea vry onhandige en gemakkelyk herkenbare ver- valsching. Iemand met een greintje Intelli- gentie zou 't dadeiyk doorzien hebben". Hy haalde eea enveloppe uit zijn zak en bewoog die vlak voor mijn gezicht heen en weer. ,.Dit is het oorspronkelijk stuk", ging hy voort. „Bepaald een touchant epistel. Christine had 't aan Marie gegeven en Marie, een buiten gewoon betrouwibaar exemplaar, heeft't regel- recht naar mij gebracht. 'n Prettig s^oort dienstboden, die Fransche dames, Dryden'". E6n oogenblik was ik niet in staat antwoord te geven. Het zien van Christine's brief in de handen van dien ellendeling toracht me z<56 buiten mezelf, dat ik al mijn zelfbeheersching noodig had, om voor het uiterlyk myn kalmte te bewaren. „Ik zal 'm je maar niet voorlezen", ging hij voort. „Je zou er misschien van streek door raken en ik gun je een vredig en gelukkig- exit uit dit tranendal". Hij hield op en glim- lachte. „Waarschijnlyk stel je ook meer be- lang in mijn toekomstplannem, vooral voor zoover die Miss Roda betreffen". Hij stak dep brief in zijn zak en bekeek me met iets van duivelsche voldoening in zyn oogen. ,,Ik heb de hand kunnen leggen op een juweel van een stoomboot, Dryden. Op het oogenblik ligt ze in de haven van Rotterdam maar v65r we vierentwintig uur verder zyn hopen we Engeland al v6r achter ons ge laten te hebben". Hij keek over zijn schouder naar de Roda. die nog steeds met zijn diamanten bezig was „Voor Christine en mij", ging hij veel zach- ter voort, wordt het een reis vol romantische mogelijkiheden. Onze huwelyksreis, Dryden misschien van haar kant geen vrywillige, maar daarom voor my niet minder prettig - o, neen, integendeel!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 1